IEF 22628
20 mei 2025
Artikel

Actualiteiten Privacyrecht op donderdag 22 mei 2025 - Aanmelden nog mogelijk

 
IEF 22707
20 mei 2025
Uitspraak

Geen onderscheid tussen humaan en veterinair gebruik voor vereiste van eerste handelsvergunning van artikel 3 onder d van de ABC-verordening

 
IEF 22703
20 mei 2025
Uitspraak

Voortgezet gebruik van voormalig merk leidt tot merkinbreuk, voorzieningenrechter wijst vordering Provincie Utrecht toe

 
IEF 7380

Onafhankelijke voorvering

GvEA. 12 december 2008, zaak T-462/05, JTEKT Corp tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerkenrecht. Onterechte weigering  woordmerk IFS (motorvoetuigen e.d.). IFS (independent front suspension) is toch niet beschrijvend volgens het Gerecht, althans, dat het OHIM dat niet afdoende heeft bewezen (document zoek).

“38. In that regard, OHIM merely stated that it was logical for any specialist in mechanics, aware of the interference caused by divergent movements of the wheels, to assume that a steering or power steering system called ‘IFS’ is designed to achieve specific technical results, namely to be fitted to independent front suspension (also known as ‘IFS’) and to isolate the vibrations and strains caused by the vertical movement of the wheels as opposed to the lateral movement operated by the steering. When requested at the hearing to indicate precisely the paragraphs of the documents relied upon in the contested decision in support of the findings of the Board of Appeal that steering or power steering was designed to be compatible with independent front suspension, OHIM stated that it was unable to refer to a specific document, and referred generally to the series of documents appended to the examiner’s letter of 13 August 2004.

39. Accordingly, it is not possible to identify, from among the documents relied upon by OHIM, those which show that there is a technical link between the goods covered and independent front suspension, in the sense that those goods are designed to be compatible with such suspension. Consequently, the accuracy of that fact has not been established for the purposes of the case-law referred to in paragraph 35 above.

40. It must be concluded, therefore, that the documents on which the Board of Appeal based the contested decision do not prove, per se, that the relevant public, as defined in paragraph 31 above, would perceive the sign IFS as descriptive of one of the characteristics of the goods covered and that, in consequence, registration of the trade mark applied for would be contrary to Article 7(1)(c) of Regulation No 40/94.

42. It follows from the foregoing considerations that the plea relied on by the applicant, alleging infringement of Article 7(1)(c) of Regulation No 40/94, is well founded and that the contested decision falls to be annulled."

Lees het arrest hier.

IEF 7379

Very common forenames and surnames

Giorgie - Giorgie Beverly HillsGvEA, 10 december 2008, zaak T-228/06, Giorgio Beverly Hills tegen OHIM / WHG Westdeutsche Handelsgesellschaft mbH (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar)

Gemeenschapsmerkenrecht. Oppositieprocedure  o.g.v. ouder Duits woordmerk GIORGIO (kleding) tegen gemeenschapswoordmerkaanvrage GIORGIO BEVERLY HILLS (kleding). Gerecht vernietigt beslissing OHIM en wijst de oppositie af. "(...) In the absence of any enhanced distinctiveness through use of the earlier mark, the consumer will not infer from the use of the forename Giorgio the existence of an economic link between all the proprietors of marks containing that forename"

“28. As regards the visual similarity of the signs at issue, it must be noted that the mark applied for is three times longer than the earlier mark. Admittedly, the first component of word marks may be more likely to catch the consumer’s attention than the following components. However, that consideration cannot apply in all cases. It cannot, in any event, call into question the fact that it is necessary to take account of the overall impression given by the marks at issue when examining their similarity, since the average consumer normally perceives a mark as a whole and does not proceed to analyse its various details.

29. The same applies from the phonetic point of view, in view of the fact that the mark applied for will be pronounced in six syllables (‘gior-gio-be-ver-ly-hills’), whereas the earlier mark contains only two syllables (‘gior-gio’).

30. As regards the conceptual comparison of the conflicting signs, as was stated at paragraph 25 above, the words ‘beverly hills’ in the mark applied for refer to a particular geographical place, with which the target public is familiar, and are not descriptive of the goods concerned. Those words have a strong semantic value which, combined with that of the masculine forename Giorgio, produces a whole that is conceptually different from the earlier mark (see, to that effect, GIORGIO BEVERLY HILLS, paragraph 49).

31. Furthermore, in a business sector such as that of clothing, in which it is common to use signs consisting of forenames and surnames, and in particular Italian forenames and surnames, it may be assumed, as a general rule, that very common forenames and surnames will be used more frequently in the course of trade than unusual forenames and surnames. Accordingly, and in the absence of any enhanced distinctiveness through use of the earlier mark, the consumer will not infer from the use of the forename Giorgio the existence of an economic link between all the proprietors of marks containing that forename.

32. It follows that the similarities between the two marks in question cannot outweigh the differences between them, which create a different overall impression.

33. Accordingly, even though there is similarity between the goods covered by the conflicting marks in this case, the visual, phonetic and conceptual differences between the signs in question constitute, in particular in the light of the findings in paragraphs 30 and 31 above, sufficient grounds for holding that there is no likelihood of confusion in the mind of the relevant public (see, to that effect, GIORGIO BEVERLY HILLS, paragraph 52).

Lees het arrest hier.

IEF 7378

Conception informatique

DADAGvEA, 10 december 2008, zaak T-101/07, Dada SpA tegen OHIM / Dada Srl. (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerkenrecht. Oppositieprocedure  o.g.v. ouder Italiaans woordmerk DADA (computerontwikkeling) tegen gemeenschapsbeeldmerkaanvrage DADA (Computerprogrammering, ontwikkeling van multimediaproducten) Oppositie toegewezen.

« 46. À cet égard, il convient de souligner, comme le relèvent l’OHMI et l’intervenante, que la requérante ne conteste pas l’identité entre les services de conception informatique désignés par la marque antérieure et les services de programmation par ordinateurs visés par la marque demandée. La requérante ne conteste pas non plus la similitude entre les services de conception informatique et les services de création et de fourniture de catalogues électroniques qui permettent aux utilisateurs de voir les produits et de les acheter par le biais de sites Internet. Lors de l’audience, elle s’est bornée à invoquer l’apport créatif et artistique que requiert la création de catalogues. Toutefois, comme l’ont soutenu l’OHMI et l’intervenante lors de cette même audience, la création de catalogues multimédia demande une activité de conception informatique.

47. En outre, on ne saurait retenir l’argument de la requérante selon lequel les services d’hébergement ou de création multimédias seraient complètement différents des services de conception informatique. En effet, les activités d’hébergement et de créations multimédias requièrent habituellement une activité de conception informatique.

48. Il s’ensuit que la requérante n’a pas fourni d’éléments suffisants pour remettre en cause l’appréciation de la chambre de recours concernant l’identité ou la similitude entre les services désignés et, par conséquent, compte tenu de la similitude non contestée entre les signes concernés, le risque de confusion entre les marques en cause.’

Lees het arrest hier.

IEF 7377

Een bijzonder Chapter

Rechtbank Utrecht, 10 december 2008, KG ZA 08-1118, Sijthoff tegen Vereniging Wikimedia Nederland en Stichting Wikimedia Nederland (met dan aan Hendrik Struik en Menno Briët, CMS Derks Star Busmann)

Vordering tot verwijdering artikel van Wikipedia en bekendmaking personalia auteur afgewezen. Wikimedia Nederland c.s. heeft geen zeggenschap over de beschikbaarstelling en de inhoud van de Nederlandse versie van Wikipedia

Wikipedia is een project van Wikimedia Foundation (opgericht naar het recht van de staat Florida). Wikimedia Foundation wordt ondersteund door locale "chapters"; Vereniging Wikimedia is de Nederlandse "chapter" van Wikimedia Foundation.

Jacob H, moderator bij Wikipedia, heeft omstreeks april 2008 op de website van Wikipedia een artikel over Sijthoff geschreven. Wikipedia Nederland c.s. heeft geen gevolg gegeven aan de brief van Sijthoff waarin hij haar aansprakelijk stelt voor de door hem geleden schade wegens de, naar hij stelt, onrechtmatigheid van passages uit het artikel. In kort geding vordert Sijthoff onder meer het artikel van de website te verwijderen en bekendmaking van de personalia van auteur Jacob H.

De rechtbank is van oordeel dat, nog daargelaten wat van de gestelde onrechtmatigheid van passages uit het artikel zij, Sijthoff, in het licht van de gemotiveerde betwisting van Wikimedia Nederland c.s., onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Wikimedia Nederland c.s. zeggenschap heeft over de beschikbaarstelling en de inhoud van de Nederlandse versie van Wikipedia. Niet alleen blijkt uit de statuten van Wikimedia Nederland c.s. het tegendeel, ook uit de feitelijke gang van zaken valt dit standpunt niet zonder meer af te leiden. Niet voldoende aanemelijk is geworden dat Wikimedia Nederland c.s. zelfstandig tot verwijdering van het artikel in staat is danwel invloed kan uitoefenen op verwijdering van het artikel door Wikimedia Foundation of een andere verantwoordelijke. Tevens is niet aannemelijk gemaakt dat Wikimedia Nederland c.s. over de gegevens van Jacob H. beschikt. De vorderingen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7375

Voetbal kijken

ECVBeschikking Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 november 2008, KG RK 08/2021, Eredivisie tegen www.davinciserver.nl.

Auteursrecht. Merkenrecht. Ex parte bevel tegen inbreukmakend live-streamen van  auteursrechtelijk beschermde (live) televisieprogramma's van wedstrijden gespeeld in de Eredivisie en het gebruik door gerekwestreerde van de gecombineerde woord/beeldmerken van ECV en de Voetbalclubs op de website www.davinciserver.nl en op webfora.

“De voorzieningenrechter: beveelt Gerekwestreerde om onmiddellijk na betekening van deze beschikking, de in het lichaam van het verzoekschrift omschreven inbreuken op Gemeenschaps en Benelux beeldmerkrechten en het auteursrecht van verzoeksters, met name door gebruik van beeldmerken en openbaarmaking van (live) eredivisiewedstrijden waarvan verzoeksters rechthebbenden zijn, via de door Gerekwestreerde geëxploiteerde website www.davinciserver.nl of enige ander website, te staken en gestaakt te houden. ”

Lees de beschikking hier. Lees de rectificatie hier.

IEF 7374

Voortgangsrapportages

Uit het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen (1 en 2 december):

"The Council took note of a progress report (16006/08) from the Presidency on discussions to create a Community patent and establish an EU patent court. As regards the patent litigation system, the discussions held in the preparatory bodies enabled better coordination to be achieved between the provisions of the various jurisdiction instruments so that the Commission would be able, in due course, to propose negotiating directives on a future international agreement establishing an EU patent court. As regards the Community patent, the discussions enabled the concerns of delegations to be expressed, particularly in relation to cost issues and the language arrangements."

"The Council took note of a progress report on a proposal for a Directive amending Directive 2006/116/EC on the term of protection of copyright and related rights. It asked its preparatory bodies to continue discussions with a view to finding solutions to the questions outstanding."

Lees het hele verslag hier

IEF 7373

Ook Fred Teeven stempelt

Fred Teeven & Het Persoonlijk Stempel van de Maker

Arnoud Engelfried bericht dat kennelijk ook Fred Teeven en/of de Parlementaire werkgroep Auteurswet een IEF Persoonlijk Stempel van de Maker bezit of, wat ook goed bij het onderwerp past, zonder toestemming de foto van IEForum.nl heeft overgenomen. Ook interessant is natuurlijk dat Teeven stelt dat “op onderdelen de handhaving van de intellectuele eigendom hopeloos verouderd lijkt.” Lees Teevens blog hier. Bestelbericht Persoonlijk Stempel hier

IEF 7372

Nota van verbetering (2)

Kamerstukken II 2008/09, 31766, nr. 5H. Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten; Nota van verbetering 

"In het voorstel van wet (stuk nr. 2) worden de volgende verbeteringen aangebracht:
I In artikel I, onderdeel E, wordt in artikel 3, vierde lid, «bedoeld in het tweede lid, onderdeel c» vervangen door: bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
II In artikel I, onderdeel Q, wordt «auteursen» vervangen door: auteurs-
en.
III In de bijlage wordt «Stichting Musiopy»vervangen door: Stichting Musi©opy>"

Lees de nota hier, eerder bericht hier

IEF 7371

Aangaande de wenselijkheid van de inhouding

Herman Cohem JehoramHerman Cohen Jehoram, emeritus hoogleraar Recht van de Intellectuele Eigendom aan de Universiteit van Amsterdam: Het toezicht op collectieve beheersorganisaties en de goededoelenfondsen. (Oorspronkelijk verschenen in AMI 2008/1 ,pp. 8-13).

Op 7 november 2008 is bij de Tweede Kamer een Wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten,Kamerstukken II 2008/09, 31766, nrs 1-4 (zie: IEF 7260).
 
Het valt te verwachten dat het ontwerp ook buiten het parlement tot vele discussies aanleiding zal geven. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de rapportages die in 2005 en 2006 zijn gegeven door het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties, hieronder mede begrepen de voorstellen voor een grondige herziening van de wet op dit onderwerp uit 2003. Hierop is een voorontwerp van wet van het Ministerie van Justitie gevolgd, en een brede discussie waarin vooral de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland zich duchtig geroerd hebben, met onder meer een paradoxaal pleidooi voor prijsbeheersing in de vrije markt.

Nader wordt ingegaan op één specifiek onderwerp uit het Jaarverslag 2006 van het College van Toezicht, waar uiterst voorzichtige twijfel wordt geuit aangaande de wenselijkheid van de inhouding van voornamelijk buitenlandse auteursrechtroyalty’s ten bate van nationale sociale en culturele fondsen, de goededoelenfondsen of gdf’s. De auteur tracht deze twijfel van het College van Toezicht aan te wakkeren.

Lees het volledige artikel hier

IEF 7370

De maatman in het merkenrecht

Paul van der KooijP.A.C.E. van der Kooij, Universiteit Leiden: De maatman in het merkenrecht. (Eerder gepubliceerd in A.G.Castermans e.a.(red.), De maatman in het burgerlijk recht, Kluwer 2008, p.283-296. Deze bundel verscheen  als BW Krant Jaarboek (BWKJ) nr.24, in de Leidse Meijers-reeks).

"Het fenomeen van de maatman speelt op vele terreinen van het recht een belangrijke rol, en het intellectuele eigendomsrecht vormt daarop geen uitzondering. Op tal van plaatsen in de wetgeving, en in allerlei varianten, figureert het publiek als voorname, en dikwijls onmisbare toetssteen voor de rechter die niet alleen ten aanzien van de geldigheid ván, maar ook in gevallen van vermeende inbreuk óp intellectuele eigendomsrechten knopen moet doorhakken.

In het onderstaande sta ik eerst kort stil bij de rol van het publiek op een aantal deelterreinen van de intellectuele eigendom, en in het bijzonder bij diens rol in het merkenrecht (par. 2). Vervolgens besteed ik enige aandacht aan de vraag of de opvattingen van de maatman op dit terrein door middel van marktonderzoek of deskundigenbericht op betrouwbare wijze kunnen worden vastgesteld (par. 3).

Het standpunt van de rechter met betrekking tot de toelaatbaarheid en het nut van met name marktonderzoek in merkenzaken komt daarna ter sprake, met vooral aandacht voor de opvattingen op dit punt van het Hof van Justitie van de EG."

Lees het gehele artikel hier.