IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 9990

Verhuisbericht GoversVanZoest

Persbericht GoversVanZoest Advocaten is verhuisd en is voortaan gevestigd in Spaces Zuidas. De nieuwe adresgegevens zijn als volgt:

Barbara Strozzilaan 201
1083 HN Amsterdam

Telefoon- en faxnummers blijven ongewijzigd.
GoversVanZoest Advocaten is gespecialiseerd in het intellectueel eigendomsrecht, reclamerecht en franchising.

IEF 9989

Verwijst naar universiteit

WIPO Arbitration and Mediation Center. Geschillenbeslechter 30 juni 2011, zaaknr. D2011-0636 (Cooperative Unive U.A. tegen Ashantiplc Ltd en Domain Name Privacy LLC, inzake unive.com) Arbiters: Lothian, Machado en Lyon.

Even kort. Domeinnaamrecht. Merkennaamrecht. WIPO geschillenbeslechting. Woord "unive" wordt wijdverbreid gebruikt, vaak als afkorting van universiteit. Uit klacht valt niet af te leiden dat verweerder op de hoogte had moeten zijn van het merk van klager. Klacht heeft geen kwade trouw van verweerder aangetoond. Klager heeft klacht niet onderbouwd en probeert WIPO Panel te misleiden, dus sprake van kwade trouw van klager. Misbruik van procesrecht. Klacht is afgewezen.

The record shows that “unive” is a term in widespread use both as a truncation of ‘university’ and with other meanings. Furthermore, it is clear to the Panel that, while the term can refer to the Complainant’s trademark, the overwhelming search association of the term “unive” is to subject matter relating to universities. Moreover, the Panel finds that there is nothing in the Complaint (including annexes) to indicate that (i) the Respondent was or should have been aware of the Complainant or its mark when it registered the disputed domain name, (ii) the Respondent ever used the disputed domain name for any insurance-related matter or directed its contents to Internet users in The Netherlands, or (iii) the Respondent targeted the Complainant or its trademark in any way at any time.

The Complaint contains no allegation of facts from which bad faith on the part of the Respondent could reasonably be inferred, and absolutely no evidence of such. The Complainant effectively asserts that any person who uses the term “unive” in any way is ipso facto acting in bad faith, solely by virtue of the Complainant’s trademark. The Complainant does not describe or provide evidence of the use to which Respondent put the disputed domain name other than a screenshot of the website associated with the disputed domain name, which incidentally supports the Respondent’s contention that it uses the term in connection with its association with universities. The Complainant merely asserts that the Respondent’s use is “commercial”.

Lees de gehele arbitrage hier (link / pdf)

IEF 9988

Door alsnog te betalen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 juli 2011, LJN BR2598 (More-In B.V. tegen DPA Goup N.V.)

Met dank aan Diederik Stols, Boekx advocaten.

Auteursrecht. Vormgeving van website. Naar aanleiding van een offerte-aanvraag stelt eiser een nieuwe vormgeving voor. Gedaagde heeft hier geen budget voor, korte tijd later heeft gedaagde een nieuwe website met 'zonder dat de noodzaak daarvoor is gesteld of gebleken precies of nagenoeg dezelfde keuze': Call me now-button, Twitter followers button, Koersinformatie het jaarverslag en het DPA paspoort.

Inbreukvorderingen toegewezen. Voorwaardelijk: in die zin dat zal worden bepaald dat More-In aan deze veroordeling geen rechten ontlenen kan indien DPA haar voor het gebruik van het ontwerp €4000,- exclusief BTW betaalt. Bedrag is afkomstig van de eerdere offerte die bij het voormelde voorstel werd medegedeeld. Indicatietarieven in IE-zaken ipv 1019h Rv.

4.3. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. More-In beroept zich, terecht, niet op de bouwstenen die DPA aanvoert zelf te hebben aangedragen, maar op de manier waarop die bouwstenen visueel in het ontwerp verwerkt zijn. (...) Voor het ontwerp van More-In is voldoende oorspronkelijk en komt dus voor auteursrecht in aanmerking. Daarbij spelen met name de volgende elementen een rol: de vlakverdeling, de tekstverdeling (waar de tekstblokken zijn geplaatst en waar juist niet), het kleurgebruik (hoewel de kleuren rood en grijs door DPA zijn aangedragen zijn met het gebruik van die kleuren veel verschillende mogelijkheden) de twee horizontale balken boven en onder, het DPA-logo linksboven in beeld, het roze tekstblok onder met daarin de laatste publicaties, de twee afbeelding als button rechts, de zigzag rode lijnen tussen de verschillende divisies van DPA Group links in de bovenste balk en de manier waarop de beurskoers van DPA onder wordt weergegeven in blokjes. Al deze elementen maken dat het ontwerp kan worden aangemerkt als een voortbrengsel van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Op het ontwerp rust derhalve auteursrecht.

4.4. Weliswaar staat het een marktpartij in beginsel vrij om elementen van een ander te gebruiken, maar die vrijheid haar begrenzing vindt waar inbreuk wordt gemaakt op rechten van intellectuele eigendom of andere subjectieve rechten. Daarbij dient te worden gekeken naar het samenstel van elementen die de totaalindruk van het ontwerp bepalen en niet zozeer naar de afzonderlijke elementen op zich.De voorzieningenrechter is, gelet op die totaalindruk van zowel het ontwerp van More-In als de nieuwe website van DPA, van oordeel dat DPA bij het vormgeven van haar nieuwe website te weinig afstand genomen heeft van het ontwerp van More-In. In een aantal afzonderlijke elementen heeft DPA zonder dat de noodzaak daarvoor is gesteld of gebleken precies of nagenoeg dezelfde keuze gemaakt als More-In in haar ontwerpvoorstel, waardoor de totaalindruk in belangrijke mate overeenstemt.

4.6.  De conclusie is dat DPA met het gebruik van de website die sinds 16 juni 2010 in de lucht is inbreuk maakt op het auteursrecht van More-In. De voorzieningenrechter verbindt daaraan de volgende consequenties. DPA zal worden veroordeeld het gebruik van haar website in de huidige vorm te staken, althans om die website op zodanige wijze aan te passen dat daarmee geen inbreuk meer wordt gemaakt op het auteursrecht van More-In. Gelet op het subsidiair verweer van DPA dat zij voor een aanpassing tenminste 1 maand nodig heeft zal die termijn in acht worden genomen. Wel zal DPA de mogelijkheid worden gegeven de onrechtmatigheid van het gebruik van het ontwerp weg te nemen, door More-In alsnog voor het gebruikte ontwerp te betalen. Het belang van More-In bij haar vordering is er immers in gelegen dat zij schade heeft geleden doordat zij inspanningen heeft verricht waarvoor zij geen vergoeding heeft ontvangen.

4.7.  Voor het bedrag dat DPA aan More-In dient te betalen voor het gebruikte ontwerp zal worden uitgegaan van de offerte bij het ontwerpvoorstel van 12 november 2009 (zie 2.8). De voorzieningenrechter is van oordeel dat DPA voor alleen het ontwerp van de website een bedrag van € 4.000,- (design concept ontwikkeling) zou moeten betalen. Dat is immers de dienst waar DPA bij de besprekingen in 2009 om heeft gevraagd, en van die ontwerpinspanningen van More-In heeft DPA gebruik gemaakt toen zij haar huidige website heeft gebouwd. Het bouwen van de website is door DPA zelf gedaan, althans niet door More-In. Van de overige onderdelen van de prijsopgave als genoemd in 2.6 is voorshands onvoldoende aannemelijk dat dit kosten zijn die betrekking hebben op alléén het ontwerpen van de website, en niet ook op het bouwen. Voorshands wordt € 4.000,- een redelijk bedrag geacht voor het ontwerp.

4.8. Gelet op het voorgaande zal de veroordeling het huidige gebruik van de website te staken een voorwaardelijke zijn, in die zin dat zal worden bepaald dat More-In aan deze veroordeling geen rechten kan ontlenen indien DPA haar voor het gebruik van het ontwerp €4000,- exclusief BTW betaalt.

Lees de uitspraak hier (pdf / LJN / schone pdf).

IEF 9987

Ben je op zoek naar...

Vrz. Rechtbank 's-Gravenhage 22 juli 2011, KG ZA 11-593 (Race Hardware B.V. tegen gedaagde h.o.d.n. Brax Race Hardware)

Handelsnaamrecht. Domeinnaamrecht. racehardware.nl. Handel in materialen voor autosport. Sponsor en preferred supplier Dutch Supercar Challenge en maakt reclame rond televisie-uitzendingen. Reclame-uiting gedaagde: "Ben je opzoek naar Race Hardware kom naar braxracehardware.nl". Voor zover geen onderscheidend vermogen, zo stelt verweerder, is i.c. handelsnaam ingeburgerd door gebruik: inschrijving handelsregister, actief middels domeinnaam, zakelijke correspondentie en promotiefilmpjes op YouTube. Vorderingen toegewezen. Dwangdom €5.000 maximum €100.000. 1019h Rv proceskosten €6.651,71.

Gebruik handelsnaam Race Hardware 4.2. Voorshands moet worden aangenomen dat de handelsnaam RACE HARDWARE al werd gebruikt voor de onderneming van Race Hardware toen [Gedaagde] op 18 januari 2011 zijn gewraakte handelsnaam ging voeren. Dat de handelsnaam RACE HARDWARE werd gevoerd is voldoende aannemelijk gelet op het feit Race Hardware onweersproken heeft aangevoerd (i) dat haar onderneming sinds 1 januari 2010 onder (onder meer) die naam staat ingeschreven in het handelsregister, (ii) dat de onderneming sinds 2002 actief is op internet onder de domeinnaam racehardware.nl, (iii) dat Race Hardware de handelsnaam in 2009 heeft gebruikt in zakelijke correspondentie (productie 22 van Race Hardware) en (iv) dat zij de handelsnaam in 2010 heeft gebruikt in het kader van promotionele filmpjes op youtube (productie 18 van Race Hardware). In het licht daarvan moet het betoog van [Gedaagde] dat Race Hardware uitsluitend onder de handelsnaam “ [Y] Race Hardware” naar buiten treedt, voorshands worden verworpen.

Onderscheiden vermogen 4.4 (...) Ten eerste heeft [Gedaagde] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat “race hardware” daadwerkelijk een gangbare aanduiding van autosportmaterialen is voor het relevante publiek, te weten autosportliefhebbers in Nederland.

4.5. Ten tweede heeft Race Hardware aangevoerd dat zij jarenlang intensief gebruik heeft gemaakt van de handelsnaam RACE HARDWARE. Door dat gebruik zou volgens Race Hardware haar handelsnaam zijn ingeburgerd en bekendheid genieten bij het relevante publiek. Dat heeft [Gedaagde] niet steekhoudend weersproken. Voor zover hij ook in dit verband heeft willen aanvoeren dat Race Hardware voornamelijk naar buiten treedt onder de handelsnaam “ [Y] Race Hardware”, kan hem dat niet baten. Naar voorlopig oordeel kan een handelsnaam namelijk ook inburgeren door gebruik als onderdeel van andere handelsnaam. Ook als de onderneming voornamelijk zou zijn gedreven onder de handelsnaam “ [Y] Race Hardware”, kan het relevante publiek door dat gebruik een verband gaan leggen tussen het element “race hardware” en de betreffende onderneming. In deze zaak is voorshands aannemelijk dat dit verband zal worden gelegd, gelet op het feit dat als
onweersproken vast staat dat Race Hardware (tot de komst van [Gedaagde]) jarenlang de enige in Nederland was die automaterialen verhandelde onder een handelsnaam waarin “race hardware” voorkomt en dat het specialistische publiek bekend is met “grote spelers” zoals Race Hardware. Voor zover de handelsnaam van huis uit een beperkt onderscheidend vermogen zou hebben, moet dus voorhands worden aangenomen dat dit onderscheidend vermogen – en de daarmee corresponderende beschermingsomvang van het handelsnaamgebruik – door het bedoelde gebruik is toegenomen.

Inbreuk 4.6. In het licht van het voorgaande maakt [Gedaagde] met de handelsnaam BRAX RACE HARDWARE inbreuk op het handelsnaamrecht van Race Hardware. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het onderscheidend vermogen en op het feit dat beide ondernemingen in autosportmaterialen handelen en zich richten op dezelfde landelijke doelgroep, wijkt de handelsnaam BRAX RACE HARDWARE naar voorlopig oordeel onvoldoende af van de handelsnaam RACE HARDWARE om verwarringsgevaar in de zin van artikel 5 Handelsnaamwet te voorkomen. Daarbij weegt mee dat onder het gevaar voor verwarring in de zin van die bepaling ook indirecte verwarring valt, dat wil zeggen de situatie dat het publiek wel verschillen tussen de ondernemingen onderkent, maar een economische of juridische band tussen de ondernemingen veronderstelt. Voorshands is voldoende aannemelijk dat het relevant publiek door het gebruik van het identieke element “RACE HARDWARE” een verband tussen de ondernemingen zal veronderstellen, ook als het publiek door de toevoeging van het element “BRAX” zou begrijpen dat het om een andere onderneming gaat. Daar komt bij dat [Gedaagde] het gevaar voor verwarring vergroot door zijn onder 2.10 beschreven wijze van adverteren. Mede gelet op het gebruik van de hoofdletters in de zin “ben je op zoek naar Race Hardware, kom dan naar […] www.braxracedhardware.nl” (onderstreping toegevoegd, Vzr) en het feit dat de advertentie is geplaatst op de website van een evenement waarvan Race Hardware sponsor en preferred supplier is, is aannemelijk dat ten minste een deel van het publiek die advertentie zal opvatten als een verwijzing naar Race Hardware.

IEF 9986

Naar beneden wijzende bolling

Rechtbank 's-Gravenhage 22 juli 2011 (bij vervroeging) KG ZA 11-752 (Firstbike International B.V. en Eiser sub 2 tegen Ridder Ride)

Modelrecht. Gemeenschapsmodel kinderloopfietsen (hier). Eiser heeft Firstbike exclusieve licentie verstrekt en gemachtigd om op eigen titel op te treden. Duits ex parte bevel, nu toch verhandeling via rentepuntenwinkel ING (plaatje lees verder).

Beoordeling: Chopper wekt andere algemene indruk, geen inbreuk modelrecht noch auteursrecht, ook onderdelen voldoende afwijkend. Enduro: geen spoedeisend belang, en bewijs dat wordt verhandeld niet (voldoende) geleverd. Ook geen belang bij de nevenvorderingen. Proceskostenveroordeling 1019h RV voor eiser á €7.150,85.

Chopper 4.2. Naar voorlopig oordeel maakt Ridder Ride door verhandeling van de Chopper geen inbreuk op het Gemeenschapsmodel van Firstbike. De Chopper wekt vooral door de naar beneden wijzende bolling van het frame en de minder verticale stand van de voorvork een andere algemene indruk dan het Gemeenschapsmodel. Die kenmerken maken dat de Chopper daadwerkelijk doet denken aan het model chopper dat bekend is voor motoren.

Gemeenschapsmodel / auteursrecht 4.7. Geconcludeerd moet dus worden dat Ridder Ride door de verhandeling van de Chopper geen inbreuk maakt op het Gemeenschapsmodel. De geconstateerde verschillen tussen de Chopper en het Gemeenschapsmodel brengen ook mee dat er naar voorlopig oordeel geen sprake is van een inbreuk op het auteursrecht. De door Firstbike ontworpen en verhandelde fiets is namelijk identiek aan het Gemeenschapsmodel en wijkt dus op dezelfde punten af van de Chopper. Daargelaten dat Firstbike niet heeft aangegeven wat de auteursrechtelijk beschermde trekken van haar fiets zijn (terwijl Ridder Ride gemotiveerd heeft betoogd dat vele kenmerken van de fiets niet voor bescherming in aanmerking komen), moet gezien de geconstateerde verschillen worden aangenomen dat voor zover er auteursrechtelijke beschermde trekken zijn overgenomen, de totaalindruk van de Chopper voldoende afwijkt. Hetzelfde geldt voor het beroep op slaafse nabootsing. Gegeven de geconstateerde verschillen moet worden geconcludeerd dat Ridder Ride niet tekort is geschoten in haar verplichting om bij het vermeende nabootsen van de fiets van Firstbike alles te doen wat redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van haar product, mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat.

Auteursrecht onderdelen 4.8. Het beroep op auteursrechtelijke bescherming ten aanzien van de afzonderlijke onderdelen van kinderloopfiets van Firstbike (frame, voorvork en zadel) moet eveneens worden verworpen. Firstbike heeft niet aangegeven welke trekken van die onderdelen voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, terwijl Ridder Ride erop heeft gewezen dat vele trekken worden bepaald door de technische functie van het betreffende onderdeel. Voor zover de onderdelen niet-technische trekken hebben die blijk geven van een persoonlijk stempel van [Eiser sub 2], wijken de onderdelen van de Chopper naar voorlopig oordeel voldoende af gelet op de verschillen die Ridder Ride heeft opgesomd, zoals de afwijkende vorm van de gaten van het frame, de breedte van de voorvork en de gaten in de zadelpen. Als wordt gekeken naar de afzonderlijke onderdelen, kunnen die verschillen naar voorlopig oordeel niet worden aangemerkt als ondergeschikte details.

4.9. In het midden kan blijven of Ridder Ride door verhandeling van de Enduro inbreuk zou maken op de rechten van Firstbike en/of onrechtmatig handelt. De daarop gerichte vorderingen komen niet voor toewijzing in aanmerking vanwege een gebrek aan spoedeisend belang.

4.11 (...) Aangezien de bewijslast van de gestelde continuering van de leveringen bij Firstbike ligt en er in het kader van dit kort geding geen ruimte is voor nadere bewijslevering, moet er in deze procedure van worden uitgegaan dat Ridder Ride geen Enduro-fietsen heeft geleverd aan ING en dat de verklaring van Ridder Ride over het staken van de handel in de Enduro per 31 januari 2011 dus juist is. Dat gegeven, in combinatie met het – door Firstbike geweigerde – aanbod van Ridder Ride om vast te leggen dat Ridder Ride de Enduro niet meer op de markt zal brengen op straffe van een boete, heeft Firstbike onvoldoende spoedeisend belang bij een verbod.

IEF 9985

Gazette juli 2011

Gazette juli 2011 Raad voor plantenrassen, Stcrt. 2011, 13 326 (pdf)

Tal van groenten, fruit, vlassen en bloemen passeren de revue in de nieuwe Gazette gepubliceerd door de Raad voor plantenrassen. Aanvragen, rasbenamingen, intrekking van aanvragen, beslissingen en mededelingen rondom de Zaaizaad- plantgoedwet 2005 en UPOV staan erin.

Naast de kwekersrechtelijke aspecten, is er een rectificatie:

* Per abuis is in het publicatieblad van 16-06-2011 het onderstaande ras onder de verkeerde benaming toegelaten En merkt de raad op dat

... teeltmateriaal van ingeschreven rassen ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 slechts onder de ingeschreven benaming in het verkeer gebracht en verder verhandeld mag worden. De handelsnaam of het merk mag vanzelfsprekend ook gevoerd worden, doch niet in plaats van de rasbenaming.

Lees de Gazette hier (link en pdf)

 

Phaseolus vulgaris L.

Boon

BON1732

Bartava

Monsanto Holland B.V.

33182

30-05-11

IEF 9984

Diversiteit aan mogelijke vragen

Nota nav Verslag inzake Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, Kamerstukken II 2010/11, 32 612, nr. 6.

Kort bericht. De diversiteit aan mogelijke vragen maakt dat niet bij voorbaat kan worden gezegd welke anderen voor de beantwoording van de vraag mogelijk in de gelegenheid moeten worden gesteld om schriftelijke opmerkingen te maken. Het spreekt voor zich dat daarvoor bij de beantwoording van vragen op het gebied van het vennootschapsrecht andere personen en organisaties in aanmerking komen dan bij vragen op het gebied van het auteursrecht. Verder is het afhankelijk van het geschil welke personen partij zijn bij identieke of vergelijkbare geschillen. Indien ook deze personen in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijke opmerkingen te maken, is per prejudiciële procedure verschillend om welke personen het aldus zal gaan.

Voorstel van wet: hier.

IEF 9983

Slechts gericht op het gezondheidsbelang

 

Kamerbrief Minister VWS over beleidsagenda vervalste geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, kenmerk GMT/MVG/3071128, beleidsagenda (hier)

Parallel gepubliceerd van Reclameboek (RB 1064) Uit de brief: Evenals horloges, tassen e.d. van bekende ontwerpers blijken ook medische producten te worden vervalst. Hoewel hierbij uiteraard ook sprake kan zijn van een inbreuk op het intellectuele eigendom van partijen, is er bij medische producten ook een ander probleem aan de orde, namelijk het risico voor de volksgezondheid. Het perspectief van de volksgezondheid is voor mij de reden om beleid te maken op dit terrein. Wellicht ten overvloede merk ik hierover op dat ik mij slechts richt op het gezondheidsbelang en het voorkomen van gezondheidsschade en niet op mogelijke inbreuk op het intellectuele eigendoms-recht, wat een economisch delict is.

Uit de agenda: De WHO en Raad van Europa hebben de definitie van een vervalst medisch product als volgt bepaald:

  • Een vervalst medische product beschrijft een product die een valse representatie (a) van zijn identiteit (B) en/of bron (c) geeft. Dit is op het product, zijn verpakking of etiketteringsinformatie van toepassing.35
  • Medische producten die niet binnen bepaalde landen op de markt zijn (toegelaten), maar wel in bepaalde andere landen zijn geen vervalsingen. Bijvoorbeeld door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) goedgekeurde medische producten die niet binnen de EU geregistreerd zijn, zijn geen vervalsing, maar mogen toch niet in de EU verkocht en gebruikt worden.36
  • De schendingen of de geschillen betreffende octrooien moeten niet met het vervalsen van medische producten worden verward.37
  • Vervalste medische producten kunnen producten zijn met correcte ingrediënten, met verkeerde ingrediënten, zonder ingrediënten, met onjuiste hoeveelheden ingrediënten, of met valse verpakking.38

35 Een voorbeeld hiervan is de vervalste zuurstof-saturatiemeter
36 De definitie van vervalsing volgens de WHO geldt wereldwijd. Dit betekent dat een medisch hulpmiddel dat bijvoorbeeld door FDA in Amerika goedgekeurd is maar geen CE-markering heeft, binnen Europa niet als een vervalsing kan worden gezien. Het is namelijk wereldwijd wel ergens als een medisch hulpmiddel op de markt conform de eisen die dat werelddeel stelt.
37 Een replica is niet per definitie als een vervalst medisch hulpmiddel. Indien de replica de conformiteitbeoordelingsprocedure met goed resultaat heeft afgerond en dus voldoet aan alle gestelde wettelijke eisen, kan de originele fabrikant besluiten om het dispuut uit te vechten op het terrein van merkenrecht/ intellectueel eigendom.
38 Naar aanleiding van de incidenten gemeld bij het gebruik van borstimplantaten geproduceerd door een firma in Frankrijk, heeft het “Agence Française de Sécurité Sanitaire des Produits de Santé” (AFSSAPS) een inspectie uitgevoerd. Vastgesteld werd dat de implantaten gevuld werden met een ander type siliconegel dan aangegeven in het CE-certificatiedossier. Deze prothesen zijn dus niet conform de wetgeving betreffende medische hulpmiddelen.
https://www.fagg-afmps.be/nl/news/news_implants_mammaires_pip.jsp

IEF 9982

WIPO 'bekend merk'

WIPO Arbitration and Mediation Center 12 juli 2011, Zaaknummer: DNL2011-0037 (Aluc Mark Ansalt tegen A. Borsje), Arbiter: Remco M.R. van Leeuwen

Wellicht ten overvloede. Eiser is eigenaar van Luigi Borelli, een zeer populair Italiaans kledingmerk houder van diverse merken (waaronder een 'bekend merk' LUIGI BORRELLI NAPOLI). Verweerder heeft een 'parking page' en is houder van domeinnaam <borrelli.nl>.

Verweerder reageert niet en daarom wordt op basis van de klacht geoordeeld (10.3 Regulations). Verwarringwekkende overeenstemming, geen recht of legitiem belang én registratie te kwader trouw. Overdracht bevolen.

B. Rights or Legitimate Interests (...) Because Respondent did not file any response, the Panelist is not aware of any rights or legitimate interests that Respondent may have in the Domain Name and will have to presume it has none.

C. Registration in Bad Faith (...) In past cases cumulative circumstances found to be indicative of bad faith included complainant having a well-known trademark, the fact that no response to the complaint has been filed and the registrant's concealment of its identity. Two of these three circumstances apply in this case as well and the Panelist does not consider the Complaint unlawful or without merit.

Regulations for .nl domain names

IEF 9981

Prima facie bewijs

WIPO Arbitration and Mediation Center 13 juli 2011, Zaaknummer: DNL2011-0035, (Robeco Groep N.V. tegen Bahnhofsgaststaette), Arbiter: Alfred Meijboom

Eiser is Robeco Groep, een wereldwijd opererende fondsinvesteerder en houder van woord-/beeldmerken waaronder ROBECO (Benelux en Gemeenschapsmerk) al 20 jaar sponsor en organisator van de Robeco Zomerconcerten. Verweerder genereert traffic voor zijn website met gesponsorde links, houder van domeinnaam <robecoconcerten.nl>.

Verweerder reageert niet. Omdat verweerder niet in Nederland verblijft of is geregistreerd is de voertaal Engels ex 17.2 Regulations. Verwarringwekkende overeenstemming, Geen recht of legitiem belang én registratie te kwader trouw: ja. Bewijslevering prima facie: geen licentie, geen authorisatie, geen eerder gebruik of legitiem non-commercieel gebruik. Overdracht bevolen.

Onder A. Identical or Confusingly Similar. (...) The addition of a descriptive element does not prevent confusion (e.g., ANWB B.V. v. Lotom Group S.A., WIPO Case No. DNL2010-0072 and LEGO Juris A/S v. Nick Terlouw, WIPO Case No. DNL2011-0023).

Onder B. Rights or Legitimate Interests (...) This condition is met if Complainant makes a prima facie case that Respondent has no rights or legitimate interests, and Respondent fails to rebut that showing, by, for example, providing evidence of one of the three circumstances mentioned in article 3.1 of the Regulations (e.g., Technische Unie B.V. and Otra Information Services v. Technology Services Ltd, WIPO Case No. DNL2008-0002 and LEGO Juris A/S v. M. Moench, WIPO Case No. DNL2009-0052).

The Panelist understands that Complainant has not licensed or otherwise authorized Respondent to use the ROBECO trademarks or Trade name. Nor could the Panelist find any indication that Respondent, (Regulations, article 3.1 (a)) before having been notified of the dispute, made demonstrable preparations to use the Domain Name in connection with a bona fide offering of goods or services, (Regulations, article 3.1 (b)) is commonly known by the Domain Name, or (Regulations, article 3.1 (c)) is making a legitimate noncommercial use of the Domain Name.