IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 10135

Minister-President Rutte

Vrz. Rechtbank Haarlem, LJN BR6505 (De Staat der Nederlanden tegen A)

Na de voorbeschouwing door Arnoud Engelfriet, ICTrecht (hier). Kort geding over ministerpresidentrutte.nl Gedaagde weigert die domeinnaam aan de Staat over te dragen. Gedaagde maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter misbruik van de bevoegdheid tot registratie en instandhouding van de domeinnaam ministerpresidentrutte.nl. Als gedaagde zijn gedachtegoed via internetsites aan de man wil brengen, dient hij dat te doen op eigen kracht en niet via de domeinnaam van een website die het publiek bezoekt om informatie over minister-president Rutte te krijgen.

Naast misbruik van bevoegdheid is tevens sprake van onrechtmatig handelen van gedaagde. Het feit dat gedaagde bezoekers van www.ministerpresidentrutte.nl doorgeleidt naar www.klokkenluider.nl brengt het risico met zich dat de minister-president en de Staat worden geassocieerd met verdachtmakingen op die site. Het enkel vasthouden van een domeinnaam om de Staat te beletten die voor haar van belangzijnde domeinnaam te registeren, levert ook misbruik van bevoegdheid op (3.13 lid 1 BW). Dat wordt niet anders indien de domeinnaam zou zijn geregistreerd met het enkele oogmerk die te zijner tijd met winst aan de Staat te verkopen.

5.7.  De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In artikel 3:13 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt die bevoegdheid niet kan inroepen voor zover hij haar misbruikt. Lid 2 van voormeld artikel bepaalt dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet een dergelijke situatie zich hier voor.

5.10.  Bij de hiervoor geschetste stand van zaken is vooralsnog aannemelijk dat [A] misbruik maakt van de bevoegdheid tot registratie en instandhouding van de domeinnaam ministerpresidentrutte.nl. Gelet op de onevenredigheid, die blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen, tussen het belang van de Staat bij het gebruik van de domeinnaam ministerpresidentrutte.nl en [A]’s belang bij die aanduiding, kan [A] niet in redelijkheid die domeinnaam ten nadele van de Staat blokkeren. Uiteraard staat het [A], binnen de grenzen van het recht, vrij om aandacht te vragen voor zijn ideeën. In de thans bestaande situatie lift [A] daarvoor mee op de naamsbekendheid en de positie van de minister-president. Als hij zijn gedachtegoed via internetsites aan de man wil brengen, dient hij dat te doen op eigen kracht en niet via de domeinnaam van een website die het publiek bezoekt om informatie over minister-president Rutte te krijgen.

5.11.  Naast misbruik van bevoegdheid is hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter tevens sprake van onrechtmatig handelen van [A]. Zoals onder 2.4 is vermeld wordt op de website www.klokkenluideronline.nl onder meer gesuggereerd dat diverse (meer of minder bekende) personen zich schuldig hebben gemaakt aan of betrokken zijn bij zeer ernstige misdrijven. Wat de status is van de uitlatingen op www.klokkenluideronline.nl is in dit kort geding niet aan de orde. Het enkele feit dat [A] de bezoekers van www.ministerpresidentrutte.nl doorgeleidt naar www.klokkenluideronline.nl brengt het risico met zich dat de minister-president en de Staat worden geassocieerd met de verdachtmakingen op die website. De wijze waarop [A] gebruik maakt van de domeinnaam ministerpresidentrutte.nl is daarom te kwalificeren als strijdig met de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid.

5.12.  Nu [A], zoals onder 5.8 werd overwogen, de Staat belemmert in de informatievoorziening van het publiek, heeft de Staat een rechtens te respecteren belang bij de gevorderde overdracht van de domeinnaam ministerpresidentrutte.nl.

5.13.  Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat, indien [A] de bezoekers van www.ministerpresidentrutte.nl niet zou doorgeleiden naar een andere website, maar de domeinnaam slechts zou vasthouden om de Staat te beletten deze te registreren, eveneens sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW. In die situatie zou [A] de bevoegdheid de domeinnaam te registreren immers uitoefenen met geen ander doel dan de Staat te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Dat laatste zou ook aan de orde zijn indien [A] de domeinnaam zou hebben geregistreerd met het enkele oogmerk - hetgeen [A] heeft ontkend - die te zijner tijd met winst aan de Staat - en daarmee ten koste van de gemeenschap - te verkopen.

IEF 10134

Stichting Boek9 vs. DeLex

Vrz. Rechtbank Amsterdam 1 september 2011, LJN BR6490 (Delex B.V. tegen PdW en Stichting boek9 tegen Delex B.V.)

Met dank aan Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders, SOLV Advocaten.

In navolging van eerder persbericht IEF 9622. Auteursrecht op website en berichten. Werkgeversauteursrecht. Databankenrecht. Misleiding. Procesrecht ontvankelijkheid Stichting Boek9, figuur van de informele vereniging.

Er is geen sprake van een informele vereniging ex 2:26 BW. Van werkgeversauteursrecht artikel 7 Auteurswet is geen sprake. Databankenrecht komt toe aan DeLex, omdat zij als enige het risico droeg van de voor de databank te maken investeringen, welke substantieel waren. Vordering misleiding afgewezen. Auteursrecht op citaten en selecties van rechtsoverwegingen uit rechtspraak (art. 11 Aw) is voor eenieder vrij, geen nieuwsexceptie (art. 15 Aw). Verboden worden over en weer uitgesproken. Proceskosten worden gecompenseerd.

Het auteursrecht op de berichten
6.5. Behalve de vraag wie als rechthebbende op de website is te beschouwen, zijn partijen verdeeld over de vraag wie het auteursrecht heeft op de berichten die tijdens de samenwerking op de website zijn geplaatst. Verder is in geschil of DeLex op grond van de Databankenwet rechten heeft op het archief van Boek9.nl, zoals dat tijdens de samenwerking is opgebouwd. Tot slot zijn partijen het er niet over eens wie als rechthebbende op de sponsorgelden is te beschouwen en of er over en weer onrechtmatig is gehandeld bij en na de beëindiging van de samenwerking.

6.6. Voorhands is de voorzieningenrechter van oordeel dat het auteursrecht op (elk van) de berichten, voor zover het om auteursrechtelijk beschermde werken of geschriften gaat (zie hierna onder 6.13 ), berust bij de individuele maker daarvan. Gelet op de omstandigheid dat DeLex het auteursrecht van De Weerd betwist, maar niet dat van Maas, Rijsijk en Roerdink, wordt hierna alleen ingegaan op het auteursrecht van De Weerd, niet op grond van artikel 7 Aw als maker van de berichten is te beschouwen. Vanwege de bijzondere aard van de samenwerking, waarbij De Weerd als het ware door KMVS werd uitgeleend aan DeLex voor zijn hoofdredactionele werkzaamheden ten behoeve van Boek9.nl, moet het ervoor worden gehouden dat De Weerd deze werkzaamheden niet als ondergeschikte van KMVS verrichtte, zodat een gezagsverhouding tussen KMVS en De Weerd ontbrak. Ook artikel 8 Aw acht de voorzieningenrechter niet van toepassing. Volgens DeLex komt het auteursrecht op de berichten openbaar heeft gemaakt als van haar afkomstig, zonder dat de naam van De Weerd werd vermeld. Dit betoog faalt omdat de berichten niet openbaar zijn gemaakt als afkomstig van DeLex, maar als afkomstig van Boek9.nl. Voor zover Stichting Boek9 en De Weerd zich op het standpunt stellen dat de informele vereniging Boek9 op grond artikel 8 Aw als de maker van de door De Weerd gemaakte en geplaatste berichten moet worden beschouwd, wordt dit verworpen omdat het bestaan van deze vereniging niet aannemelijk is geworden (zie hiervoor onder 6.2.). Voor De Weerd, Maas, Rijsdijk en Roerdink geldt dat zij hun vorderingen uit hoofde van hun auteursrecht hebben overgedragen aan Stichting Boek 9.

De concrete geschilpunten
6.7. Alvorens de overigens rechten van partijen te bespreken wordt geconstateerd dat partijen sinds het einde van de samenwerking thans ieder hun eigen website in de lucht houden. Zij zijn hiertoe gerechtigd: DeLex mocht haar website onder een andere naam voortzetten en De Weerd mocht onder de naam Boek9.nl een nieuwe website landeren. Zij zijn elkaars concurrenten geworden, hetgeen geen probleem is, mits de concurrentie op eerlijke (niet onrechtmatige wijze) plaatsvindt. Het uiteengaan van partijen heeft desalniettemin geleid tot een aantal geschillen. Zij hebben gepoofd (ook met een mediator) om tot een oplossing te komen. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid. De juridische implicaties hiervan zullen aan de hand van een viertal onderwerpen, zoals door partijen in dit kort geding naar voren gebracht, worden besproken, te weten (1) het archief van Boek9, (2) de sponsorgelden, (3) onrechtmatig handelen (misleiding/verwarring) ten tijde van het uiteengaan van partijen en (4) het overnemen van berichten van elkaars website.

(1) Het archief
6.8. Het archief van Boek9 bestaat uit een verzameling van berichten die (ooit) zijn gepubliceerd op de website van Boek9.nl. Die verzameling kan als een databank in de zin van artikel 1 van de Databankenwet worden gekwalificeerd. Het betreft immers een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch zijn geordend (eerst met een B9-nummer, thans met een IEF-nummer) en die met elektronische middelen toegankelijk zijn. De berichten kunnen worden gezocht aan de hand van verschillende criteria (nummer, titel, trefwoord, datum etc.). DeLex kan als producent van de databank worden aangemerkt omdat De Weerd en KMVS dat in de brief van 14 september 2009 (zie 2.9) hebben erkend, maar ook omdat DeLex het risico droeg van de voor de databank te maken investeringen (zie hiervoor onder 6.4). Eveneens kan er voorhands vanuit worden gegaan dat die investering substantieel was, als bedoeld in de Databankenwet. In dit verband kunnen overigens niet alle investeringen die DeLex aannemelijk heeft gemaakt, worden meegerekend. Het begrip investeringen die DeLex aannemelijk heeft gemaakt, worden meegerekend. Het begrip investering in de zin van de Databankenwet moet aldus worden opgevat dat het ziet op de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in de databank te verzamelen. Het omvat niet de middelen die worden aangewend voor het creëren van de elementen die de inhoud van de databank vormen. Het totaal aan investeringen bedroeg volgens de raadsman van DeLex (zie punt 54 van zijn pleitnota) € 327.635,-. Ook indien die investeringen die zien op het (enkel) schrijven van de dagelijkse berichten niet worden meegerekend, zal voorhands nog steeds sprake zijn van een 'substantiële investering' voor het verzamelen en categoriseren van de berichten in de databank en voor de controle en presentatie van die berichten. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat de wezenlijke functie van Boek9.nl niet alleen bestond uit het verzorgen van de dagelijkse berichtgeving over het intellectuele eigendomsrecht, maar ook uit de databank die zij aan haar bezoekers ter beschikking stelde. De databank is derhalve meer dan een spinn off van de dagelijkse berichtgeving die geen databankinvesteringen vergde.

6.9. De Weerd heeft erkend dat hij kort voor zijn vertrek bij KMVS een kopie heeft gemaakt van de databank van DeLex. Hij heeft deze kopie op de website Boek9.nl geplaatst zoals hij, althans Stichting Boek9, die thans exploiteert. Alle berichten uit de databank worden op deze wijze aan het publiek ter beschikking gesteld. Hierdoor is sprake van "opvragen" en "hergebruiken" als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub c en d van de Databankenwet. Uit artikel 2 van de Databankenwet volgt derhalve dat De Weerd en Stichting Boek9 inbreuk maken op de databankrechten van DeLex.

6.10. Complicatie in dit geval is dat De Weerd het auteursrecht had op de door hem gemaakte en geplaatste berichten die zich in de databank van DeLex bevinden en dit auteursrecht aan Stichting Boek9 heeft overgedragen. In de brief van 14 september 2009 (zie onder 2.9) heeft De Weerd echter erkend dat DeLex databankrechthebbende was ten aanzien van het archief van Boek9.nl en aan DeLex een exclusieve licentie ten aanzien daarvan verleend. Dit betekend dat DeLex de berichten, ten tijde van de samenwerking door De Weerd zijn geplaatst, rechtmatig heeft verzameld en dat zij deze in haar databank mag gebruiken. Zij maakt dus geen inbreuk op het auteursrecht. Stichting Boek9 heeft in dit verband dan ook geen vorderingsrechten jegens DeLex. Voor de overgedragen auteursrechten van Maas, Rijsdijk en Roerdink geldt dat DeLex deze hoe dan ook niet heeft geschonden omdat zij de berichten van hen sinds april 2011 niet meer openbaar maakt via de databank van IE-forum.nl (zie 2.12). De conclusie is dat DeLex eigenaar is van de databank en dat De Weerd, althans Stichting Boek9, de databank van DeLex voor zover zij die hebben gekopieerd moeten vernietigen. De berichten waarop Stichting Boek9 het auteursrecht heeft, mogen wel door haar worden gebruikt op de nieuwe website van Boek9.nl. daarmee kan een eigen archief met eigen zoekfunctie op de website Boek9.nl worden opgebouwd. Overigens heeft DeLex ter zitting verklaard dat het De Weerd en Stichting Boek9 vrijstaat op hun websites te linken naar de databank van IE-forum.nl. Bezoekers van Boek9.nl mogen en kunnen de databank van IE-forum.nl, zolang De Weerd en Stichting Boek9 maar niet de gehele databank van DeLex kopiëren en exploiteren.

(2) Sponsorgelden
6.11 Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voorhands voort dat ook de sponsorgelden aan DeLex – rechthebbende op de website en als ondernemer die het risico droeg – toekomen. Een aanwijzing wordt tevens gevormd door het feit dat DeLex die sponsorgelden (kennelijk) onder zich heeft en beschikt over de bijbehorende administratie. De vorderingen van Stichting Boek9 die zien op afdracht van de sponsorgelden (althans een voorschot hierop van € 30.000,-) en op inzage in de sponsorovereenkomsten (vorderingen D en E) zullen dan ook worden afgewezen. Uit het oordeel dat de sponsoren bij DeLex horen en dat de sponsorgelden haar toekomen volgt dat de vordering van DeLex om Stichting Boek9 te verbieden de vermeldingen van de sponsoren te verwijderen voor die sponsoren geen overeenkomst hebben met Stichting Boek9 (vorderingen III in reconventie in zaak 2) zal worden toegewezen.

(3) Misleiding/verwarring bij het uiteengaan van partijen
6.12 Vooropgesteld wordt dat het inherent is aan het feit dat partijen niet tot afspraken konden komen over de gevolgen van de beëindiging van hun samenwerking, dat er een periode van verwarring is geweest. Zowel DeLex als de Weerd/Stichting Boek9 mochten een website gaan exploiteren zoals DeLex en De Weerd dat daarvoor in samenwerking hadden gedaan. Partijen betichten elkaar ervan dat zij de bezoekers van het internet op onrechtmatige wijze hebben geïnformeerd over de situatie ten tijde van het uiteengaan van partijen. Met name betichten beide partijen elkaar ervan ten onrechte te hebben gesuggereerd dat zij de “voortzetting’ zijn van Boek9.nl. Ten bewijze hiervan zijn tal van producties in het geding gebracht. Dat DeLex deze suggesties heeft gewekt is – gezien hetgeen hiervoor overwogen – niet ten onrechte. Dat Stichting Boek9 deze suggestie heeft gewekt is voorhands evenmin ten onrechte. Zij beschikt immers over de oude domeinnaam die zij kon blijven gebruiken en in die zin kan ook zij als ‘voortzetting’ van het oude Boek9.nl worden aangemerkt. De berichten die beide partijen in het geding hebben gebracht kunnen voorhands niet als onrechtmatige concurrentie worden aangemerkt. Logischerwijs proberen beide partijen zoveel mogelijk bezoekers naar hun website te leiden en zij hebben zich daarbij niet negatief of denigrerend over elkaar uitgelaten. Evenmin hebben zij uitlatingen gedaan die zij niet konden waarmaken. DeLex heeft in dit verband nog aangevoerd dat Stichting boe( thans vanwege de investeringen van DeLex op onrechtmatige wijze profiteert van de naamsbekendheid van boek9, maar dit is het onvermijdelijke gevolg van het feit dat DeLex heeft geïnvesteerd in een product, terwijl zij niet de rechthebbende was op de (merk- en domein)naam van dit product. De vorderingen van DeLex die zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen zullen dan ook worden afgewezen. Hetzelfde lot treft de vorderingen A en B van Stichting Boek9 in zaak 2.

(4) Het overnemen van elkaars berichten
6.13. Partijen betichten elkaar er eveneens van dat zij na het uiteengaan elkaars berichten overnemen. Stichting Boek9 heeft in dit verband productie 32 in het geding gebracht, waarin 27 berichten zijn opgenomen die volgens Boek9 klakkeloos (met typ- en taalfouten) door DeLex zijn overgenomen. DeLex heeft productie 69 in het geding gebracht, een groot aantal berichten dat volgens DeLex klakkeloos door Stichting Boek9 is overgenomen. DeLex heeft bestreden dat op de berichten auteursrecht rust- mede met een beroep op artikelen 11 en 15 Aw – en alleen in voorwaardelijke reconventie een verbod gevorderd. De voorzieningenrechter is hierover het volgende van oordeel. Uitgangspunt is dat op rechtelijke uitspraken geen auteursrecht rust (artikel 11 Aw) Voorhands wordt aangenomen dat op citaten uit een rechtelijke uitspraak of op een selectie van rechtsoverwegingen evenmin auteursrecht rust. Het staat derhalve eenieder vrij dergelijk citaten of selecties over te nemen. Indien de uitspraak wordt samengevat en/of wordt toegelicht in een inleidend bericht kan worden aangenomen dat een dergelijk bericht wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. In dit geding kan echter niet in alle gevallen worden vastgesteld wie dat bericht heeft gemaakt. De “met dank aan” vermelding kan immers ook betekenen dat de advocaat die uitspraak heeft toegezonden het bericht heeft gemaakt. Wat hiervan zij, de voorzieningenrechter acht het voorhands onrechtmatig om samenvattingen van en commentaar op uitspraken die de concurrent heeft gemaakt letterlijk over te nemen. Het beroep van DeLex op de nieuwsexceptie (artikel 15 Aw) leidt niet tot een ander oordeel, omdat voorhands wordt geoordeeld dat de berichten waar het hier om gaat, niet als nieuwsberichten zoals bedoeld in art 15 AW zijn te beschouwen. Er zullen dan ook over en weer verboden worden uitgesproken, met dien verstande dat het door DeLex gevorderde verbod alleen jegens Stichting Boek9 en niet jegens De Weerd zal worden uitgesproken. Dat ook jegens de Weerd een verbod zou moeten worden uitgesproken is door DeLex onvoldoende onderbouwd en toegelicht. Beide partijen kunnen geacht worden bij de uit te spreken verboden een spoedeisend belang te hebben. De verboden gelden niet voor “met dank aan” vermeldingen en “kenmerkende zinsneden” (bijvoorbeeld “eerst even voor jezelf lezen”), zoals Stichting Boek9 heeft gevorderd. Dergelijke zinsneden zijn voorshands niet te monopoliseren

Overige vorderingen
6.14. In zaak 1 heeft DeLex € 25.000,- schadevergoeding van De Weerd gevorderd. In zaak 2 heeft DeLex in reconventie € 25.000,- schadevergoeding van Stichting Boek9 gevorderd. Een geldvordering in kort geding kan slechts worden toegewezen, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Met name ten aanzien van de hoogte van de schade heeft DeLex te weinig heeft gesteld door geen enkele toelichting te geven op het gevorderde bedrag. Beoordeling van de vordering tot schadevergoeding dient dan ook aan de bodemrechter te worden overgelaten.

6.15. Ook de vordering van DeLex in zaak 1 tot betaling van € 3.750,- aan buitengerechtelijke incassokosten zal woren afgewezen. Weliswaar hebben partijen uitgebreid gepoofd om in onderling overleg tot een oplossing te komen, maar onvoldoende is gebruik van betrokkenheid van de raadslieden van DeLex hierbij die een vergoeding voor buitengerechtelijke werkzaamheden zou rechtvaardigen.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf / gezuiverde pdf)

IEF 10132

Onjuiste informatie aan journalist

Rechtbank 's-Hertogenbosch 31 augustus 2011, LJN BR6276 (onjuiste informatie aan journalist RTL Nederland)

Als randvermelding. Mediarecht. verstrekken van onjuiste informatie aan journalist RTL nieuws.

Door RTL Nieuws is op 2 december 2009, na de vrijlating van xxx een uitzending aan xxxx gewijd. De kern van de uitzending was dat xxx na zijn vrijlating contact heeft gezocht met "slachtoffers uit het strafproces". ZZZ heeft voorafgaand aan de uitzending informatie aan een journalist van RTL Nederland verstrekt ten behoeve van die uitzending. Tijdens dat interview heeft ZZZ mededelingen gedaan over xxx en een geluidsopname laten horen van een telefoongesprek tussen zijn zoon en xxx. Daar is door journalist een gedeelte van dat telefoongesprek opgenomen. Van het interview met de journalist zijn beeld- en geluidsopnames gemaakt die tijdens de uitzending van RTL nieuws zijn getoond. xxx stelt dat ZZZ onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door het verstrekken van onjuiste informatie dan wel door het doen van onjuiste mededelingen aan de journalist van RTL Nederland. Aantasting in eer en goede naam en vordering van onder meer immateriele schadevergoeding wordt toegewezen.

4.9.  Naar het oordeel van de rechtbank heeft [partij B] door zijn onjuiste en ongefundeerde, althans onvoldoende gefundeerde uitlatingen een onjuist beeld geschapen over [partij A] en geen, althans onvoldoende rekening gehouden met de rechten van [partij A]. Zulks klemt te meer nu [partij A], die is veroordeeld voor misbruik van minderjarigen, de dientengevolge opgelegde straf heeft uitgezeten en mitsdien recht heeft op resocialisatie. Deze resocialisatie komt onder druk omdat door de mededelingen van [partij B], mogelijk nieuwe verdenkingen op [partij A] geladen worden. Door het doen van dergelijke onjuiste en ongefundeerde mededelingen die bijdragen aan een negatieve beeldvorming van de persoon van [partij A], is gezien alle omstandigheden van het geval, de grens die in artikel 10 lid 2 EVRM is gesteld aan de vrijheid van meningsuiting, door [partij B] overschreden en heeft [partij B] onrechtmatig gehandeld jegens [partij A] in die zin dat hij de eer en goede naam van [partij A] heeft aangetast.

4.10.   Door [partij A] is aangevoerd dat de uitlatingen een schadevergoeding rechtvaardigen van € 20.000,00. [partij A] heeft desgevraagd ter comparitie opgemerkt dat het lastig is de schade aannemelijk te maken, omdat er sprake is van een samenloop van procedures, door en tegen [partij A] ingesteld, uitspraken van de burgemeester va[woonplaats] etcetera, die allemaal bijdragen aan de beeldvorming. Desalniettemin dient volgens [partij A] op het onrechtmatig handelen van [partij B] een financiële sanctie te staan. Dit is naar het oordeel van de rechtbank eerst dan het geval indien er sprake is van enigerlei schade die het rechtstreeks gevolg is van het onrechtmatige handelen van [partij B].

4.11.  Voor vergoeding op grond van artikel 6:106 BW komt slechts in aanmerking het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat mogelijk is geleden door [partij A] die, als gevolg van een gebeurtenis waarvoor [partij B] aansprakelijk is, in zijn eer en goede naam is aangetast.

IEF 10131

Nabootsing van fysiek product

Vrz. Rechtbank 's-Gravenhage 31 augustus 2011, KG ZA 11-787 (Prof Save, H.T.C., Pardoel, Ecodrive en Axus)

Met dank aan Marcoline van der Dussen, C'M'S' Derks Star Busmann.

Merkenrecht. Domeinnaamrecht. Handelsnaamrecht. Onrechtmatig handelen. Software-applicatie voor de iPhone.

Pardoel ontwikkelt de Ecodrive snelheidsbegrenzer voor personen- en vrachtauto's, houdster van Benelux en gemeenschapsmerk ECODRIVE, H.T.C. registreerde ecodrive.nl, thans gehouden door Prof Save. Axus  is actief op het gebied van autoleasing en wagenparkbeheer en heeft een (gratis) iPhone applicatie genaamd ALD Ecodrive en de website aldecodrive.

Ecodrive niet beschrijvend. Merkinbreuk op basis van 2.20 lid 1 onder d BVIE onvoldoende gemotiveerd, omdat Ecodrive er geheel vanuit gaat dat de applicatie concurreert. Geen inbreuk handelsnaam via domeinnaam, want Axus gebruikt Ecodrive niet ter aanduiding van haar onderneming, maar ter aanduiding van de applicatie.

Slaafse nabootsing van het product van Ecodrive is niet aan de orde omdat een software applicatie niet een nabootsing kan vormen van een fysiek product.

Beschrijvend / Inburgering
4.8. Ecodrive heeft aangevoerd dat de merken zouden zijn ingeburgerd, maar die door Axus bestreden stelling heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Uit de door haar overlegde producties 3a tot en met 3f (een aantal publicaties in de pers en foto's van stands op een of meer beurzen) volgt weliswaar dat Ecodrive zich heeft ingespannen bekendheid aan haarmerken en haar product te geven, maar de producties zijn onvoldoende om aan te nemen dat zij daarin zodanig is geslaagde dat de merken zijn ingeburgerd.

4.9. Vooralsnog is niet in te zien, en Axus heeft ook niet gemotiveerd, dat de merken
tevens beschrijvend zijn voor de waren toestellen en apparaten voor het verwerken en weergeven van gegevens. In zoverre staan de ingeroepen merken niet ter discussie.

Merkinbreuk
4.13. Dat ook verwarringsgevaar zou bestaan voor zover de merken zijn ingeschreven voor de waren toestellen en apparaten voor het verwerken en weergeven van gegevens heeft. Ecodrive echter onvoldoende gemotiveerd. Zij wijst er in dit verband slechts op dat in het handelsregister als bedrijfsomschrijving van haar onderneming is vermeld 'verkoop van hard- en software voor automotive sector', en dat de applicatie van Axus eveneens software is, maar de relevantie daarvan voor de beoordeling van het verwarringsgevaar van merk en teken is niet in te zien. Mede gelet op de uitvoerig gemotiveerde betwisting van het bestaan van verwarringsgevaar door Axus, kan daarvan in deze procedure niet worden uitgegaan.

4.14. Voor het gestelde gebruik van het teken als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 onder d BVIE geldt eveneens dat dit in het licht van de betwisting van Axus onvoldoende is gemotiveerd omdat het betoog van Ecodrive er geheel vanuit gaat dat de applicatie van Axus concurreert met de waren toeren- en/of snelheidsbegrenzers voor (vracht)auto's en snelheidscontrole-apparaten voor voertuigen. Of en zo ja waarom inbreuk zou bestaan, uitgaande van de inschrijving van het merk voor de waren toestellen en apparaten voor het verwerken en weergeven van gegevens heeft zij niet aangegeven.

Inbreuk op het handelsnaamrecht
4.15. Axus bestrijdt terecht dat de domeinnaam aldecodrive.nl als handelsnaam kan worden aangemerkt. Op de webpagina's die via dit adres bereikbaar zijn, gebruik Axus deze naam niet ter aanduiding van haar onderneming, maar ter aanduiding van de applicatie. Voorshands moet dus worden geoordeeld dat geen inbreuk wordt gemaakt op het handelsnaamrecht van Ecodrive.

Onrechtmatige handelen
4.16. Slaafse nabootsing van het product van Ecodrive is niet aan de orde omdat een software applicatie niet een nabootsing kan vormen van een fysiek product. Ook overigens kan het handelen van Axus niet als onrechtmatig worden aangemerkt.

IEF 10130

Gebruik van kleurencodering

Rechtbank 's-Gravenhage 31 augustus 201,A ZA 09-4413 (Deltex B.V. tegen Jade B.V.)

Met dank aan Joost Becker, Dirkzwager advocaten en notarissen.

In't kort. Merkenrecht. Vormmerk. Auteursrecht. Beeldmerk. Slaafse nabootsing. Verpakkingen

In gelijke mate IEF 9124. Het vormmerk wordt nietigverklaard. Het Orthoflex kussen ontwerp 1.0. maakt geen inbreuk op auteursrecht. Geen inbreuk op beeldmerk ook niet door het af te beelden op de verpakking. Geen slaafse nabootsing. Geen monopolie op het gebruik van kleurencodering en het staat Deltex vrij Jade hierin te volgen, onrechtmatig is dat niet.

Auteursrecht 4.13. Voor de vraag of inbreuk wordt gemaakt op het werk is van belang vast te stellen of het Orthoflex kussenontwerp 1.0 in zodanige mate de auteursrechtelijke beschermde trekken van het kussen (dan wel alleen de afbeelding) van Jade vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. Dit is niet het geval. Het kussen van Jade ontleent zijn oorspronkelijke karakter in het bijzonder aan de afbeelding van de gezichten. Het idee van de afbeelding is door Deltex mogelijk van Jade overgenomen, maar op geheel andere wijze vormgegeven. Het Orthoflex kussen vertoont daarnaast een opvallende uitsparing aan de bovenzijde. De totaalindrukken van het Support kussen en het Orthoflex kussen verschillen daardoor teveel om ontlening aan te nemen.

Beeldmerk 4.18. De - vrijwel uitsluitend - begripsmatige overeenstemming tussen tekens en merk is onvoldoende om aan te nemen dat verwarring zal ontstaan bij het relevante publiek, ook indien in aanmerking wordt genomen dat de tekens worden gebruikte voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven. De rechtbank neemt voort in aanmerking dat Deltex, evenals Jade, de hardheid van haar kussen aangeeft met een kleurcode (zie hierna), maar ook dat leidt niet tot een ander oordeel met betrekking tot het verwarringsgevaar.

Verpakkingen 4.22. Volgens Jade heeft Deltex het gebruik van de kleurencodes op de verpakking ter aanduiding van de hardheid van het kussen van haar overgenomen terwijl bovendien, naar zij stelt, van de gebruikte kleuren minstens de helft gelijk is aan de door haar gebruikte kleuren. Deltex haakt aldus, naar Jade stelt, onnodig - en daarmee onrechtmatig - aan bij haar producten.

4.23. Ook hiervoor geldt echter dat Jade geen monopolie heeft op het gebruik van de kleurencodering en dat het Deltex in beginsel vrij staat Jade hierin te volgen. Onrechtmatig is dat niet.

IEF 10129

Sperperiode

HvJ EU 30 juni 2011, Zaak C-288/10 (Wamo BVBA tegen JBC NV, Modemakers Fashion NV)

Parallel gepubliceerd van Reclameboek RB 1105. Reclamerecht. België. Oneerlijke handelspraktijken. Nationale regeling die aankondigingen van prijsverlagingen en suggesties  daarvan verbiedt tijdens de sperperiode (een periode van drie weken voorafgaand aan de koopjesperiode) is niet toegestaan.

Vraag:  „Verzet de [richtlijn oneerlijke handelspraktijken] zich tegen een nationale bepaling, zoals die van artikel 53 [WHPC], die aankondigingen van prijsverminderingen en suggesties daarvan gedurende welbepaalde periodes verbiedt?”

Antwoord: Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („richtlijn oneerlijke handelspraktijken”), moet aldus moet worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale bepaling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die op algemene wijze aankondigingen van prijsverminderingen en suggesties daarvan tijdens de sperperiode verbiedt, voor zover deze bepaling de bescherming van de consumenten beoogt. Het staat aan de verwijzende rechter om te beoordelen of zulks het geval is in het hoofdgeding.

IEF 10128

Incompleet denken

WIPO Arbitration and Mediation Center 21 juni 2011, zaaknr. DCO2011-0026 (Comité Interprofessionnel du vin de Champagne (CIVC) tegen Steven Vickers) Arbiter: Warwick Smith.

Met Commentaar in't kort van Thijs van den Heuvel, Bird & Bird LLP.

Domeinnaamrecht: champagne.co. Beschermde oorsprongsbenaming. Unregistered trademark (handelsnaamrecht). Champagne geen “Rights” zoals onder artikel 4(a)(i) van de Uniform Domain Name Dispute Resolution Policy (“UDRP Policy”). Klacht afgewezen. 

Het CVIC behartigt de belangen van producenten van Champagnewijnen en heeft zich vaak met succes verzet tegen het gebruik van de aanduiding Champagne. Zo kreeg Unilever bijvoorbeeld een verbod om haar Andrélon Champagne shampoo nog langer te verkopen (IEF 9142). Wel merkte de rechtbank hierbij nog op dat “niet ieder gebruik van de beschermde oorsprongsbenaming Champagne verboden is”. En bij toewijzing van de proceskosten werd overwogen dat beschermde oorsprongsbenamingen weliswaar niet genoemd worden in artikel 1019 Rv, maar dat dit “niet het gevolg [lijkt] te zijn van een bewuste keuze van de wetgever om beschermde oorsprongsbenamingen uit te sluiten, maar van een omissie.”

Uit WIPO beslissing volgt dat in de UDRP Policy de beschermde oorsprongsbenaming wel bewust is uitgesloten en wordt een voorbeeld gegeven van gebruik van de beschermde oorsprongsbenaming “Champagne” die niet verboden is. Geen reden voor Champagne dus voor CIVC.

Op grond van artikel 4 (a)(i) van de UDRP Policy dient een klager aan te tonen dat de domeinnaam “identical or confusingly similar [is] to a trademark or service mark in which the complainant has rights”. In deze procedure beroept CIVC zich niet op een geregistreerd merkrecht, maar uitsluitend op (i) de beschermde oorsprongsbenaming “Champagne” en (ii) op een “unregistered trademark” gebaseerd op “the English law of passing off”.

Het panel gaat na of het CIVC inderdaad houder is van deze rechten en of een beschermde oorsprongsbenaming en een “unregistered trademark” kunnen worden beschouwd als een recht in de zin van artikel 4 (a)(i) UDRP Policy.

(i) Na wat procedurele overwegingen – het CIVC voelde na een aantal vragen van het panel een negatief oordeel wellicht al aankomen en wilde haar klacht intrekken, de verweerder wilde de procedure voortzetten – stelt het WIPO-panel eerst vast dat CIVC inderdaad houder is van de beschermde oorsprongsbenaming. Maar volgens het panel blijkt uit twee WIPO Reports (30 april 1999, nr. 439 en 3 september 2001, nr. 843 ) de WIPO Overview, 2.0 par. 1.5 dat het een bewuste keuze is geweest van de beleidsmakers om beschermde oorsprongsbenamingen uit te sluiten van de werkingssfeer van de UDRP Policy. Volgens het panel “There has been no change in that position: geographical indications, as such, remain outside the scope of the Policy.”

Het CIVC had nog vier andere procedures aangehaald, waarin zij wel succesvol de overdracht van verschillende champagne-domeinnamen had gevorderd, maar dit was volgens het WIPO-panel niet relevant. In die procedures werd namelijk niet beslist op grond van de UDRP Policy, maar op grond van andere geschillenregelingen. De regelingen van onder meer Frankrijk en België zijn bijvoorbeeld niet beperkt tot “ownership of a trademark or service mark” zoals de UDRP dat wel is. De geschillenregeling van het SIDN voor “.nl” domeinnamen biedt overigens ook meer ruimte dan de UDRP policy, omdat naast beschermde merken ook handelsnamen een grondslag kunnen vormen. (artikel 2.1 (a) (I) SIDN Geschillenbeslechting voor .nl-domeinnamen).

(ii) Ook het beroep op het “unregistered trademark” was voor CIVC niet succesvol:

In this case, the Panel is not satisfied that the Complainant has shown that its rights in the expression “Champagne” constitute an unregistered trademark right of the kind that would satisfy paragraph 4(a)(i) of the Policy. First, the Panel notes that it is generally accepted that, to be a trademark, a sign must be capable of distinguishing the goods or services of an individual undertaking from those of other undertakings. It seems to this Panel that a geographical indication per se does not distinguish the wine of one champagne producer from the wine of another, and so does not fulfill the fundamental function of a trademark of distinguishing the goods or services of one undertaking from those of other undertakings. (…)

Belangrijker nog is volgens het panel dat het, zoals gezegd, een bewuste keuze is geweest om beschermde oorsprongsbenamingen niet onder de UDRP Policy te brengen.

’Champagne’ may be among the world’s most famous geographical indications, but that in itself is not enough for it to qualify as an unregistered “trademark or service mark” under the Policy.

Verordening 491/2009 EG tot aanpassing van Verordering 1234/2007 EG
De belangenbehartiger van de Champagneboeren heeft tenslotte tevergeefs een beroep gedaan op artikel 118m (quaterdecies) van Verordening EG 491/2009, de bepaling die succesvol werd ingeroepen tegen Unilever’s Champagne shampoo. “Niet in geschil” was destijds dat door Unilever inbreuk werd gemaakt in de zin van dit artikel. Het WIPO-panel gaat nu echter inhoudelijk niet in op dit artikel, maar kijkt strikt naar de UDRP Policy. Zeker gezien de genoemde WIPO-reports – beschermde oorsprongsbenamingen zijn bewust uitgesloten - is het vervolgens een logische beslissing van het panel om de klacht van CIVC af te wijzen. Een beslissing die het CIVC wellicht ook had kunnen verwachten, al oordeelt het panel nog wel dat van kwade trouw van klager geen sprake is: “[it seems] to point more towards incomplete thinking than to bad faith.”

IEF 10127

Vergaande concessies

Vrz. Rechtbank Amsterdam 26 juli 2011, KG ZA 11-784 WT/PV (BUMA/STEMRA tegen Target Media B.V. en AIM4Music B.V.)

Met dank aan Quirijn Meijnen, Meijnen Advocatenkantoor

Auteursrecht. Streaming en beltonen. Target Media en Aim4Music zijn aanbieders van beltonen en downloads en streams waarmee zij (onder meer) muziekwerken behorende tot het Buma/Stemra-repertoire openbaar maken en verveelvoudigen in de zin van de Auteurswet. Weigering aangaan van licentieovereenkomst met Buma/Stemra, hoewel er vergaande concessies zijn gedaan.

Het kan van Buma/Stemra niet gevergd worden om de periode waarin Target Media en Aim4Music formeel geen verplichtingen jegens de bij Buma/Stemra aangeslotenen hebben nog langer te laten voortduren. Het door Buma/Stemra gevorderde verbod voldoet is toewijsbaar. Dwangsom wordt gematigd, gemaximeerd en pas verbeurd ná 1 september 2011. De vraag of Target Media ook in het verleden aan informatieplicht heeft voldaan vraagt nader onderzoek (afgewezen). Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv voor Target Media c.s..

De vraag of de "embedded link" wel een zelfstandige openbaarmaking is, dient in een bodemprocedure aan de orde te komen.

4.4. Anders dan door Target Media c.s. betoogd, is niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat zij thans over toestemming van de door Buma/stemra vertegenwoordigde auteursrechthebbenden beschikt om de werken daarvan openbaar te maken of te verveelvoudigen. Weliswaar zijn partijen, zoals door Target Media c.s. gesteld, in artikel 1, onder f, van de schikkingsovereenkomst overeengekomen dat zij zouden onderhandelen over verlenging van de overeenkomst beltonen online voor de periode na 1 januari 2007, maar neit is aangetoond dat die onderhandelingen op enige moment daadwerkelijk tot een verlenging van die overeenkomst na 1 januari 2007 heeft geleid. (...)

4.5. Op grond van het voorgaande is op dit moment voldoende aannemelijk dat voor zover door Target Media c.s. bij de door haar aangeboden beltonen, downloads en streaming gebruik wordt gemaakt van het Buma/Stemra-repertoire,daarbij een inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van de bij Buma/Stemra aangesloten auteursrechthebbenden.

4.6. Voor zover Target Media c.s. heeft betoogd dat de door Buma/Stemra per 1 januari 2010 aangeboden "Overeenkomst inzake digitale muziekdistributie" niet werkbaar is en dat daarom in redelijkheid niet van haar kan gevraagd om die te tekenen, wordt zij daarin niet gevolgd. Allereerst is door Target Media c.s. niet betwist, zoals door Buma/Stemra gesteld, dat andere aanbieders van beltonen, downloads en streams soortgelijke overeenkomsten wel hebben ondertekend en ook conform het bij die overeenkomst als bijlage gevoegde rapportageformulier aan Buma/Stemra rapporteren. Verder is ter terechtzitting gebleken dat op de bespreking van 16 juni 2011 nog vergaande concessies zijn gedaan zodat partijen er toen dachten uit te zijn. Daarnaast is van de zijde van Buma/Stemra ter terechtzitting aangeboden dat Target Media c.s. de overeenkomst onder voorbehoud van rechten ondertekent en de resterende geschilpunten voorlegt aan de bodemrechter. De door Target Media c.s. genoemde formele bezwaren, waaronder de vraag of een embedded link überhaupt wel als een openbaarmaking gekwalificeerd dient te worden, kunnen dan in die procedure aan de orde worden gesteld. Voor het onderhavige kort geding zijn die bezwaren onvoldoende toegelicht, dan wel vergen deze een nader onderzoek naar de feiten waar zich een kort geding niet voor leent. Op dit moment is echter onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Buma/Stemra zich bij de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst onredelijk opstelt dan wel misbruik maakt van haar positie, althans, wordt in de door Target Media c.s. gezien om zonder de toestemming van de auteursrechthebbenden een inbreuk te (blijven) maken op het Buma/Stemra-repertoire.

4.7. Gelet op het hiervoor overwogene is op dit moment voldoende aannemelijk dat de vordering van Buma/Stemra om Target Media c.s. te verbieden een inbreuk te maken op werken van de bij Buma/Stemra aangesloten auteursrechthebbenden in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat Buma/Stemra een spoedeisend belang heeft bij die vordering om zodoende een verdere inbreuk tegen te kunnen gaan. Het kan van Buma/Stemra niet gevergd worden om de periode waarin Target Media en Aim4Music formeel geen verplichtingen jegens de bij Buma/Stemra aangeslotenen hebben nog langer te laten voortduren. het door Buma/Stemra gevorderde verbod voldoet daarmee aan het hiervoor onder 4.2. geformuleerde criterium en is daarmee ook in dit kort geding toewijsbaar. De tevens gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. In het kader van het bedrijfsbelang van Target Media c.s. en om het partijen mogelijk te maken alsnog een regeling zoals besproken in 4.6. van dit vonnis te bereiken, zal evenwel worden bepaald dat de dwangsommen na de betekening van dit vonnis pas met ingang van 1 september 2011 dor Target Media c.s. zullen worden verbeurd.

 

IEF 10126

Meer dan duizend woorden

W. Hart, 'Meer dan duizend woord. Over figuren in het IE-recht', 30 augustus 2011, IEF 10126.

In het IE-recht wordt met twee maten gemeten bij het interpreteren van figuren. In het octrooirecht worden figuren veel restrictiever geïnterpreteerd dan in het auteursrecht en in het modelrecht.

Aan de hand van Eestairs vs. Dirrix, Tripp Trapp zaak (30 juni 2009), Rolf Benz vs. Zijlstra, Spanplafond en de Mop-zaak wordt casuïstisch een beschouwing gemaakt van de maten waarmee wordt gemeten:

In het auteursrecht en in het modelrecht kan veel, zo niet alles uit een figuur worden afgeleid. De geïnformeerde gebruiker heeft zelfs aan een vrij wazige figuur (Benz-zaak) genoeg om de onderscheidende kenmerken van een product te herkennen, uit de context te halen, in woorden te vatten en als auteursrechtelijk danwel modelrechtelijk beschermd te identificeren. In het octrooirecht daarentegen kan een vakman volgens de Haagse rechtbank vrijwel niets uit een figuur afleiden.

(...) Voor een vakman of geïnformeerde gebruiker zegt een plaatje meer dan duizend woorden. Dat is zo in het auteursrecht, dat is zo in het modelrecht en dat hoort ook zo te zijn in het octrooirecht.

IEF 10125

STEG Lezing onrechtmatige perspublicaties

STEG LEZING met aansluitende netwerkborrel woensdag 26 oktober 2011 om 19.30, Hortus Botanicus Amsterdam
 
Mw. mr. W. Tonkens-Gerkema, 20 jaar onrechtmatige perspublicaties – het perspectief van de rechter door de jaren heen, 26 oktober 2011, om 19:30 Hortus Botanicus, Amsterdam
 
Mw. mr. Wil Tonkens-Gerkema, voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, zal op woensdag 26 oktober a.s. een interactieve lezing verzorgen over onrechtmatige perspublicaties. Zij kan en zal daarbij putten uit een schat aan ervaring; in de afgelopen 20 jaar wees zij vonnissen in de meest uiteenlopende zaken. Overvaljournalistiek, heimelijk gemaakte beeld- en geluidsopnamen en beledigde BN’ers – het passeerde allemaal de revue. De spreker zal onder meer ingaan op de modes en trends in de media, en hoe deze hun weerslag hebben op de rechtspraak over perspublicaties. Daarbij zal zij niet schromen om inzicht te geven in haar eigen (wijze van) beoordeling. Een leerzaam kijkje in de keuken van deze ervaren president in kort geding.

Wat:                      STEG-lezing gevolgd door netwerkborrel
Door:                    Mw. mr. W. Tonkens-Gerkema
Voor:                    Advocaten, rechters, bedrijfsjuristen en professionals werkzaam in de entertainmentbranche 
Waar:                    Hortus Botanicus (Laranjazaal), Plantage Middenlaan 2, Amsterdam
Wanneer:           26 oktober 2011
Aanvang:            Lezing 19.30 uur, borrel 21.30 uur
Entree:                € 50 contant bij binnenkomst, kwitantie beschikbaar
NOvA-punten: 2 juridisch
Aanmelden/meer informatie:      Per e-mail naar steg@online.nl