IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 11160

WIPO-selectie april 2012

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures. Ditmaal over: merkregistratie nadat de domeinnaam is geregistreerd en dat een software producent dit gemakkelijk via een simpele internetzoekopdracht had kunnen achterhalen, een uitbreiding van een oude merkregistratie met producten nadat de domeinnaam is geregistreerd en een handelsnaam/merk die volledig in de domeinnaam moet terugkomen.
Vorige editie: WIPO-selectie maart 2012

D2012-0129 (merk ná domeinnaam geregistreerd)
elliweb.info > Complaint denied 
De registratie van de domeinnaam in kwestie was eerder in de tijd dan de registratie van het merk. Er is onvoldoende aangetoond dat er sprake zou zijn van "unregistered trademark rights".

Thus, to make good this claim, the Complainant must establish the existence of unregistered trade mark rights pre-dating registration of the Domain Name. What must a Complainant produce in the way of evidence to establish the existence of unregistered trade mark rights? This question is answered in paragraph 1.7 of the WIPO Overview of WIPO Panel Views on Selected UDRP Questions, Second Edition (“WIPO Overview 2.0”), which is to be found on the Center’s website. (...)

The Complainant has produced nothing in the way of evidence to establish unregistered trade mark rights. The Complainant’s evidence contains no information on the nature and extent of its business; nothing in the way of sales figures; nothing in the way of advertising spend; and nothing to demonstrate any media recognition or third party recognition of any kind. Some of the documentation that the Complainant has produced has been in the French language. Notwithstanding that English is the language of this proceeding, the Panel has done his best to try and decipher whether any of the French language documents provide support of any kind for the existence of unregistered trade mark rights, but does not believe that they do.

D2012-0063
omniprise.com > Complaint denied 
De registratie van de domeinnaam (augustus 2002) vond ruim eerder plaats dan de registratie van het merk (juni 2009). Eiser had moeten weten dat verweerder de domeinnaam in bezit had toen zij haar merk registreerde, aldus is er van oneerlijke handel noch kwade trouw onvoldoende sprake. Als computer software producent en verkoper was zij zeker in de gelegenheid een simpele internet zoekopdracht uit te voeren.

Onder B: Respondent has demonstrated that it adopted and was known by the term “OmniPrise” substantially before Complainant used and/or registered its trademark. Respondent filed a public notice of its usage. Respondent maintained at least a rudimentary webpage under the disputed domain name as early as 2002. Complainant could (and should) have identified Respondent and the disputed domain name at the time it adopted its trademark. (As a computer software producer and vendor, Complainant presumably had the capability of performing a simple Internet search). There is credible evidence that Respondent made bona fide use of the trade name “OmniPrise” before notice of this dispute, even if the nature of its business was not clearly spelled out on its initial webpage. Paragraph 4(c)(i) of the Policy refers to use of, or preparations to use, a name "corresponding to the domain name" in connection with a bona fide offering of services, and Respondent has provided unrebutted evidence that it operated a business corresponding to the domain name prior to notice of this dispute (even if it did not clearly manifest itself on its web page).

D2011-2167
bathox.com > Complaint denied 
Alleen een beperkte merkregistratie voorafgaand (bath salts) aan registratie domeinnaam, terwijl nadien ook 'shower gels' zijn toegevoegd aan de registratie; de Geschillenbeslechter zoekt zelfstandig naar informatie.

Onder B:
From the information that is available from the Respondent’s website and the letters written to the Complainant, which form part of the case file in this matter, the Respondent has used the disputed domain name in connection with a bona fide offering of goods over some period of time before then.

According to the Respondent’s website, the business Newimage Cosmetics was established in Australia in 1996, 15 years ago and it has been in continuous operation since that time. Although a small company it has an apparently growing business (the company brochure proclaims, “We have achieved growth in sales by 25% every year over the period of last 5 years.”) produces a range of heath care products, has an organisation structure, a manufacturing facility and apparently has a market for its products in South-East Asia. Further the disputed domain was registered over seven years ago.

The Panel therefore finds that although the Complainant has made out a prima facie case that the Respondent lacks rights or legitimate interests in the use of the disputed domain name, the evidence is that the Respondent has been using the domain name in connection with a bona fide offering of goods or services before notice of the dispute was made. The requirement of paragraph 4(a)(ii) of the Policy is therefore not satisfied.

DNL2011-006
forevershop.nl > Complaint denied 
Eiser heeft de handelsnaam Forever living products Benelux en merk (via volmacht) FOREVER LIVING PRODUCTS voor haar handel in parfums en cosmetica. De Geschillenbeslechter oordeelt dat er geen verwarringwekkende overeenstemming is tussen de domeinnaam en de handelsnaam en het merk. De beschermingsomvang is de combinatie van de drie respectievelijk vier woorden. Het teken forevershop wijkt zodanig af dat men niet kan spreken van verwarringwekkende overeenstemming.

Onder A:

Het Merk en de Handelsnaam van Eiser bestaan beide uit een combinatie van de woorden “forever”, “living”, “products” (en in geval van de Handelsnaam de geografische aanduiding “Benelux”). Al deze woorden hebben op zichzelf geen of ten hoogste een minimaal onderscheidend vermogen. Daar komt bij dat het woord “forever” voor de waren waarvoor het Merk is ingeschreven door het in aanmerking komende publiek als een beschrijving van het duurzame karakter van deze waren kan worden begrepen en dit element als zodanig een verwijzend (en dus niet onderscheidend) karakter heeft.

Dat betekent voor het Merk van Eiser dat voor de beschermingsomvang vooral moet worden gekeken naar het Merk als geheel, dat wil zeggen naar de combinatie van de voornoemde drie woorden. Het teken “forevershop” uit de Domeinnaam wijkt in zodanige mate af van deze combinatie dat niet van verwarringwekkende overeenstemming kan worden gesproken. Het enkele feit dat zowel het Merk als de Domeinnaam als eerste bestanddeel het woord “forever” bevat doet aan deze conclusie niet af nu het Merk geen bescherming geeft voor het woord “forever” op zich.

DNL2012-0004
electroluxlaundrysystems.nl > Transfer
zie de DomJur-bespreking

IEF 11159

Personalia: Thomas de Weerd

Uit't persbericht: Houthoff Buruma heeft met ingang van 1 april 2012 Thomas de Weerd benoemd tot partner Thomas de Weerd is sinds 2002 verbonden aan Houthoff Buruma. Hij maakt deel uit van de praktijkgroep Intellectuele Eigendom en IT en is gespecialiseerd in outsourcing transacties, IT, e-business, technologieovereenkomsten en intellectuele eigendom. Tevens maakt hij deel uit van het gespecialiseerde privacy team van Houthoff Buruma.

IEF 11158

Bedrijven- vs bedrijfspagina

WIPO Arbitrage 26 maart 2012, DNL2011-0078 (Bedrijvenpagina Nederland B.V. tegen Bedrijfspagina Benelux BVBA, geschillenbeslechter: Hub Harmeling)

Domeinnaamrecht inzake bedrijfspagina.nl. De activiteiten van zowel eiseres als verweerder bestaan uit de vermelding van contactgegevens en de plaatsing van advertenties van ondernemingen in een online bedrijvengids. Sinds 24 juni 2004 voert eiseres de handelsnaam bedrijvenpagina.nl en stelt dat verweerder de sterk gelijkende handelsnaam bedrijfspagina.nl pas sinds 1 april 2011 hanteert.

De geschillenbeslechter oordeelt dat de domeinnaam verwarringwekkend overeenstemt met de handelsnaam van eiseres. Echter de misleiding is onvoldoende aannemelijk gemaakt en de door verweerder aangevoerde bona fide exploitatie is voldoende om van een recht of legitiem belang te kunnen spreken. De vordering wordt afgewezen.

Onder B Recht of Legitiem Belang:

Verweerder heeft daartegen gemotiveerd aangevoerd dat Verweerder met de Domeinnaam een bona fide onderneming drijft. Verweerder heeft zijn onderneming opgericht met als doel de exploitatie van een online bedrijvenpagina. Wat er ook zij van de beweerde misleidende handelingen ten aanzien van mogelijke klanten van Eiseres, uit de inhoud van de betreffende website blijkt dat de Domeinnaam met name ook voor bona fide commerciële doeleinden gebruikt wordt. Het feit dat de website in het verleden niet door de zoekmachines is geïndexeerd, waardoor zij slecht vindbaar was, doet daar niet aan af.

De Geschillenbeslechter is van oordeel dat in het licht van de door Eiseres aangevoerde feiten en de betwisting door Verweerder onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat Verweerder de Domeinnaam uitsluitend ter misleiding van klanten van Eiseres gebruikt.

De Geschillenbeslechter is binnen het specifieke en beperkte kader van de Regeling om deze redenen van oordeel dat de door Verweerder aangevoerde bona fide exploitatie van de Domeinnaam voldoende is om een recht of legitiem belang aan de zijde van Verweerder bij de Domeinnaam aan te nemen.
IEF 11157

Met name voor abonnees van Ziggo en XS4ALL

Ex parte beschikking Rechtbank 's-Gravenhage 20 maart 2012, KG RK 12-609 (Stichting BREIN tegen gerekwestreerde)

Verzoek ziet op de onmiddelijke voorziening tegen gerekwestreerden, die een zogenaamde reverse proxydienst aanbiedt waarmee via een server de website The Pirate Bay wordt doorgegeven. Hierdoor kunnen abonnees van Ziggo en XS4All deze site bezoeken zonder dat zij worden tegengehouden door de IP- en DNS-blokkade [IEF 10763].

De voorzieningenrechter beveelt gerekwestreerde binnen zes uur na betekenis van deze beschikking de dienst te staken en gestaakt te houden en het ter beschikking stellen van The Pirate Bay, al dan niet via het subdomein tpb.dehomies.nl te staken en gestaakt te houden.

Uit't verzoekschrift van stichting BREIN:

40. Als gevolg van het vonnis d.d. 11 januari 2012 van de 'Haagste rechtbank is TBP niet meer toegankelijk voor abonnees van Ziggo en XS4ALL. Met zijn reverse proxy geeft Gerekwestreerde eenieder, waaronder abonnees van Ziggo en XS4ALL, de mogelijkheid één op één gebruik te maken van TPB. Daarmee saboteert hij het door de Rechtbank zorgvuldig afgewogen verbod.

41. De handelingen van de gebruikers van de reverse proxy tpb.dehomies.nl/The Pirate Bay kwalificeren als (zelfstandige, ongeautoriseerde openbaarmakingen en ter beschikking stellingen in de zin van art. 12 Aw resp. art. 2 lid I sub d, 6 lid 1 sub c, 7a lid 1 sub c Wnr.

42. Gerekwestreerde en zijn dienst moet worden beschouwd als "tussenpersoon" wiens dienst wordt gebruik door derden om inbreuk te maken, als bedoeld in art. 26d Aw en art 15e Wnr. Gerekwestreerde faciliteert deze inbreuken, met name voor abonnees van Ziggo en XS4ALL, heeft hier wetenschap van en is er bovendien actief bij betrokken. Op grond van artikel 26d Aw en 15e Wnr kan het Gerekwestreerde verboden worden The Pirate Bay nog langer ter beschikking te stellen.

Op andere blogs
SOLV (ex parte bevel van BREIN tegen proxy The Pirate Bay had nooit mogen worden gegeven)
3VOOR12 (Stichting BREIN jaagt met juridische truc op The Pirate Bay)

IEF 11156

Spanning tussen kwekersrecht en octrooirecht

Brief aan de Europese Commissie over octrooirecht en kwekersrecht, 4 april 2012, kenmerk 12036015.

(...) De recente evaluatie van de Communautaire Kwekersrechtverordening 2100/94 heeft reeds aangegeven dat een groot aantal kwekers in vele Europese landen spanningen tussen het kwekersrecht en het octrooirecht ervaren.

In Nederlande heeft het hiervoor genoemde rapport "Veredelde zaken" [IEF 8770] geleid tot intensieve debatten met het parlement en met stakeholders over de gevoelde spanning tussen het kwekersrecht en het octrooirecht.

Recentelijk heeft het Nederlandse parlement een motie aangenomen (Kamerstukken II 2011/12, 32 627, nr. 5, [IEF 11061] zie bijlage), die de Nederlandse regering verzoekt in te zetten op de introductie van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995. Een daartoe strekkend wetsvoorstel zal binnenkort bij het Nederlands parlement worden ingediend. Voorts roept deze motie op deze beperkte vrijstelling ook op te nemen in de Verordening unitair octrooi. Zoals u bekend zal zijn, ligt een amendement met die strekking, hetwelk ik ondersteun, reeds voor in het Europees Parlement.

IEF 11155

Licentieovereenkomst en samenwerking

Hof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden 3 april 2012, LJN BW0811 (CORAM / Geesa tegen [A] UV Techniek B.V.)

Uitleg licentieovereenkomst legionella-douchekoppen. Vernietiging van die overeenkomst op grond van dwaling.

Naar aanleiding van de publiciteit over de legionella-affaire in Bovenkarpsel in 1999 heeft geïntimeerde een ontwerp gemaakt voor een douchekop met een UV-lamp waarmee legionella kan worden bestreden. Geïntimeerde heeft deze uitvinding wereldwijd geoctrooieerd. Zij heeft een prototype van deze douchekop laten maken en een daarop betrekking hebbend informatieblad. Voor de vercommercialisering beschikte ze zelf niet over de juiste kennis, financiële middelen en schaalgrootte om zelf een risicovol ontwikkelingstraject in te gaan.

Nu niet is gebleken dat er naast de licentieovereenkomst tevens een (mondelinge) samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen, gaat het hof voorbij aan het gestelde. Het hof volgt de gestelde beroepen op dwaling, misbruik van omstandigheden en strijd met redelijkheid en billijkheid niet. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep [met dank aan de Rechtbank Zwolle-Lelystad, LJN BW0860].

Verder in citaten:

8.  Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit is af te leiden dat partijen, naast de licentieovereenkomst, een samenwerkingsovereenkomst zijn aangegaan die inhield dat [geïntimeerden] dienden bij te dragen in de kosten van de ontwikkeling van de UV handdouche. Voor die stelling is in de gedingstukken geen steun te vinden. Blijkens de gedingstukken, hetgeen door [appellanten] niet is bestreden, was het de taak van [appellante sub 2] om van het geoctrooieerde ontwerp een product te ontwikkelen dat vervolgens door [appellanten] op de markt gebracht zou worden. Door [appellanten] is evenmin bestreden dat partijen daartoe de licentieovereenkomst zijn aangegaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is het gegeven de strekking van de licentieovereenkomst onduidelijk wat de inhoud van zo'n samenwerkingsovereenkomst was.

11.  Nu niet is gebleken dat er naast de licentieovereenkomst tevens een (mondelinge) samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen, gaat het hof voorbij aan het gestelde.

Dwaling
12.  Het geschil spitst zich voorts toe op de vernietigbaarheid van de licentieovereenkomst. [appellanten] beroepen zich op dwaling.

14.  Uit het informatieblad blijkt voldoende duidelijk dat sprake was van een idee voor een prototype dat is uitgewerkt in de vorm van een productontwerp. Het is eveneens voldoende kenbaar dat de in het informatieblad opgenomen informatie uitsluitend betrekking heeft op het daarin opgenomen prototype. Naar het oordeel van het hof hebben [geïntimeerden] voldoende onderbouwd dat de in het informatieblad opgenomen informatie juist is (zie CvD, pt. 17 - 21).Tegen de achtergrond dat het aan [appellante sub 2] was om het geoctrooieerde productontwerp verder te ontwikkelen, kan niet worden volgehouden dat [appellante sub 2] op grond van de tekst van het informatieblad in de onjuiste voorstelling van zaken is komen verkeren dat de door haar te ontwikkelen UV douche zou voldoen aan de in het informatieblad genoemde (NEN)normen.

19.  Met [geïntimeerden] is het hof van oordeel dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat de enkele omstandigheid dat [de bestuurder] in de veronderstelling verkeerde dat [de directeur] akkoord was met de beëindigingsovereenkomst dwaling oplevert, nog daargelaten dat door [appellanten] geen feiten zijn gesteld of gebleken waaruit volgt [geïntimeerden] bij [de bestuurder] de indruk hebben gewekt dat [de directeur] reeds akkoord was. [appellante sub 1] was immers geen partij was bij de beëindigingsovereenkomst waarmee de tussen [geïntimeerden] en [appellante sub 2] gesloten licentieovereenkomst werd beëindigd. Voorts is het hof met [geïntimeerden] van oordeel dat in de gegeven omstandigheden verwacht mag worden dat [de bestuurder] als directeur van [appellante sub 2] en [de directeur] als directeur van [appellante sub 1] die op haar beurt bestuurder is van [appellante sub 2], elkaar op elkaar op de hoogte houden van hun gesprekken met [geïntimeerden] Ook op die grond faalt een beroep op dwaling.

Redelijkheid & billijkheid
23. (...) Het hof merkt allereerst op dat de rechter bij toepassing van artikel 6: 248 lid 2 BW de nodige terughoudendheid zal moeten betrachten. In dat licht bezien, is het hof van oordeel dat [appellanten], mede gelet op de stellingen van [geïntimeerden] dat het de bedoeling van partijen was dat [appellante sub 2] verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van de UV douche en zij verder niets verdiend hebben aan de UV douche door het uitblijven van de exploitatie daarvan, onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld die haar beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid kunnen dragen. Dit geldt temeer nu het hier een transactie betreft tussen commerciële partijen en "spijt achteraf" geen geslaagd beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid oplevert.

Inhoud licentieovereenkomst
28.  In de licentieovereenkomst wordt niet vermeld of over de eenmalige vergoeding van € 60.000,- BTW is verschuldigd. Op de twee facturen die door [geïntimeerden] krachtens artikel 4 van licentieovereenkomst aan [appellante sub 2] zijn verstuurd, is over het totale bedrag van € 60.000,- BTW in rekening gebracht. Door [appellanten] zijn, mede gelet op het feit dat de facturen zonder protest zijn voldaan, onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die de door hen voorgestane uitleg kunnen dragen dat over de eenmalige vergoeding geen BTW is verschuldigd. Voorts stuit de desbetreffende vordering af op de verleende finale kwijting. De grief faalt derhalve.

IEF 11154

Rechter zet deur wagenwijd open voor heffingen op hardware

Een bijdrage van ICT~Office

De gezamenlijke ICT-, telecommunicatie- en consumentenelektronica-industrie, alsook blanco informatiedragers betreuren ten zeerste de uitspraak van het Hof die het mogelijk maakt op korte termijn een heffing te introduceren op alle mogelijke muziekdragers [IEF 11110]. "De rechter gaat hiermee op de stoel van de politiek zitten: bevriezing was nodig om tot een fundamentele herziening van het stelsel te komen, omdat er geen sprake was van een functionerend systeem. De politiek is nu meer dan ooit aan zet", aldus Leon Rijnbeek, voorzitter van STOBI.

Lees verder hier.

IEF 11153

Publicatieverbod komt slechts toe aan geportretteerde

Kantonrechter Rechtbank Alkmaar 21 december 2011, rolnr. CV Explo 11-2224 JJ (L tegen Party Bookers)

Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, I-ee.

Auteursrecht op foto en persoonlijkheidsrechten. Reconventionele vordering inzake portretrecht.

Een professioneel fotograaf (natuurlijk persoon) heeft het boekingsbureau voor artiesten, Party Bookers, aansprakelijk gesteld vanwege de inbreuk op zijn auteurs- en persoonlijkheidsrechten door het gebruik van een aantal foto’s van Thomas Berge zonder zijn toestemming en zonder naamsvermelding. L. stelt dat normaliter voor een licentie €240 per foto wordt gevraagd. Daarbovenop vordert L. schadevergoeding voor het ontbreken van toestemming (x2) en immateriële vergoeding vanwege ontbreken naamsvermelding (x1). In totaal komt dit neer op €1.440 en wordt PB veroordeeld in de proceskosten ad €837,62.

4.6. Volgens PB heeft de geportretteerde, Thomas Berge, geen toestemming verleend aan L om de foto's te publiceren. Een vordering tot publicatie, indien al mogelijk, komt echter slechts toe aan de geportretteerde zelf, dus niet aan PB.

IEF 11152

Concept versie 4 van de Creative Commons licenties is nu beschikbaar

Een bijdrage van Raymond Snijders, senior informatiebemiddelaar Hogeschool Windesheim.

In december 2011 was de discussie al gestart over hoe de vierde versie van de Creative Commons licenties er uit moesten gaan zien. Deze discussies werden en worden centraal gevoerd op een (heerlijk ouderwetse) mailinglijst, cc-licenses, en hebben geleid tot een eerste conceptversie van de Creative Commons versie 4 licenties. Gisteren is deze draft versie van (alleen) de BY-NC-SA licentie vrijgegeven en kan commentaar zowel via de cc-licences lijst als rechtstreeks in de wiki gegeven worden.

Ik ga die conceptversie zeker nog wel doorlezen maar laat de inhoudelijke discussie over aan juristen die meer kaas gegeten hebben van hoe je nou het beste dat soort formuleringen doet. Op de wiki is de conceptversie van de BY-NC-SA te vinden in meerdere formaten alsmede een vergelijkende tabel met de versie 3 van die licentie en de begeleidende blogpost meldt ook handig wat tot nu toe de grootste verschillen en vernieuwingen zijn:

  • Databankrechten worden onder dezelfde voorwaarden in licentie gegeven als de auteursrechten en naburige rechten, daar waar ook toestemming nodig is voor databankrechten;
  • Van bijkomende rechten (in het concept worden ze ancillary rights genoemd) die verwant zijn aan auteursrechten wordt eveneens afstand gedaan als je deze licentie gebruikt. Hier zal nog wel wat discussie over plaats vinden vermoed ik;
  • In tegenstelling tot versie 3 wordt in versie 4 van de CC licentie afstand gedaan van persoonlijkheidsrechten, behalve als er geen afstand gedaan kan worden. De Auteurswet voorziet in enkele niet overdraagbare persoonlijkheidsrechten maar in versie 4 geeft de eigenaar met een CC licentie feitelijk aan daar geen gebruik van te zullen maken. Ook hier verwacht ik nog wel enkele discussies.

Diverse punten, definities enz staan tussen vierkante haken in de conceptversie en zijn daarmee ook nog onderwerp van gesprek en discussie. Iedereen kan zoals gezegd feedback leveren via de mailinglijst of de wiki waarbij de termijn eind mei sluit voor de eerste conceptversie. Half juni zou dan de tweede conceptversie beschikbaar moeten komen.

Met alle aandacht die er (terecht) is voor auteursrechten en (her)gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken kan het belang van de Creative Commons licenties mijns inziens niet genoeg benadrukt worden. Het is erg goed dat alle geïnteresseerden mee kunnen praten om zo samen tot een betere set aan licenties te komen. Daar winnen we allemaal bij.

IEF 11151

Meerdere modellen niet onvoldoende duidelijk

Hof 's-Gravenhage 3 april 2012, LJN BW0094 (The Heating Company B.V. B.A. tegen Instamat Warmtetechniek B.V.)

Uitspraak mede ingezonden door Hemke de Weijs, Nysingh advocaten.

Modellenrecht op designradiatoren. Beschermingsomvang. Vrijheid van de ontwerper (art. 10 GModVo). Maatman (PepsiCo/Grupo Promer).

Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep IEF 5600. THC is ontwerper en producent van de designradiatoren 'Carré' en 'Carré Bath', zij heeft een internationaal model en een Gemeenschapsmodel gedeponeerd. Instamat is leverancier van designradiatoren. Zij brengt in Nederland radiatoren op de markt onder de naam 'Quadro' en 'Quadro Bath'.

Dat er meerdere modellen in één depot zijn neergelegd, maakt het depot, volgens Instamat ontoelaatbaar onduidelijk. Het Hof ziet dat anders: Niet valt in te zien dat het meervoudige depot er in dit geval toe leidt dat de kenmerkende eigenschappen van de respectieve modellen onvoldoende duidelijk uit de registratie blijken. Het hof wijst de grieven af en bekachtigt het vonnis.

In citaten, de casuïstiek:

Het DM-depot en de Quadro

15. Nu rechthoekige, verticaal geplaatste buizen al op de markt waren (zie rov. 11), komt aan het model in zoverre geen eigen karakter toe. De door de rechtbank in rov. 2.5 afgebeelde radiator 'Thermic Line design' biedt daarvan een voorbeeld. Uit dat voorbeeld blijkt ook dat buizen waarvan de diepte groter is dan de breedte al op de markt waren. Ook in zoverre ontbeert het model derhalve eigen karakter. THC stelt dat de 'hoekigheid' van de hoeken van de buizen (waarmee zij bedoelt: de scherpte van de hoeken), wel nieuw was. Hoewel Instamat dat bestrijdt, gaat het hof daarvan voorshands uit. Het model maakt derhalve ten opzichte van het vormgevingserfgoed een andere algemene indruk doordat de bekende rechthoekige, verticaal geplaatste buizen scherpe (in tegenstelling tot een enigszins afgeronde) hoeken hebben, doordat de buizen een bepaalde breedte/diepte verhouding hebben en doordat zij op een bepaalde afstand van elkaar zijn geplaatst, een en ander zoals blijkt uit detailtekening 4.2. Bij pleidooi heeft THC nog een beroep gedaan op het feit dat de verticale buizen zijn geplaatst op ronde collectorbuizen. Afgezien van de vraag of het THC vrijstond zich voor het eerst bij pleidooi op dit kenmerk te beroepen, geldt dat Instamat onweersproken heeft gesteld dat ronde collectorbuizen gebruikelijk zijn, zodat dit kenmerk niet het eigen karakter van het model bepaalt.

16. Het hof is voorshands van oordeel dat de Quadro op de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk maakt dan model nr. 4. Weliswaar heeft ook de Quadro "hoekige hoeken", maar de verhoudingen tussen de diepte en de breedte van de buizen en tussen de breedte van de buizen en de breedte van de tussenruimte zijn zodanig anders dat de Quadro niettemin een andere algemene indruk maakt. In model nr. 4 zijn de buizen ongeveer twee maal zo diep als breed. De ruimte tussen de buizen is gelijk aan de breedte van de buizen. Daardoor maakt het model een vrij transparante indruk. Het ter zitting meegebrachte model Zana, dat model 4 qua afmetingen dicht nadert, bevestigt dat beeld. Bij de Quadro daarentegen verhoudt de diepte van de buizen zich tot de breedte daarvan zich als 2:1,5. De buizen maken derhalve een meer vierkante indruk. De ruimte tussen de buizen verhoudt zich tot de breedte van de buizen als 0,9:1,5. Die tussenruimte is derhalve aanmerkelijk minder breed dan een buisbreedte. Daardoor maakt de Quadro een vrij massieve indruk, hetgeen bevestigd wordt door de hiervoor in rov. 2.4 weergegeven afbeelding van de Quadro (en het ter zitting meegebrachte model van de Quadro). Het hof is derhalve voorshands van oordeel dat Instamat door de verhandeling van de Quadro geen inbreuk maakt op model nr. 4 van het DM-depot.

17. Voor zover THC zich wat de diepte van de buizen mede beroept op model nummer 1 van het DM-depot baat dat haar niet. De modelbescherming gaat niet zover dat een modelhouder zich, ter ondersteuning van een gestelde inbreuk, op kenmerken van verschillende modellen kan beroepen en aldus een "combinatiemodel" in het leven kan roepen dat niet als zodanig is gedeponeerd. Dat de Quadro inbreuk maakt op model nr. 1 als geheel is door THC niet gesteld.


Het GM en de Quadro Bath

21. Het hof is voorshands van oordeel dat de Quadro Bath op de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk maakt dan het GM. Weliswaar heeft ook de Quadro Bath "hoekige" buizen, die (weliswaar niet helemaal, maar wel) bijna vierkant zijn, maar de tussenruimte tussen de buizen in de clusters is veel groter, te weten: de helft van een buisbreedte. Daardoor maken de vlakken en daarmee de radiator, zoals het hof ook heeft kunnen vaststellen aan de hand van het ter zitting meegebrachte model van de Quadro Bath, een veel transparantere indruk dan het GM, dat immers uit vrijwel aaneengesloten vlakken bestaat. Het hof is derhalve voorshands van oordeel dat Instamat met de verhandeling van de Quadro Bath geen inbreuk maakt op het GM.