IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 9987

Ben je op zoek naar...

Vrz. Rechtbank 's-Gravenhage 22 juli 2011, KG ZA 11-593 (Race Hardware B.V. tegen gedaagde h.o.d.n. Brax Race Hardware)

Handelsnaamrecht. Domeinnaamrecht. racehardware.nl. Handel in materialen voor autosport. Sponsor en preferred supplier Dutch Supercar Challenge en maakt reclame rond televisie-uitzendingen. Reclame-uiting gedaagde: "Ben je opzoek naar Race Hardware kom naar braxracehardware.nl". Voor zover geen onderscheidend vermogen, zo stelt verweerder, is i.c. handelsnaam ingeburgerd door gebruik: inschrijving handelsregister, actief middels domeinnaam, zakelijke correspondentie en promotiefilmpjes op YouTube. Vorderingen toegewezen. Dwangdom €5.000 maximum €100.000. 1019h Rv proceskosten €6.651,71.

Gebruik handelsnaam Race Hardware 4.2. Voorshands moet worden aangenomen dat de handelsnaam RACE HARDWARE al werd gebruikt voor de onderneming van Race Hardware toen [Gedaagde] op 18 januari 2011 zijn gewraakte handelsnaam ging voeren. Dat de handelsnaam RACE HARDWARE werd gevoerd is voldoende aannemelijk gelet op het feit Race Hardware onweersproken heeft aangevoerd (i) dat haar onderneming sinds 1 januari 2010 onder (onder meer) die naam staat ingeschreven in het handelsregister, (ii) dat de onderneming sinds 2002 actief is op internet onder de domeinnaam racehardware.nl, (iii) dat Race Hardware de handelsnaam in 2009 heeft gebruikt in zakelijke correspondentie (productie 22 van Race Hardware) en (iv) dat zij de handelsnaam in 2010 heeft gebruikt in het kader van promotionele filmpjes op youtube (productie 18 van Race Hardware). In het licht daarvan moet het betoog van [Gedaagde] dat Race Hardware uitsluitend onder de handelsnaam “ [Y] Race Hardware” naar buiten treedt, voorshands worden verworpen.

Onderscheiden vermogen 4.4 (...) Ten eerste heeft [Gedaagde] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat “race hardware” daadwerkelijk een gangbare aanduiding van autosportmaterialen is voor het relevante publiek, te weten autosportliefhebbers in Nederland.

4.5. Ten tweede heeft Race Hardware aangevoerd dat zij jarenlang intensief gebruik heeft gemaakt van de handelsnaam RACE HARDWARE. Door dat gebruik zou volgens Race Hardware haar handelsnaam zijn ingeburgerd en bekendheid genieten bij het relevante publiek. Dat heeft [Gedaagde] niet steekhoudend weersproken. Voor zover hij ook in dit verband heeft willen aanvoeren dat Race Hardware voornamelijk naar buiten treedt onder de handelsnaam “ [Y] Race Hardware”, kan hem dat niet baten. Naar voorlopig oordeel kan een handelsnaam namelijk ook inburgeren door gebruik als onderdeel van andere handelsnaam. Ook als de onderneming voornamelijk zou zijn gedreven onder de handelsnaam “ [Y] Race Hardware”, kan het relevante publiek door dat gebruik een verband gaan leggen tussen het element “race hardware” en de betreffende onderneming. In deze zaak is voorshands aannemelijk dat dit verband zal worden gelegd, gelet op het feit dat als
onweersproken vast staat dat Race Hardware (tot de komst van [Gedaagde]) jarenlang de enige in Nederland was die automaterialen verhandelde onder een handelsnaam waarin “race hardware” voorkomt en dat het specialistische publiek bekend is met “grote spelers” zoals Race Hardware. Voor zover de handelsnaam van huis uit een beperkt onderscheidend vermogen zou hebben, moet dus voorhands worden aangenomen dat dit onderscheidend vermogen – en de daarmee corresponderende beschermingsomvang van het handelsnaamgebruik – door het bedoelde gebruik is toegenomen.

Inbreuk 4.6. In het licht van het voorgaande maakt [Gedaagde] met de handelsnaam BRAX RACE HARDWARE inbreuk op het handelsnaamrecht van Race Hardware. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het onderscheidend vermogen en op het feit dat beide ondernemingen in autosportmaterialen handelen en zich richten op dezelfde landelijke doelgroep, wijkt de handelsnaam BRAX RACE HARDWARE naar voorlopig oordeel onvoldoende af van de handelsnaam RACE HARDWARE om verwarringsgevaar in de zin van artikel 5 Handelsnaamwet te voorkomen. Daarbij weegt mee dat onder het gevaar voor verwarring in de zin van die bepaling ook indirecte verwarring valt, dat wil zeggen de situatie dat het publiek wel verschillen tussen de ondernemingen onderkent, maar een economische of juridische band tussen de ondernemingen veronderstelt. Voorshands is voldoende aannemelijk dat het relevant publiek door het gebruik van het identieke element “RACE HARDWARE” een verband tussen de ondernemingen zal veronderstellen, ook als het publiek door de toevoeging van het element “BRAX” zou begrijpen dat het om een andere onderneming gaat. Daar komt bij dat [Gedaagde] het gevaar voor verwarring vergroot door zijn onder 2.10 beschreven wijze van adverteren. Mede gelet op het gebruik van de hoofdletters in de zin “ben je op zoek naar Race Hardware, kom dan naar […] www.braxracedhardware.nl” (onderstreping toegevoegd, Vzr) en het feit dat de advertentie is geplaatst op de website van een evenement waarvan Race Hardware sponsor en preferred supplier is, is aannemelijk dat ten minste een deel van het publiek die advertentie zal opvatten als een verwijzing naar Race Hardware.

IEF 9986

Naar beneden wijzende bolling

Rechtbank 's-Gravenhage 22 juli 2011 (bij vervroeging) KG ZA 11-752 (Firstbike International B.V. en Eiser sub 2 tegen Ridder Ride)

Modelrecht. Gemeenschapsmodel kinderloopfietsen (hier). Eiser heeft Firstbike exclusieve licentie verstrekt en gemachtigd om op eigen titel op te treden. Duits ex parte bevel, nu toch verhandeling via rentepuntenwinkel ING (plaatje lees verder).

Beoordeling: Chopper wekt andere algemene indruk, geen inbreuk modelrecht noch auteursrecht, ook onderdelen voldoende afwijkend. Enduro: geen spoedeisend belang, en bewijs dat wordt verhandeld niet (voldoende) geleverd. Ook geen belang bij de nevenvorderingen. Proceskostenveroordeling 1019h RV voor eiser á €7.150,85.

Chopper 4.2. Naar voorlopig oordeel maakt Ridder Ride door verhandeling van de Chopper geen inbreuk op het Gemeenschapsmodel van Firstbike. De Chopper wekt vooral door de naar beneden wijzende bolling van het frame en de minder verticale stand van de voorvork een andere algemene indruk dan het Gemeenschapsmodel. Die kenmerken maken dat de Chopper daadwerkelijk doet denken aan het model chopper dat bekend is voor motoren.

Gemeenschapsmodel / auteursrecht 4.7. Geconcludeerd moet dus worden dat Ridder Ride door de verhandeling van de Chopper geen inbreuk maakt op het Gemeenschapsmodel. De geconstateerde verschillen tussen de Chopper en het Gemeenschapsmodel brengen ook mee dat er naar voorlopig oordeel geen sprake is van een inbreuk op het auteursrecht. De door Firstbike ontworpen en verhandelde fiets is namelijk identiek aan het Gemeenschapsmodel en wijkt dus op dezelfde punten af van de Chopper. Daargelaten dat Firstbike niet heeft aangegeven wat de auteursrechtelijk beschermde trekken van haar fiets zijn (terwijl Ridder Ride gemotiveerd heeft betoogd dat vele kenmerken van de fiets niet voor bescherming in aanmerking komen), moet gezien de geconstateerde verschillen worden aangenomen dat voor zover er auteursrechtelijke beschermde trekken zijn overgenomen, de totaalindruk van de Chopper voldoende afwijkt. Hetzelfde geldt voor het beroep op slaafse nabootsing. Gegeven de geconstateerde verschillen moet worden geconcludeerd dat Ridder Ride niet tekort is geschoten in haar verplichting om bij het vermeende nabootsen van de fiets van Firstbike alles te doen wat redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van haar product, mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat.

Auteursrecht onderdelen 4.8. Het beroep op auteursrechtelijke bescherming ten aanzien van de afzonderlijke onderdelen van kinderloopfiets van Firstbike (frame, voorvork en zadel) moet eveneens worden verworpen. Firstbike heeft niet aangegeven welke trekken van die onderdelen voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, terwijl Ridder Ride erop heeft gewezen dat vele trekken worden bepaald door de technische functie van het betreffende onderdeel. Voor zover de onderdelen niet-technische trekken hebben die blijk geven van een persoonlijk stempel van [Eiser sub 2], wijken de onderdelen van de Chopper naar voorlopig oordeel voldoende af gelet op de verschillen die Ridder Ride heeft opgesomd, zoals de afwijkende vorm van de gaten van het frame, de breedte van de voorvork en de gaten in de zadelpen. Als wordt gekeken naar de afzonderlijke onderdelen, kunnen die verschillen naar voorlopig oordeel niet worden aangemerkt als ondergeschikte details.

4.9. In het midden kan blijven of Ridder Ride door verhandeling van de Enduro inbreuk zou maken op de rechten van Firstbike en/of onrechtmatig handelt. De daarop gerichte vorderingen komen niet voor toewijzing in aanmerking vanwege een gebrek aan spoedeisend belang.

4.11 (...) Aangezien de bewijslast van de gestelde continuering van de leveringen bij Firstbike ligt en er in het kader van dit kort geding geen ruimte is voor nadere bewijslevering, moet er in deze procedure van worden uitgegaan dat Ridder Ride geen Enduro-fietsen heeft geleverd aan ING en dat de verklaring van Ridder Ride over het staken van de handel in de Enduro per 31 januari 2011 dus juist is. Dat gegeven, in combinatie met het – door Firstbike geweigerde – aanbod van Ridder Ride om vast te leggen dat Ridder Ride de Enduro niet meer op de markt zal brengen op straffe van een boete, heeft Firstbike onvoldoende spoedeisend belang bij een verbod.

IEF 9985

Gazette juli 2011

Gazette juli 2011 Raad voor plantenrassen, Stcrt. 2011, 13 326 (pdf)

Tal van groenten, fruit, vlassen en bloemen passeren de revue in de nieuwe Gazette gepubliceerd door de Raad voor plantenrassen. Aanvragen, rasbenamingen, intrekking van aanvragen, beslissingen en mededelingen rondom de Zaaizaad- plantgoedwet 2005 en UPOV staan erin.

Naast de kwekersrechtelijke aspecten, is er een rectificatie:

* Per abuis is in het publicatieblad van 16-06-2011 het onderstaande ras onder de verkeerde benaming toegelaten En merkt de raad op dat

... teeltmateriaal van ingeschreven rassen ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 slechts onder de ingeschreven benaming in het verkeer gebracht en verder verhandeld mag worden. De handelsnaam of het merk mag vanzelfsprekend ook gevoerd worden, doch niet in plaats van de rasbenaming.

Lees de Gazette hier (link en pdf)

 

Phaseolus vulgaris L.

Boon

BON1732

Bartava

Monsanto Holland B.V.

33182

30-05-11

IEF 9984

Diversiteit aan mogelijke vragen

Nota nav Verslag inzake Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, Kamerstukken II 2010/11, 32 612, nr. 6.

Kort bericht. De diversiteit aan mogelijke vragen maakt dat niet bij voorbaat kan worden gezegd welke anderen voor de beantwoording van de vraag mogelijk in de gelegenheid moeten worden gesteld om schriftelijke opmerkingen te maken. Het spreekt voor zich dat daarvoor bij de beantwoording van vragen op het gebied van het vennootschapsrecht andere personen en organisaties in aanmerking komen dan bij vragen op het gebied van het auteursrecht. Verder is het afhankelijk van het geschil welke personen partij zijn bij identieke of vergelijkbare geschillen. Indien ook deze personen in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijke opmerkingen te maken, is per prejudiciële procedure verschillend om welke personen het aldus zal gaan.

Voorstel van wet: hier.

IEF 9983

Slechts gericht op het gezondheidsbelang

 

Kamerbrief Minister VWS over beleidsagenda vervalste geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, kenmerk GMT/MVG/3071128, beleidsagenda (hier)

Parallel gepubliceerd van Reclameboek (RB 1064) Uit de brief: Evenals horloges, tassen e.d. van bekende ontwerpers blijken ook medische producten te worden vervalst. Hoewel hierbij uiteraard ook sprake kan zijn van een inbreuk op het intellectuele eigendom van partijen, is er bij medische producten ook een ander probleem aan de orde, namelijk het risico voor de volksgezondheid. Het perspectief van de volksgezondheid is voor mij de reden om beleid te maken op dit terrein. Wellicht ten overvloede merk ik hierover op dat ik mij slechts richt op het gezondheidsbelang en het voorkomen van gezondheidsschade en niet op mogelijke inbreuk op het intellectuele eigendoms-recht, wat een economisch delict is.

Uit de agenda: De WHO en Raad van Europa hebben de definitie van een vervalst medisch product als volgt bepaald:

  • Een vervalst medische product beschrijft een product die een valse representatie (a) van zijn identiteit (B) en/of bron (c) geeft. Dit is op het product, zijn verpakking of etiketteringsinformatie van toepassing.35
  • Medische producten die niet binnen bepaalde landen op de markt zijn (toegelaten), maar wel in bepaalde andere landen zijn geen vervalsingen. Bijvoorbeeld door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) goedgekeurde medische producten die niet binnen de EU geregistreerd zijn, zijn geen vervalsing, maar mogen toch niet in de EU verkocht en gebruikt worden.36
  • De schendingen of de geschillen betreffende octrooien moeten niet met het vervalsen van medische producten worden verward.37
  • Vervalste medische producten kunnen producten zijn met correcte ingrediënten, met verkeerde ingrediënten, zonder ingrediënten, met onjuiste hoeveelheden ingrediënten, of met valse verpakking.38

35 Een voorbeeld hiervan is de vervalste zuurstof-saturatiemeter
36 De definitie van vervalsing volgens de WHO geldt wereldwijd. Dit betekent dat een medisch hulpmiddel dat bijvoorbeeld door FDA in Amerika goedgekeurd is maar geen CE-markering heeft, binnen Europa niet als een vervalsing kan worden gezien. Het is namelijk wereldwijd wel ergens als een medisch hulpmiddel op de markt conform de eisen die dat werelddeel stelt.
37 Een replica is niet per definitie als een vervalst medisch hulpmiddel. Indien de replica de conformiteitbeoordelingsprocedure met goed resultaat heeft afgerond en dus voldoet aan alle gestelde wettelijke eisen, kan de originele fabrikant besluiten om het dispuut uit te vechten op het terrein van merkenrecht/ intellectueel eigendom.
38 Naar aanleiding van de incidenten gemeld bij het gebruik van borstimplantaten geproduceerd door een firma in Frankrijk, heeft het “Agence Française de Sécurité Sanitaire des Produits de Santé” (AFSSAPS) een inspectie uitgevoerd. Vastgesteld werd dat de implantaten gevuld werden met een ander type siliconegel dan aangegeven in het CE-certificatiedossier. Deze prothesen zijn dus niet conform de wetgeving betreffende medische hulpmiddelen.
https://www.fagg-afmps.be/nl/news/news_implants_mammaires_pip.jsp

IEF 9982

WIPO 'bekend merk'

WIPO Arbitration and Mediation Center 12 juli 2011, Zaaknummer: DNL2011-0037 (Aluc Mark Ansalt tegen A. Borsje), Arbiter: Remco M.R. van Leeuwen

Wellicht ten overvloede. Eiser is eigenaar van Luigi Borelli, een zeer populair Italiaans kledingmerk houder van diverse merken (waaronder een 'bekend merk' LUIGI BORRELLI NAPOLI). Verweerder heeft een 'parking page' en is houder van domeinnaam <borrelli.nl>.

Verweerder reageert niet en daarom wordt op basis van de klacht geoordeeld (10.3 Regulations). Verwarringwekkende overeenstemming, geen recht of legitiem belang én registratie te kwader trouw. Overdracht bevolen.

B. Rights or Legitimate Interests (...) Because Respondent did not file any response, the Panelist is not aware of any rights or legitimate interests that Respondent may have in the Domain Name and will have to presume it has none.

C. Registration in Bad Faith (...) In past cases cumulative circumstances found to be indicative of bad faith included complainant having a well-known trademark, the fact that no response to the complaint has been filed and the registrant's concealment of its identity. Two of these three circumstances apply in this case as well and the Panelist does not consider the Complaint unlawful or without merit.

Regulations for .nl domain names

IEF 9981

Prima facie bewijs

WIPO Arbitration and Mediation Center 13 juli 2011, Zaaknummer: DNL2011-0035, (Robeco Groep N.V. tegen Bahnhofsgaststaette), Arbiter: Alfred Meijboom

Eiser is Robeco Groep, een wereldwijd opererende fondsinvesteerder en houder van woord-/beeldmerken waaronder ROBECO (Benelux en Gemeenschapsmerk) al 20 jaar sponsor en organisator van de Robeco Zomerconcerten. Verweerder genereert traffic voor zijn website met gesponsorde links, houder van domeinnaam <robecoconcerten.nl>.

Verweerder reageert niet. Omdat verweerder niet in Nederland verblijft of is geregistreerd is de voertaal Engels ex 17.2 Regulations. Verwarringwekkende overeenstemming, Geen recht of legitiem belang én registratie te kwader trouw: ja. Bewijslevering prima facie: geen licentie, geen authorisatie, geen eerder gebruik of legitiem non-commercieel gebruik. Overdracht bevolen.

Onder A. Identical or Confusingly Similar. (...) The addition of a descriptive element does not prevent confusion (e.g., ANWB B.V. v. Lotom Group S.A., WIPO Case No. DNL2010-0072 and LEGO Juris A/S v. Nick Terlouw, WIPO Case No. DNL2011-0023).

Onder B. Rights or Legitimate Interests (...) This condition is met if Complainant makes a prima facie case that Respondent has no rights or legitimate interests, and Respondent fails to rebut that showing, by, for example, providing evidence of one of the three circumstances mentioned in article 3.1 of the Regulations (e.g., Technische Unie B.V. and Otra Information Services v. Technology Services Ltd, WIPO Case No. DNL2008-0002 and LEGO Juris A/S v. M. Moench, WIPO Case No. DNL2009-0052).

The Panelist understands that Complainant has not licensed or otherwise authorized Respondent to use the ROBECO trademarks or Trade name. Nor could the Panelist find any indication that Respondent, (Regulations, article 3.1 (a)) before having been notified of the dispute, made demonstrable preparations to use the Domain Name in connection with a bona fide offering of goods or services, (Regulations, article 3.1 (b)) is commonly known by the Domain Name, or (Regulations, article 3.1 (c)) is making a legitimate noncommercial use of the Domain Name.

IEF 9949

MoskNee

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 juli 2011, LJN BR1613 (Breitman tegen Manderen B.V. en Vereniging Milli Görus), gemotiveerd vonnis: hier

Met dank aan Sven Klos en Sjo-Anne Hoogcarspel, Klos Morel Vos & Schaap

Auteursrecht van architect op moskee. Inbreuk op Auteursrecht en Persoonlijkheidsrecht. Kop / staart vonnis in conflict tussen archtitect Breitman en bouwer van de Westermoskee Amsterdam Manderen. Samenwerking met andere partij. Manderen wordt verboden het ontwerp voor een Moskee van te realiseren. Ook een andere moskee mag niet gerealiseerd worden wegens schending persoonlijkheidsrecht, nu het ontwerp voor het gehele Riva-project een integraal geheel vormt. “De door het gerechtshof aan Manderen opgelegde bouwplicht kan Breitman niet worden tegengeworpen.” (r.o. 4.8). Geen afgifte of vernietiging tekeningen van het ontwerp.  Motivering toegevoegd op 22 juli 2011.

4.6 (..) Gelet op het voorgaande wordt er voorhands vanuit gegaan dat Breitman uitsluitend een licentie tot realisering van ijn ontwerp an Stadgenot heeft verstrekt en geen licentie aan Manderen. Van een overdracht vande exploitatierechten is al helemaal geen sprake. Wat Stadgenoot later met Manderen is overeengekomen over de realisatie va de Westermoskee kan Breitman niet worden tegengeworpen, nu hij bij die afspraken in het geheel niet is betrokken. Van een sublicentie, kan geen sprake zijn. De standaardvoorwaarden (SR 1997) laten een sublicentie ook niet toe, zelfs niet indien Mandern dat in haar verhouding met Stadgenoot zou hebben bedongen.

4.7. Breitman heeft evenmin op een andere wijze toestemming aan Manderen verleend om tot realisatie van zijn ontwerp voor de Westermoskee over te gaann. Gedurende de kort geding procedur is nog wel getracht om een samenwerking tussen partijen tot stand te brengen, aar dat heeft uiteindelijk nies opgeleverd, Breitman heeft te kennen gegeven er geen enkel vertrouwen in te hebben dat Manderen een partij is waarmee een vruchtbare samenwerking kan worden gerealiseerd. Ook de omstandigheid ddat Manderen heeft verklaard Breitman vergaan tegemoet te willen komen in de eisen die Breitman stelt aan een samenwerking, brengt niet mee dat Breitman kan worden gedwongen tot een samenwerking met Manderen.

4.8. Breitman is gelet op het voorgaande gerechtigd om Manderen te weerhouden zijn ontwerp voor de Westermoskee te gebruiken voor de realisatie van die moskee. De door het gerechtshof aan Manderen opgelegde bouwplicht kan Breitman niet worden tegengeworpen.

4.9. De vordering onder 3.1 III om Manderen to verbieden op het Riva-terein een ander gebouw te realiseren dan het gebouw dat door Breitman op basis van zijn voor de Westermoskee en/of het Riva project vervaardigde ontwerpen ontworpen is, is toewijsbaar. In dit verband is van belang dat d door Breitman ontworpen moskee een onderdeel vormt van het Riva-project en het Manderen niet vrijstaat een deel van Breitmans ontwerp voor dat project te wijzigen.

4.10. De vordering tot afgifte, dan wel vernietiging of het onbruikbaar maken van de tekeningen (en andere roerende zaken) waarin Breitmans ontwerp van de Westermoskee en./of het Riva-project is vervat, is niet toewijsbaar. Deze tekeningen zijn door Breitman in opdracht van Stadgenoot gemaakt ten behoeve van Manderen. Dat Manderen deze tekeningen niet mag openbaren maakt dit niet anders.5.1.  wijst de vorderingen jegens Milli Görus af,

5.2.  verbiedt [gedaagden] met onmiddellijke ingang het ontwerp voor de Westermoskee te verveelvoudigen of openbaar te maken, meer in het bijzonder om het ontwerp van [eiser] voor de Westermoskee te realiseren in een bouwwerk of dit ontwerp anderszins te gebruiken,

5.3.  verbiedt [gedaagden] met onmiddellijke ingang elke handeling te verrichten die een aantasting of wijziging in de zin van artikel 25 Auteurswet van het ontwerp van [eiser] voor de Westermoskee en/of het Riva project tot gevolg heeft, meer in het bijzonder om op het Riva-terrein te Amsterdam een ander gebouw te realiseren dan het gebouw dat door [eiser] op basis van zijn voor de Westermoskee en/of het Riva project vervaardigde ontwerpen is ontworpen,

5.4.  veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van EUR 10.000,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met hetgeen onder 5.2 tot en met 5.3 staat vermeld, dan wel -naar keuze van [eiser]- voor iedere handeling die een overtreding oplevert van hetgeen onder 5.2 tot en met 5.3 staat vermeld, tot een maximum van EUR 5 miljoen is bereikt,

5.5.  veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 105,62 aan dagvaardingskosten, EUR 258,= aan griffierecht en EUR 39.871,28 aan advocaatkosten,

Lees het vonnis hier (pdf / LJN / gemotiveerd vonnis)

IEF 9923

Tijd voor de Ch&acirc;teau Lafake?

psychologytoday

Bijna vrijdagmiddagborrel-tijd

. Het einde van de werkweek nadert. De borrelnootjes worden in bakjes gedaan en de blokjes kaas worden gesneden, want het is bijna borreltijd. Een biertje of een wijntje (opvallend dat dit soort alcoholische dranken altijd als verkleinwoord worden geschreven, maar dat terzijde) mag ook niet ontbreken.

De kans is niet geheel ondenkbeeldig dat menig borrelmanger straks de kurk uit een Château Lafake trekt. Een wat? Een namaakwijn. Je leest er meer over in het artikel “Château Lafake – Fine-wine Fraud” dat werd gepubliceerd in The Economist (hier). Het naderende vrijmibo-moment leek me geschikt om wat wetenswaardigheden uit dit artikel op te sommen.

NB: Voor de advocaten: dit kun je gewoon schrijven op “lezen vakliteratuur”, het gaat immers over het door ons geliefde intellectuele eigendom.

De wetenswaardigheden:
• De namaak van wijnen begon eind jaren 70 van de vorige eeuw;
• Sommigen schatten in dat 5% van de wijn, die op veilingen of op de tweedehands markt wordt verkocht, niet is wat het etiket zegt;
• De simpelste techniek is om een Château Lafite 1982 (een van de duurste recente vintages) in een fles Lafite uit 1975 (een minder jaar) over te schenken;
• Een gebruikte truc is om een sommelier van een goed restaurant te betalen om de lege flessen van topwijnen te krijgen;
• Lege flessen van Lafite en Latour worden via eBay voor honderden euro’s verkocht;
• De winstmarges zijn groot. Goede wijnen kosten vaak honderden keren zoveel als de ‘mindere goden’;
• Er worden regelmatig procedures gevoerd over nepwijn. Onder meer door Bill Koch, een energietycoon en wijnverzamelaar (43.000 flessen);
• De hoogste prijzen worden betaald voor wijnen waarvan de herkomst zeker is. Zo werd in mei 2011 216.000 dollar betaald voor een wijn die rechtstreeks uit de kelders van Château Latour afkomstig was.

Kortom: namaak van topwijnen leidt ertoe dat de herkomstaanduiding niet meer voldoende is. Herkomstgarantie wordt vereist.

Disclaimer: do not try this at home. Dit is geen advies. Cheers!

Met dank aan Evert van Gelderen, De Gier | Stam & Advocaten

IEF 9980

Enig ander ge- of verbod

Rechtbank 's-Gravenhage 20 juli (bij vervroeging) KG ZA 11-814 (Vetus N.V. tegn Inno Nautic B.V.)

Met dank aan Ruby Nefkens, Van der Steenhoven advocaten.

In navolging van IEF 7391 en IEF 9309. Vergelijkbaar met IEF 2762.

 

Executiegeschil. Octrooirecht flexibele pop-up tank voor de nautische markt (PCT en Espacenet). Opheffing executoriaal beslag.

Eiser stelt: Inno Nautic stelt dat het mogelijk maken van het plaatsen van orders op de website van een Amerikaanse distributeur van Vetus is aan te merken als verhandeling het dictum en daardoor dwangsommen heeft verbeurd en de tenaamstelling is niet juist uitgevoerd, waardoor eveneens dwangsommen verbeurd (r.o. 4.1). De website wordt echter niet door Vetus in stand gehouden, maar door derde-vennootschap. Aanbieding op deze website zonder levering of zelfs betaling, kan niet worden gezien als verhandeling. Tenaamstelling op naam Vetus Den Ouden N.V. en de overdrachtsakte sprak van Vetus N.V., geen sprake van strijd met dictum of enig ander ge- of verbod. Vorderingen afgewezen, proceskostenveroordelingen executoriale derdenbeslagen opgeheven.

4.5. (...) Niet aannemelijk is geworden dat Vetus zelf bedoelde website in stand houdt of orders daarvan zou afhandelen. Integendeel, voorshands is voldoende duidelijk dat een andere rechtspersoon, te weten Vetus Marine, LLC., verantwoordelijk is voor de website. Bijzondere omstandigheden om toch Vetus voor het handelen van een derde-vennootschap, te weten Vetus Marine, verantwoordelijk te houden zijn gesteld noch gebleken. Hierbij speelt mee dat Vetus aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen, laat staan beslissende, stem heeft in wat Vetus Marine doet. De enkele omstandigheid dat Vetus Marine distributeur is van Vetus Den Ouden Inc (een dochteronderneming van Vetus) en uit dien hoofde gerechtigd is de (merk)naam Vetus te voeren maakt dat niet anders.

4.6. Bij deze stand van zaken kan in dit kort geding in het midden blijven of de aanbieding op de website – zonder dat daarbij ook daadwerkelijk een tank wordt geleverd, want tegenover de gemotiveerde betwisting door Vetus kon ([X] namens) Inno Nautic geen antwoord geven op de vragen of er was geleverd naar aanleiding van de geplaatste orders en zelfs niet of er was betaald voor de orders – kan worden gezien als ‘verhandeling’ in de zin van dictumonderdeel 5.5.

4.7. Dat Vetus andere in onderdeel 5.5. verboden handelingen zou hebben verricht is door Inno Nautic niet gesteld, zodat naar voorlopig oordeel geen sprake is van overtreding van het in dictumonderdeel 5.5. gegeven verbod.

4.11. Voor zover door Vetus of derden, zoals de aanvankelijk door Vetus ingeschakelde octrooigemachtigden van het kantoor Allied Patents, handelingen zijn verricht in het kader van de verlening en instandhouding van octrooien is voorshands geen sprake van strijd met de in dictumonderdeel 5.6. of enig ander ge- of verbod.

4.14. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, op de (vele) tussen partijen in het verleden gerezen (executie)geschillen en op de dreiging van nieuwe executoriale (derden)beslagen is naar voorlopig oordeel aanleiding voor het door Vetus gevorderde verbod tot executie van het vonnis van 9 september 2009, althans waar het de dictumonderdelen en handelingen betreft die onderwerp zijn van dit kort geding.