IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 22181
7 augustus 2024
Uitspraak

Maxcom had geen toestemming om QWIC Premium e-bikes te verkopen

 
IEF 11537

Teken niet geïnterpreteerd als verwijzing

Gerecht EU 5 juli 2012, zaak T-209/10 (Deutscher Ring tegen OHIM (Deutscher Ring Sachversicherungs-AG)

Gemeenschapsmerkenrecht.

In de procedure vordert de aanvrager van het gemeenschapswoordmerk DEUTSCHER RING SACHVERSICHERUNGS-AG (klasse 36) vernietiging van de beslissing van het OHIM dat haar merkaanvraag wordt afgewezen. Middel: Er is wel sprake van onderscheiden vermogen, het merk is niet louter beschrijvend.

Het Gerecht oordeelt dat de consument niet in staat is om het aangevraagde merk onmiddelijk en zonder verder onderzoek in zijn geheel als een beschrijving van de betrokken dienst waar te nemen. De Kamer van Beroep heeft ten onrechte geoordeeld dat het teken beschrijvend was. Met betrekking tot het onderscheidend vermogen oordeelt het Gerecht EU, in tegenstelling tot de Kamer van Beroep, dat het merk voldoende onderscheidend vermogen heeft. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat door de Duitse consument het teken niet wordt geïnterpreteeerd als een verwijzing naar 'Duitse eenwording in de vorm van een naamloze vennootschap op het gebied van verzekeringen'.
De bestreden beslissing wordt vernietigd.

Gerecht EU wijst het beroep toe.

Beschrijvend karakter
24 Somit wird der Verbraucher nicht in der Lage sein, das beantragte Zeichen sofort und ohne weitere Überlegung in seiner Gesamtheit als Beschreibung der fraglichen Dienstleistungen oder eines ihrer Merkmale wahrzunehmen. Die Auslegung, die dem Zeichen Deutscher Ring Sachversicherungs-AG von der Beschwerdekammer gegeben wird (deutsche Vereinigung von Aktionären, die sich zu dem Zweck des Angebots von Sachversicherungsdienstleistungen und der Verwaltung von Sachversicherungen zusammengeschlossen haben), ist keine Auslegung, die für den mit dem angemeldeten Zeichen konfrontierten deutschen Verbraucher naheliegend wäre. Er könnte zu dieser Auslegung allenfalls nach längerer Überlegung gelangen.

25 Folglich hat die Beschwerdekammer zu Unrecht angenommen, dass das Zeichen Deutscher Ring Sachversicherungs-AG im Sinne von Art. 7 Abs. 1 Buchst. c der Verordnung Nr. 207/2009 beschreibend sei.

Onderscheidend vermogen
29 Im vorliegenden Fall genügt der Hinweis, dass die Beschwerdekammer ihr Ergebnis, wonach das Zeichen Deutscher Ring Sachversicherungs-AG keine Unterscheidungskraft besitze, darauf gestützt hat, dass die maßgeblichen Verkehrskreise das Zeichen als die übliche Beschreibung einer deutschen Vereinigung in der Rechtsform einer Aktiengesellschaft im Bereich von Sachversicherungen auffassen würden. Die Prüfung des ersten Klagegrundes hat aber ergeben, dass der deutsche Verbraucher das Zeichen Deutscher Ring Sachversicherungs-AG nicht als Bezeichnung einer „deutschen Vereinigung in der Rechtsform einer Aktiengesellschaft im Bereich von Sachversicherungen“ auffassen wird.

IEF 11536

Enige overeenstemming door kinderlijke schrijfwijze

Gerecht EU 5 juli 2012, zaak T-466/09 (Comercial Losan tegen OHIM/McDonald's International Property (Mc. Baby))

Gemeenschapsmerkenrecht. Verwarringsgevaar.

In de oppositieprocedure komt de aanvrager van het beeldmerk Mc. Baby (klassen 25, 35 & 39) de houder van de gemeenschapsbeeldmerken McKids  (klassen 16, 25 & 28), McDONALDS  en McDONALD'S (beide klassen 25, 28, 29, 30, 31, 32, 35, 41 & 42) tegen. De oppositieafdeling wijst de oppositie gedeeltelijk toe, beroep wordt gedeeltelijk toegewezen. Middel: er is ten onrechte geconcludeerd dat er sprake is van verwarringsgevaar.

Het Gerecht EU stelt vast dat de merken 'Mc. Baby' en 'McKids' zich onderscheiden door hun tweede element namelijk 'Baby' en 'Kids', toch is er enige visuele overeenstemming door de kinderlijke schrijfwijze van het beeldmerk. Er is sprake van geringe mate van visuele overeenstemming tussen de merken. Het Gerecht EU stelt vast dat er een zekere mate van overeenstemming is op conceptueel en fonetisch vlak. De merken stemmen in zekere mate overeen, waardoor de Kamer van Beroep niet onjuist heeft geoordeeld dat er sprake is van verwarringsgevaar.

Het Gerecht EU verwerpt het beroep.

Gelijkheid
32 Il y a lieu de relever que la marque Mc. Baby et la marque Mc Kids. always quality. always fun! comportent toutes deux l’élément « mc », qui est placé au début de chaque signe et qui est composé d’un « m » majuscule et d’un « c » minuscule. L’élément « mc » de la marque demandée se distingue de l’élément « mc » de la marque antérieure par sa police de caractère et le fait qu’il est suivi d’un point.

33 Certes, les marques en conflit se distinguent par leur second élément, à savoir « baby » pour la marque demandée et « kids » pour la marque antérieure. Toutefois, l’élément « baby » de la marque demandée et l’élément « kids » de la marque antérieure présentent une certaine similitude sur le plan visuel étant donné que ce sont deux mots courts écrits dans une police de caractère qui ressemble à l’écriture d’un enfant.

34 En outre, s’il est vrai que la marque antérieure contient, à la différence de la marque demandée, un élément figuratif et l’élément « always quality. always fun! », il y a lieu de relever que l’élément figuratif est situé en arrière-plan et que l’élément « always quality. always fun! » est écrit en petits caractères.

35 Il ressort de ce qui précède qu’il existe des différences visuelles importantes entre les marques en conflit. Toutefois, on ne peut nier, en l’espèce, l’existence d’un faible degré de similitude sur le plan visuel entre ces marques.

Verwarringsgevaar
43 Étant donné que les marques en conflit présentent un certain degré de similitude sur les plans conceptuel et phonétique et un faible degré de similitude sur le plan visuel, la chambre de recours n’a pas commis d’erreur en considérant que les marques en conflit étaient globalement similaires.

44 L’argument de la requérante selon lequel la chambre de recours a considéré à tort que l’élément « mc » était l’élément dominant des signes en conflit et n’a donc pas tenu compte de l’ensemble des éléments des signes en conflit dans son appréciation de leur similitude ne peut pas prospérer. En effet, il résulte de l’analyse de la similitude des marques en conflit exposée ci-dessus, qui a été faite sans tenir compte du caractère dominant de l’élément « mc » et en tenant compte de l’ensemble des éléments des marques en conflit, que les marques en conflit sont globalement similaires même si l’élément « mc » n’est pas considéré comme l’élément dominant de ces marques.

45 Il s’ensuit que, ayant constaté à juste titre que les produits et les services couverts par les marques en conflit sont identiques ou similaires et que les marques en conflit sont globalement similaires, la chambre de recours n’a pas commis d’erreur en concluant à l’existence d’un risque de confusion.

Op andere blogs:
Alicante News (B. General Court, case T-466/09)
Hoogenraad & Haak (MC. BABY EN MC KIDS LIJKEN TEVEEL OP ELKAAR)
Marques (General Court: Mc Baby v McKids)
Nederlandsch Octrooibureau (McKids tegen Mc.Baby)

IEF 11535

ONEL/OMEL (conclusie AG)

Concl. AG HvJ EU 5 juli 2012, zaak C-149/11 (Leno Merken; ofwel ONEL tegen OMEL)

Prejudiciële vragen gesteld door het Hof 's-Gravenhage, IEF 9378

Merkenrecht. Is er sprake van normaal gebruik, bij gebruik van een gemeenschapsmerk in één lidstaat? Ja, daar kan sprake van zijn.

Conclusie: „Artikel 15, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk moet aldus worden uitgelegd dat (i) gebruik van een gemeenschapsmerk binnen de grenzen van één enkele lidstaat niet noodzakelijkerwijs als zodanig volstaat om normaal gebruik van dat merk te vormen, maar (ii) het mogelijk is dat, rekening houdend met alle relevante feiten, het gebruik van een gemeenschapsmerk in een gebied dat overeenstemt met het grondgebied van één enkele lidstaat, normaal gebruik binnen de Gemeenschap vormt.

Normaal gebruik binnen de Gemeenschap in de zin van artikel 15, lid 1, van verordening nr. 207/2009 is gebruik dat, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de relevante markt, kwantitatief voldoende is om op die markt marktaandelen voor de door het gemeenschapsmerk aangeduide waren en diensten te behouden of te verkrijgen.”

Vragen:
1. Moet artikel 15, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/20091 inzake het Gemeenschapmerk aldus worden uitgelegd dat als normaal gebruik van een Gemeenschapsmerk volstaat gebruik ervan binnen de grenzen van één enkele lidstaat, mits dit gebruik, ware het een nationaal merk, in die lidstaat als normaal gebruik wordt aangemerkt (vgl. Joint Statement nr. 10 bij artikel 15 van verordening (EG) nr. 40/942 van de Raad van 20 december 1993 en de Opposition Guidelines van het BHIM)?
2. Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt, valt bovenomschreven gebruik van een Gemeenschapsmerk binnen één enkele lidstaat nimmer aan te merken als normaal gebruik binnen de Gemeenschap als bedoeld in artikel 15, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009?
3. Indien het gebruik van een Gemeenschapsmerk binnen één enkele lidstaat nimmer als normaal gebruik binnen de Gemeenschap is aan te merken, welke eisen moeten dan bij de beoordeling van een normaal gebruik binnen de Gemeenschap aan de territoriale omvang van het gebruik van een Gemeenschapsmerk - naast de andere factoren - worden gesteld?
4. Of moet - anders dan het bovenstaande - artikel 15 van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk aldus worden uitgelegd dat bij de beoordeling van normaal gebruik binnen de Gemeenschap volledig wordt geabstraheerd van de grenzen van het grondgebied van de afzonderlijke lidstaten [en bij voorbeeld wordt aangeknoopt bij marktaandelen (productmarkt/geografische markt)]?

Op andere blogs:
IPKat (The A-G opines on ONEL: genuine use of a CTM)
Merkwaardigheden (De Onel-zaak: een inschatting)
Merkwaardigheden (De Onel-zaak:  de Advocaat Generaal)

IEF 11534

"Passende" kwekersrechtvergoeding (Geistbeck-arrest)

HvJ EU 5 juli 2012, zaak C-509/10 (Geistbeck en Geistbeck tegen Saatgut-Treuhandverwaltungs GmbH)

Prejudiciele vragen gesteld door het Bundesgerichtshof, Duitsland.

In navolging van IEF 11128 (Concl AG). Kwekersrecht. Over de gepaste vergoeding, die een landbouwer aan de houder van een communautair kwekersrecht in overeenstemming met de verordening betaald. Deze vergoeding wordt gebaseerd op het gemiddelde bedrag van de vergoeding, die in hetzelfde gebied wordt gevraagd, voor het genereren van een overeenkomstige hoeveelheid van het onder licentie geproduceerd teeltmateriaal van de beschermde rassen van de betrokken plantensoorten.

Verkort antwoord: De „passende vergoeding” die krachtens artikel 94 Communautaire kwekersrechtverordening dient te worden betaald (...) moet worden berekend op basis van het bedrag van de vergoeding die in hetzelfde gebied moet worden betaald voor het in licentie produceren van teeltmateriaal van beschermde rassen van het betrokken gewas.

Volledig Antwoord: 1) De „passende vergoeding” die krachtens artikel 94, lid 1, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht dient te worden betaald door een landbouwer die door aanplanting verkregen teeltmateriaal van een beschermd ras heeft gebruikt zonder de verplichtingen na te komen die op hem rusten uit hoofde van artikel 14, lid 3, van deze verordening, gelezen in samenhang met artikel 8 van verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie van 24 juli 1995 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van verordening nr. 2100/94, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2605/98 van de Commissie van 3 december 1998, moet worden berekend op basis van het bedrag van de vergoeding die in hetzelfde gebied moet worden betaald voor het in licentie produceren van teeltmateriaal van beschermde rassen van het betrokken gewas.

2) De betaling van een vergoeding voor de kosten die zijn gemaakt voor het toezicht op de eerbiediging van de rechten van de houder van een kwekersrecht kan niet worden opgenomen in de berekening van de „passende vergoeding” bedoeld in artikel 94, lid 1, van verordening nr. 2100/94.

Vragen:
1) Moet de passende vergoeding die een landbouwer overeenkomstig artikel 94, lid 1, van [de basisverordening] aan de houder van een communautair kwekersrecht dient te betalen, omdat hij door aanplanting verkregen teeltmateriaal van een beschermd ras heeft gebruikt zonder naleving van de verplichtingen waarin is voorzien bij artikel 14, lid 3, van [de basisverordening] en artikel 8 van [de uitvoeringsverordening], worden berekend op basis van het gemiddelde bedrag van de vergoeding die in rekening wordt gebracht voor het in hetzelfde gebied in licentie produceren van een overeenkomstige hoeveelheid teeltmateriaal van beschermde rassen van het betrokken gewas, dan wel op basis van de (lagere) vergoeding die overeenkomstig artikel 14, lid 3, vierde streepje, van [de basisverordening] en artikel 5 van [de uitvoeringsverordening] moet worden betaald in het geval van een toegestane aanplanting?

2) Kan, indien slechts moet worden uitgegaan van de vergoeding voor een toegestane aanplanting, de houder van het kwekersrecht in de hierboven bedoelde situatie bij een eenmalige onrechtmatige inbreuk de hem overeenkomstig artikel 94, lid 2, van [de basisverordening] te vergoeden schade forfaitair berekenen op basis van de vergoeding voor het in licentie produceren van teeltmateriaal?

3) Mogen – of moeten zelfs – bij de berekening van de overeenkomstig 94, lid 1, van [de basisverordening] te betalen passende vergoeding of van de overeenkomstig artikel 94, lid 2, van deze verordening te betalen vergoeding voor alle andere schade, de kosten verbonden aan de bijzonder uitgebreide controlemiddelen aangewend door een organisatie die de rechten van een groot aantal houders van kwekersrechten behartigt, aldus in aanmerking worden genomen dat het dubbele van de gewoonlijk overeengekomen vergoeding respectievelijk van de overeenkomstig artikel 14, lid 3, vierde streepje, van [de basisverordening] te betalen vergoeding wordt toegekend?”

Op andere blogs:
IPKat (How Farmers Should Pay Up for Infringing Protected Plant Variety Rights - Geistbeck Summary)

IEF 11533

The Pirate Bay Blokkade - De grieven van XS4ALL

Een bespreking van de grieven van XS4All door Patrick Schreurs*, News-Service.com.

Al sinds 2010 is Stichting BREIN bezig om internet access providers de toegang tot de website van The Pirate Bay (TPB) te laten blokkeren. Tot nu toe is geen enkele provider bereid geweest om hier vrijwillig, dus zonder rechtelijk bevel, aan mee te werken. Hieronder een overzicht van de uitspraken omtrent The Pirate Bay blokkade tot nu toe:

19 juli 2010 – Kort geding tegen Ziggo en XS4ALL – Geen blokkade [red. IEF 8988]
11 januari 2012 – Bodem procedure tegen Ziggo en XS4ALL – Wel blokkade [red. 10763]
10 mei 2012 – Kort geding tegen UPC, KPN, T-mobile en Tele2 – Wel blokkade [red. 11287]

Alle betrokken providers blokkeren inmiddels de toegang tot de website van TPB en alle betrokken providers zijn in hoger beroep gegaan. Ook ZeelandNet is inmiddels door Brein voor de rechter gedaagd. Vorige week maakte XS4ALL bekend dat ze haar grieven voor het hoger beroep bij het gerechtshof inmiddels heeft ingediend. Dit document, Memorie van Grieven (MvG) genoemd, is een opsomming van punten uit het vonnis waar XS4ALL het niet mee eens is. Het document bevat 23 grieven en beslaat 108 pagina’s.

Hieronder bespreek ik de meest opvallende grieven of die grieven die het vermelden waard zijn.

Grief 1
Naar de mening van XS4ALL heeft de rechtbank de werking van BitTorrent niet goed beschreven. XS4ALL benoemt 10 onjuistheden. Er wordt onder andere uitgelegd dat een downloader (leecher) niet automatisch een uploader (seeder) wordt en dat er verschil moet worden gemaakt tussen een normale seeder en een initial seeder (iemand die torrent bestanden zelf aanmaakt en uploadt).

Grief 2
In deze grief legt XS4ALL uit dat de rol van TPB verkeerd is beschreven door de rechtbank. Er kunnen geen mediabestanden worden gedownload op TPB; TPB is niets anders dan één van de vele index websites; Magnet links en torrent bestanden bevatten geen auteursrechtelijk beschermd materiaal; de enige inbreukmakende handeling is het uploaden van mediabestanden en dit vindt volledig buiten de omgeving van TPB plaatst; de abonnees van XS4ALL maken dus geen inbreuk via TPB.

Grief 4
De aanname van de rechtbank dat circa 90 tot 95% van de torrents op TPB illegaal zijn klopt niet. De steekproeven zijn niet volledig willekeurig geselecteerd en niet alle categorieën zijn onderzocht. De resultaten zijn dus niet representatief voor het volledige aanbod op TPB. De onderzoeken die Brein zelf heeft verricht zijn niet volgens een statische rekenmethode tot stand gekomen.

Grief 5
De rechtbank heeft geconcludeerd dat 30% van de abonnees van Ziggo recent via TPB heeft gedownload en dus heeft geüpload en 4,5% van de abonnees van XS4ALL. Brein heeft slechts 4 films onderzocht die of Nederlandstalig waren of Nederlands waren ondertiteld. Dit geeft een vertekend beeld, omdat deze films vooral vanaf Nederlandse access providers (en dus ook Ziggo en XS4ALL) zullen worden uitgewisseld. Bovendien is het aantal onderzochte films te klein.Tot slot zegt de uitwisseling van data via BitTorrent niets over het gebruik van de website van TPB.

Grief 7
Aangezien TPB geen auteursrechtinbreuk pleegt (geen zelfstandige openbaarmaking), leveren XS4ALL en Ziggo ook geen dienst aan TBP die gebruikt wordt om inbreuk mee te plegen. Hierdoor is het artikel uit de Auteurswet waarop Brein zich baseert niet van toepassing. Bovendien treft de maatregel niet alleen specifieke, concrete inbreuken, maar treft de maatregel alle abonnees van XS4ALL en Ziggo.

Grief 8 en 9
Een internet access provider kan geen filterverplichting worden opgelegd. Aanbieders van internettoegangsdiensten zijn gevrijwaard van aansprakelijkheid voor het onrechtmatige karakter van de doorgegeven informatie. Dit is ook recent in de zaak Scarlet/Sabam [red. IEF door het Hof van Justitie bevestigd. Er mag aan tussenpersonen geen algemene toezichtverplichting worden opgelegd en tussenpersonen mogen niet worden verplicht om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden. Filteren valt onder deze laatste categorie.

Grief 10 t/m 15
De blokkade treft een aantal fundamentele grondrechten. Een eis voor elke beperking van de fundamentele grondrechten is dat deze moet zijn voorzien bij wet, een legitiem doel dient en noodzakelijk is in een democratische samenleving. De rechtbank heeft deze toetsing niet juist verricht, en volgens XS4ALL voldoet de blokkade ook niet deze eisen. De blokkade dient voldoende effectief (en dus proportioneel) te zijn, maar is dat niet omdat de blokkade makkelijk is te omzeilen. Brein geeft aan dat de blokkade in ieder geval een extra barrière is, maar dat is onvoldoende, gelet op de beperking van het recht op informatievrijheid, het recht op privacy en het recht op ondernemerschap. De blokkade is tot slot niet proportioneel omdat de blokkade niet heeft geleid tot minder BitTorrent verkeer bij XS4ALL en Ziggo.

XS4ALL is van mening dat er maatregelen voorhanden zijn die minder ingrijpend zijn voor XS4ALL en haar abonnees, waarmee Brein hetzelfde doel kan bereiken. Er wordt bijvoorbeeld gesuggereerd om voorlichtingscampagnes op scholen te geven of om het legale aanbod voor met name films en boeken te vergroten. Ook suggereert XS4ALL om de partijen die de bron vormen van het illegale aanbod (de zogenaamde releasegroups), de makers van de BitTorrent software of de transit providers van TPB aan te spreken.

Grief 16
De blokkade treft de eindgebruikers van XS4ALL en ZIggo, maar deze eindgebruikers zijn niet gehoord en zij hebben niet de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze beperking van hun fundamentele rechten. Dit is in strijd met het recht op een eerlijke rechtspleging.

Grief 17
De rechtbank had Brein geen carte blanche mogen geven om zonder rechtelijke tussenkomst een onbeperkt deel van het internet voor onbepaalde tijd ontoegankelijk te maken voor 1,8 miljoen Nederlandse burgers. XS4ALL verwijst naar de rechtbank in Den Haag die in de zaak van Brein tegen UPC, KPN, T-mobile en Tele2 anders heeft beslist [red. 11287]. XS4ALL wordt op kosten gejaagd doordat XS4ALL moet controleren of de door Brein opgegeven informatie nog wel correct is en indien dit niet het geval blijkt te zijn, moet XS4ALL een executiegeschil starten.

Grief 18
De rechtbank heeft de vereisten van de nieuwe Telecommunicatiewet niet juist getoetst. In de nieuwe Telecommunicatiewet (die per 1 januari 2013 van kracht wordt), is netneutraliteit vastgelegd. Hiermee spreekt de politiek zich uit voor een vrije en onbeperkte toegang tot het internet en tegen filtering en blokkades.

Tot zover de grieven van XS4ALL. Nu is Brein weer aan zet. XS4ALL verwacht pas een uitspraak in de loop van 2013. * Aangezien ik voor News-Service.com ook bezig ben met het werken aan de memorie van grieven, vond ik het erg nuttig om de grieven van XS4ALL te lezen.

Het omzeilen van The Pirate Bay blokkade is kinderlijk eenvoudig. Brein laat het er echter niet bij zitten en spreekt inmiddels ook beheerders van proxies aan. TPB heeft wel zin in het kat en muis spel en geeft de website zo nu een dan een nieuw IP adres (met de komst van IPv6 beschikt TPB over maar liefst 8.446.744.073.709.551.616 IP adressen). XS4ALL en Ziggo moeten deze nieuwe IP adressen op verzoek van Brein toevoegen aan de blokkade. Voor UPC, KPN, T-mobile en Tele2 moet Brein [red. IEF 11503] elke keer weer naar de rechter voor een rechtelijk bevel (een ex parte verbod).

Brein zegt vol trots in haar gisteren gepubliceerde half jaar rapport dat het bezoek van de website van TPB is gekelderd. Dat is niet zo vreemd als de zes grootste Nederlandse access providers die tezamen 90% van de markt bedienen de toegang tot de website blokkeren (duh). Mensen die TPB via een omweg bezoeken (bijvoorbeeld via een proxy), bezoeken de website vanaf een ander, vaak een niet-Nederlands, IP adres. Om deze reden is ook de claim dat de populariteit van TPB drastisch zou zijn gedaald volledig ongegrond. Lees vooral ook even de altijd vakkundige analyse van GeenStijl. Zoals gezegd heeft de Universiteit van Amsterdam aangetoond dat The Pirate bay blokkade geen enkel effect heeft op de hoeveelheid (auteursrechtelijk beschermde) data dat via BitTorrent wordt uitgewisseld. Je kunt je dus afvragen wat het nut van dit alles is.

In steeds meer landen moeten internet accesss providers de toegang tot de website van TPB blokkeren (uitzonderingen daargelaten). De politiek lijkt echter geen voorstander te zijn van het blokkeren van websites. De grieven lijken mij goed onderbouwd. Maar zal het voldoende zijn?

Update 17.00 uur: XS4ALL maakt vandaag bekend dat de hoeveelheid BitTorrent verkeer op haar netwerk zelfs is toegenomen sinds de blokkade.

* Aangezien auteur voor News-Service.com ook bezig is met het werken aan de memorie van grieven, vond hij het erg nuttig om de grieven van XS4ALL te lezen.

IEF 11532

Entire agreement clause vs Haviltex

Gerechtshof Leeuwarden 29 mei 2012, LJN BX0321 (Nano-C (Westwood, Massachusetts, USA) tegen Rijksuniversiteit Groningen)

Als randvermelding, parallel gepubliceerd IT 818. Octrooirecht. Algemeen contractenrecht. Haviltex-norm. Opzegging licentieovereenkomst buiten het in een contract genoemde gronden.

Rijksuniversiteit Groningen (hierna: RUG) is aanvraagster van de internationale octrooiaanvrage nr. PCT/NL2004/00116 getiteld 'Photodiode'. RUG heeft een licentieovereenkomst gesloten met Nano-C, waarin een 'entire agreement' clausule is opgenomen. Volgens Nano-C heeft RUG de licentieovereenkomst niet rechtsgeldig beëindigd en heeft in conventie schadevergoeding gevorderd. In reconventie heeft RUG een bedrag gevorderd van Nano-C voor niet betaalde huur en het gebruik van gereedschappen/apparatuur en chemicaliën. De rechtbank heeft de vordering in conventie afgewezen en in reconventie een bewijsopdracht gegeven.

Het hof deelt het standpunt van Nano-C dat RUG in de gegeven situatie de licentieovereenkomst slechts had kunnen opzeggen met inachtneming van de overeengekomen termijn van kennisgeving en aangeboden mogelijkheid van herstel.

 

Dat de tekortkoming, zoals RUG stelt en Nano-C betwist, blijvend of tijdelijk onmogelijk was, is voor de toepasselijkheid van het artikel niet relevant nu deze bepaling op iedere tekortkoming van toepassing is. Ook de redelijkheid en billijkheid brengen met zich dat RUG naar aanleiding van de e-mailberichten eerst contact met Nano-C had moeten opnemen alvorens de overeenkomst rauwelijks op te zeggen. De grieven I en VI zijn in zoverre gegrond.

Het hof is met RUG van oordeel dat het ontslag van het personeel en het staken van de productie van [70]PCBM terwijl de markt intussen niet meer werd beleverd hoewel er nog steeds vraag naar dit product bestond, moet worden beschouwd als een tekortkoming van de inspanningsverplichting onder artikel 6 van de licentieovereenkomst. Dit geldt temeer nu, zoals door RUG is gesteld en door Nano-C niet is weersproken, de stagnatie in de productie en verkoop [70]PCBM negen maanden heeft geduurd en een onderbreking van negen maanden zonder uitzicht op herstel zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet beschouwd kan worden als een tijdelijke stagnatie.

De slotsom van het voorgaande is dat de tekortkomingen door Nano-C, hoewel zij daarvoor de 60 dagen termijn mocht nemen, niet tijdig zijn opgeheven en dat de licentieovereenkomst door RUG rechtsgeldig op 12 juni 2005 (60 dagen na 12 april) is beëindigd.

Als gevolg van de beëindiging stond het RUG vrij de technologie aan Solenne in gebruik te geven. Nano-C wordt veroordeeld in de proceskosten.

8. Grief I komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat partijen in de licentieovereenkomst geen regeling hebben getroffen voor het geval Nano-C blijvend of tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om aan haar verplichtingen uit de licentieovereenkomst te voldoen (r.o. 5.4.1 van het bestreden vonnis). De grief bestrijdt voorts de daaropvolgende overweging van de rechtbank dat een redelijke uitleg van artikel 19 lid 3 sub b van de licentieovereenkomst meebrengt dat de daarin genoemde “cure period” alleen is bedoeld voor die gevallen waarin de onmogelijkheid van Nano-C om na te komen is gelegen in vertraging van de nakoming. Uit de toelichting op de grief begrijpt het hof dat Nano-C in het bijzonder er over klaagt dat de rechtbank door haar uitleg van artikel 19 een leemte creëert die zij vervolgens (op grond van de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid) aanvult, zonder er rekening mee te houden dat partijen in artikel 19 van de overeenkomst een uitputtende beëindigingsregeling zijn overeengekomen.

9. Het hof stelt vast dat partijen verdeeld zijn over de uitleg van de in artikel 19 van de licentieovereenkomst opgenomen regeling inzake de beëindiging van de overeenkomst. Partijen zijn in het bijzonder verdeeld over de vraag of de in de licentieovereenkomst opgenomen beëindigingsgronden uitputtend zijn bedoeld in die zin dat de overeenkomst alleen op die gronden kan worden beëindigd en dus niet tevens op grond van de algemene regeling in boek 6 BW.

10. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, LJN: AG4158, NJ 1981, 635). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Uit het arrest van de Hoge Raad van

20 februari 2004, NJ 2005, 493, volgt dat in praktisch opzicht de taalkundige betekenis van de bewoordingen, gelezen in de context van het contract als geheel, bij de uitleg vaak wel van groot belang zijn. Dit geldt in het bijzonder indien het gaat om een zuiver commerciële transactie tussen twee gelijkwaardige professionele partijen, terwijl bovendien vaststaat dat die partijen bij het aangaan van de overeenkomst zijn bijgestaan door deskundige juristen en in de overeenkomst een "entire agreement" clausule zijn overeengekomen

(vgl. HR 19 januari 2007, LJN: AZ3178, JOR 2007, 166). De redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding van partijen beheersen, brengen mee dat contractspartijen hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij (vgl. HR 19 oktober 2007, LJN: BA7024).

14. Het hof is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden (het betreft hier een internationaal commercieel contract met een entire agreement clausule tussen commerciële partijen die werden bijgestaan door deskundige adviseurs) als uitgangspunt beslissend gewicht dient te worden toegekend aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van die woorden, gelezen in het licht van de overige, voor de uitleg relevante bepalingen van de licentieovereenkomst. Uit de in redelijkheid niet mis te verstane aanhef van artikel 19 lid 1 eerste zin ("except as is expressly provided herein with respect to the earlier termination") volgt dat de licentieovereenkomst alleen kan worden beëindigd op in dat artikel genoemde gronden. Naar het oordeel van het hof bestaat er slechts aanleiding af te wijken van de in redelijkheid niet mis te verstane aanhef van artikel 19 lid 1 voor zover RUG stelt en bewijst dat gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval aan die bewoordingen een afwijkende betekenis toekomt. RUG heeft haar stelling op dit punt evenwel onvoldoende onderbouwd zodat het hof ervan uitgaat dat de overeenkomst alleen beëindigd kan worden op grond van in artikel 19 opgesomde gronden.

16. Het hof deelt het standpunt van Nano-C dat RUG in de gegeven situatie de licentieovereenkomst slechts had kunnen opzeggen met inachtneming van de in artikel 19 lid 3 sub b overeengekomen termijn van kennisgeving en aangeboden mogelijkheid van herstel. Dat de tekortkoming, zoals RUG stelt en Nano-C betwist, blijvend of tijdelijk onmogelijk was, is voor de toepasselijkheid van artikel 19 lid 3 sub b niet relevant nu deze bepaling op iedere tekortkoming van toepassing is. Ook de redelijkheid en billijkheid brengen met zich, zoals door

Nano-C in de toelichting op grief VI terecht is aangevoerd, dat RUG naar aanleiding van de e-mailberichten van 2 en 3 april 2005 eerst contact met Nano-C had moeten opnemen alvorens de overeenkomst rauwelijks op te zeggen.De grieven I en VI zijn in zoverre gegrond. Of dat Nano-C kan baten, zal hierna blijken.

Tekortkoming
23. Het hof is met RUG van oordeel dat het ontslag van het personeel en het staken van de productie van [70]PCBM terwijl de markt intussen niet meer werd beleverd ofschoon er nog steeds vraag naar dit product bestond, moet worden beschouwd als een tekortkoming van de inspanningsverplichting onder artikel 6 van de licentieovereenkomst. Dit geldt temeer nu, zoals door RUG is gesteld en door Nano-C niet is weersproken, de stagnatie in de productie en verkoop [70]PCBM negen maanden heeft geduurd en een onderbreking van negen maanden zonder uitzicht op herstel zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet beschouwd kan worden als een tijdelijke stagnatie. De enkele stelling dat Nano-C wel in staat was om [70]PCMBs te produceren is in het licht van het voorgaande niet voldoende. Het bewijsaanbod van Nano-C om [betrokkene] te horen is in zoverre niet ter zake dienend.

27. De slotsom van het voorgaande is dat de tekortkomingen door Nano-C, hoewel zij daarvoor de 60 dagen termijn mocht nemen, niet tijdig zijn opgeheven en dat de licentieovereenkomst door RUG rechtsgeldig op 12 juni 2005 (60 dagen na 12 april) is beëindigd. Het enkele feit dat RUG bij brief van 16 augustus 2005 Nano-C onverplicht in staat heeft gesteld alsnog informatie aan te leveren met betrekking tot de financiële en personele situatie van Nano-C, doet daaraan niet af.

Ingebrekestelling?
30. Zoals hiervoor onder 27 is overwegen, heeft RUG op 12 april 2005 de licentieovereenkomst met ingang van 12 juni 2005 rechtsgeldig beëindigd. Als gevolg van de beëindiging stond het RUG vrij de technologie aan Solenne in gebruik te geven. Nu Solenne op 23 augustus 2005 is opgericht en is gesteld noch is gebleken dat zij daarvóór al van die technologie gebruik maakte, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien hoe het gebruik van de technologie door Solenne, zoals dit door RUG werd toegestaan, een onrechtmatige daad jegens Nano-C oplevert. Grief VI faalt derhalve.

Op andere blogs:
SOLV
(Hof uitspraak over "entire agreement" clausule versus haviltex

IEF 11531

Overzicht ACTA-ontwikkeling sinds mei

In navolging van IEF 11370, een selectie van verzamelde berichten over ACTA van mei tot heden

Persbericht: ACTA before the European Parliament
The Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) was rejected by the European Parliament on 4 July 2012, by 478 votes to 39, with 165 abstentions. Parliament could not amend the ACTA, but only approve or reject it. Its rejection means that neither the EU nor its individual member states can join the agreement.
[red. verder nog de volgende vragen apart behandeld:] What were Parliament’s options? How will ACTA come into force? Steps to rejection

Interview with the ACTA rapporteur David Martin and with Hannes Swoboda, President of the Socialists and Democrats in the European Parliament.

Stichting BREIN: de weerstand tegen het totstandkomingsproces is zodanig dat het Europees Parlement tegen het verdrag heeft gestemd
De controverse komt voort uit het feit dat ACTA aanvankelijk in het geheim onderhandeld werd, hetgeen voeding gaf aan geruchten dat het verdrag heel ver zou gaan en fundamentele rechten zou beperken door 'three strikes' wetgeving verplicht te stellen. Hoewel dat uiteindelijk niet het geval bleek, is de weerstand tegen het totstandkomingsproces toch zodanig dat het Europees Parlement tegen het verdrag heeft gestemd. Het Europees Hof is gevraagd om te beoordelen of het ACTA verdrag inderdaad indruist tegen de in Europa geldende regelgeving omtrent fundamentele rechten. Hoewel vele Europarlementariërs die beoordeling wilde afwachten, haalde dat voorstel geen meerderheid mede vanwege spanning tussen de Commissie en het Parlement dat grotere betrokkenheid wil.

Statement by Martin SCHULZ, EP President on the result of the vote on ACTA

Bits of Freedom: Overwinning op ACTA vraagt om politiek doorpakken (4 juli)
Het Europees Parlement heeft zojuist tegen het omstreden handelsverdrag ACTA gestemd: een grote overwinning voor internetvrijheid in Nederland en Europa. De Europese Commissie heeft echter al laten weten dat ze, ondanks de tegenstem van het Europarlement, ACTA opnieuw op de agenda zal zetten. Bits of Freedom roept politici in Nederland en Europa daarom op om deze overwinning te gebruiken om een brede discussie te starten over een grondige herziening van het auteursrecht. Alleen dan kunnen er fundamentele oplossingen gevonden worden en kan een comeback van ACTA worden voorkomen.

ACTA: La voix de la raison n'a pas triomphé [red. ACTA: de stem van de rede heeft niet gewonnen]
Europees Gedeputeerde Marielle Gallo voor de Groupe PPE schrijft: Le Parlement européen s'est prononcé aujourd'hui contre l'accord commercial anti-contrefaçon (ACTA). La délégation française du Groupe PPE regrette ce vote intervenu dans la précipitation, alors que la Cour de Justice de l'UE a été saisie pour se prononcer sur sa compatibilité avec les droits fondamentaux et n'a pas encore rendu sa décision.

Twitter @judithineuropa

Streep door ACTA is een overwinning voor democratie (4 juli)
Nu het ACTA-verdrag van tafel is kan het Europees Parlement zich richten op de hoognodige hervorming van intellectueel eigendomsrecht in Europa. "ACTA stelde een aantal belangrijke vragen, maar kwam met de verkeerde oplossingen," zegt Schaake. "Wij moeten nu op een open en transparante manier aan de hervorming van auteursrechthandhaving werken. Een hervorming die de internetvrijheid niet in gevaar brengt.

Acta: Controversial anti-piracy agreement rejected by EU(4 juli)
The European Commission will continue to seek the legal opinion of the European Court of Justice on whether this agreement harms any of the fundamental rights of European citizens - including freedom of speech.

IFPI - European manufacturing and creative industries react to European Parliament vote on ACTA.
Europe’s innovative manufacturing and creative industries consider that today’s vote by the European Parliament will be damaging for European intellectual property, jobs and the economy. The decision on ACTA is a missed opportunity for the EU to protect its creative and innovation-based industries in the international market place. “ACTA is an important tool for promoting European jobs and intellectual property. Unfortunately the treaty got off on the wrong foot in the Parliament, and the real and significant merits of the treaty did not prevail,” says Anne Bergman-Tahon, Director of the Federation of European Publishers (FEP), a member of a coalition of over 130 organisations supporting ACTA.

Antipiraterijverdrag ACTA definitief van de baan (4 juli)
Het Europees Parlement heeft woensdag massaal tegen het antipiraterijverdrag ACTA gestemd. Het verdrag is definitief van de baan.

ACTA Stemming, afbeelding van Falkvinge.net

Twitter @judithineuropa: En ‪#ACTA‬ is dood. 478 stemmen tegen ‪#ACTA‬ en 39 voor.
Twitter @MarietjeD66: Bye bye #ACTA, European Parliament votes 478 against and 39 in favor 165 abstentions
Twitter @Bitsoffreedom: Europarlement tegen ‪#ACTA‬: "hello democracy, goodbye ‪#ACTA‬"
Twitter @Bitsoffreedom: Europarlement tegen uitstel ‪#ACTA‬
Twitter @Bitsoffreedom: EPP vraagt om uitstel #ACTA

Overwinning ACTA in gevaar: Christendemocraten willen uitstel (3 juli)
De overwinning op ACTA is in groot gevaar. De Christendemocraten (EVP) willen tijdens de plenaire vergadering vandaag het Europarlement vragen om uitstel van stemming totdat het Europese Hof over ACTA heeft beslist.

EU-parlement verwerpt ACTA waarschijnlijk (3 juli)
Het Europees Parlement gaat woensdag hoogstwaarschijnlijk met grote meerderheid tegen antipiraterijverdrag ACTA stemmen.

Everything you need to know about ACTA (2 juli)
The Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) has proved to be controversial ever since it was first proposed. The agreement is aimed at more effectively enforcing intellectual property rights on an international level. Many developed countries worry that their economies suffer great damage due to counterfeiting and piracy. However, opponents are concerned that it will favour large companies' interests at the expense of citizens' rights.

Commissie heeft nu al lak aan tegenstem ACTA (29 juni)
Woensdag 4 juli is de grote dag dat het Europarlement over ACTA stemt. De kans is groot dat zij het advies van vijf parlementaire commissies en het goede voorbeeld van Nederland volgt en tegen het verdrag stemt. Die tegenstem zou een overwinning zijn in de strijd tegen ACTA en een oppepper voor de Europese democratie. De Europese Commissie houdt niettemin vast aan haar laatste strohalm: de procedure bij het Europese Hof.

ACTA Criticised In Australia (27 juni)
The Australian Parliament Joint Standing Committee on Treaties this week issued a report  on ACTA finding fault with the agreement. ACTA already has run into roadblocks in various parliamentary committees and been held up in Europe.

Kabinet tekent ACTA niet (25 juni)
Dit kabinet ziet definitief af van het ondertekenen en ratificeren van antipiraterijverdrag ACTA.

Europese Commissie vreest gevolgen bij afwijzen ACTA (22 juni)
Nu het Europees Parlement zich tegen ACTA keert, vreest de Europese Commissie de gevolgen. Het debat zou niet eerlijk verlopen zijn en er is gedreigd.

Europees Parlement gaat procederen om ACTA (21 juni)
Het Europees Parlement schaart zich achter de rechtszaak van parlementslid Sophie in ’t Veld (D66) om meer openheid over ACTA te krijgen. Nederland mengt zich niet in de strijd.

Parliament should say NO to ACTA, says International Trade Committee (22 juni)
Parliament should say NO to the Anti-Countefeiting Trade Agreement (ACTA), said the International Trade Committee in a vote on Thursday. Nineteen MEPs voted against ACTA, and twelve in favour, with no abstentions.

Belangrijkste commissie stemt ook tegen ACTA (21 juni)
De handelscommissie (INTA) van het Europees Parlement adviseert tegen ACTA te stemmen. Hiermee is de toekomst van het handelsverdrag erg onzeker geworden.

VIDEO - EP debates petitions against ACTA (20 juni)
Anti-Counterfeiting Trade Agreement ACTA has left few people indifferent. Over the last few months the EP has received numerous petitions - including one signed by nearly three million people - asking MEPs to vote against the controversial agreement. The EP's petitions committee discussed the issue with petitioners on Tuesday 19 June. The international trade committee will vote 21 June on whether to recommend rejection to MEPs.

ACTA now rejected by four EP committees (5 juni)
he Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) was rejected on Monday by the Development Committee, the fourth committee advising the International Trade Committee to do so. These committees' positions are not binding on the Trade Committee, which adopts its own position as lead committee on 21 June.

Forse klap voor ACTA (31 mei)
Drie belangrijke commissies van het Europees Parlement hebben tegen ACTA gestemd. Alle Europarlementariërs stemmen begin juli over het controversiële antipiraterijverdrag.
Kamer verwerpt ACTA en op IE-Forum: Kamer is tegen ACTA-verdrag en vergelijkbare verdragen (29 mei)
Een Kamermeerderheid heeft dinsdag gestemd voor het verwerpen van ACTA. Het antipiraterijverdrag moet volgens diverse partijen niet geratificeerd worden.

Europees Hof bekijkt rechtmatigheid ACTA (12 mei), ook IEF 11529
De antipiraterijwet ACTA is officieel voorgelegd aan het Europees Hof van Justitie. Dat maakte de Europese Commissie bekend.

IEF 11530

Vordering ABB niet bij voorbaat kansloos

Vzr. Rechtbank Dordrecht 19 april 2012, LJN BX0232 (ABB Turbo Systems c.s. tegen Turboned Service B.V. c.s.)

Octrooirecht. Beslagrecht.

Een turbocharger is een compressor die wordt aangedreven door een turbine, die wordt aangedreven door uitlaatgassen van een motor. ABB Turbo Systems (hierna: ABB) houdt zich, o.a. bezig met ontwikkeling, productie en verkoop van deze turbochargers voor grote diesel- en benzinemotoren. ABB turbochargers worden wereldwijd gebruikt in o.a. schepen en elektriciteitscentrales. In deze procedure staan octrooien op een axiale glijlager (onderdeel turbocharger) centraal. ABB heeft een Europees Octrooi EP 0 840 027. Concurrent TurboNed Service (hierna TurboNed) biedt wereldwijd service en reparatiediensten voor turbogeneratoren aan, in het bijzonder uitlaatgasturbogeneratoren op schepen. Op 15 september 2011 is onder TurboNed bewijsbeslag gelegd op 15 verschillende typen turbocharger producten en documenten. Op 11 november 2011 heeft TurboNed bij het Bundespatentgericht een nietigheidsprocedure tegen het Duitse deel van EP 027 tegen ABB aanhangig gemaakt.

Inbreuk
De betwisting van inbreuk door TurboNed komt voornamelijk neer op het inroepen van ongeldigheid van de octrooirechten en niet op betwisting van handelingen die in andere landen inbreuk op het octrooirecht opleveren. De rechtbank acht de eventuele vordering van ABB niet bij voorbaat kansloos.

Geldig octrooi De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat in andere landen dan Duitsland nietigheidsprocedures zijn gevoerd of dat de betreffende octrooien zijn herroepen. In die landen zijn de octrooien dus geldig.

Beslagrecht Het ligt op de weg vanTurboNed c.s. te onderbouwen in hoeverre beslag is gelegd op materiaal dat geen verband houdt met relevante inbreuken. Nu zij in dit opzicht geen helderheid verschaft kan niet worden geoordeeld dat het beslag onrechtmatig is gelegd. Dat er overleg is geweest met de deurwaarder voer de zoektermen die gebruikt konden worden voor de selectie van documenten op relevantie is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat in strijd met het beslagverlof is gehandeld.

De rechtbank wijst de vorderingen af.

Inbreuk
4.6.4 Wat de gestelde inbreuk in de andere landen betreft, zijn de stellingen van ABB c.s. uiterst summier. Zij wijst enkel op het (onbetwiste) feit dat TurboNed c.s. volgens haar eigen website wereldwijd handel drijven, dat zij in de betreffende landen dochterondernemingen en/of lokale partners hebben en dat in de betreffende landen havens en/of elektriciteitscentrales zijn. Aan TurboNed c.s. kan worden toegegeven dat deze feiten en omstandigheden op zichzelf niet voldoende zijn om inbreuk voldoende aannemelijk te maken. Echter, anderzijds moet worden gewezen op de wijze waarop TurboNed c.s. hun betwisting van de gestelde inbreuk in de andere landen inkleden. Zij formuleren dat aldus dat zij betwisten dat zij inbreuk maken op“geldige rechten” (CvE in reconventie alinea 54) of handelen in producten die vallen onder de beschermingsomvang van “geldige octrooiconclusies van ABB” (alinea 74) of onder“geldige octrooirechten van ABB” (alinea 79). Deze formuleringen, in samenhang met het uitgebreide beroep op de ongeldigheid van EP 027, wekken de indruk dat de betwisting van inbreuk door TurboNed c.s. voornamelijk neerkomt op het inroepen van ongeldigheid van octrooirechten, en niet op een betwisting van het verrichten van handelingen in die andere landen die – als de octrooien wel geldig zijn – inbreuk op het octrooirecht opleveren. De eventuele vordering van ABB c.s. moet dan ook niet bij voorbaat kansloos worden geacht.

Geldigheid
4.6.6 Niet is gebleken dat in andere landen dan Duitsland nietigheidsprocedures zijn of worden gevoerd, of dat de betreffende octrooien zijn herroepen. In dit kort geding dient daarom van de geldigheid van de betreffende octrooien in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Tsjechië, China, Amerika, Japan en Korea te worden uit gegaan.

4.6.7 In verband met het beroep op summiere ondeugdelijkheid van het (Duitse deel van) EP 027 geldt het volgende. Zolang het Duitse deel van EP 027 niet is herroepen, heeft ABB Turbo Systems daar een geldig octrooirecht. De voorzieningenrechter heeft op dit moment onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat er een niet te verwaarlozen kans is dat het Duitse deel van EP 027, zoals ABB Turbo Systems dat heeft beperkten waar zij haar inbreukstelling op baseert, in de Duitse nietigheidsprocedure naar Duits recht nietig wordt geacht. Beide partijen beroepen zich op deskundigenrapporten die de eigen stelling dienaangaande ondersteunen. Het gaat het kader van dit kort geding te buiten om daar nader op in te gaan.

Verlof tot beslaglegging
4.7.2 TurboNed c.s. voeren aan dat het verlof te ruim is geweest en dat ook beslag kon worden gelegd op materiaal dat niet relevant was voor de betrokken inbreuk. Gelet op de uitgebreide omschrijving van de octrooien van ABB c.s. moet het duidelijk zijn geweest dat slechts bewijs verzameld mocht worden van monsters en bestanden die betrekking hadden op inbreuken op een van de in het verzoekschrift gestelde octrooien. TurboNed c.s. weten welke bestanden en welke monsters in beslag zijn genomen, want zij heeft de originele bestanden weer teruggekregen en de monsters zijn omschreven in het exploit van de deurwaarder. Het ligt op de weg vanTurboNed c.s. te onderbouwen in hoeverre beslag is gelegd op materiaal dat geen verband houdt met relevante inbreuken. Nu zij in dit opzicht geen helderheid verschaft kan niet worden geoordeeld dat het beslag onrechtmatig is gelegd.

Overleg met deurwaarder over zoektermen voor selectie van documenten
ABB c.s. erkennen dat er met de deurwaarder overleg is geweest over de keywords (zoektermen) die gebruikt konden worden voor de selectie van de documenten op relevantie. Dit gegeven is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat ABB c.s. daarmee in strijd met het beslagverlof hebben gehandeld. Dat ABB c.s. daarmee informatie over de inhoud van de in beslag te nemen documenten hebben verkregen, blijkt immers niet.

IEF 11529

Verzoek om advies van Commissie aan HvJ EU

Verzoek om advies aan de leden van het Hof van Justitie van de Europese Unie, indiend door de Europese Commissie over het ACTA-Verdrag, adviesverzoek van 10 mei 2012, EC A-001/12.

Nu het Europees Parlement het verdrag dreigt te verwerpen (NU.nl) en in navolging van het Statement van Commissioner Karel de Gucht, IEF 10947, de woordelijke tekst van het verzoek aan het HvJ EU. Uit hoofde  van 218, lid 11 VWEU vraagt  de Europese Commissie: "Is de voorgenomen handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (Anti Counterfeiting Trade Agreement - ACTA) verenigbaar met de Verdragen en in het bijzonder met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?"

De Commissie acht ACTA verenigbaar met de EU-verdragen. Zij meent dat veel stellingen ontbreken over onverenigbaarheid van de onderbouwing die nodig is om doelmatig op de bezwaren in te gaan. De Commissie gaat slechts in op stellingen die voldoende duidelijk zijn verwoord om behandeld te kunnen worden door het Hof. Zij is vanzelfsprekend vrij om onderzoek te doen naar bepalingen die de Comissie onvoldoende beargumenteerd acht.

De Commissie gaat in het bijzonder in op de bezwaren tegen artikel 12, lid 2 (ex parte, voorlopige maatregelen zonder de tegenpartij te hebben gehoord) en artikel 12 lid 4 (beschikbaar stellen van bewijs en een soort garantstelling voor schadeloosstelling van ten onrechte beschadigde partijen). De verenigbaarheid met het handvest van artikel 27 lid 4 (verstrekking informatie over abonnees tegenover de bescherming van persoonsgegevens) wordt ook uitgebreid besproken.

Overige aandachtspunten zijn artikel 11 ACTA (informatierechten in civiele procedures), artikel 23 lid 1 (over het begrip ‘commerciële schaal’), artikel 27 lid 1 (handhavingsprocedures) en artikel 27 lid 3 (over de samenwerking in het bedrijfsleven).

De conclusie van de Commissie naar aanleiding van haar onderzoek luidt:
“De voorgenomen handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) is verenigbaar met de Verdragen en in het bijzonder met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie”.

Volledige ACTA-tekst.

IEF 11528

Advies RvS gevraagd inzake verenigbaarheid van de veredelingsvrijstelling

Kamerbrief over aangenomen motie inzake de beperkte veredelingsvrijstelling, 3 juli 2012, DGBI-I&K / 12076197.

In navolging van IEF 11439. Minister Verhagen reageert op de aangenomen motie van Van Gerwen c.s. inzake het wetsvoorstel beperkte veredelingsvrijstelling, dat hij een analyse heeft gevraagd met het verzoek om tevens aandacht te schenken aan de verenigbaarheid van de uitgebreide veredelingsvrijstelling met de TRIPS-Overeenkomst en de bio-octrooirichtlijn. In het nader rapport bij het wetsvoorstel zal de minister ingaan op dit gedeelte van het advies van de Raad.

Geachte voorzitter,

In antwoord op uw brief van 20 juni 2012 deel ik u mede dat bij de voorbereiding van het voorstel van Rijkswet tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 de aangenomen motie van Van Gerven c.s. (Kamerstukken II 2009/10, 27 428, nr. 165) is betrokken.

In de genoemde motie werd o.a. gevraagd in de voorbereiding van het wetgevingstraject zowel de beperkte als de uitgebreide vrijstelling en de juridische (on)mogelijkheden zowel in nationale, Europese en mondiale wet- en regelgeving te onderzoeken, zodat over deze opties gesproken kan worden.

In reactie op deze motie heeft u reeds de gevraagde analyse van de juridische mogelijkheden ontvangen (Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 182, met bijlage). Ik heb hierover aan de Afdeling advisering van de Raad van State, bij het verzoek om advies over het wetsvoorstel over de beperkte veredelingsvrijstelling, gevraagd om tevens aandacht te schenken aan de verenigbaarheid van de uitgebreide veredelingsvrijstelling met de TRIPS-Overeenkomst en de bio-octrooirichtlijn.

In het nader rapport bij het wetsvoorstel zal ik ingaan op dit gedeelte van het advies van de Raad.

[red. demissionair Minister Verhagen]