Tricks of the trade
Rechtbank Utrecht 21 september HA ZA 10-1860 (1-2-3 Huis B.V. tegen Ballast Nedam)Met dank aan Paul Reeskamp, Klos Morel vos Schaap.
Stukgelopen samenwerking. Know how. Geheimhouding. 1-2-3 Huis houdt zich bezig met zogenaamde 'prefab huizen'. Ballast Nedam heeft interesse geuit en heeft geheimhoudingsverklaring ondertekend, tijdens een bezoek aan 1-2-3 Huis fabriek heeft een medewerker foto's genomen. Het aanbod van 1-2-3 Huis is afgewezen, en de gemaakte foto's gevorderd en teruggekregen. Iets later is een artikel verschenen met titel "Ballast Nedam bouwt IQ-woning" waaruit blijkt dat Ballast Nedam prefab woningen produceert onder de naam iQwoning.
Beroep op geheimhoudingsverklaring dat ziet op zowel bouwtechnische als financiële informatie wordt afgewezen, omdat
"diverse onderdelen van het prefab-systeem van 1-2-3 Huis voor derden kenbaar zijn uit openbaar toegankelijke informatie:
- de aan 1-2-3 Huis verleende octrooien,
- de door 1-2-3 Huis zelf op haar website en in kranten openbaar gemaakte informatie,
- het vanaf de openbare weg volgen van het bouwproces van 1-2-3 Huis.Uit de octrooien en de door 1-2-3 Huis zelf openbaar gemaakte informatie zijn zowel de algemene aspecten als diverse details van het bouwconcept van 1-2-3 Huis af te leiden. De rechtbank wijst in dit verban onder meer op de door Ballast Nedam en Ballast Nedam Ontwikkeling overlegde tekst, foto's en video's van de website 1-2-3 Huis en de publicaties in de media." (r.o. 4.12)
en de vordering betreft de financiële informatie over haar bouwconcept is onvoldoende onderbouwt. Overige wanprestatie en onrechtmatige daadsvorderingen worden afgewezen. 1-2-3 Huis wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.
4.17 voor zover de verklaring van 1-2-3 Huis ter comparitie dat het Ballast Nedam Ontwikkeling met name te doen was om de 'tricks of the trade', ziet op meer dan de (vertrouwelijke) bouwtechnische en financiële informatie over het bouwconcept van 1-2-3 Huis, heeft zij onvoldoende onderbouwd welke andere informatie dit dan betreft en op basis waarvan Ballast Nedam Ontwikkeling heeft moeten begrijpen dat die 'andere informatie' ook onder de geheimhoudingsverklaring was begrepen.
Meer informatie: www.iq-woning.nl
In dit 'grijze gebied'
Rechtbank Amsterdam 21 september 2011, LJN BV3653 (Talpa tegen Endemol), grosse HA ZA 10-3366Met dank aan Paul Reeskamp & Laura van Gijn, Klos Morel Vos Schaap
Contractrecht inzake tv-formats. Samenwerking inzake beoogde productie en exploitatie van televisieformats in een aantal landen, vastgelegd in een Creative Cooperation Agreement (CCA). De samenwerking kwam niet tot stand en ter beëindiging en ontvlechting van de relatie zijn een Settlement Agreement (SA) en een IP Agreement (IPA) overeengekomen.
Er hebben pitches plaatsgevonden bij Franse omroep TF-1 omtrent het door Endemol gecreërde format "Love is Blind", gelijkend op "Dating in the Dark", waarmee het inmiddels zesvoudig uitgezonden Franse programma "L'Amour est Aveugle" overeenstemming vertoont.
Verklaring van recht wordt gegeven (r.o. 4.1-4.10). Er wordt geen auteursrechtelijk betwistingsverbod opgelegd, er bestaat geen rechtsregel die dergelijk verbod kan dragen. (r.o. 4.11). Geen exploitatieverbod, omdat vordering ruim is geformuleerd en het zo kan zijn dat een bewerking van DITD in dit 'grijze gebied' komt (4.12). Geen ongedaanmakingsbevel, noch instructie bevel aan dochters, noch rekening en verantwoording noch schadevergoeding of dwangsommen.
Proceskosten ex liquidatietarief, nu in de SA geen bepalingen staan die wijzen op voorkomen van inbreuk op auteursrechten, maar slechts vermeld dat Endemol geen recht heeft op content (formats) en dat de exploitatie zonder licentie verboden is (geen 1019h Rv)
In reconventie worden vorderingen afgewezen, aangezien de vorderingen voor 50% een auteursrechtelijke grondslag hebben en voor de rest wordt aansluiting gezocht bij IE-indicatietarieven.
5.1. Verklaart voor recht dat Endemol B.V. en/of Endemol International B.V. jegens Talpa toerekenbaar te kort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen onder de SA door te bevorderen, althans door niet te beletten, dat Endemol Frankrijk en Secret Prod ten behoeve van de Franse omroep TF-1 het programma hebben geproduceerd.
Lees het vonnis hier (LJN BV3653, schone pdf, grosse HA ZA 10-3366)
In zijn geheel is het een reclame-leus
Gerecht EU 22 september 2011, zaak T-251/08 (Vion tegen OHIM (PASSION FOR BETTER FOOD)
Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Onderzoeker wijst aanvraag af, Kamer van Beroep verwerpt het beroep: beroep ingesteld, want het aangevraagde merk PASSION FOR BETTER FOOD zou ex 7(1)(b) 40/94 voldoende onderscheidend vermogen hebben.
Gerecht EU meent dat de abstracte bewoording van deze reclameleus, want dat is het, geen onderscheidend vermogen toekomt, de commerciële herkomst van de waren valt niet te identificeren. Klacht wordt afgewezen.
28 Hieraus folgt, dass es das in Rede stehende Zeichen nicht ermöglicht, die betriebliche Herkunft der Waren zu identifizieren. Die Beschwerdekammer ist somit ohne Beurteilungsfehler zu der Auffassung gelangt, dass dieses Zeichen in seiner Gesamtheit ein Werbeslogan ist, der keine Unterscheidungskraft im Sinne von Art. 7 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 hat.
27 Die abstrakte Bedeutung des in Rede stehenden Werbeslogans enthält für die betreffenden englischsprachigen Verkehrskreise aber nicht ohne Weiteres einen Hinweis auf die betriebliche Herkunft oder die Bestimmung dieser Waren, was für die Feststellung ausreicht, dass das angemeldete Zeichen keine Unterscheidungskraft hat (siehe oben, Randnr. 14). Da die maßgeblichen Verkehrskreise einem Zeichen, das ihnen nicht ohne Weiteres einen solchen Hinweis gibt, sondern vielmehr eine ausschließlich werbende und abstrakte Information enthält, nur geringe Aufmerksamkeit widmen, ist es wenig wahrscheinlich, dass sie sich im vorliegenden Fall die Mühe machen werden, die unterschiedlichen möglichen Funktionen des in Rede stehenden abstrakten Werbeslogans zu suchen. Außerdem ist das angemeldete Zeichen seiner Form nach ein klassischer Slogan, der keine Bestandteile enthält, die es über seine werbende Bedeutung hinaus dem betreffenden Durchschnittsverbraucher ermöglichen könnten, sich das Zeichen ohne Weiteres und unmittelbar als unterscheidungskräftige Marke für die bezeichneten Waren einzuprägen (vgl. in diesem Sinne Urteile Audi/HABM, Randnrn. 44, 45 und 56 bis 59, REAL PEOPLE, REAL SOLUTIONS, Randnrn. 28 und 29, und LIVE RICHLY, Randnr. 85).
Considered cumulatively
Gerecht EU 22 september 2011, zaak T-501/08 (NEC Display Solutions Europe tegen OHIM / C More Entertainment (see more))
Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure op grond van ouder nationaal woordmerk CMORE (o.m. klasse 9, 16, 35, 38 opnemen beeld en geluid, spellen, telecommunicatie, reclame) tegen aanvrage van het (gecombineerde woord/)beeldmerk see more voor waren van klasse 9 (o.a. computers). Relatieve weigeringsgrond: verwarringsgevaar. Zonder het beschrijvend karakter van CMORE te toetsen, kan, bij een geval van een zwak onderscheidend karakter van een merk, overeenstemmende waren of diensten een rol spelen. Cumulatief zijn overeenstemmende waren en, in deze zaak, de graad van overeenstemming tussen merken is voldoende voor vaststellen van verwarringsgevaar.
57 Without examining the question whether the sign CMORE is descriptive for the relevant public, the Court notes that even in a case involving a mark of weak distinctive character there may be a likelihood of confusion on account, in particular, of a similarity between the signs and between the goods or services covered (see Case T‑134/06 Xentral v OHIM – Pages jaunes (PAGESJAUNES.COM) [2007] ECR II‑5213, paragraph 70 and case-law cited). Although the distinctive character of the earlier mark must be taken into account when assessing the likelihood of confusion, it is only one factor among others involved in that assessment (see, to that effect, Limoncello della Costiera Amalfitana shaker, paragraph 56 and case-law cited).
58 Furthermore, the degree of similarity between the goods covered by the marks at issue in this case and the degree of similarity between those marks, considered cumulatively, are sufficiently high to be able to conclude that there is a likelihood of confusion, irrespective of the degree of distinctiveness of the earlier mark.
BBIE serie september 2011
Merkenrecht. We beperken ons voortaan tot een maandelijks overzicht. Vandaag heeft het BBIE een serie oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard zijn om door te nemen.
15-09-2011 | GRAMMY | GRANNY AWARDS | Toegew. | nl |
| ||
13-09-2011 | MIRENA | MylenaMylan | Afgew. | fr |
| ||
08-09-2011 | I SLIM | ISOSLIM | Afgew. | fr |
| ||
30-08-2011 | MELTY | MELTA | Afgew. | nl |
Tipt u de redactie? redactie@ie-forum.nl
Beoordeling van de onverenigbaarheid
Rechtbank 's-Gravenhage 25 augustus 2011, LJN BT2370 (Witsenburg Natural Product B.V. tegen Ojibwa Deroeck B.V.B.A.)
Auteursrecht met internationaal element betreft uitvoerbaarheid. Betreft gestelde inbreuk door Ojibwa op auteursrechten op Nederlandse vertaling van het Engelse boek "Fats that heal, fats that kill" (Heilzame vetten, dodende vetten). Diverse tegengestelde voorlopige maatregelen gevorderd en gekregen in Nederland en België.
De beslissing in een hoofdzaak kan afwijken van, of tegenstrijdig zijn met, de beslissing in een kortgedingprocedure. De bodemrechter is niet gebonden aan het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter.
Samenvatting van procedures (redactie houdt zich aanbevolen voor toezending):
Vzr. Rechtbank Middelburg 1 juli 2003: afwijzing gevorderde
Hof 's-Gravenhage 29 september 2005 (tussenarrest): vernietiging en verboden inbreuk
Beschikking beslagrechter Dendermonde 6 januari 2006: beslag
Hof 's-Gravenhage 21 februari 2008 (eindarrest): opgave van verkoop met dwangsom
Rechtbank van eerste aanleg Dendermonde 10 oktober 2008: vorderingen afgewezen, tegenvordering toegewezen: staken van negatieve publiciteit en opheffing van beslag
Hof van Beroep Gent 3 mei 2010: bevestiging en verbod negatieve publiciteit wordt vervangen door verbod om Ojibwa slecht te maken, schadevergoeding wegens onrechtmatig beslag.
Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 23 december 2010: verlof tenuitvoerlegging van rechtbank van eerste aanleg Dendermonde en hof van beroep Gent.
Verzet tegen verleend verlof tot tenuitvoerlegging. Art. 43 en 45 EEX en 257 Rv. Geen onverenigbaarheid tussen in Nederland uitgesproken vonnis in kort geding en in België uitgesproken bodemzaak. Uit r.o. 4.7: In de onderhavige zaak tussen verzoekster en Ojibwa staat echter een kortgedingvonnis (voorlopige voorziening) tegenover een vonnis in een bodemzaak, waarbij de uitspraak van de bodemrechter steeds prevaleert. Verzoekster wordt veroordeeld in proceskosten.
4.3.Artikel 45, eerste lid, van de EEX-verordening bepaalt dat de verklaring van uitvoerbaarheid door het gerecht dat oordeelt over het ingestelde rechtsmiddel slechts op een van de in de artikelen 34 en 35 genoemde gronden wordt geweigerd of ingetrokken. [verzoekster] beroept zich op de grond van artikel 34, derde lid (onverenigbaarheid).
4.5.Artikel 257 Rv bepaalt dat de beslissing in kort geding geen nadeel mag toebrengen aan het bodemgeschil. Dit houdt in dat de bodemrechter het geschil dient te beslissen zonder zich iets aan te trekken van de voorlopige voorziening. Hieruit volgt dat de beslissing in de bodemzaak kan afwijken van de beslissing in kort geding in dezelfde zaak tussen dezelfde partijen.
4.6.Voor de beoordeling van de onverenigbaarheid van de Belgische en Nederlandse uitspraken moet worden nagegaan of die beslissingen rechtsgevolgen hebben die elkaar uitsluiten. Uit het voorgaande volgt dat die situatie zich hier niet voordoet, zodat de Belgische uitspraken in de bodemprocedure niet gezien kunnen worden als onverenigbaar met de in Nederland gegeven uitspraken in kort geding.
4.7. [verzoekster] heeft nog verwezen naar een uitspraak van het EG-Hof van Justitie van 6 juni 2002 in de zaak Italian Leather / Weco [red. link toegevoegd]. In die uitspraak wordt in alinea 41 overwogen dat het weinig ter zake doet of de betrokken beslissingen zijn gegeven in het kader van een kort geding dan wel van een bodemprocedure en dat beslissingen in kort geding, evenals de andere betrokken beslissingen, aan de regels inzake onverenigbaarheid zijn onderworpen. In het arrest wordt vervolgens geconcludeerd dat een buitenlandse beslissing in kort geding waarbij een schuldenaar wordt gelast bepaalde handelingen achterwege te laten, onverenigbaar is met een beslissing in kort geding in de aangezochte staat tussen dezelfde partijen waarbij het treffen van een dergelijke maatregel wordt geweigerd. Die uitspraak heeft dus enkel betrekking op kortgedingvonnissen, waarvan de rechtsgevolgen tegenstrijdig kunnen zijn. In de onderhavige zaak tussen [verzoekster] en Ojibwa staat echter een kortgedingvonnis (voorlopige voorziening) tegenover een vonnis in een bodemzaak, waarbij de uitspraak van de bodemrechter steeds prevaleert.
4.8.Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen, met veroordeling van [verzoekster] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure.
Auteursrecht en E-books
Vrijdag 14 oktober 2011 vindt de VvA Ledenvergadering plaats, waar het wetenschappelijke programma in het teken staat van: Auteursrecht en E-books. Locatie: KNAW, Het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29 in Amsterdam
Het wetenschappelijke deel van de vergadering van vrijdag 14 oktober a.s. is gewijd aan het E-Book. Welke auteursrechtelijke implicaties spelen er? Wat betekent deze nieuwe door technologische ontwikkeling ontstane nieuwe exploitatiewijze voor auteurs, uitgevers en bibliotheken?
Verschillende aspecten rondom E- Books worden door diverse sprekers vanuit verschillende invalshoeken belicht. Ruimte aandacht is er dit keer voor de praktijk en de spelers; wat doen de bibliotheken ? Welke initiatieven zijn er vanuit uitgevers en auteurs ?
Het programma:
14.00-14.10 | Mw. mr dr. J.M.B. Seignette (Höcker Advocaten, voorzitter VvA) |
14.10-14.40 | mr Chr.A. Alberdingk Thijm (SOLV en docent IvIR), |
14:40-15:10 | mr E.E. Wybenga (schrijver, columnist, reclamestrateeg) |
15.10-15.35 | Pauze |
15.35-16.00 | mr M. Laan (adviseur digitale content/e-books Bibliotheek.nl), |
16.00-17.00 | Paneldiscussie o.a. aan de hand van vragen uit de zaal (alle sprekers onder |
17.00 uur | Borrel |
Lees de uitnodiging hier.
De benaming "opdrachtbevestiging'
Kantonrechter Rechtbank Leeuwarden 9 september 2011, LJN BT2369 (Dutch Windmill Publishers C.V. tegen Maaltijdservice Noord)
Als randvermelding met een herinnering aan KvK-factuurzaken. Misleiding. Verspreiding kleurplaten met advertentie en logo's.
Overeenkomst tot plaatsing van advertentie op kleurplaten en kinderpuzzels die vervolgens worden verspreid. Weliswaar wordt bij de waarschuwing op de website van MMP en op www.kindenziekenhuis.net DWP genoemd als één van de bedrijven die de naam van MMP misbruikt en doet alsof ze het knutselboek "Kind en Ziekenhuis" uitgeeft, maar bij gebreke van nadere concrete informatie, kan de kantonrechter hier niet de conclusie aan verbinden dat DWP zich hier inderdaad schuldig aan maakt. Vooralsnog blijft het de verklaring van DWP tegenover die van MSNoord.
De wijze waarop offerte wordt uitgebracht en wijze waarop tarieven kenbaar worden gemaakt misleidend: Offerte met de benaming "opdrachtbevestiging" wordt de indruk gewekt dat er reeds een overeenkomst tot stand is gekomen. Echter MSNoord had zich ervan te vergewissen waarvoor zij haar akkoord gaf. Echter nu niet is gebleken dat verspreiding daadwerkelijke is geschiedt, rust op MSNoord geen betalingsverplichting.
5.2. Voorts overweegt de kantonrechter dat de wijze waarop DWP haar offerte uitbrengt als misleidend kan worden gekwalificeerd. Een offerte behoort immers een aanbod te zijn, dat al dan niet aanvaard kan worden. Met de benaming "opdrachtbevestiging' wordt echter de indruk gewekt dat er reeds een overeenkomst tot stand gekomen is, die nog slechts bevestigd hoeft te worden.
Daarnaast zijn ook de wijze waarop DWP in haar opdrachtbevestiging de tarieven kenbaar maakt als misleidend aan te merken. Enerzijds omdat de prijs kennelijk nog dient te worden vermeerderd met een tweetal toeslagen, waarvan één niet in een bedrag is uitgedrukt, maar in een percentage. Alle prijzen/toeslagen staan ook niet bij elkaar vermeld. Anderzijds omdat nergens uit blijkt dat de genoemde tarieven het bedrag per verspreiding is, zoals door DWP gesteld. MSNoord mocht er naar het oordeel van de kantonrechter vanuit gaan dat de vermelde tarieven betrekking hadden op het totaal van de aangeboden zes verspreidingen.
Daarnaast kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat DWP opzettelijk de werkwijze hanteert van twee afzonderlijke opdrachtbevestigingen met een tussenpoos van ongeveer twee weken, waarbij in de eerste opdrachtbevestiging een fout in de advertentie zit. De kantonrechter verwijst in dat verband naar de door MSNoord overgelegde stukken van de firma Meton. Ook in die advertentie stond eenzelfde fout (verwisseling van de letters van de postcode) in de advertentietekst. De kantonrechter sluit niet uit dat DWP met deze handelwijze probeert te bewerkstelligen dat de opdrachtgever met de ontvangstbevestiging voor de tweede opdracht in de veronderstelling verkeert akkoord te verlenen voor de eerste gecorrigeerde opdracht. DWP heeft dit ook niet betwist. DWP heeft er geen verklaring voor gegeven waarom zij niet voor beide producten gelijktijdig een opdrachtbevestiging verstuurt.
Dat DWP ten opzichte van MSNoord gebruik heeft gemaakt van het logo van Oxfam Novib is niet gebleken, zodat dit in het onderhavige geval geen rol kan spelen.
5.3. Een en ander laat echter onverlet dat het op de weg van MSNoord had gelegen om zich ervan te vergewissen waarvoor zij haar akkoord gaf. Daartoe had MSNoord de opdrachtbevestigingen nauwkeuriger moeten lezen en er niet blindelings op mogen vertrouwen dat zij hiermee instemde met een advertentie in het kleurboek "Kind en Ziekenhuis". Voor zover MSNoord al gedwaald heeft, dient deze dwaling naar het oordeel van de kantonrechter voor haar rekening te blijven.
5.4. De kantonrechter is echter van oordeel dat op MSNoord geen betalingsverplichting rust, nu DWP, ondanks de gemotiveerde betwisting van de zijde van MSNoord, niet heeft aangetoond dat zij voldaan heeft aan haar verplichting tot verspreiding van de kleur- en puzzelplaten. DWP heeft in dat kader immers slechts een lijst met zes namen van fysiotherapiepraktijken in de omgeving van Menaam overgelegd. Uit niets blijkt echter dat zij de door haar bedoelde kleur- en puzzelplaten ook onder deze praktijken heeft verspreid en zo ja, in welke oplages dit is geschied. MSNoord daarentegen heeft gemotiveerd aangevoerd dat uit navraag bij de door DWP opgegeven adressen is gebleken dat de gestelde levering van de kleur- en puzzelplaten niet heeft plaatsgevonden. DWP heeft hier niet meer op gereageerd.
5.5. Op grond van het bovenstaande zal de kantonrechter de vordering van DWP afwijzen en de vordering van MSNoord tot terugbetaling van het bedrag ad € 2.160,56 toewijzen.
Het illegaal afluisteren
Rechtbank 's-Hertogenbosch 20 september 2011, LJN BT1882 (BNN afluisteren)
Als randvermelding. Strafrecht. Mediarecht. Rechtspraak.nl: Verdachte, een publieke omroepvereniging, reikt een presentator van RTL-Boulevard een verzonnen prijs uit in de vorm van een beeldje. In dat beeldje wordt opnameapparatuur geplaatst, waarmee gesprekken die de presentator buiten zijn woning voert, worden opgenomen. Verdachte wil de opnames uitzenden in een satirisch t.v-programma. Doel is volgens verdachte de privacyschending in de roddeljournalistiek kritisch te belichten. De directie geeft toestemming voor de heimelijke opnames. Enkele dagen na de overhandiging van het beeldje wordt de presentator met de opnames geconfronteerd. Hij weigert toestemming de opnames te gebruiken voor het tv-programma. Ze worden daarna ook niet publiek gemaakt.
De rechtbank verwerpt het verweer dat strafvervolging in strijd is met artikel 10 van het EVRM. In dit geval dient de eerbiediging van het recht van privacy (artikel 8 van het EVRM) zwaarder te wegen dan het recht van vrije nieuwsgaring (artikel 10 van het EVRM). De heimelijke opnames waren niet bedoeld om een ernstige maatschappelijke misstand te signaleren. Er is ook niet voldaan aan het subsidiariteitsvereiste: om het beoogde doel te bereiken waren er alternatieven voorhanden, waarbij de privacy van de presentator niet zou worden geschonden. De rechtbank legt verdachte een geldboete op van 2500 euro en €750 immateriële schadevergoeding.
In een reactie van BNN: “Verrassend en erg grappig dat Verlinde er zo hard en zo lang voor heeft gestreden om de privacy van BN’ers te beschermen, terwijl juist hij degene is die zich schuldig maakte aan het uitzenden van stiekeme filmpjes en beelden van bewakingscamera’s. Goed nieuws dat de rechter nu heeft bepaald dat dit soort praktijken tot het verleden behoort. Natuurlijk hebben wij de wet overtreden, maar in dit geval heiligt het doel de middelen.”
De Alberttape: VOC (YouTube)
BRON: Rechtspraak.nl en MediaReport
Doorzending
HvJ EU 22 september 2011, gevoegde zaken C-244/10 en C-245/10 (Mesopotamia Broadcast A-S METC en Roj TV A-S tegen Bondsrepubliek Duitsland) - persbericht
Prejudiciële vraag van het Bundesverwaltungsgericht, Duitsland
Als randvermelding. Televisieomroepactiviteiten. Mogelijkheid voor lidstaat om op zijn grondgebied activiteit van in andere lidstaat gevestigde televisieomroeporganisatie te verbieden. Grond ontleend aan handelen in strijd met bevordering van begrip tussen volkeren, Richtlijn 89/552/EEG. Duitsland kan, op zijn grondgebied, niet doorzending van tv-programma's in het Koerdisch verbieden die worden uitgezonden door Roj TV in Denemarken.
[Valt], en zo ja onder welke voorwaarden, de toepassing van een nationale wettelijke bepaling krachtens welke een vereniging kan worden verboden wegens handelen in strijd met de bevordering van het begrip tussen de volkeren, binnen het gebied dat is gecoördineerd door [de richtlijn] en [is] deze toepassing daarom op grond van artikel 2 bis van de richtlijn uitgesloten?
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:
Artikel 22 bis van richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997, moet aldus worden uitgelegd dat omstandigheden zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn, waarop een nationale rechtsregel van toepassing is op grond waarvan het verboden is te handelen in strijd met de bevordering van het begrip tussen de volkeren, moeten worden geacht te vallen onder het begrip „aansporing tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit”. Dit artikel staat er niet aan in de weg dat een lidstaat krachtens een algemene wettelijke regeling, zoals de wet op het publieke verenigingsrecht (Gesetz zur Regelung des öffentlichen Vereinsrechts) van 5 augustus 1964, zoals gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 21 december 2007, maatregelen vaststelt ten aanzien van een in een andere lidstaat gevestigde televisieomroeporganisatie, en daarbij als reden aanvoert dat de activiteiten en de doelstellingen van deze organisatie in strijd zijn met het verbod van handelen in strijd met de bevordering van het begrip tussen de volkeren, mits deze maatregelen geen beletsel vormen voor het eigenlijke doorgeven op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst van de televisie-uitzendingen welke die organisatie vanuit de andere lidstaat verricht, hetgeen door de nationale rechter moet worden nagegaan.