IEF 22549
18 februari 2025
Uitspraak

HvJ EU: Huawei/ZTE

 
IEF 22547
18 februari 2025
Uitspraak

Rechtbank verklaart merk 'DELOREAN EU' nietig en verbiedt gebruik DeLorean-tekens

 
IEF 22543
18 februari 2025
Artikel

Tien boeken gratis beschikbaar in ‘Information Law Series’

 
IEF 22549

HvJ EU: Huawei/ZTE

HvJ EU 16 jul 2015, IEF 22549; ECLI:EU:C:2015:477 (Huawei/ZTE), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-huawei-zte

HvJ EU 15 juli 2015, IEF 22549; ECLI:EU:C:2015:477 (Huawei/ZTE)

Onderwerp:
FRAND-voorwaarden.

Feiten:
Huawei heeft een octrooi op een werkwijze die een standaard is. Daarom is Huawei een verbintenis aangegaan om aan derden licenties te verlenen onder FRAND-voorwaarden. De prejudiciële vragen zien op uitlegging van het spanningsveld van de FRAND-voorwaarden en misbruik van macht.

Rechtsregel (dictum):
De verbintenis om licenties te verlenen onder FRAND- voorwaarden schept een verwachting bij derden. De weigering van het verlenen kan misbruik van machtspositie opleveren. Daarentegen dient een vermeend inbreukmaker ofwel van het aanbod gebruik te maken, of met een concreet tegenaanbod te komen dat aan de voorwaarden voldoet.

IEF 22547

Rechtbank verklaart merk 'DELOREAN EU' nietig en verbiedt gebruik DeLorean-tekens

Rechtbank Den Haag 29 jan 2025, IEF 22547; ECLI:NL:RBDHA:2025:1179 (DELOREAN MOTOR COMPANY tegen naam 1, bedrijfsnaam 2 B.V), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-verklaart-merk-delorean-eu-nietig-en-verbiedt-gebruik-delorean-tekens

Rb. Den Haag 29 januari 2025, IEF 22547; ECLI:NL:RBDHA:2025:1179 (Delorean Motor Company tegen naam 1). Deze zaak betreft een geschil tussen DeLorean Motor Company (DMC) en naam 1 c.s., waarin DMC vordert dat de rechtbank inbreuken op haar intellectuele eigendomsrechten vaststelt. DMC stelt dat naam 1 c.s. inbreuk maakt op haar DMC-woordmerken, handelsnaam en auteursrechten door onder andere het gebruik van het merk "DeLorean" en door foto's van DeLorean-voertuigen zonder toestemming te gebruiken. Ook vordert DMC schadevergoeding voor deze inbreuken. De rechtbank begint met het vaststellen van haar bevoegdheid en oordeelt dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van DMC die zijn gebaseerd op de merkregistraties van DMC, waaronder de Beneluxmerken en de EU-merken. Ten aanzien van de vorderingen die voortvloeien uit de franchiseovereenkomst wordt echter geoordeeld dat de rechtbank niet bevoegd is, omdat de overeenkomst een forumkeuzebeding bevat waarin expliciet is gekozen voor de rechtbanken in Harris County, Texas. DMC vordert in de eerste plaats de nietigverklaring van het merk van naam 1 en de overdracht van het merk aan DMC. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een onbetrouwbare gemachtigde, aangezien naam 1 geen onterecht merkdepot heeft verricht. De rechtbank wijst de vordering tot nietigverklaring van het merk van naam 1 echter toe op basis van verwarringsgevaar. De rechtbank overweegt dat het merk van naam 1, gezien de gelijkenis met de DMC-merkregistraties, verwarring kan veroorzaken bij het relevante publiek, ondanks de argumenten van naam 1 dat het publiek het verschil zou herkennen.

IEF 22543

Tien boeken gratis beschikbaar in ‘Information Law Series’

Na het succesvolle lancering van het Information Law Series Archief in september 2024, zijn er nu nog eens tien delen gratis online beschikbaar gesteld op de website van het IViR.

Hieronder vallen baanbrekende proefschriften van Martin Senftleben (over auteursrecht en de driestappentoets), Natali Helberger (over regulering van voorwaardelijke toegang), Mireille van Eechoud (over toepasselijk recht in auteursrecht) en Ashwin van Rooijen (over softwareauteursrecht en mededingingsrecht).

Andere delen die online beschikbaar zijn gemaakt, omvatten twee uitgebreide essaybundels die de relatie tussen auteursrecht en het publieke domein onderzoeken: The Commodification of Information (over de ‘verpropertijking’ van informatie) en het tegenhanger The Future of the Public Domain (over commons in het informatierecht).

IEF 22546

Fenix moet gebruik van tekens die overeenstemmen met het beeldmerk van IB.ECO staken in Nederland

Rechtbank Limburg 6 feb 2025, IEF 22546; ECLI:NL:RBLIM:2025:1049 (IB.ECO tegen Fenix), https://ie-forum.nl/artikelen/fenix-moet-gebruik-van-tekens-die-overeenstemmen-met-het-beeldmerk-van-ib-eco-staken-in-nederland

Rb. Limburg 6 februari 2025, IEF 22546; ECLI:NL:RBLIM:2025:1049 (IB.ECO tegen Fenix). IB.ECO, een handelaar in plantenvoedingsproducten, is eigenaar van verschillende merkregistraties voor het merk "APTUS", ingeschreven in 2015 bij het BOIP, EUIPO en IPI, voor producten in klassen 1, 31 en 35. Fenix, een voormalige afnemer van IB.ECO’s distributeur Ferna Trade GmbH, verkoopt nu plantenvoedingsproducten onder de naam "Artos" via een webshop. IB.ECO heeft Fenix per brief van 3 september 2024 gesommeerd om het gebruik van het Artos-teken te staken, de producten uit de handel te halen, vernietigen en verkoopfacturen over te leggen, omdat zij dit als inbreukmakend beschouwt. Fenix heeft niet gereageerd op deze sommatie. IB.ECO vordert dat Fenix onmiddellijk stopt met het gebruik van het Artos-teken en alle inbreukmakende producten vernietigt, onder dreiging van hoge dwangsommen, en eist ook een overzicht van verkoopfacturen en vergoeding van proceskosten. Fenix verzet zich tegen deze vorderingen. 

IEF 22545

Verwijderen van identificatienummers van drankflessen doet geen noemenswaardige afbreuk aan merken

Antilliaanse Gerechten 20 dec 2024, IEF 22545; ECLI:NL:OGEABES:2024:130 (Hennessy, MHCS & Polmos tegen Herrera & Zhung Kong), https://ie-forum.nl/artikelen/verwijderen-van-identificatienummers-van-drankflessen-doet-geen-noemenswaardige-afbreuk-aan-merken

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 20 november 2024, IEF 22545; ECLI:NL:OGEABES:2024:130 (Hennessy, MHCS & Polmos tegen Herrera & Zhung Kong). Hennessy, MHCS en Polmos (hierna: eiseressen) zijn allemaal betrokken bij de productie en distributie van alcoholhoudende dranken en hebben merkrechten op hun producten. Herrera en Zhung Kong (hierna: gedaagden) zijn distributeurs en verkopers van alcoholhoudende dranken op Bonaire. De gedaagden verkochten flessen drank van de merken van eiseressen zonder de originele identificatienummers. Deze nummers zijn essentieel voor de traceerbaarheid en authenticiteit van de producten. Eiseressen stelden dat dit de integriteit van hun producten aantastte en de merkrechten schond. De gedaagden voerden aan dat de flessen via parallelhandel waren verkregen. Gedaagden betoogden dat de flessen rechtmatig via parallelhandel waren verkregen en dat het verwijderen van de identificatienummers was toegestaan volgens de geldende rechtspraak. Eiseressen vorderden dat gedaagden onmiddellijk zouden stoppen met de verkoop van de gedecodeerde flessen.

IEF 22544

Rechtbank bevestigt boete ACM: Excessieve prijsverhoging geneesmiddel is misbruik machtspositie

Rechtbank Rotterdam 13 feb 2025, IEF 22544; ECLI:NL:RBROT:2025:1811 (Fabrikant tegen de ACM), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-bevestigt-boete-acm-excessieve-prijsverhoging-geneesmiddel-is-misbruik-machtspositie

Rb. Rotterdam 13 februari 2025, IEF 22544, LSR 2279; ECLI:NL:RBROT:2025:1811 (Fabrikant tegen ACM). De ACM heeft aan een geneesmiddelenfabrikant een boete opgelegd omdat zij misbruik heeft gemaakt van haar economische machtspositie door een excessieve prijs te vragen en te incasseren voor haar eigen CDCA-geneesmiddel in Nederland. De rechtbank is van oordeel dat de ACM op goede gronden heeft vastgesteld dat de geneesmiddelenfabrikant misbruik heeft gemaakt van haar economische machtspositie. De ACM heeft de buitensporigheid en de billijkheid van de prijs van het CDCA-geneesmiddel op zorgvuldige en objectieve wijze beoordeeld. Met de ACM is de rechtbank van oordeel dat registratie van het CDCA-geneesmiddel als geneesmiddel voor de behandeling van CTX wel voordelen biedt die een zekere prijsverhoging kunnen rechtvaardigen, maar een prijs die, met tussenstappen, van € 46,- naar € 13.090,- per verpakking is gegaan, gaat bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing alle perken te buiten.

IEF 22542

Artikel: Terugblik op de Nederlandse en Europese rechtspraak op het gebied van (auteurs- en modelrechtelijke) vormgevingsbescherming

Artikel geschreven door Allard Ringnalda, eerder verschenen in BIE 2024/5.

Inleiding
In het voorbije jaar zijn een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van met name de auteursrechtelijke bescherming van product- vormgeving te signaleren. Aan het Hof van Justitie zijn een aantal prejudiciële vragen voorgelegd die een forse impact op de betekenis en toepassing van het auteursrechtelijke werkbegrip kunnen hebben. Daar wordt in deze Terugblik uitgebreid bij stil gestaan. Ook de toe- passing van het werkbegrip op productvormgeving in de Nederlandse feitenrechtspraak komt aan bod. Verder zal worden stilgestaan bij een aantal modelrechtelijke thema’s zoals de uitleg van modeldepots, de beschermingscriteria en het zichtbaarheidsvereiste. Tot slot zullen we ontwikkelingen bespreken op het vlak van het internationale recht.

IEF 22541

Uitspraak ingezonden door Peter Teunissen, Radboud Universiteit.

Inbreukverbod voor aortaklepprothese en afleversysteem van Meril

Rechtbank Den Haag 22 jan 2025, IEF 22541; ECLI:NL:RBDHA:2025:1557 (Edwards tegen Angiocare en Meril), https://ie-forum.nl/artikelen/inbreukverbod-voor-aortaklepprothese-en-afleversysteem-van-meril

Rb. Den Haag 22 januari 2025, IEF 22541, LS&R 2278; ECLI:NL:RBDHA:2025:1557 (Edwards tegen Angiocare en Meril). Edwards is houder van octrooi EP 762 op een prothetische hartklep (de SAPIEN 3) en een afleversysteem dat deze prothese in het lichaam brengt (Commander). Meril heeft oppositie ingesteld tegen EP 762 en de oppositieafdeling van het EOB heeft het octrooi herroepen op meerdere gronden, maar het octrooi in gewijzigde vorm in stand gehouden conform hulpverzoek 21. De technische kamer van het EOB heeft nog geen uitspraak gedaan in hoger beroep. Meril wil deze uitspraak afwachten en onderhavige procedure schorsen, artikel 83 lid 3 of 4 ROW. Edwards stelt dat er gewoon een geldig octrooi is na oppositie en dat deze procedure niet geschorst moet worden.

IEF 22540

Onvoldoende onderscheidend vermogen van het merk MORE Nutrition

Gerecht EU (voorheen GvEA) 13 feb 2025, IEF 22540; ECLI:EU:T:2025:128 (Quality First GmbH tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/onvoldoende-onderscheidend-vermogen-van-het-merk-more-nutrition

Gerecht van de Europese Unie, 5 februari 2025, IEF 22540, IEFbe 3870; ECLI:EU:T:2025:128 (Quality First GmbH tegen EUIPO) Op 11 oktober 2021 heeft Quality First GmbH een aanvraag ingediend voor het woordmerk MORE Nutrition bij het EUIPO, voor verschillende goederen en diensten zoals voedingssupplementen, dieetproducten en gerelateerde diensten. De aanvraag is afgewezen omdat het merk geen onderscheidend vermogen heeft. Eiser gaat in beroep bij de Kamer van Beroep van het EUIPO, die het beroep afwijst. De Kamer concludeert dat het merk door Engelstalige consumenten in de EU wordt gezien als een simpele reclameboodschap, zonder onderscheidend vermogen. Eiser verzoekt het Gerecht om de beslissing van de Kamer te vernietigen, met het argument dat het merk wel degelijk onderscheidend vermogen heeft. Eiser voert drie gronden van beroep aan: schending van artikel 7, lid 1, onder b) en c) van de verordening en het gelijkheidsbeginsel.

IEF 22539

Uitspraak ingezonden door Bas Berghuis van Woortman, Bouke Algie en Machteld Hiemstra, Simmons & Simmons.

Geen inbreuk op ABC door geldig beroep op productie-voor-export vrijstelling

Hof Den Haag 11 feb 2025, IEF 22539; (Janssen Biotech tegen Samsung Bioepis), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-inbreuk-op-abc-door-geldig-beroep-op-productie-voor-export-vrijstelling

Hof Den Haag 11 februari 2025, IEF 22539, LS&R 2277, IEFbe 3869; C/09/657817 (Janssen Biotech tegen Samsung Bioepis). Janssen heeft een aanvullend beschermingscertificaat (ABC) voor het product ustekinumab en stelt dat Samsung Bioepis (hierna: SB) hier inbreuk op maakt door een ustekinumab biosimilar product te produceren en/of op te slaan voor export naar derde landen. Janssen vorderde bij de voorzieningenrechter een verbod om inbreuk te maken op haar Deense en/of Italiaanse ABC. SB betwist de inbreuk en beroept zich op de productie-voor-export vrijstelling van artikel 5 lid 2, sub a onder i en ii ABC-Vo. SB is voornemens haar biosimilar te vervaardigen en op te slaan met het oog op export and storing. Volgens Janssen voldoet SB niet aan de voorwaarden voor toepasselijkheid van de productie-voor-export vrijstelling, ten eerste omdat SB ten tijde van de kennisgevingen voor een productie-voor-export vrijstelling nog geen handelsvergunningen had in de door haar beoogde exportlanden. Ten tweede omdat ten tijde van de kennisgevingen de IE-rechten van Janssen van kracht waren in de beoogde exportlanden en ten derde omdat het SB onder de productie-voor-export vrijstelling niet was toegestaan om de biosimilar producten in de EU op te slaan voor export. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet is vereist dat SB beschikte over handelsvergunningen in de beoogde exportlanden ten tijde van de kennisgevingen. Daarnaast is het ook niet vereist dat er in de beoogde exportlanden geen IE-rechten meer gelden. Ten slotte was het SB niet verboden om een voorraad aan te leggen voor Day-1 entry in de beoogde exportlanden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dreigde er dus geen inbreuk op de Deense en Italiaanse ABC’s van Janssen.