Artikel ingezonden door Prof. mr. D.J.G. Visser, Visser Schaap & Kreijger
Nederlands Juristenblad: 'Robotkunst en auteursrecht'
Via Visser, Schaap & Kreijger. In dit hoogst relevante artikel wordt een overzicht gegeven van auteursrechtelijke en aanverwante vragen die programma’s zoals DALL-E, Stable Diffusion en ChatGPT oproepen. Visser behandelt in dit artikel de volgende vragen. Hoe zit het met de auteursrechtelijke bescherming voor echte schrijvers en kunstenaars, nu nieuwe technologieën steeds gemakkelijker en massaler teksten en stilstaande beelden kunnen vervaardigen? Is robotkunst (auteursrechtelijk) beschermd? Wanneer maakt een individueel robotkunstwerk inbreuk op auteursrechten van anderen? Wordt er in het samenstellingsproces inbreuk gemaakt door de robot op de auteursrechten van anderen? Wat zijn de gevolgen voor (de ontwikkeling van) deze nieuwe technologieën indien auteursrechthebbenden massaal een tekst- en datamining voorbehoud zullen maken?
HvJ EU: onderkant fietszadel zichtbaar bij 'normaal gebruik'?
HvJ EU 16 februari 2023; IEF 21240; IEFbe 3620; ECLI:EU:C:2023:105, C‑472/21 (Monz tegen Büchel) Monz is een Duitse vennootschap die houder is van een model dat reeds sinds 2011 is ingeschreven bij het Duits octrooi- en merkenbureau (hierna: het DPMA). Het model is ingeschreven voor de voortbrengselen ‘fiets- en motorfietszadels’ met één enkele afbeelding van de onderkant van een zadel. Büchel heeft het DPMA verzocht dit model nietig te verklaren. Het zou namelijk niet voldoen aan de voorwaarden, nu het model is toegepast op een zadel – een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel zoals een (motor)fiets – dat bij normaal gebruik van dat voortbrengsel niet zichtbaar is.
BIE Symposium Unified Patent Court | woensdag 29 maart
Op woensdag 29 maart a.s. vindt in samenwerking met het tijdschrift ‘Berichten industriële Eigendom’ (BIE) het BIE-symposium 2023 plaats, getiteld: ‘Unified Patent Court‘ (UPC).
Rechtsopvolging bij splitsing leidt tot schorsing geding onder artikel 225 lid 1 (c) Rv
Rechtbank Den Haag 24 november 2022, IEF 21235; ECLI:NL:RBDHA:2021:17156 (Stichting Katholieke Universiteit tegen Glycostem Therapeutics en Stichting RUMC) De rechtbank heeft een geschil tussen Glycostem Therapeutics en Stichting RUMC behandeld over intellectuele eigendomsrechten na een afsplitsing. Glycostem betoogde dat niet alle relevante rechten en verplichtingen waren overgegaan op Stichting RUMC, maar de rechtbank oordeelde dat dit wel het geval was op basis van verschillende overeenkomsten. Stichting RUMC en Stichting Katholieke Universiteit vroegen om schorsing van de procedure omdat zij nu eigenaar zijn van de intellectuele eigendomsrechten. De rechtbank was het hiermee eens en heeft het verzoek tot schorsing toegewezen. Glycostem Therapeutics beweerde dat de Stichting RUMC en Stichting Katholieke Universiteit misbruik van procesrecht maakten, maar de rechtbank wees dit af en verklaarde dat de procedure bevoegdelijk is geschorst sinds 2 juni 2021.
Conclusie A-G HvJ EU: meerdere merkhouders; unanimiteit of meerderheid bij verlenen en intrekken licentie?
Conclusie A-G HvJ EU 8 december 2022; IEF 21238; IEFbe 3619; C‑686/21 (Legea) De Corte suprema di cassazione (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken in Italië, hierna: de Corte suprema) wenst in de zaak Legea van het Hof van Justitie van de Europese Unie te vernemen of het Unierecht voorziet in een stelsel voor de totstandkoming van gezamenlijke toestemming voor zowel de verlening van een licentie voor het gebruik van het merk aan een derde als de intrekking van die licentie. De Corte suprema dient zich namelijk uit te spreken in een zaak waarin meerdere personen medehouder zijn van een merk, de gezamenlijke merkhouders besloten hebben een licentie voor het gebruik ervan te verlenen aan een vennootschap en een van de merkhouders op een later moment toch te kennen heeft gegeven de licentie niet te willen laten voortduren. Het merk in casu betreft het merk ‘Legea’ voor sportartikelen.
Beeldsector groeit, verdienvermogen hapert - Onderzoek Federatie Beeldrechten
Mede door de opkomst van grote internationale contentplatforms neemt de vraag naar het werk van fotografen, beeldend kunstenaars, illustratoren en ontwerpers toe. Toch neemt hun verdienvermogen af. Dit blijkt uit onderzoek van de Federatie Beeldrechten naar de waarde van de beeldsector binnen de culturele en creatieve sector in Nederland. Een beeld kan viral gaan, maar de maker krijgt hier vaak niet een redelijke beloning voor. Een belangrijk thema voor beeldmakers is dan ook het vooralsnog ontbreken van eerlijke vergoedingen voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd beeld door contentplatforms en social media. Ondanks de verslechterde financiële positie van beeldmakers, levert de beeldsector een toegevoegde waarde van 3,4 miljard voor de Nederlandse economie. Het is daarmee verantwoordelijk voor ruim achttien procent van de waarde die de gehele culturele en creatieve sector realiseert. De beeldsector biedt ook aan veel mensen werk. De sector vertegenwoordigt met 112 duizend werkzame personen dertig procent van de werkgelegenheid in de culturele en creatieve sector. Dit is 1,2 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland.
Merkenrecht in de internationale praktijk | woensdag 5 april
Rechtstreeks uit de praktijk, interactief en actueel, deze nieuwe´Merkenspecial´ van deLex. Remco Klöters, Huib Berendschot bespreken samen met experts van de douane de juridische en praktische aspecten van grensoverschrijdende merkenzaken. Met ruimte voor discussie en vragen en - als altijd - een netwerkborrel ter afronding.
Uitleg afspraak over gebruik foto's op website
Rechtbank Amsterdam 24 januari 2023, IEF 21234; ECLI:NL:RBAMS:2023:279 (eisers tegen gedaagde) In deze zaak ging het om een geschil tussen twee fotografen (de eisers) en een bedrijf (de gedaagde) over het gebruik van foto's op de website van het bedrijf. Er was een overeenkomst gesloten waarin afspraken waren gemaakt over het gebruik van de foto's, maar de partijen waren het oneens over de interpretatie van deze afspraken. De gedaagde partij beweerde dat zij de foto's op de website mocht tonen zonder toestemming van de eisers, terwijl de eisers beweerden dat hier wel toestemming voor nodig was. De rechter moest de afspraken in de overeenkomst interpreteren en bepalen wat de partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De rechter oordeelde dat de gedaagde partij de overeenkomst mocht opvatten zoals zij had gedaan en dat zij op één foto na, wel toestemming had voor het gebruik van de foto's. De eisers verloren de zaak en moeten de proceskosten betalen. De rechter merkte op dat de zaak eigenlijk vooral om een contractueel geschil ging en kende daarom slechts de helft van de hogere proceskosten toe die normaal in IE-zaken worden toegewezen.
Fiche Commissievoorstel Design Law Package
Op 28 november 2022 zijn de voorstellen van de Europese Commissie omtrent de hervorming van het modellenrecht gepubliceerd. Het zogenaamde ‘Design law package’ betreft een voorstel voor een nieuwe Gemeenschapsmodellenverordening, een herschikking van de Modellenrichtlijn en een intrekking van de Taksenverordening. Met de voorstellen beoogt de Commissie het Europese, de nationale en regionale modellenstelsels te verbeteren aan de hand van drie doelstellingen. Ten eerste, het moderniseren van de modellenstelsels door deze toegankelijker, doeltreffender en betaalbaarder te maken. Ten tweede, het vergroten van de complementariteit en onderlinge samenhang tussen de Europese en nationale/regionale modellenstelsels. Tot slot, het harmoniseren van belangrijke aspecten van het modelsysteem, zoals op het gebied van vervangingsonderdelen. Onlangs is het Fiche omtrent de Nederlandse positie aangaande de voorstellen gepubliceerd op de website van de Tweede Kamer.
Het gehele fiche vindt u hier.
Inbreuk op merkenrecht met verkoop van 'cuddlebugs'
Rechtbank Den Haag 19 oktober 2022, IEF 21231; ECLI:NL:RBDHA:2022:14598 (MB Trading tegen De Ridder) In deze zaak oordeelt de rechtbank of De Ridder nog steeds het recht heeft om de merkrechten te gebruiken voor de exploitatie van 'cuddlebugs', nadat de overeenkomst tussen partijen door ontbinding tot een einde is gekomen. De rechtbank oordeelt dat MB Trading als merkhouder het exclusieve recht heeft op het gebruik van de merkrechten na ontbinding van de overeenkomst, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt. Er is onvoldoende bewijs geleverd voor het verweer van De Ridder met betrekking tot mede-eigendom of eeuwigdurend gebruiksrecht, dus het is niet komen vast te staan dat De Ridder het recht heeft om de merkrechten te gebruiken voor de cuddlebugs-exploitatie. De Ridder had geen toestemming om de betreffende voorraad in de handel te brengen en daarom is er geen sprake van uitputting van de rechten op deze producten. De rechter oordeelt echter dat enkel tijdsverloop onvoldoende is voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking. Het gestelde gedogen door MB Trading is niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid die bij De Ridder het vertrouwen heeft gewekt dat MB Trading haar aanspraak niet meer geldend zal maken. Ook kan het niet-bijhouden (en -bewaren) van een administratie met betrekking tot de handel in cuddlebug-producten niet aan MB Trading worden tegengeworpen. Daarom is er volgens de rechter geen sprake van rechtsverwerking. De Ridder maakt met het aanbieden en verhandelen van cuddlebug-producten inbreuk op de merkrechten.