Ondertussen in het FD
(Lang) citaat uit het FD van 06-06-06, p.1 en 3: "De Europese strijd tegen namaak en inbreuk op patenten stelt reders en transporteurs in de Rotterdamse haven in toenemende mate voor problemen. Zij krijgen te maken met stijgende kosten, omdat de douane steeds vaker ladingen vasthoudt wegens mogelijke schending van octrooien. Dat zeggen ondernemers in de Rotterdamse haven. De Vereniging Rotterdamse Cargadoors heeft deze week overleg met de douane om een oplossing te vinden voor de groeiende problematiek.
Volgens advocaten die zich met zaken van patentinbreuk bezighouden, gaat de manier waarop houders van octrooien opereren steeds meer klemmen. Als zij bij de douane claimen dat een bepaald product inbreuk maakt op hun patenten, houdt die deze goederen tegen zonder die claim te onderzoeken.
De douane heeft zelf niet de expertise om hierover te oordelen’, zegt Jasper Helder van de Rotterdamse vestiging van advocatenkantoor Simmons & Simmons. De eigenaar van de goederen moet vervolgens zelf voor de rechter bewijzen dat de claim van octrooi-inbreuk onterecht is. Dat kan leiden tot een lange en kostbare procedure. Al die tijd kan hij niets met zijn waren. En de blokkade kan het logistieke proces verstoren."
In de lange versie van het artikel op p.3 stelt naast Jasper Helder, ook Severin de Wit een alternatieve regeling voor, waarin rechterlijke toetsing vóór de inbeslagname plaats zou moeten vinden, in plaats van achteraf.
Deugdelijk dient te zijn
Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2006, 247616/H02.1688(SK). Eurocommerce Holding B.V. tegen Eurocommercial Properties B.V. (Met dank aan Remco van Leeuwen, Van Doorne).
Over inburgering, het voeren van handelsnamen en marktonderzoeken.
Merk. De rechtbank heeft in tussenvonnissen overwogen dat niet afdoende bewijs is geleverd dat de aanduiding 'Eurocommerce' als merknaam in de Benelux is ingeburgerd en ECH toegelaten tot bewijs dat deze aanduiding bij het relevante publiek een dusdanige bekendheid geniet als merknaam, dat zij fungeert als teken om de waren en diensten van ECH van die van andere ondernemingen te onderscheiden. Hiertoe is een marktonderzoek met specifieke vragen in de Benelux bevolen.
In verband met de door de deskundige gesignaleerde kwesties, namelijk of het marktonderzoek al dan niet moet worden beperkt tot Nederland, alsmede het tijdstip waarop het publiek met dit merk bekend kan zijn geraakt, overweegt de rechtbank dat in beginsel het merk in het gehele Beneluxgebied deugdelijk dient te zijn. In verband hiermee dient ook een onderzoek naar de inburgering betrekking te hebben op het gehele Beneluxgebied.
Gelet op de inhoud van de brief van de deskundige, voorafgaand aan het eventuele onderzoek, en de gewisselde akten, "(...) kan echter niet langer worden aangenomen dat het mogelijk zal zijn met behulp van een marktonderzoek door een deskundige de vereiste duidelijkheid te kunnen verkrijgen." Immers, ECH heeft (nagenoeg) geen activiteiten in België en Luxemburg onder de aanduiding Eurocommerce ontplooit en bovendien lijkt het niet mogelijk om nu nog anno 2006 bij het relevante publiek na te gaan of genoemde aanduiding reeds medio 2002 bij dit publiek bekend was. Er zal aldus aan de hand van de akte van ECH moeten worden nagegaan of de aanduiding Eurocommerce geschikt is geworden om medio 2002 in de Benelux de waren en diensten van ECH van andere ondernemingen te onderscheiden. De rechtbank komt tot de slotsom dat ECH er niet in is geslaagd aan te tonen dat sprake is van inburgering medio 2002 van de aanduiding Eurocommerce binnen de Benelux, "(...) in die zin dat door een intensief, frequent, wijdverbreid en exclusief gebruik deze aanduiding zich toen en aldaar tot een onderscheidend teken heeft ontwikkeld." Evenmin is aangetoond dat het teken in 2002 de waren en diensten van ECH kan onderscheiden. ECP maakt met het gebruik van de aanduidingen 'Eurocommercial' of 'Eurocommercial Properties' geen inbreuk. "Het afwachten van de antwoorden van het Benelux Gerechtshof op de prejudiciële vragen in de 'Europolis-zaak' zal bovenstaande uitkomst naar het oordeel van de rechtbank niet anders kunnen maken."
Handelsnaam. Verder stelt ECH dat zij zich als houder van de oudste handelsnaam mag verzetten tegen het gebruik door ECP van een overeenstemmend en verwarringstichtend jonger beeldmerk. Het logo van ECH, (in hoofdzaak het woord) 'Eurocommerce', wordt volgens haar door het publiek opgevat als handelsnaam van ECH en ook als zodanig gebruikt. ECP verweert zich door onder meer te stellen dat het in aanmerking komend (deskundig) publiek de handelsnamen niet door elkaar zal halen, nu beide partijen altijd de volledige handelsnamen voeren (te weten Eurocommercial Properties en Eurocommerce Robex Groep) en dat ECH zich niet op grond van art. 6:162 BW kan verzetten tegen het gebruik van het ECP-logo, nu de handelsnaam 'Eurocommerce' jonger is dan het gebruik van dit logo. Bovendien kan voor beschrijvende aanduidingen dit artikel niet worden ingeroepen.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het gebruik van de handelsnaam 'Eurocommerce' door ECH ouder is dan het gebruik van de handelsnaam 'Eurocommercial Properties' door ECP. Ten aanzien van het gebruik van de handelsnaam 'Eurocommerce' komt de rechtbank op grond van feiten en omstandigheden tot de conclusie "(...) dat niet alleen niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een méér dan summier en incidenteel gebruik door ECH van de enkele aanduiding 'Eurocommerce', maar dat voorts evenmin is komen vast te staan dat ECH reeds vóór 31 mei 2001, toen ECP haar handelsnaam heeft gewijzigd in 'Eurocommercial Properties', gebruik heeft gemaakt van de enkele aanduiding 'Eurocommerce'". Ook acht de rechtbank ten aanzien van de volledige handelsnamen geen gevaar voor verwarring en nu de precieze activiteiten in belangrijke mate van elkaar verschillen, valt ook hier niet onmiddellijk gevaar voor verwarring te duchten. Ook deze vordering wordt aldus afgewezen. Tevens wordt de vordering tot nietigverklaring van het depot van het door ECH geregistreerde merk 'Eurocommerce' toegewezen.
Lees het vonnis hier.
Landmark
Persbericht EC: "Anti-Contraband and Anti-Counterfeit Agreement between PMI and the European Community and Member States: twenty-four Member States are now Parties.
Since July 2004 fourteen Member States have joined the Community and the initial ten Member States in their fight against cigarette smuggling and have signed the Anti-Contraband and Anti-Counterfeit Agreement with Philip Morris International, Inc, bringing the total number to twenty-four. This landmark agreement, which calls for substantially enhanced cooperation on many fronts in the fight against the shared problem of illegal trade in cigarettes, has proved to be highly effective in practice."
Lees hier meer.
Nieuwe oogst
Onlangs verschenen bij de bij Oxford University Press: "European Community Plant Variety Protection", een nieuw handboek op het gebied van het kwekersrecht, van de hand van Gert Würtenberger, Paul van der Kooij, Bart Kiewiet en Martin Ekvad. Nadere info treft de potentiële lezer hier aan.
IPR
Persbericht EC: “The information and communication technology (ICT) sector is a key contributor to growth in the EU. Meeting for the first time today, the new Task Force – launched by the European Commission – will tackle barriers to competition and the competitiveness of the ICT sector.
(…) The ICT Task Force will address the following topics: (…) IPR for competitiveness and innovation: This working group will assess the contributions that Intellectual Property makes to Europe’s economies; to study the link between IP, R&D and innovation; to explore the scope, causes and impact of piracy; the importance of standards and ICT interoperability.”
Lees hier meer.
Aldus schier onvermijdelijk
Rechtbank ‘s-Gravenhage, 6 juni 2006, KG ZA 04/938. Schultink tegen Estrad B.V.
Op 12 augustus 2004 heeft de voorzieningenrechter, gelet op de tegen het registratieoctrooi ingebrachte nietigheidsverweren, Estrad opgedragen een advies van het Bureau voor de Industriële Eigendom (het huidige Octrooicentrum) te overleggen omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 75 lid 1 genoemde nietigheidsgronden. Het advies is door het Octrooicentrum op 18 mei 2005 uitgebracht.
In het tussenvonnis van 12 augustus oordeelde de rechter dat indien Schultink geen octrooischrift zou kunnen overleggen, hij de rechter diende te informeren omtrent de inhoud van het octrooi. Het door Schultink aangeleverde stuk bevat echter tekeningen die niet corresponderen met de tekst van de beschrijving. Ter zitting geeft de octrooigemachtigde aan dat het een vergissing betrof en dat de bijgevoegde tekeningen "inderdaad niet de tekeningen zijn die behoren bij het octrooi". Welke tekeningen dan wel bij het octrooi horen, is niet ter zitting gebleken.
Hoewel dit alles reeds tot niet ontvankelijkheid zou dienen te leiden, gaat de rechter hier nog niet toe over wegens proces economische redenen en draagt zij Estrad op bovengenoemd advies te vragen.
Hoewel Schultink in 2006 zijn octrooi nog steeds niet heeft overgelegd, wordt hij "van de aldus schier onvermijdelijke niet-ontvankelijkverklaring in zijn vordering gered door zijn wederpartij, nu Estrad het volledige octrooi wel heeft overgelegd".
Het octrooi op een "Niveauregeling voor vloeistofdoorvoer" moet volgens het onderzoek als geldig worden beschouwd tenzij het door Estrad ingeroepen openbaar voorgebruik aannemelijk zou zijn. Estrad beroept zich op een aantal verklaringen die door Schultink betwist worden.
De rechter oordeelt: "Gelet op die betwisting kan niet op voorhand van de juistheid van inhoud van de door Estrad overgelegde verklaringen worden uitgegaan. Een nader onderzoek -door het onder ede doen horen van de betreffende getuigen en het eventueel laten plaatsvinden van een tegen-getuigenverhoor is noodzakelijk. Voor een dergelijk onderzoek leent het kort geding zich niet. Die omstandigheid komt voor rekening van Estrad, en dat eens te meer nu zij heeft nagelaten een voorlopig getuigenverhoor te entameren waarvoor ruimschoots gelegenheid was, gelet op de sedert de behandeling van 5 augustus 2004 -waar zij voor het eerst een beroep op de betreffende verklaringen deed - verlopen tijd."
Het beroep van Estrad op openbaar voorgebruik wordt gepasseerd waarmee de geldigheid van het octrooi vaststaat.
De verbodsvordering van Schultink wordt door de rechter toegewezen aangezien door Estrad niet is betwist dat zij inrichtingen heeft vervaardigd en in het verkeer gebracht die inbreuk maken op het octrooi.
Lees het vonnis hier.
Zoveel mogelijk gelijk
Adformatie bericht dat staatssecretaris Medy van der Laan (Media) de reclameregels voor de commerciële tv-stations in Nederland zoveel mogelijk gelijk gaat trekken. “Dat zei zij vrijdag na afloop van de ministerraad, waarin werd geconstateerd dat ‘het reclamespeelveld niet voor iedereen gelijk is’. De scheiding is ontstaan doordat de RTL-zenders (RTL4/5 en 7) onder de veel ruimere Luxemburgse mediawet vallen. De andere commerciële zenders, als Talpa en de SBS-groep (SBS6, Net5 en Veronica), hebben met strengere wetten te maken. Van der Laan gaat onderzoeken in hoeverre aan die situatie iets kan worden gedaan.”
Lees hier meer.
Eerijkheid en begrijpelijkheid
Het ANP bericht dat zorgverzekeraars eerlijke en begrijpelijke reclame moeten gaan maken. Daarvoor heeft de Nederlandse Zorgautoriteit in oprichting (CTG/ZAio) richtlijnen opgesteld. Deze zijn gebaseerd op tientallen klachten die de autoriteit kreeg sinds de invoering van het nieuwe zorgstelsel op 1 januari. Volgens de Zorgautoriteit probeerden de verzekeraars geregeld klanten te lokken met onvolledige of onjuiste informatie.
Lees hier meer (AD). Website Zorgautoriteit hier.
Contracten zijn eng
Uit de column van Hans Bousie op Boekblad.nl:
“(…) Beste uitgevers, u schaamt zich toch niet voor uw vak? Als ik in mijn functie als advocaat iemand over de vloer krijg dan leg ik keurig uit wat het kost om van mij een advies te krijgen (ik besta bij de gratie dat er godzijdank hordes advocaten zijn die nog duurder zijn). Een uitgever die geen contract sluit of het maar een beetje afraffelt, die doet zijn werk niet goed. “
Lees hier meer (alleen voor abonnee's).
Licentietrends
In de toekomst zal virtualisatie steeds belangrijker worden. Virtualisatie maakt het mogelijk dat iemand een bepaald software programma oproept op het moment dat hij met het programma wil gaan werken. Tony Lock, analist bij Bloor reseach, geeft hier aan dat de huidige licentiemodellen in de toekomst niet meer houdbaar zullen blijken te zijn.
Waar momenteel bijvoorbeeld een licentie wordt verleend per gebruiker of per bedrijf - onafhankelijk van het daadwerkelijke gebruik dat van het programma wordt gemaakt - zal in de toekomst de licentie veel afhankelijker gaan worden van het daadwerkelijke gebruik dat van een programma wordt gemaakt. Lock noemt als voorbeelden de applicatie die 1/10 van een processor gebruikt of de applicatie die 5 dagen per maand virtueel wordt gebruikt.
Lees hier meer.