IEF 22197
20 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Lloyd/Loint's

 
IEF 22195
20 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op woensdag 4 september

 
IEF 22194
19 augustus 2024
Uitspraak

Onduidelijkheid over geclaimde intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot schadevergoeding

 
IEF 11856

Doordat de zak wordt vervangen door een andere zak

Rechtbank 's-Gravenhage 10 oktober 2012, zaaknr. 399650 / HA ZA 11-2160 (Pioneer Hi-Bred International inc. tegen Agrifirm Group B.V c.s.)

cornUitspraak ingezonden door Laurens Kamp, Simmons & Simmons.

Merkenrecht Landbouwzaden. Woordmerk en beeldmerk PIONEER. Geen inbreuk, omdat de zak met het PIONEER-merk wordt vervangen door een andere zak. Verwijzing naar Boehringer II-arrest leidt niet tot een andere beslissing, die gaat echter over co-branding. Pioneer stelt dat het gebruik van de rasbenamingen ook als merkgebruik kwalificeert, daar geen merkinschrijvingen voor die tekens bestaan, is er geen sprake van een merkinbreuk.

In citaten:

4.5. Naar oordeel van de rechtbank is inderdaad geen sprake van merkgebruik m de zin van beide genoemde bepalingen. Vast staat immers dat van Pioneer afkomstige maïs wordt aangeleverd in zakken met Pioneer merken. Van een binnenverpakking met merkopdruk is geen sprake, evenmin zijn de maïskorrels zelf van een merk voorzien. Doordat de zak wordt vervangen door een andere zak zonder Pioneer merken is dan ook sprake van algehele verwijdering van het merk.


4.10. Pioneer heeft echter geen merkinschrijvingen voor tekens bestaande uit het voorvoegsel "PR" of "P" afzonderlijk of deze voorvoegsels gevolgd door een nummer. Het gebruik van het teken PR39F58 zoals op het onder 2.8 afgebeelde NAK certificaat, of van een vergelijkbaar teken is dan ook niet aan te merken als gebruik van een merk van Pioneer. De betekenis van deze tekens is geen ander dan dat daarmee wordt aangegeven dat de verpakking zaaigoed, waarvan Pioneer het kwekersrecht toekomt, tot inhoud heeft. Het gebruik van een rasbenaming zegt in beginsel niets over de herkomst van het zaaigoed omdat het materiaal evengoed vermeerderd kan zijn door een ander dan de houder van het kwekersrecht.

4.11. Van de door Pioneer gestelde aantasting van functies (herkomstfunctie, investe-riagsfunctie, reclamefimctie, communicatie- en publicatiefimctie) van haar merken is naar oordeel van de rechtbank evenmin sprake. Van bedoelde aantasting kan eerst sprake zijn indien Agrifirm de Pioneer merken zou gebruiken. Door de algehele debranding is dat niet het geval.

4.12. Dit wordt niet anders doordat Agrifinn aanmerkelijke wijziging aanbrengt aan de producten door dit te behandelen met Mesurol. Door de Pioneer merken volledig te verwijderen heeft Agrifirm al het mogelijke gedaan om duidelijk te maken dat het gaat om niet.

4.13. Voor zover Agrifirm ook behandeld mais heeft afgeleverd in blanco zakken, geldt dat ook in dat geval geen sprake is van merkgebruik.

4.14. Dit alles voert tot de conclusie dat er geen sprake is van merkmbreuk in de zin van art. 2.23 lid 3 BVIE of art. 13 lid 2 GMVo. De vorderingen van Pioneer zullen worden afgewezen. Als in het ongelijk gesteld zal Pioneer in de kosten van de procedure worden veroordeeld.

Lees de ingezonden fax-editie HA ZA 11-2160, schone pdf HA ZA 11-2160.

Op andere blogs:
De Gier Stam advocaten (De maiskorrels bleken niet voorzien te zijn van een merkteken!?)

IEF 11855

De meegezonden verpakkingen, tasjes en garantiebewijzen

Vzr. Rechtbank Breda 9 oktober 2012, zaaknr. 253121 / KG ZA 12-446 (TKS S.A. tegen Aydar)

Uitspraak ingezonden door Thomas Conijn en Samantha Brinkhuis, De Brauw Blackstone Westbroek.

Auteursrecht. Merkenrecht. Inbreuk door middel van verpakkingen, tasjes en garantiebewijzen. In- en uitvoer ongeoorloofd gebruik 2.20 lid 2 BVIE. Ook 26d Auteurswet en 2.21 lid 3 BVIE: als tussenpersoon meegewerkt aan inbreuk. De voorzieningenrechter verbiedt inbreuk op merkenrecht, auteursrecht en gebiedt een volledige opgave te doen, de voorraad te vernietigen onder last van een dwangsom.

In citaten:

4.3. (...) De door de douane aangetroffen horloges vertonen een sterke gelijkenis met de horlogemodellen in de voornoemde serie van TKS en ze zijn voorzien van een teken dat overeenstemt met het beeldmerk van TKS. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat deze horloges inbreuk maken op het auteursrecht en merkrecht van TKS. De meegezonden verpakkingen, tasjes en garantiebewijzen met daarop het teken van ICE-WATCH dat overeenstemt met het beeldmerk ICE-WATCH, maken inbreuk op het merkrecht van TKS.

4.4. Aydar betwist dat zij degene is die de inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van TKS maakt. (...) In dat verband stelt de voorzieningenrechter vast dat de zending met inbreukmakende waren aan Aydar is geadresseerd, zodat zij betrokken is bij de invoer van de namaakproducten. Zij stelt dat zij de inbreukmakende waren niet heeft besteld en ook niet heeft betaald. Daaruit vloeit echter nog niet voort dat Aydar niet betrokken kan zijn bij de merkinbreuk. Dat Aydar belangeloos aan een onbekende persoon toestemming geeft om een zending met onbekende inhoud naar haar huisadres te  sturen, acht de voorzieningenrechter niet geloofwaardig. Daar komt bij dat een dergelijke handelwijze niet voor risico van TKS maar van Aydar dient te komen. Overigens kan, indien de stelling van Aydar juist zou zijn, de vordering onder I ook op grond van artikel 26d van de Auteurswet en artikel 2.21 lid 3 van het BVIE worden toegewezen tegen Aydar omdat zij als tussenpersoon voor een inbreukmakende partij heeft meegewerkt aan een auteursrechtinbreuk en merkrechtinbreuk.

IEF 11854

Domeinnaam neemt volledige tekstuele componenten over

WIPO 26 September 2012, Case No. DNL2012-0047 (Altro Limited of Letchworth Garden City tegen H.M.S. B.V.) , WIPO-site

Uitspraak ingezonden door Matthijs Marel, Bird & Bird.

Altro heeft een bekend merk genaamd: AUTOGLYM. H.M.S. B.V. heeft een domeinnaam geregistreerd: www.autoglym.nl. Altro komt op tegen het gebruik van H.M.S. B.V.. Het WIPO panel oordeelt dat vanwege de gelijkenis van het woordmerk autoglym en autoglym.nl er verwarringsgevaar kan ontstaan. Daarnaast is er geen aantoonbaar legitiem recht of belang van H.M.S. B.V. voor het gebruik van de domeinnaam. Zodoende komt het panel tot de beslissing dat H.M.S B.V. de domeinnaam zal moeten worden overdragen aan Altro. Ook op DomJur 2012-902.

A. Identical or Confusingly Similar.
Numerous .nl panels have found that a domain name that wholly incorporates a complainant’s registered mark may be sufficient to establish confusing similarity for the purpose of the Regulations (see, e.g., Stichting VVV Groep Nederland v. C. Henriquez, WIPO Case No. DNL2008-0040 and LEGO Juris A/S v. Nick Terlouw, WIPO Case No. DNL2011-0023).

The Domain Name incorporates the entirety of the textual components of the Trade Mark.

The Panel finds that the Domain Name is confusingly similar to the Complainant’s Trade Mark within the
meaning of article 2.1(a) of the Regulations. Therefore the first requirement is met.

B. Rights or Legitimate Interests
In this case, the Panel finds that the Respondent does not comply with these requirements. From the
facts as stated by the Complainant, and not contested by the Respondent, the Respondent is no longer
an authorized reseller of the Complainant’s products in the Netherlands. Notwithstanding that fact,
the Respondent refers (see website “www.autoglym.nl”, submenu “contact”) to itself as “Importeur van
AUTOGLYM onderhouds produkten sedert 1974” (in English: “importer of AUTOGLYM maintenance
products since 1974”). This means that the absence of a relationship with the Trade Mark owner is not
clearly indicated on the website that is linked to the Domain Name.

7. Decision
For all the foregoing reasons, in accordance with articles 1 and 14 of the Regulations, the Panel orders that
the Domain Name <autoglym.nl> be transferred to the Complainant.
IEF 11853

Verwijderen van server ongeclausuleerd en voldoende duidelijk

Hof 's-Hertogenbosch 9 oktober 2012, HD 200.097.067 (Lovin' Enterprises Inc. DBA Dreamgirl International tegen Benstout)

Uitspraak ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur.

Executievonnis. In de serie Dreamgirl/benstout-uitspraken. Benstout is bij KG-vonnis veroordeeld om auteursrechtinbreuk  op de rechten van Dreamgirl te staken. Het hof is van oordeel dat het gebod de foto's te verwijderen van de server ongeclausuleerd en voldoende duidelijk is en niet kan worden betwijfeld dat het op de server aanwezig hebben een inbreuk behelst. Het is door Benstout onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de foto's op de aparte database niet zichbaar zijn geweest voor het publiek. Het onderhavige executiegeschil heeft nog slechts betrekking op de vraag of Benstout heeft voldaan aan de reeds gegeven geboden, die op een in het Vonnis neergelegd oordeel omtrent auteursrechtelijke beschermwaardigheid en onrechtmatigheid zijn gebaseerd.

In citaten:

 

4.12. Naar het oordeel van het hof is het door de voorzieningenrechter geformuleerde gebod om de foto's als in r.o. 5.1 van het Vonnis omschreven van de server te verwijderen ongeclausuleerd en voldoende duidelijk, zodat - anders dan Benstout betoogt - in ernst niet kan worden betwijfeld dat het op de server aanwezig hebben van die foto's in beginsel een inbreuk op dit gebod behelst.

Het hof verwerpt het verweer van Benstout dat als doel van het vonnis slechts heeft te gelden dat Benstout de foto's van Dreamgirl niet meer mag tonen op zijn eigen website of in een andere webwinkel. (...) Zou de bedoeling van het Vonnis zo beperkt zijn als door Benstout bepleit, dan is immers niet in te zien waarom het Vonnis naast het gebod de foto's van de website te verwijderen een afzonderlijk

Het hof is overigens bovendien van oordeel dat Benstout onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de foto's op de aparte database niet zichbaar zijn geweest voor het publiek. Benstout heeft immers erkend dat 'mijn webwinkel' en link bevatte waardoor de foto's nog wel voor het publiek zichbaar waren, terwijl ook uit de door Dreamgirl c.s. overlegde processen-verbaal blijkt dat de foto's gedurende de daarin vermelde dagen voor de deurwaarder zichtbaar zijn geweest. Dat daartoe een specifieke link moest worden gebruikt doet daaraan niet af, nog daargelaten de - met stukken onderbouwde - stellingen van Dreamgirl dat de foto's ook zonder die link, via Google konden worden gevonden. Onbetwist is voorts dat Benstout de server niet aan beperkingen (zoals een bepaalde toegangscode) heeft onderworpen, zodat voorshands wordt aangenomen dat de foto's via de servers raadpleegbaar waren.

4.14 Het hof verwerpt het betoog van Benstout (...) dat de foto's van Dreamgirl c.s. geen auteursrechtelijk bescherming verdienen. Aan de executierechter ligt immers deze vraag niet ter beoordeling voor. Het onderhavige executiegeschil heeft nog slechts betrekking op de vraag of Benstout heeft voldaan aan de reeds gegeven geboden, die op een in het Vonnis neergelegd oordeel omtrent auteursrechtelijke beschermwaardigheid en onrechtmatigheid zijn gebaseerd.

IEF 11852

Gerecht EU week 41

European Court of JusticeMerkenrecht. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:

(A) Visuele gelijkenis is van belang voor supermarkt producten
(B) woordelement 'Doughnuts' niet altijd beschrijvend bij relevant publiek
(C) verwarringsgevaar ten onrechte ontkend (STAR SNACKS vs star foods)

Gerecht EU 9 oktober 2012, zaak T-366/11 (Bial-Portela / OHMI - Isdin (ZEBEXIR))

(A) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van het gemeenschapswoordmerk „ZEBINIX”, voor waren en diensten van de klassen 3, 5 en 42, strekkende tot vernietiging van beslissing R 1212/20091 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 6 april 2011, waarbij is verworpen het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling houdende afwijzing van de oppositie van verzoekster tegen de aanvraag voor inschrijving van het woordmerk „ZEBEXIR”, voor waren van de klassen 3 en 5. De voorziening wordt toegewezen, de beslissing wordt vernietigd. In tegenstelling tot wat de Board of appeal meent, is de visuele gelijkenis van de tekens gemiddeld overeenstemmend. Aangezien de producten in supermarkten staan en door consumenten worden gekozen op basis van visueel onderzoek van de verpakking. Dat betekent dat de visuele gelijkenis van de tekens van bijzonder belang is. Er is verwarringsgevaar. Ook op IPKat.

39 In the present case, the Board of Appeal found that, despite the common elements of the marks, their phonetic and visual differences were sufficiently relevant to exclude any likelihood of confusion, even for identical goods.

40 However, contrary to what the Board of Appeal found, the signs at issue have an average degree of similarity, particularly visually. In that respect, account must also be taken of the fact that the goods in Class 3 and a large proportion of the goods in Class 5 (namely food for babies, materials for dressings, disinfectants; preparations for destroying vermin; fungicides, herbicides), designated by the marks at issue, are normally marketed on display in supermarkets and therefore chosen by the consumers after a visual examination of their packaging, which means that the visual similarity of the signs is especially important. It must therefore be found that there is a likelihood of confusion between the mark applied for and the earlier mark.

Gerecht EU 10 oktober 2012, zaak T-569/10 (Bimbo / OHMI - Panrico (BIMBO DOUGHNUTS))

 (B) Gemeenschapsmerk – Beroep door de aanvrager van het woordmerk „BIMBO DOUGHNUTS” voor waren van klasse 30 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing R 838/20094 van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 7 oktober 2010 houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de oppositieafdeling om dit merk in te schrijven in het kader van de oppositie die is ingesteld door de houder van de internationale en nationale woordmerken „DONUT”, „DOGHNUTS” en „DONUTS” en van de internationale en nationale beeldmerken bevattende het woordbestanddeel „donuts”, voor waren van klasse 30. Afgewezen, doughnuts is niet beschrijvend voor het publiek dat de Engelse taal niet beheerst. Ook op IPKat.

97 In this case, the’doughnuts’ element, which is almost identical to the earlier trade mark, has an independent distinctive role in the mark applied for. Indeed, contrary to what is claimed by the applicant, that element is not devoid of distinctive character but on the contrary has average distinctive character for the part of the relevant public which is not familiar with English. Furthermore, since the’doughnuts’ element is wholly meaningless for that consumer, the mark applied for, BIMBO DOUGHNUTS, does not form a unitary whole or a logical unit on its own in which the ‘doughnuts’ element would be merged. The part of the relevant public which is not familiar with English will not be able to understand the sign at issue as meaning that the goods concerned are doughnuts produced by the undertaking Bimbo or by the proprietor of the trade mark BIMBO.

98 There is no relevance in this case in the applicant’s argument that, when the mark whose registration is sought is formed of several elements, one of which is descriptive and identical or similar to an earlier mark, the Court has always decided that registration should be granted. In fact, the ‘doughnuts’ element is not considered descriptive by the part of the relevant public which is not familiar with English.

Gerecht EU 10 oktober 2012, zaak T-333-11 (Wessang / OHMI - Greinwald (star foods))

(C) Gemeenschapsmerk – Beroep tot vernietiging, ingesteld door de houder van de communautaire beeld- en woordmerken „STAR SNACKS” voor waren van de klassen 29, 30 en 31, tegen beslissing R 1837/20104 van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 15 april 2011, houdende afwijzing voor de tweede keer van verzoeksters oppositie tegen de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk „star foods” voor waren van de klassen 29, 30 en 32, na de vernietiging van de oorspronkelijke beslissing tot afwijzing van de oppositie door de vierde kamer van beroep bij het arrest van het Gerecht van 11 mei 2010 in zaak T492/08, Wessang/BHIM - Greinwald (star foods). De beslissing van het OHIM wordt vernietigd, omdat het verwarringsgevaar met betrekking tot de waren en diensten (met uitzondering van Bier) ten onrechte ontkend werd (art. 8 lid 1 onder b Vo. 207/2009). Ook op Marques.

35 Hinsichtlich der in der Anmeldung beanspruchten „Biere“ der Klasse 32 ergibt sich vorstehend aus Randnr. 25, dass das Gericht bereits entschieden hat, dass sie mit den von der älteren Marke erfassten Waren der Klassen 29 und 30 keine Ähnlichkeit aufweisen. Somit ist die Beschwerdekammer zutreffend zu dem Schluss gekommen, dass der Widerspruch zurückzuweisen sei, soweit er die „Biere“ betreffe.

36 Da die übrigen angemeldeten Waren und die von der älteren Marke erfassten Waren identisch oder ähnlich und die beiden Marken einander insgesamt ähnlich sind, ist nicht auszuschließen, dass die maßgeblichen Verkehrskreise trotz der nur durchschnittlichen Kennzeichnungskraft der älteren Marke glauben könnten, dass die betreffenden Waren aus demselben Unternehmen oder aus wirtschaftlich miteinander verbundenen Unternehmen stammen.

37 Nach alledem hat die Beschwerdekammer die Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 207/2009 für die betreffenden Waren – mit Ausnahme von „Bieren“ der Klasse 32 – zu Unrecht verneint.

IEF 11851

Kans dat er bescheiden zijn opgemaakt

Rechtbank Arnhem 26 september 2012, LJN BX9535 (verweerder tegen HDS groep B.V.)

Als randvermelding, Procesrecht. Incident 843a Rv. In navolging van "bepaalde bescheiden, niet strikt naar de letter" [IEF 11685]

Vordering in incident ex art. 843a Rv afgewezen omdat geen sprake is van "bepaalde bescheiden" en ook niet van "bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin HDS partij is" in de zin van art. 843a Rv. Hooguit is er de kans dat er bescheiden zijn opgemaakt. Vordering in vrijwaringsincident toegewezen.

2.7. Er is dus geen sprake van “bepaalde bescheiden” in de zin van art. 843a Rv, hooguit van de kans dat er bescheiden zijn opgemaakt in het kader van het onder 2.6 bedoelde overleg. Reeds daarom moet naar het oordeel van de rechtbank de incidentele vordering op dit onderdeel worden afgewezen.

 

2.8.  Hier komt nog het volgende bij. In de loop van de onderhavige procedure kan de exacte inhoud van de overeenstemming tussen [verweerder] en Univé een rol gaan spelen, maar naar het oordeel van de rechtbank is er bij die overeenstemming geen sprake van “bescheiden (…) aangaande een rechtsbetrekking waarin (HDS Groep of haar) rechtsvoorgangers partij zijn” in de zin van art. 843a Rv.

IEF 11850

BMM Najaarsvergadering Grenzen van het merken- en modellenrecht

Via IE-Agenda.nl: / uitnodiging Het Bestuur heeft de eer u uit te nodigen voor de Najaarsbijeenkomst van onze vereniging die wordt gehouden op 15 en 16 november 2012 in Luxemburg. Deze bijeenkomst vindt plaats in het Europese kwartier van de Kirchberg. Wij hebben voor u het Novotel en het Sofitel uitgekozen. Donderdag 15 november 2012 staat een bezoek aan het Hof van Justitie van de Europese Unie op het programma gevolgd door een diner in Luxemburg city. Op vrijdag 16 november 2012 wordt de Algemene Ledenvergadering gehouden, en vinden presentaties plaats met als thema « Grenzen van het merken- en modellenrecht ».

Inschrijven: als BMM-lid, inschrijven bijeenkomst via de pdf-bijlage
Waar NOVOTEL & SOFITEL LUXEMBOURG KIRCHBERG 6, Rue du Fort Niedergruenewald, L-2226 Luxembourg – Groot-Hertogdom Luxemburg
Wanneer 15 en 16 november
Prijs €290, vrijdag €190, niet-leden vrijdag €205,00. diner donderdag: €150,00
Ordepunten punten aangevraagd voor NL, BE en LUX
Bijlage pdf

Programma
Programma donderdag 15 november 2012

Het programma van donderdag start in het SOFITEL.
12.00u Ontvangst, registratie en check-in hotel
12.00 – 13.30u Lunch (Salad, Sandwich & Sweet Buffet)
Locatie: Sofitel “Atrium”
14.00 – 16.30u Sociaal programma: rondleiding in het Hof van Justitie EU
met ontvangst door Professor en rechter Koen Lenaerts
17.00 - 18.00u Bestuursvergadering.
Locatie: Sofitel “Robaina”
17.00 – 18.00u Vergadering van alle statutaire en niet-statutaire commissies.
Locatie: Sofitel “Atrium”
18.45 Vertrek bus bestuur, commissievoorzitters en nieuwe leden
Aperitief met de nieuwe BMM-leden
Locatie: Restaurant Sobogusto (vervoer met de bus, verzamelen aan receptie Novotel)
19.15 Vertrek bus alle deelnemers
Aperitief alle deelnemers
Locatie: Restaurant Sobogusto (vervoer met de bus, verzamelen aan receptie Novotel)
19:30 – 22.00u Diner
Locatie: Sobogusto
22.00 – 00.30u Start van de feestavond in M-Club (discotheek en lounge bar)
Locatie: « naast restaurant Sobogusto »

Programma vrijdag 16 november 2012

Het academische gedeelte gaat geheel door in het NOVOTEL.
07.00 – 8.30u Ontbijt.
De gasten worden verzocht uit te checken vóór de vergadering
08.30 – 09.00u Registratie
De presentaties vinden plaats in het Novotel « Louis-Félix »
09.00u Dagvoorzitter: mevrouw Thera Adam, advocaat, Kneppelhout & Korthals Rotterdam
09.15 – 10.00u Merkenrechtelijke geschillen voor het Gerecht: kritische observaties, de heer Jean-Jo Evrard, DARTS-IP, Brussel
10.00 – 10.45u Waarom is Bio-clear beschrijvend en Aquaclean niet, de heer Tomas Westenbroek, jurist en onderzoeker bij BBIE, den Haag
10.45u Koffiepauze
11.15 – 11.45u Algemene statutaire ledenvergadering
11.45 – 12.00u Uitreiking Student Award
12.00u Aperitief en lunch
Locatie: Novotel “Grand-Ducal”
14.00 – 14.45u Vrijheid van meningsuiting en parodie, de heer Dirk Voorhoof, Hoogleraar Universiteit Gent
14.45 – 15.30u Territoriale beperkingen in handhaving van merken- en modellenrechten, de heer Maarten Haak, advocaat, Hoogenraad & Haak, Amsterdam
15.30 – 16.15u OHIM Mediation, mevrouw Sophia Bonne, legal advisor, OHIM, Alicante
16.30 - 17.00u Sluiting en afscheidsdrankje

IEF 11849

Beleidsevaluatie: In welke mate functioneert het IE-systeem in Nederland

Kamerbrief over Evaluatie van het Intellectuele Eigendomsbeleid, DGBI / 12322919, 8 oktober 2012.

Octrooirecht. Merkenrecht. Modellenrecht. Handhaving. Om door te lezen: zie ook: Vragenlijst en uitkomsten enquête en het rapport van Ecorys over het uitgevoerde beleidsevaluatie van het intellectueel eigendomsbeleid van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) over de periode 2006-2010.

In deze evaluatie stond de volgende vraagstelling centraal: In welke mate functioneert het integrale stelsel van intellectueel eigendom in Nederland, waarvoor EL&I primair verantwoordelijk is1, in lijn met de doelstelling – bijdragen aan de versterking van het innovatievermogen in het bedrijfsleven door een toegankelijk systeem van intellectueel eigendom, dat aansluit op internationale ontwikkelingen – en wat zijn de effecten van het beleid, respectievelijk de beleidswijzigingen, van de afgelopen jaren daarop geweest.

De conclusies op hoofdlijnen van Ecorys uit het eindrapport zijn:

a. De beleidswijzigingen die in de periode 2006-2010 zijn doorgevoerd hebben de werking van het Nederlandse octrooisysteem verbeterd. De onderzoekers beoordelen het gevoerde beleid als doeltreffend. De meeste beleidswijzigingen vloeien voort uit de Beleidsvisie Octrooibeleid en MKB (TK 2005-2006, 30 635, nr. 1.):
- Belangrijkste wijziging is het verhogen van de kwaliteit van octrooien. Ter uitvoering hiervan is het zogeheten zesjarige (ongetoetste) octrooi afgeschaft, wordt aan het onderzoek naar de stand der techniek een written opinion toegevoegd en is de adviseringsrol van NL Octrooicentrum in procedures voor de rechtbank versterkt.

- Daarnaast is de toegankelijkheid van het octrooisysteem verbeterd, voornamelijk door het aanpassen van de taksenstructuur, de invoering van de mogelijkheid tot indiening van de octrooiaanvraag in het Engels (waarmee ook vervolgaanvragen bij het Europees Octrooibureau of wereldwijd via het Patent Cooperation Treaty worden vergemakkelijkt) en de digitalisering van het octrooiregister. Ook is de mogelijkheid tot het online indienen van octrooiaanvragen vergroot.
- Bevordering van transparantie en marktwerking tussen octrooigemachtigden (afsluiten van een transparantieconvenant tussen het ministerie en de Orde van Octrooigemachtigden);
- Uitbreiden van de voorlichting gericht op het vergroten van het octrooibewustzijn bij met name het MKB en de voorlichting over waarde van octrooien bij innovatieprocessen.
b. Nederland levert een effectieve bijdrage aan de internationale fora en op verschillende dossiers is concreet resultaat geboekt (unitair octrooi, unitaire octrooirechtspraak en kwaliteitsverbetering binnen het Europees Octrooibureau).
c. Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) heeft in de evaluatieperiode zijn voorlichtingsactiviteiten uitgebreid. Het is aannemelijk dat de bekendheid bij de doelgroep met merken- en modellenrecht hierdoor is toegenomen. De inbreng in de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (BOIE) vanuit Nederland op bestuurlijk niveau functioneert doeltreffend en doelmatig.
d. Het beeld over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitvoering van de wettelijke en niet-wettelijke taken door NL Octrooicentrum is over het algemeen positief. Ook concluderen de onderzoekers dat de sturingsrelatie tussen NL Octrooicentrum en het kerndepartement adequaat functioneert.
e. Over het nut en de noodzaak van het in Nederland vigerende registratieoctrooi wordt verschillend gedacht. Het huidige systeem heeft een aantal praktische voordelen ten opzichte van een getoetst octrooi (lagere kosten van octrooiverlening en in mindere mate de snelheid van octrooiverlening). De belangrijkste nadelen zijn de beperktere rechtszekerheid en hieraan gekoppeld het gevaar van extra juridisering en de hierdoor hogere kosten voor derden. De voor- en nadelen wegende is voor de onderzoekers niet duidelijk of het effect op innovatie van het huidige systeem groter of kleiner is dan bij een getoetst octrooi, vooral ook omdat er geen empirische gegevens beschikbaar zijn over de (intermediaire) effecten van het huidige beleid.

De aanbevelingen, die grotendeels worden overgenomen (zie kamerbrief) zijn verder opgedeeld als volgt:
1. Effectmonitoring
2. Meer integraal benaderen van voorlichting over intellectuele eigendomsrechten
3. Sterkere beleidscoördinatie rondom de diverse IE-rechten
4. Verbeteren effectiviteit van de interactie met stakeholders
5. Versterken van de vraagzijde (bij advisering)
6. Concentratie van rechtszaken bij een gespecialiseerde rechtbank
7. Blijven streven naar totstandkoming unitair octrooi en gemeenschappelijke
rechtspraak
8. IE prominenter in de curricula van universiteiten en hogescholen
9. Verminderen knelpunten bescherming bedrijfsgeheimen
10. Aanbevelingen ten behoeve van NL Octrooicentrum (in aanvulling op
bovenstaande)

IEF 11848

Een beetje loslaten: over auteursrecht, KB, Google en het digitaliseren van boeken

If You Want to Achieve Greatness Stop Asking for Permission, Plate 3

Een bijdrage van Raymond Snijders, LinkedIn.

Bibliotheken hebben veel met het auteursrecht te maken. Ze stellen immers per definitie auteursrechtelijk beschermd materiaal beschikbaar aan het grote publiek en dat betekent dat er in de wetgeving het een en ander netjes geregeld is om dit ook mogelijk te maken.

Dit strekt zich echter niet uit tot het regelen, of zelfs maar het makkelijker maken, van digitaliseringsprojecten waarbij gedrukt materiaal online toegankelijk gemaakt wordt. Ook al heb je dat gedrukte materiaal in je collecties zitten als bibliotheek, je kunt het niet zonder toestemming van alle auteursrechthebbenden digitaliseren en online beschikbaar gaan maken. Voor boeken en tijdschriften van de afgelopen decennia is dat al een heel arbeidsintensief en complex proces maar hoe ouder het materiaal is, hoe onwerkbaarder het eigenlijk wordt en hoe kleiner de kans wordt dat je in staat bent om dat materiaal te digitaliseren en te bewaren voor de komende decennia.

Koninklijke Bibliotheek
De Koninklijke Bibliotheek (KB) is vanuit haar rol als nationale bibliotheek van Nederland al vele jaren bezig met het digitaliseren van de fysieke collecties teneinde ze te behouden als cultureel erfgoed voor de huidige en komende generaties. Vorige week bracht de KB naar buiten dat ze dit publieke belang van behoud van dit erfgoed boven het belang stelt van het volledig naleven van de auteurswet. Voor haar tijdschriftenproject 1850-1940 maakt de KB nu de keuze om niet de auteursrechthebbenden op te sporen, geen toestemming meer te vragen maar eenvoudigweg een bezwaarmogelijkheid te geven. Van opt in met toestemming naar opt out met mogelijkheid om je materiaal te laten verwijderen.

Hoewel dit vanzelfsprekend niet conform het auteursrecht is, is het digitaliseren en ontsluiten van zogeheten verweesde werken sowieso al jaren een groot probleem. Verweesde werken zijn werken die weliswaar auteursrechtelijk beschermd zijn maar waarvan de rechthebbenden niet bekend zijn. Het gaat bij elke grote collectie materiaal vaak om enorme aantallen, wat alleen maar groeit naar mate de werken ouder zijn/worden, en waarbij telkens de belangen van het digitaal beschikbaar maken afgewogen worden tegen de kosten van het traceren van -en toestemming vragen aan- de rechthebbenden. Ook al gaat dit tegen het auteursrecht in, steeds vaker prevaleert (terecht mijns inziens) het belang om de werken te behouden in de groeiende digitale collecties van bibliotheken en erfgoedinstellingen. Dit heeft al een dermate groot draagvlak in Europa dat er een nieuwe richtlijn aan zit te komen [red. er is, IEF 11847] die het mogelijk maakt dat bibliotheken en andere non profit instellingen verweesde werken toegankelijk maken voor het grote publiek. De Koninklijke Bibliotheek neemt alvast een interessant voorschot op de daarin gestelde voorwaarden (ook in zo’n richtlijn zullen er nog steeds duidelijke inspanningen gepleegd moeten worden om rechthebbenden op te sporen) door te kiezen voor die opt out regeling voor vooroorlogs materiaal. Rechthebbenden worden dan opgeroepen zich te melden als ze bezwaren hebben tegen het online plaatsen van hun materiaal, waarna de KB deze ontoegankelijk zal maken.

Google Library Project

Daar waar de Koninklijke Bibliotheek eenzijdig een opt out regeling met de (onbekende) rechthebbenden introduceerde bleek vorige week de week van de opt out regelingen te zijn want ook Google kon een einde maken aan een 7 jaar lopende rechtszaak die door de Association of American Publishers (AAP) aangespannen was over het digitaliseren van boeken en tijdschriften door Google. Google en de AAP wisten een wederzijdse regeling te treffen waarbij de uitgevers meer controle krijgen over de door Google gedigitaliseerde boeken in het kader van hun Bibliotheekproject. Dit project, ooit gestart onder de naam Google Book Search, omhelst het digitaliseren van de fysieke collecties van vele grote en nationale bibliotheken -waaronder de Koninklijke Bibliotheek- zodat deze digitale boeken opgenomen kunnen worden in Google Books en de Play Store.

Ook al streeft Google met Google Books in het Bibliotheekproject er naar om alleen algemene bibliografiegegevens beschikbaar te maken met soms een paar fragmenten, een paar zinnen met de zoekterm in context en krijg je alleen maar het boek fulltext te zien als er geen auteursrecht op dat boek rust, de uitgevers vonden zelfs dat al te ver gaan. In de nieuwe overeenkomst krijgen de uitgevers de keuze om hun werken beschikbaar te maken via Google Books maar ook om al gedigitaliseerde boeken te laten verwijderen uit Google’s boekendatabase. Eveneens een opt out mogelijkheid dus.

Verder zijn er nieuwe afspraken over het kunnen verkopen van de gedigitaliseerde boeken waarbij Google Books tot 1/5 van het boek mag tonen en volledige digitale edities mag verkopen via de Play Store. Uitgevers kunnen ook die digitale edities van hun boeken krijgen en die zelf verkopen.

Hoewel de Amerikaanse vereniging van auteurs, de Authors Guild, al meteen liet weten dat de overeenkomst tussen Google en de AAP niet betekende dat zij zouden stoppen met hun rechtszaken tegen Google wegens schending van hun auteursrechten, schept dit wel een heel stevig precedent. Net als in Nederland hebben ook in Amerika uitgevers veelal de rechten op de boeken en is het aannemelijk dat een soortgelijke regeling ook met individuele auteurs en de Authors Guild getroffen zal gaan worden. Een opt out mogelijkheid, gekoppeld met de mogelijkheid om zelf te verdienen aan de digitaliseringswerkzaamheden van Google. De bezwaren rondom het digitaliseren van verweesde werken, voor zover die er al waren, zullen daarmee ook grotendeels verdwijnen schat ik zo in.

Een beetje loslaten van principes en strakke regeltjes. Zoeken naar een oplossing waarbij je zowel de belangen van de auteurs en uitgevers meeneemt als ook de belangen van bibliotheken en die van een breed aanbod overweegt. Het biedt enige hoop dat het nog goed komt met de volledige beschikbaarheid van ebooks.

 

IEF 11847

New EU rules for orphan works

Council of the EU, intellectual property: New EU rules for orphan works, 14456/12, PRESSE 408, 4 oktober 2012.

Niet heel verrassend na IEF 11752 Uit’t persbericht: the new rules [e.g. Directive of the european parliament and of the council on certain permitted uses of orphan works, 2011/0136 COD] will facilitate the digitisation of and lawful cross-border online access to orphan works contained in the collections of libraries, educational establishments, museums, archives, audiovisual heritage institutions and public service broadcasting organisations.

The directive will apply to works that are first published or broadcast in the territory of a eu member state. A diligent search for right holders will be carried out in that member state prior to granting the orphan work status.

Material catalogued as having orphan status in a member state will have the same status in all member states. A single publicly accessible online database will contain the information related to orphan works, including the results of searches for right holders.

The directive provides for a system of compensation in the event of reappearing right holders. The level and conditions of compensation will be fixed by the member states taking into account the non-commercial use of the works made by the beneficiary institutions.

Member states will have a maximum of two years to incorporate the new rules into their national legislations.