IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 9997

Reclamerecht jurisprudentielunch

De Balie (nabij Leidse Plein Amsterdam), donderdag 1 september van 12.00 tot 14.00 uur, lees de volledige uitnodiging hier

Het afgelopen jaar zijn er heel wat interessante uitspraken gewezen rondom het reclamerecht (waaronder wordt verstaan: recht rondom commerciële communicatie).

Op donderdag 1 september van 12.00 – 14.00 organiseert uitgeverij deLex een jurisprudentiebijeenkomst in deBalie, nabij Leidse Plein Amsterdam.

Tijdens deze bijeenkomst zullen twee ervaren sprekers (Ebba Hoogenraad en professor Jan Kabel) belangrijke en actuele jurisprudentie de revue laten passeren, waarbij zowel Nederlandse uitspraken, zelfregulering en Europese uitspraken rondom commerciële communicatie. In slechts 2 uur bent u volledig op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.

Het gaat onder meer om oneerlijke handelspraktijken (cadeau-acties, uitverkopen, uitnodiging tot aankoop), vergelijkende reclame, sluikreclame, reclame in het vrije beroep en reclame voor geneesmiddelen (o.a. Wamo tegen JBC&Modemakers Fashion, Konsumentenombudsman v. Ving Sverige, Mediaprint tegen Österreich Zeitungsverlag, Alter Channel, Novo Nordisk, Société fiduciaire nationale d´expertise comptable tegen Minister du Budget, Lidl tegen Vierzon en Ker-Optika tegen Àntsz).

Kosten 
Deelname € 195,- per persoon (excl. BTW).
Sponsors van onze communities krijgen 10% korting.

Hier aanmelden

IEF 9996

Gratis op deze disco's

RCC 5 juli 2011, Dossiernr. 2011/00517 (Discoliedjes bij Plus)

Parallel gepubliceerd van Reclameboek RB 1043. Reclamerecht. Verweer op basis van auteursrecht. Televisiecommercial over discomuntjes waar muziek op staat. Klager stelt dat uiting misleidend is omdat de muntjes geen volledige liedjes afspelen maar slechts 15 seconden van het nummer. Verweerder stelt dat wegens auteursrechtelijke redenen de nummers maar 20 seconden lang zijn. Uiting suggereert niet dat liedjes volledig op muntjes staan.

Commissie oordeelt dat uiting gedeeltelijk gericht is tot kinderen. KJC is daarom van toepassing. Indruk wordt gewekt dat gehele liedjes op muntjes staan dus misleidend voor kinderen. Strijd met art. 1 KJC. Ook voor andere personen onduidelijk t.a.v. voornaamste kenmerken product (art. 8.2 aanhef en onder b NRC). Strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Naar het oordeel van de Commissie wordt door de mededeling dat je de met name genoemde artiesten “gratis op deze disco’s” krijgt, de indruk gewekt dat complete liedjes op de disco’s staan. Kinderen hoeven er niet op bedacht te zijn dat de disco’s slechts zeer korte fragmenten van liedjes bevatten, nu daaromtrent in de commercial geen enkele mededeling wordt gedaan. De Commissie acht de commercial misleidend voor kinderen en om die reden in strijd met artikel 1 KJC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: KJC art. 1; NRC art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b

IEF 9995

Intellectuele Rechten Kroniek 2010

Joris Deene, Intellectuele rechten, kroniek 2010, Nieuw Juridisch Weekblad, nr. 245, 29 juni 2011.

Met toestemming van Joris Deene, Everest Advocaten.

België. In het auteursrecht werd het bestemmingsrecht als een succesvol wapen door kunstenaars gebruik om de kunst- en expressievrijheid van derden met betrekking tot hun kunstwerken te beknotten. We onthouden ook dat zaakvoerders hun rechten op ontwikkelde software niet automatisch overdragen aan hun vennootschap. In het merkenrecht blijft het Europees Hof van Justitie in de Google Adword zaken spelen met de functies van een merk. In het octrooirecht blijkt een EU octrooi binnen hand bereik te zijn.

Inhoudsopgave 
I. Auteursrecht
  A. Originaliteit
  B. Toepasselijke regelgeving.
  C. Auteurschap
  D. Morele rechten.
  E. Vermogensrechten – bestemmingsrecht.
  F. Uitzonderingen en vergoedingsstelsels
      1. Parodie
      2. Thuiskopie vergoeding
  G. Auteurscontracten.
  H. Naburig recht van muziekproducenten.
  I. Naburig recht van uitvoerende kunstenaars.
II. Tekeningen- en modellenrecht.
III. Merkenrecht
  A. Voorwerp van merkbescherming
      1. Onderscheidend vermogen 
      2. Inburgering.
  B. Rechten van de merkhouder
      1. Gebruik in het economisch verkeer
      2. Situatie van dubbele identiteit (art. 2.20.1.a BVIE, art. 5.1.a MRL, art. 9.1.a GMV).
      3. Verwarringsgevaar (art. 2.20.1.b BVIE, art. 5.1.b MRL, art. 9.1.b GMV).
      4. Schade aan bekend merk (art. 2.20.1.c BVIE, art. 5.2 MRL, art. 9.1.C GMV) 
      5. Ander gebruik (art. 2.20.1.d BVIE, art. 5.5 MRL)
  C. Depot te kwade trouw.
  D. Vervallenverklaring wegens niet-gebruik
  E. Vrijhoudingsbehoefte.
IV. Octrooien
  A. Europese ontwikkelingen
  B. Biotechnologie.
  C. Aanvullende beschermingscertificaten (ABC)
V. Procedure en herstelmaatregelen
  A. Kort geding en prima facie geldigheid
  B. Beslag
  C. Bevoegdheid stakingsrechter.
  D. Schadevergoeding.
  E. Kwade trouw.

IEF 9994

Wij gaan dat doen, ligt ook op mijn bordje

Verslag van een algemeen overleg over biotechnologie, 27 428, nr. 189. Handelingen II 2010-11, nr. 96. 

Kwekersrecht. Octrooirecht, bio-octrooirichtlijn 98/94/EG. Aantal moties betreffende de kwekersvrijstelling en het octrooieren van genen en genetische eigenschappen, met reacties staatssecretarissen Bleker & Atsma.

Staatssecretaris Bleker: De motie op stuk nr. 190 [volledige kwekersvrijstelling en aansluiting met Duitsland en andere landen], refererend aan de interruptie van mevrouw Dijksma, is ondersteuning van beleid. Wij gaan dat doen. Wij hebben het over een volledige vrijstelling van alle materiaal voor kwekers en veredelaars. Wij willen dat realiseren in Europees verband, waarbij wij het belang goed afwegen ten opzichte van de belangen van de chemie en een aantal andere sectoren.

De motie op stuk nr. 194 [verzoekt de regering, zich in te spannen om het patenteren van genen en genetische eigenschappen onmogelijk te maken”] ligt ook op mijn bordje. Ik ontraad het aannemen van deze motie, want het zou de ontwikkelingen tegenhouden. Het bedrijfsleven is gebaat bij innovaties en zou op deze manier worden geblokkeerd.

De motie op stuk nr. 195 [onderzoek naar de mate, vormen en mogelijke maatschappelijke gevolgen van verdere monopolisering in Nederlandse veredelingssector] zie ik eveneens als ondersteuning van beleid. Ik neem het mee in mijn inzet voor een in Europees verband te regelen volledige kwekersvrijstelling. Dat is een motie van mevrouw Wiegman en van de heer Dijkgraaf.

De motie op stuk nr. 197 [met stakeholders haalbaarheid en wenselijkheid invoering uitgebreide kwekersvrijstelling onderzoeken] is ondersteuning van beleid en wordt meegenomen in de consultaties van belanghebbenden en brancheverenigingen.

De motie op stuk nr. 198 [onafhankelijke voorzitter aanzoeken die dit overleg kwekers- en octrooirecht vormgeeft], een motie van de heer Ormel, mevrouw Wiegman en de heer Dijkgraaf zie ik eveneens als ondersteuning van beleid. Die sluit trouwens aan bij de motie die ik hieraan voorafgaand van advies heb voorzien.

Staatssecretaris Atsma: motie nr. 191 [tegen belangenverstrengeling, dubbele petten en draaideurconstructies in de EFSA] Ik zou dat overigens breder willen zien, want het gaat bij belangenverstrengeling niet alleen om deze organisatie; het is meer in algemene zin. Ik kan niet anders dan dit als ondersteuning van beleid zien en ik ben het er zeer mee eens.

Motie nr. 192 [bepleiten voor opname van directe en indirecte milieueffecten van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) in de indicatieve lijst met sociaaleconomische criteria voor een eventuele landelijke vrijstelling van toelating van het betreffende ggo-gewas] Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat dit alleen kan als er sprake is van nieuwe gegevens. In dit geval is er volgens mij sprake van dubbel werk. Wij gaan het werk van de EFSA niet overdoen. Ik moet deze motie dus ontraden, omdat zij overbodig is.

Motie nr. 193 [positieve grondhouding aan te nemen jegens vrijstellingsverzoeken van lidstaten, zoals nu Oostenrijk, betreffende toelating van genetisch gemodificeerde gewassen] In beginsel zijn wij natuurlijk positief, maar ook in dit geval geldt dat vrijwaringen alleen aan de orde kunnen zijn als er sprake is van risico's. Zo algemeen geformuleerd kunnen wij niet met deze motie uit de voeten. Dat hebben wij ook al heel nadrukkelijk gewisseld in het algemeen overleg. Ik moet deze motie dus op grond van dat gegeven ontraden.

Motie nr. 196 [opnemen van milieucriteria, zoals resistentieontwikkeling en gevolgen voor de biodiversiteit, in de lijst met criteria die lidstaten mogen hanteren bij de nationale toelating van de teelt van gg-gewassen] In de motie op stuk nr. 196 van de fracties van de SGP en de ChristenUnie wordt de regering verzocht om zich actief in te zetten voor het opnemen van milieucriteria zoals resistentieontwikkeling en gevolgen voor de biodiversiteit. Ook hierbij geldt dat er, kijkend naar wat de EFSA doet, sprake zou kunnen zijn van dubbel werk. Ik heb al eerder aangegeven dat wij daar niet voor voelen. Vandaar dat ik ook deze motie op grond van dat gegeven moet ontraden.

Motie nr. 199 [pleiten voor een Europese onderbouwingsprocedure voor een proportionele uitzonderingsmogelijkheid die per genetisch gewas voor het gehele grondgebied van een lidstaat dient te worden aangevraagd] In die zin zullen wij hier met een positieve grondhouding naar kijken, met name omdat die positieve onderbouwing voor uitzonderingen per staat is geduid. De houding ten aanzien van deze motie is dus positief. Ik zie haar als ondersteuning van het beleid.

IEF 9993

Gedane uitbetalingen van het loon

Kantonrechter Rechtbank 's-Hertogenbosch 22 juli 2011, LJN BR2780 (Eisers tegen Health Center Uden B.V. en Achmea Health Centers B.V.)

Als randvermelding. Franchise. Overgang van onderneming. Voorzetting handelsnaam, instaan van Franchisegever voor betaling van lonen van eisers.

Eisers zijn werkzaam bij Health Center Uden. Dit health center heeft Health Center Uden op 1 januari 2008 gekocht van Achmea Health Centers. Tevens hebben zij een franchiseovereenkomst gesloten. Gedane toezeggingen betreft alle financiële zaken naar het hoofdkantoor van Achmea niet zonder meer een overgang van onderneming dan wel (terug) overname op grond waarvan loonbetalingsverplichting zijn overgegaan van HC Uden op Achmea HC.

De vorderingen jegens Achmea Health Centers worden afgewezen en die jegens Health Center Uden toegewezen.

3.4. Voorshands staat het volgende tussen partijen vast.
Achmea Health Centers is in 2001 een health center in Uden gestart. Op 1 januari 2008 heeft Achmea Health Centers het health center verkocht aan Health Center Uden. Tegelijk met de verkoop heeft Achmea Health Centers een franchiseovereenkomst gesloten met Health Center Uden.
In artikel 3 van de koopovereenkomst is onder meer bepaald dat Health Center Uden al het op 1 januari 2008 bij Achmea Health Centers Uden in dienst zijnde personeel overneemt.
In artikel 1 van de franchiseovereenkomst is onder meer bepaald dat Health Center Uden de handelsmerken, de handelsnamen en de logo's van Achmea Health Centers mag gebruiken. In artikel 10 van de ze overeenkomst is bepaald dat Health Center Uden het health center voor eigen rekening en risico exploiteert, dat door Health Center Uden gesloten overeenkomsten met derden nimmer Achmea Health Centers verbinden, en dat Health Center Uden niet bevoegd is op naam en/of voor rekening van Achmea Health Centers te handelen.

3.6. Waar in de arbeidsovereenkomsten van de overige eisers "Achmea Health Centers" is vermeld als werkgever, hebben deze eisers daaruit niet zonder meer mogen afleiden dat Achmea Health Centers B.V. de werkgever is. "Achmea Health Centers" (zonder aanduiding van rechtspersoonlijkheid) kan immers niet anders dan een handelsnaam zijn.
Vast staat dat de onderhavige arbeidsovereenkomsten steeds zijn ondertekend door een vertegenwoordiger van Health Center Uden, dat de betreffende eisers arbeid verrichten onder het gezag van personen die bij Health Center Uden werkzaam zijn, en dat hun loonstroken op naam van Health Center Uden zijn gesteld.
Onder deze omstandigheden hebben de onderhavige eisers alleen het gerechtvaardigd vertrouwen mogen hebben dat Achmea Health Centers hun werkgever is (althans dat Achmea Health Centers een toereikende volmacht had gegeven om de arbeidsovereenkomst namens haar aan te gaan), indien zij dat op grond van een verklaring of gedraging van Achmea Health Centers hebben aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten aannemen.
De onderhavige eisers hebben niet aangevoerd dat zij bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst op grond van een verklaring of gedraging van Achmea Health Centers hebben aangenomen dat zij de werkgever was.
De enige door deze eisers aangevoerde omstandigheid die in dit verband relevant zou kunnen zijn is de omstandigheid dat Achmea Health Centers tot en met april 2011 het loon heeft betaald. Bij de door Achmea Health Centers gedane uitbetalingen van het loon is evenwel als kenmerk vermeld "Health Center Uden B.V.".
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de kantonrechter voorshands van oordeel dat de onderhavige eisers niet hebben mogen aannemen - indien zij dat hebben gedaan - dat Achmea Health Centers hun werkgever was.
De voorlopige conclusie is - mede gelet op het feit dat Health Center Uden dat niet heeft bestreden - dat Health Center Uden in ieder geval ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomsten met (ook) deze eisers als werkgever moet worden beschouwd.

3.8. Vast staat wel dat Achmea Health Centers bij het sluiten van de koopovereenkomst aan Health Center Uden heeft toegezegd om financiële ondersteuning te verlenen in het geval dat nodig zou zijn. Dat is kennelijk ook gebeurd, aangezien Achmea Health Centers gedurende vele maanden het salaris van eisers heeft betaald.
De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat de gedane toezeggingen en het feit dat Achmea Health Centers gedurende enkelemaanden 'alle financiële zaken van Health Center Uden naar het hoofdkantoor heeft gehaald' (zoals de heer [T] het in zijn e-mail beschrijft) niet zonder meer een overgang van onderneming dan wel (terug) overname inhouden, op grond waarvan de loonbetalingsverplichtingen van Health Center Uden jegens eisers zijn overgegaan op Achmea Health Centers. (De directe betalingen van de lonen door Achmea Health Centers is een opmerkelijke constructie, maar niet geheel onbegrijpelijk in het kader van de franchiseovereenkomst en de toegezegde steun.)
Onvoldoende aannemelijk is daarom dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat op Achmea Health Centers loonbetalingsverplichtingen jegens eisers rusten. De vorderingen jegens Achmea Health Centers worden derhalve afgewezen

IEF 9992

Ruimte als fotostudio

Vrz. Rechtbank Amsterdam 22 juli 2011, LJN BR2790 (eiser tegen De Telegraaf)

gelinkt van imageshack

In navolging van RvdJ 12 maart 2011, nr. 2011/6 (L. de Deugd tegen M. Koolhoven en hoofdredacteur van De Telegraaf). Onrechtmatige publicatie. Eiser is gespecialiseerd fotograaf in alternatieve lifestyle fotografie o.m. bondage en fetisj. Artikel op De Telegraaf-site met als titel “Rotterdamse moslimwijk in shock”, en in print: "ENG EN VERSCHRIKKELIJK!", met subkop "Rotterdamse moslimwijk in shock na komst fetisjfotograaf. Sinds de publicatie is het adres voldoende bekend. Verder wordt de suggestie gewekt dat daadwerkelijk sexuele handelingen worden verricht, "[D]e vermelding dat [eiser] van beroep fotograaf is doet daar niet aan af, nu bij de gemiddelde lezer van De Telegraaf zeer wel de indruk kan zijn ontstaan dat in het pand waar het artikel over gaat sexuele handelingen worden verricht. De berichtgeving in het artikel betreft daarmee niet het gebruik van de ruimte als fotostudio en kan daarom als onjuist en tendentieus worden gekenmerkt."

Voorzieningenrechter wijst immateriele schadevergoeding van € 5.000,- toe na onrechtmatige publicatie in De Telegraaf. De vordering tot vergoeding van materiele schadevergoeding wordt afgewezen nu het bestaan van de schade niet voldoende aannemelijk is.

4.6.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt door in het artikel het woord “BDSM-studio” te gebruiken, daarbij te vermelden dat BDSM staat voor bondage, discipline en sadomasochisme, in combinatie met de vermelding dat het “werktuig” van [eiser] zou bestaan uit “touwen, kettingen en vleeshaken”, de opmerking dat [eiser] “een jonge naakte vrouw met kettingen aan het kruis” heeft geketend en het gebruik van de term “gruwelpraktijken”, de suggestie gewekt dat [eiser] in zijn bedrijfsruimte daadwerkelijk sexuele handelingen op het gebied van bondage, discipline en sadomasochisme verricht of laat verrichten. De vermelding dat [eiser] van beroep fotograaf is doet daar niet aan af, nu bij de gemiddelde lezer van De Telegraaf zeer wel de indruk kan zijn ontstaan dat in het pand waar het artikel over gaat sexuele handelingen worden verricht. De berichtgeving in het artikel betreft daarmee niet het gebruik van de ruimte als fotostudio en kan daarom als onjuist en tendentieus worden gekenmerkt. Met het gesuggereerde gebruik van de bedrijfsruimte van [eiser] als studio waar bondage, discipline en sadomasochisme daadwerkelijk worden beoefend in een overwegend islamitische wijk lokt het artikel negatieve reacties en tegenreacties uit, met het risico dat deze zich ook tegen [eiser] zelf of zijn bedrijfsruimte keren. Het artikel vermeldt verder de naam van de straat waar het door [eiser] gehuurde pand zich bevindt. Weliswaar wordt daarbij niet het huisnummer genoemd, maar door wel te vermelden welke bedrijven [eiser] als buren heeft en een omschrijving te geven van de voorzijde van het pand wordt het adres van de studio de facto toch bekend gemaakt. Dit laatste vormt een vergaande inbreuk op de privacy van [eiser], waarvan De Telegraaf niet heeft aangetoond dat deze vanuit journalistiek oogpunt noodzakelijk was. De voorzieningenrechter acht de publicatie om al deze redenen onrechtmatig.

4.8.  Uitgaande van het onrechtmatige karakter van de publicatie en in aanmerking genomen de onder 4.7 genoemde gevolgen daarvan, en rekening houdend met bedragen die in zaken als de onderhavige plegen te worden toegekend, acht de voorzieningenrechter in dit geval een bedrag van EUR 5.000,- aan immateriële schadevergoeding, gelet op de aard van de geleden schade ondanks het tijdsverloop, in kort geding toewijsbaar. Dit bedrag geldt als voorschot op en ter verrekening met hetgeen De Telegraaf ten gronde zal blijken verschuldigd te zijn. De voorzieningenrechter acht, mede gelet op de omvang van het bedrag, geen zodanig restitutierisico aanwezig dat dit aan toewijzing ervan in de weg zou kunnen staan.

5.1.  veroordeelt De Telegraaf tot betaling aan [eiser] van een bedrag van EUR 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2010 tot de dag der algehele voldoening;

5.2.  veroordeelt De Telegraaf in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.697,31;

IEF 9991

Auteursrechten op Luchtfoto’s

Een lezer vroeg ons:

Sinds wanneer zit er auteursrecht op luchtfoto’s?

Zolang er sprake is van een  originele luchtfoto, dan zal deze in beginsel beschermd zijn. De foto dient daarvoor een zogenaamd eigen en oorspronkelijk karakter te bezitten en een persoonlijk stempel van de maker te dragen. De drempel voor deze toets is over het algemeen vrij laag. Overigens noemt artikel 10 Auteurswet expliciet fotografische werken (sub 9).
 
In geval van luchtfoto’s (IEF 9968), lijkt de ‘aardobservatie’ meer te zijn dan slechts data. Foto’s zijn onder een bepaalde hoek genomen, terwijl ook een ander hoek gekozen had kunnen worden. Deze foto’s worden bovendien slechts bij één bepaalde belichting genomen. Ook hierin ligt een creatieve keuze. Ook de hoogte van waar een luchtfoto wordt genomen, gaat gepaard met een creatieve keuze. Kortom, als deze keuzes worden gemaakt dan zal worden voldaan aan de bovengenoemde toets van originaliteit.

Eerder in 2006 oordeelde de Amsterdamse rechtbank over auteursrecht op luchtfoto’s (Rechtbank Amsterdam 8 maart 2006, IEF 1773):

De rechtbank Amsterdam is van oordeel dat de foto van Martens in beginsel auteursrechtelijke bescherming geniet maar niet dat er sprake is van voldoende overeenstemming om van een verveelvoudiging te kunnen spreken. Het onderwerp en het fotograferen van een prominent onderdeel van de brug (namelijk de pylon) zijn geen auteursrechtelijk te monopoliseren elementen.

Dat bedrijven, zoals Webbaviation - een bedrijf gespecialiseerd in het maken van luchtfoto’s - al dan niet in opdracht, auteursrecht op luchtfoto’s claimen, welke je kunt afkopen, is begrijpelijk. Ook het Kadaster claimt auteursrechten op (door haar gemaakte) luchtfoto’s, zie hier:

Voor publicatie van kaarten en luchtfoto’s die ouder zijn dan 70 jaar worden geen auteursrechten in rekening gebracht. Wél moet altijd de bron worden vermeld.

Evenals het officiële Kadaster Land Information New Zealand, zie hier:

Acknowledging copyright. Where aerial images or orthophotos are reproduced, derived or copied from Land Information New Zealand material the following acknowledgement note should be shown on the product and associated media: Eg Sourced from Aerial photography S.N. 12345. Crown Copyright Reserved or Sourced from Orthophoto V21 Napier. Crown Copyright Reserved.

En (in het kader van rechtsvergelijking) een verdere beschouwing van luchtfoto’s tegenover orthophoto’s, zie hier. Waarin duidelijk wordt dat orthophoto’s duidelijk anders zijn:

The fact a photograph is taken from a helicopter or other perspective by a human author has no bearing on the issue of originality and the court will look for the same indicators of originality as in other photographs. The photographer has to make choices as to the focus, time to take the photograph, angle, etc. Where, however, the images are taken automatically or are intended to be an accurate scale representation of land the position is more difficult. A standard aerial photograph will have no uniform scale and will distort the image due to perspective and the topography of the land. An orthophoto corrects these distortions and produces an image with a uniform scale from which distances can be measured as they could be from a scale map. An orthophoto is intended to reproduce as accurately as possible various features of its subject topography. In some ways therefore orthophotos entirely lack originality as they are mere copies of geographical features. It is submitted that orthophotos are comparable to maps and should be treated for the purpose of assessing originality in a similar way to maps. Protection does not extend to the geographical features represented but only to the orthophotographer's selection of geographical data, presentation, use of symbols and annotation and any other artistic additions. [63: Cary v Longman (1801) 1 East 357; Geographia Ltd v Penguin Books Ltd [1985] F.S.R. 208,209]

Oftewel zitten wel degelijk auteursrechten op luchtfoto’s met een eigen en oorspronkelijke karakter, sinds 1801, 1985 of anders in ieder geval sinds 2006, zolang het maar geen orthofoto’s zijn. Die laatste categorie is niet aan de orde gekomen in de onderhavige “Google Earth”- zaak en getuigd aldus van een juiste rechtsopvatting dat een luchtfoto (ook) onder auteursrechtelijke bescherming valt.

IEF 9990

Verhuisbericht GoversVanZoest

Persbericht GoversVanZoest Advocaten is verhuisd en is voortaan gevestigd in Spaces Zuidas. De nieuwe adresgegevens zijn als volgt:

Barbara Strozzilaan 201
1083 HN Amsterdam

Telefoon- en faxnummers blijven ongewijzigd.
GoversVanZoest Advocaten is gespecialiseerd in het intellectueel eigendomsrecht, reclamerecht en franchising.

IEF 9989

Verwijst naar universiteit

WIPO Arbitration and Mediation Center. Geschillenbeslechter 30 juni 2011, zaaknr. D2011-0636 (Cooperative Unive U.A. tegen Ashantiplc Ltd en Domain Name Privacy LLC, inzake unive.com) Arbiters: Lothian, Machado en Lyon.

Even kort. Domeinnaamrecht. Merkennaamrecht. WIPO geschillenbeslechting. Woord "unive" wordt wijdverbreid gebruikt, vaak als afkorting van universiteit. Uit klacht valt niet af te leiden dat verweerder op de hoogte had moeten zijn van het merk van klager. Klacht heeft geen kwade trouw van verweerder aangetoond. Klager heeft klacht niet onderbouwd en probeert WIPO Panel te misleiden, dus sprake van kwade trouw van klager. Misbruik van procesrecht. Klacht is afgewezen.

The record shows that “unive” is a term in widespread use both as a truncation of ‘university’ and with other meanings. Furthermore, it is clear to the Panel that, while the term can refer to the Complainant’s trademark, the overwhelming search association of the term “unive” is to subject matter relating to universities. Moreover, the Panel finds that there is nothing in the Complaint (including annexes) to indicate that (i) the Respondent was or should have been aware of the Complainant or its mark when it registered the disputed domain name, (ii) the Respondent ever used the disputed domain name for any insurance-related matter or directed its contents to Internet users in The Netherlands, or (iii) the Respondent targeted the Complainant or its trademark in any way at any time.

The Complaint contains no allegation of facts from which bad faith on the part of the Respondent could reasonably be inferred, and absolutely no evidence of such. The Complainant effectively asserts that any person who uses the term “unive” in any way is ipso facto acting in bad faith, solely by virtue of the Complainant’s trademark. The Complainant does not describe or provide evidence of the use to which Respondent put the disputed domain name other than a screenshot of the website associated with the disputed domain name, which incidentally supports the Respondent’s contention that it uses the term in connection with its association with universities. The Complainant merely asserts that the Respondent’s use is “commercial”.

Lees de gehele arbitrage hier (link / pdf)

IEF 9988

Door alsnog te betalen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 juli 2011, LJN BR2598 (More-In B.V. tegen DPA Goup N.V.)

Met dank aan Diederik Stols, Boekx advocaten.

Auteursrecht. Vormgeving van website. Naar aanleiding van een offerte-aanvraag stelt eiser een nieuwe vormgeving voor. Gedaagde heeft hier geen budget voor, korte tijd later heeft gedaagde een nieuwe website met 'zonder dat de noodzaak daarvoor is gesteld of gebleken precies of nagenoeg dezelfde keuze': Call me now-button, Twitter followers button, Koersinformatie het jaarverslag en het DPA paspoort.

Inbreukvorderingen toegewezen. Voorwaardelijk: in die zin dat zal worden bepaald dat More-In aan deze veroordeling geen rechten ontlenen kan indien DPA haar voor het gebruik van het ontwerp €4000,- exclusief BTW betaalt. Bedrag is afkomstig van de eerdere offerte die bij het voormelde voorstel werd medegedeeld. Indicatietarieven in IE-zaken ipv 1019h Rv.

4.3. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. More-In beroept zich, terecht, niet op de bouwstenen die DPA aanvoert zelf te hebben aangedragen, maar op de manier waarop die bouwstenen visueel in het ontwerp verwerkt zijn. (...) Voor het ontwerp van More-In is voldoende oorspronkelijk en komt dus voor auteursrecht in aanmerking. Daarbij spelen met name de volgende elementen een rol: de vlakverdeling, de tekstverdeling (waar de tekstblokken zijn geplaatst en waar juist niet), het kleurgebruik (hoewel de kleuren rood en grijs door DPA zijn aangedragen zijn met het gebruik van die kleuren veel verschillende mogelijkheden) de twee horizontale balken boven en onder, het DPA-logo linksboven in beeld, het roze tekstblok onder met daarin de laatste publicaties, de twee afbeelding als button rechts, de zigzag rode lijnen tussen de verschillende divisies van DPA Group links in de bovenste balk en de manier waarop de beurskoers van DPA onder wordt weergegeven in blokjes. Al deze elementen maken dat het ontwerp kan worden aangemerkt als een voortbrengsel van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Op het ontwerp rust derhalve auteursrecht.

4.4. Weliswaar staat het een marktpartij in beginsel vrij om elementen van een ander te gebruiken, maar die vrijheid haar begrenzing vindt waar inbreuk wordt gemaakt op rechten van intellectuele eigendom of andere subjectieve rechten. Daarbij dient te worden gekeken naar het samenstel van elementen die de totaalindruk van het ontwerp bepalen en niet zozeer naar de afzonderlijke elementen op zich.De voorzieningenrechter is, gelet op die totaalindruk van zowel het ontwerp van More-In als de nieuwe website van DPA, van oordeel dat DPA bij het vormgeven van haar nieuwe website te weinig afstand genomen heeft van het ontwerp van More-In. In een aantal afzonderlijke elementen heeft DPA zonder dat de noodzaak daarvoor is gesteld of gebleken precies of nagenoeg dezelfde keuze gemaakt als More-In in haar ontwerpvoorstel, waardoor de totaalindruk in belangrijke mate overeenstemt.

4.6.  De conclusie is dat DPA met het gebruik van de website die sinds 16 juni 2010 in de lucht is inbreuk maakt op het auteursrecht van More-In. De voorzieningenrechter verbindt daaraan de volgende consequenties. DPA zal worden veroordeeld het gebruik van haar website in de huidige vorm te staken, althans om die website op zodanige wijze aan te passen dat daarmee geen inbreuk meer wordt gemaakt op het auteursrecht van More-In. Gelet op het subsidiair verweer van DPA dat zij voor een aanpassing tenminste 1 maand nodig heeft zal die termijn in acht worden genomen. Wel zal DPA de mogelijkheid worden gegeven de onrechtmatigheid van het gebruik van het ontwerp weg te nemen, door More-In alsnog voor het gebruikte ontwerp te betalen. Het belang van More-In bij haar vordering is er immers in gelegen dat zij schade heeft geleden doordat zij inspanningen heeft verricht waarvoor zij geen vergoeding heeft ontvangen.

4.7.  Voor het bedrag dat DPA aan More-In dient te betalen voor het gebruikte ontwerp zal worden uitgegaan van de offerte bij het ontwerpvoorstel van 12 november 2009 (zie 2.8). De voorzieningenrechter is van oordeel dat DPA voor alleen het ontwerp van de website een bedrag van € 4.000,- (design concept ontwikkeling) zou moeten betalen. Dat is immers de dienst waar DPA bij de besprekingen in 2009 om heeft gevraagd, en van die ontwerpinspanningen van More-In heeft DPA gebruik gemaakt toen zij haar huidige website heeft gebouwd. Het bouwen van de website is door DPA zelf gedaan, althans niet door More-In. Van de overige onderdelen van de prijsopgave als genoemd in 2.6 is voorshands onvoldoende aannemelijk dat dit kosten zijn die betrekking hebben op alléén het ontwerpen van de website, en niet ook op het bouwen. Voorshands wordt € 4.000,- een redelijk bedrag geacht voor het ontwerp.

4.8. Gelet op het voorgaande zal de veroordeling het huidige gebruik van de website te staken een voorwaardelijke zijn, in die zin dat zal worden bepaald dat More-In aan deze veroordeling geen rechten kan ontlenen indien DPA haar voor het gebruik van het ontwerp €4000,- exclusief BTW betaalt.

Lees de uitspraak hier (pdf / LJN / schone pdf).