IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 9433

Ononderbroken koken

Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 februari 2011, HA ZA 10-1264, John Bean Technologies tegen Afoheat (met dank aan Titus Engels, Vondst Advocaten)

Octrooirecht. EP gedaagde m.b.t. een werkwijze voor het ononderbroken koken van vleesvoedingsproducten. Eiser vordert de vernietiging van het Nederlandse deel, maar ziet zijn  vorderingen afgewezen. De conclusies van het octrooi zijn niet niet-nieuw en inventief. Het pas bij pleidooi opwerpen van nieuwe geldigheidsbezwaren is i.c. in strijd met de goede procesorde, in het bijzonder die van het versneld regime voor octrooizaken.

4.14. Maar zelfs indien wordt uitgegaan van Sunao en de vakman, die het verlies van water in het vlees tijdens het kookproces wit verminderen met behoud van organoleptische eigenschappen en voedingsstoffen, zou komen tot de toepassing van deze inrichting voor het koken van vlees, zou hij daarmee nog niet zijn gekomen tot de maatregelen van de werkwijze van conclusie 1 omdat Sunao geen tunneloven openbaart. Conclusie 1 is dus inventief te achten bij vertrek vanuit Sunao. Om dezelfde reden komt de vakman niet tot de maatregelen van conclusie I indien hij de folder als vertrekpunt neemt.

4.15. Conclusie 2 is afhankelijk van conclusie I en is derhalve eveneens inventief te achten, De inventiviteit van conclusie 3 is niet (althans niet tijdig, zoals hiervoor is overwogen) bestreden. De overige volgconclusies zijn direct of indirect afhankelijk van conclusie 1,2 of 3 en zijn daarom eveneens inventief.

Lees het vonnis hier.

IEF 9432

De bredere opdracht

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 22 februari 2011, zaaknr. 200.006.902/01, [X] tegen De Staat der Nederlanden (met dank aan Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn).

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 februari 2008, IEF 5653). Voormalig werknemer van de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) stelt auteursrechthebbende te zijn m.b.t. software-applicaties/broncodes, die hij gedeeltelijk in eigen beheer en in privétijd zou hebben ontwikkeld. Vorderingen afgewezen. De werkzaamheden in eigen pasten binnen het kader van de 'bredere opdracht' en het auteursrecht berust ingevolge art. 7 Aw derhalve bij de Staat als toenmalige werkgever.

9. Wat betreft de feitelijke gang van zaken kan, blijkens het voorgaande, als vaststaand worden aangenomen dat [X] een voor zichzelf in privé ontwikkeld programma heeft doorontwikkeld, "zodat deze van nut zou zijn voor gedaagde" (dagvaarding onder 11) en deze op enig moment, in september 2005 of eerder, in werkzame vorm, zonder medeweten van zijn leidinggevenden, op de systemen van CAS heeft gezet. Na de aanvankelijke boosheid over dat laatste bij zijn leidinggevende heeft CAS het nut van het initiatief ingezien en het omarmd. [X]  heeft de applicaties vervolgens op het werk en onder de vlag van CAS verder doorontwikkeld, zonder enig voorbehoud te maken ten aanzien van een hem toekomend auteursrecht. Omdat hij erkenning wilde voor zijn initiatief, heeft met het oog op een functieherwaardering, bij herhaling verzocht schriftelijk bevestigd te krijgen dat het ontwikkelen van de betreffende applicaties hem is opgedragen. Daarbij heeft hij het standpunt ingenomen dat het betreffende werk hem mondeling is opgedragen. Toen honorering van dit verzoek uitbleef, is hij het auteursrecht gaan claimen, onder meer door een copyright-notice in de broncode te plaatsen.

11. [X] doet allereerst een beroep op de omstandigheid dat hij thuis aan het ontwikkelen van de software is begonnen. Blijkens het voorgaande neemt het hof dat als vaststaand aan, evenals het feit dat- de vrucht van zijn arbeid aanvankelijk zonder medeweten van zijn superieuren op de systemen van CAS heeft geïnstalleerd. Deze omstandigheden sluiten evenwel niet uit dat het werk paste binnen het kader van de voorgenoemde "bredere opdracht.”

12. Het hof acht bewezen dat die brede opdracht, te weten: het (verrichten van werkzaamheden dienstbaar aan het) in eigen beheer via internet ontsluiten van Handelingen, aan onder meer  [X] is gegeven. Het hof onderschrijft in dat verband het oordeel van de rechtbank dat zijn betwisting daarvan, tegenover de gemotiveerde en gedocumenteerde stellingen van de Staat op dit punt, onvoldoende heeft gemotiveerd. Ook in hoger beroep heeft hij dat niet gedaan, althans is zijn motivering niet steekhoudend.

Zo doet  [X]  een beroep op het feit dat de opdracht niet op schrift is gesteld. Dat doet echter niet terzake, nu in het artikel 7Aw ook een mondelinge opdracht kan volstaan. Voor zover betoogt dat geen brede opdracht is gegeven "tot het programmeren van voor CAS essentiële software", ziet hij eraan voorbij dat de door de Staat gestelde opdracht ruimer was, namelijk het (verrichten van werkzaamheden dienstbaar aan het) in eigen beheer via internet ontsluiten van Handelingen. (…) Dat  [X],  naar hij stelt, "toevallig", c.q. "hobbymatig" over de, voor ontwikkeling van de applicaties benodigde kennis en vaardigheden beschikte, doet daarbij niet terzake. (…) Tenslotte staat ook de door gestelde omstandigheid dat CAS zich tot begin 2007 (uitsluitend) op het standpunt heeft gesteld dat het ontwikkelen van software behoorde tot zijn taakomschrijving, niet in de weg aan het als vaststaand aannemen van voornoemde brede opdracht. Het ene sluit het andere immers niet uit.

13. De door [X] verrichte werkzaamheden pasten binnen de genoemde brede opdracht. Met het doorontwikkelen en aanpassen van de software zijn immers applicaties gemaakt die er uiteindelijk toe hebben geleid dat in eigen beheer Handelingen via internet kon worden ontsloten. Met het uitvoeren van deze werkzaamheden zonder enig voorbehoud heeft [X] de opdracht ook aanvaard. Aldus heeft CAS met toestemming van [X] van diens diensten gebruik gemaakt, waarmee is voldaan aan de voorwaarde voor toepasselijkheid van artikel 7 Aw dat de vervaardiging van het werk door de werknemer heeft gestrekt ter vervulling van de dienstbetrekking. Een specifiek op de ontwikkeling van (deze) softwareapplicaties toegespitste opdracht was daartoe niet vereist.

Lees het arrest hier.

IEF 9431

Uit een beeldscherm komt geen bier

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 21 februari 2011, KG ZA 10-890 BDRM tegen De Minibar B.V. (met dank aan Gerben Hartman, Brinkhof)

Handelsnaamrecht. Minibar tegen de Minibar. Amsterdams café/restaurant MiNiBAR (A bar where you never have to wait for service again because you serve yourself) maakt bezwaar tegen de Eindhovense horecagelegenheid De Minibar. Vorderingen afgewezen. Geografisch zijn beide onderneming te ver van elkaar verwijderd en activiteiten op internet en sociale media kunnen eveneens niet leiden tot verwarring. Beide horecagelegenheden opereren bovendien op basis van een totaal verschillend concept. Zie eerder: Rechtbank Utrecht, 8 december 2010, IEF 9279 (geen bevoegdheid Rb. Utrecht).

4.5. (…) Gelet op deze geografische ligging van de beide ondernemingen en de aard van hun activiteiten, kan zonder bijkomende omstandigheden geen verwarringsgevaar bij het publiek worden aangenomen.

(…) 4.7. BDRM heeft echter voorshands niet aannemelijk kunnen maken dat het voeren van (nagenoeg) dezelfde handelsnaam op internet en in deze sociale media het publiek in verwarring brengt.(…)  maakt nog niet dat moet worden aangenomen dat het publiek dat via internet in contact komt met de bars door een (min of meer) identieke handelsnaam in verwarring wordt gebracht. Bovendien kan van het publiek wel enige oplettendheid worden verwacht, zeker indien zij zich via een medium als facebook of hyves willen aanmelden als 'vriend' van een bar.

4.8. BDRM heeft het belang van de sociale media benadrukt. Naar de - zeker beneden de Grote Rivieren geldende doch naar de voorzieningenrechter uit eigen wetenschap bekend is ook elders bestaande - verkeersopvattingen pleegt evenwel het voor zowel klant als uitbater interessante contact met een bar of café bij uitstek tot stand te komen doordat de klant de betreffende gelegenheid persoonlijk betreedt, gevolgd door het aldaar (doen) bestellen en tegen betaling daadwerkelijk genieten van - veelal alcoholische - dranken. Daarbij komt het sociale aspect met name tot zijn recht door de lijfelijke aanwezigheid van andere personen in de betreffende gelegenheid. Kort gezegd: dienstverlening in een cafébar is bij uitstek plaatsgebonden en niet virtueel. Uit een beeldscherm komt geen bier.

4.9. Voorts blijkt genoegzaam uit de door beide partijen overgelegde stukken dat beide horecagelegenheden opereren op basis van een totaal verschillend concept. En niet alleen het concept, ook de eigen website en de inrichting van beide minibars vertonen aanzienlijke verschillen. Blijkens de foto's die te zien zijn op de internetpagina's is de minibar in Amsterdam modern en strak ingericht, terwijl de minibar in Eindhoven klassieker is ingericht en een soort huiskamer gevoel lijkt te willen geven. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat het publiek dat via internet in aanraking komt met één van de minibars zal denken dat de Eindhovense minibar gelieerd is aan de Amsterdamse minibar of dat zij tot dezelfde keten behoren.

4.10. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen acht de voorzieningenrechter het in de handelsnaamwet vereiste directe, dan wel indirecte gevaar voor verwarring bij het publiek niet aanwezig.

Lees het vonnis hier.

IEF 9430

Personalia

Persbericht: “Wubbo de Boer, voormalig President van het Merken- en Designbureau OHIM (The Office for Harmonization in the Internal Market) in Spanje, is per direct toegetreden tot de Raad van Commissarissen van Novagraaf Groep.
 
“Novagraaf is een organisatie die uitstekend is voorgesorteerd voor de toekomst. Met duidelijke internationale ambities, een onderscheidende visie en strategie en zeer enthousiaste medewerkers. Ik ken Novagraaf nog uit mijn tijd als president bij het OHIM en zie dat de organisatie veel tijd en energie heeft geïnvesteerd om een leidende marktpositie te verkrijgen”, aldus De Boer.  Met de komst van Wubbo de Boer onderstreept Novagraaf duidelijk haar internationale ambities.”

IEF 9429

Tentamenvraag

Het Limburgs Museum vraagt u advies over de IE-rechtelijke implicaties van een nieuw tentoonstellingsconcept. Geef in een onderbouwd advies aan waar het museum rekening mee zou moeten houden. Betrek in uw advies ook de begrippen parodie-exceptie, onderwijs-exceptie & catalogus-exceptie. 

Persbericht: “Op zaterdag 26 maart aanstaande gaat in Venlo de eerste vestiging in Europa van IXEA, je Romeinse woonwarenhuis open. De winkel komt in het Limburgs Museum en blijft geopend tot en met 31 december van dit jaar. IXEA is gespecialiseerd in alles voor het Romeinse huis.”  (…) En… overal in IXEA kom je de bekende blauwe en gele kleuren tegen, waar je zo blij en kooplustig van wordt. Foto’s van beroemde designers uit Rome attenderen je op nieuwe ontwerpen. Bij de entree krijg je een potloodje en liniaal. Je volgt de routing en komt langs stellingen met aantrekkelijke season sales. Je kunt rondlopen in de keuken, slaapkamer of living van de ideale Romeinse huis. Er is zelfs een voorbeeld van een klein kantoor. Richtingaanwijzers dirigeren je via een kortere weg naar de uitgang en in het restaurant worden heerlijke Romeinse maaltijden aangeboden. De ballenbak is helaas dicht: de slavinnen die normaliter op de kroost passen, 
staken voor betere arbeidsvoorwaarden! (…)  De bezoekers van IXEA zullen verbaasd staan. Het is net IKEA, maar alles wat erin staat is toch even anders.

Nog verbaasder zullen de bezoekers zijn als ze de labels bekijken aan de stoelen, bedden, kasten en tafeltjes. Behalve de inmiddels al vertrouwd klinkende modellennamen als Venus, Lupus en Sabina, staan ook de prijzen vermeld (…)  IXEA, je Romeinse woonwarenhuis maakt je dag anders.”

Lees het volledig persbericht hier (via Onel

IEF 9428

Enkel zien op wat noodzakelijk is

Vzr. Rechtbank Utrecht, 9 februari 2011, KG ZA 11-113, Interdam Projects B.V. tegen Metaglas B.V. (met dank aan Martin Hemmer, AKD)

Auteursrecht. Kozijnen. Kort geding na beslaglegging door gedaagde op de Internationale Bouwbeurs 2011 (filmpje beslaglegging hier). Beslaglegger Metaglas, producent van een naar buiten draaiend kozijn met de naam Methermo, beroep zich i.c. (na het verlopen van haar octrooi in 2009) op haar gestelde auteursrecht m.b.t. het kozijn, maar ziet haar vorderingen afgewezen nu naar het voorlopig oordeel van de  voorzieningenrechter voldoende is aangetoond dat de vormgeving van Methermo en de tekeningen enkel zien op wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Van slaafse nabootsing is evenmin sprake.

5.4. (…) De vormgeving van Methermo, te weten het smalle profiel van 42 mm, is de kleinste omvang die kan worden gerealiseerd door de voorheen gepatenteerde vinding van Metaglas. Dit is Interdam gebleken door langdurig en kostbaar onderzoek. Dit kenmerk van Methermo - te weten het smalle profiel van 42 mm - is daarom te beschouwen als een kenmerk dat in overwegende mate is ingegeven door het technisch effect van de vinding, op grond waarvan het geen auteursrechtelijke bescherming toekomt, aldus Interdam. Tegenover deze gemotiveerde stellingen van Interdam, is hetgeen Metaglas heeft aangevoerd van onvoldoende gewicht om daaraan te kunnen afdoen. Aldus heeft Metaglas naar het voorlopig oordeel van de  voorzieningenrechter voldoende aangetoond dat de vormgeving van Methermo en de tekeningen enkel zien op wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect (te weten de wijze waarop de delen van het kozijnprofiel zijn samengesteld en de daarmee samenhangende te bereiken kleinste omvang van het kozijn), op grond waarvan geen sprake kan zijn van auteursrechtelijke bescherming.

5.5. Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het door Metaglas ingeroepen recht, op grond waarvan zij ten laste van Interdam beslag heeft gelegd, summierlijk ondeugdelijk is. De vordering van Interdam tot opheffing van het door Metaglas gelegde beslag en retournering van het in beslag genomen Winlite exemplaar, wordt dan ook - in het geval van de laatst genoemde vordering met inachtneming van een redelijke termijn - toegewezen.

6.1. (…) Nabootsing is alleen dan ongeoorloofd indien, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid, evengoed een andere weg ingeslagen had kunnen worden en door dat niet te doen verwarring wordt gesticht (HR 26 juni 1953, NJ 1954,90 Hyster Kany Krane). Het voorgaande komt er op neer dat techniek/functionaliteit niet via de slaafse nabootsingsleer, maar slechts via het octrooirecht, gemonopoliseerd kan worden. Nu in 5.4 reeds op voorhand is aangenomen dat de vormgeving van Methermo en de tekeningen daarvan - waarvan Metaglas een beroep doet op de leer van de slaafse nabootsing - enkel zien op wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect, wordt het beroep van Metaglas gegrond op slaafse nabootsing afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9426

Een complexe tariefstructuur

Rechtbank Amsterdam, 18 februari 2011, KG ZA 11-105 WT/MV, Binckbank N.V. tegen Lynx B.V. (met dank aan Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan)

Reclamerecht. Vergelijkingstabel beleggingstarieven. Binckbank (o.a. Alex) stelt dat de vergelijkingstabel van concurrent Lynx niet voldoet aan de eisen die worden gesteld aan vergelijkende reclame. Het niet verwerken of vermelden van de kortingen van Binckbank en Alex in de tabel van Lynx wordt voorshands misleidend en in strijd met de Wet op het Financieel Toezicht geacht. Vorderingen gedeeltelijk toegewezen. Compensatie proceskosten, aangezien partijen over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld .

4.5. Dat het bij vergelijkende reclame niet is toegestaan om belangrijke informatie over de eigen onderneming of die van de concurrent onjuist te vermelden of weg te laten, geldt temeer indien sprake is van een complexe tariefstructuur. De tariefstructuur bij online beleggen is complex. (…) Daar staat tegenover dat het product online beleggen niet meer zo nieuw is als in 2008, toen tussen partijen een soortgelijk geschil aanhangig was bij de voorzieningenechter van deze rechtbank. Uit verschillende in het geding gebrachte producties (…) blijkt dat consumenten door meerdere (min of meer) onafhankelijke organisaties goed worden voorgelicht over (onder meer) de kostenstructuur van het online beleggen.

4.7. Uitgangspunt is -zoals hiervoor onder 4.2 overwogen -dat een weglating in vergelijkende reclame misleidend is indien een aanzienlijk deel van de consumenten hierdoor in zijn keuze voor het aangeboden product wordt beïnvloed. Welk percentage van de online beleggers exact voor de kortingen van Binckbank en Alex in aanmerking komt, kan in een kon geding, dat zich niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten, niet worden vastgesteld. Binckbank heeft echter gemotiveerd gesteld dat in dit geval sprake is van een aanzienlijk deel van de consumenten (tenminste 20%) en naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Lynx het tegendeel in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt. Omdat Lynx gebruik maakt van de gewraakte reclame-uiting had het op haar weg gelegen dit varweer aannemelijk te maken. Dit leidt tot her voorlopig oordeel dat het niet verwerken of vermelden van de kortingen van Binckbank en Alex in de tabel van Lynx misleidend en daarmee onrechtmatig is en tevens in strijd kan worden geacht met artikel 4:19 van de Wet op het Financieel Toezicht.

(…) 4.14. De conclusie tot zover is dat het niet verwerken of vermelden in de tabel van Lynx van de kortingen die Binckbank en Alex hanteren bij een bepaald minimum aantal transacties misleidend en daarmee onrechtmatig is. De overige verwijten van Binckbank kunnen niet leiden tot het (in enige vorm) toewijzen van de vorderingen. Naar aanleiding van het verweer van Lynx dat de tabel minstens vijf keer zo groot zou worden als de kortingen erin opgenomen zouden moeten worden, heeft Binckbank ter zitting gesteld dat wat haar betreft kan worden volstaan met een vermelding onder de tabel dát Binckbank en Alex kortingen hanteren. De vorderingen van Binckbank zullen dan ook in deze zin worden toegewezen. Het - kort gezegd - verwijderen van de tabel, het verbieden van prijsvergelijkingen en het plaatsen van de (ruim geformuleerde) rectificatie, zoals gevorderd, wordt voorshands buitenproportioneel geacht, gezien de ernst van het onrechtmatig handelen, zelfs indien hierbij de "geschiedenis" die Lynx heeft met Binckbank in acht wordt genomen (en die - aldus Binckbank - blijkt uit het thans weer in de fout gaan, ook door het vermelden van het onjuiste bewaarloon).

Dat in 2008 niet kon worden volstaan met een toelichting die Lynx onder de tabel vermeld had (toen overigens met "kleine lettertjes" en met verwijzing met een *) en thans wel, houdt verband met de ontwikkeling sinds die tijd zoals hiervoor geschetst onder 4.5. De tekst die thans door Lynx zal moeten worden opgenomen op haar website zal direct onder de tabel moeten worden geplaatst en in hetzelfde lettertype en in dezelfde lettergrootte als de tekst die reeds direct boven de tabel is opgenomen. Met toewijzing van de vorderingen van Binckbank op deze wijze wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands voldoende aan haar  belangen tegemoet gekomen. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.

4.16. Omdat partijen over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd als na te melden.

Lees het vonnis hier, hier (doorzoekbare pdf) en hier (hyperlink rechtspraak.nl).

IEF 9425

Een tien voor marketing, een vier voor rechtenbeheer.

Vincent van den EijndeVincent van den Eijnde,  directeur Pictoright: Creative Commons. Een tien voor marketing, een vier voor rechtenbeheer.

“De populariteit van Creative Commons lijkt nog steeds toe te nemen, ook internationaal. Inmiddels zijn er licenties in meer dan 35 landen beschikbaar. Het initiatief heeft dan ook onmiskenbaar een zekere dynamiek en probeert op een integere wijze oplossingen te bieden. Daarbij kan men zich verheugen op grote belangstelling vanuit de politiek. Zo geeft de Parlementaire Werkgroep Auteursrecht (Gerkens) aan dat Creative Commons een kans moet worden gegeven (…) Het lijkt erop dat veel beleidsmakers en politici van Creative Commons de ultieme oplossing verwachten voor de door hen veronderstelde auteursrechtelijke hindernissen.

(…) Tegelijkertijd zijn er wel degelijk kanttekeningen bij dit initiatief te plaatsen. In de eerste plaats blijkt de inhoud van de licenties niet op alle punten duidelijk, wat met name geldt voor de licenties waarin commercieel gebruik niet is toegestaan. Daarnaast bieden de CC-licenties geen enkele rechtszekerheid en kan er op termijn een grote hoeveelheid “onteigende” werken met een onbevoegd gegeven licentie op het internet gaan rondzwerven. Verder zijn de licenties niet voor alle makers geschikt, hoewel Creative Commons anders doet voorkomen. Hieronder zal ik nader op deze aspecten ingaan.

(…) Men zal snel meer duidelijkheid moeten creëren rondom het commercieel gebruik. Ook zal men iets moeten verzinnen om ervoor te zorgen dat er niet naast de verweesde werken weer een nieuw probleem met “onteigende werken” wordt gecreëerd.  Maar vooral zal Creative Commons duidelijk zou maken in welke gevallen de licentie bruikbaar is en in welke gevallen niet, want er dreigen zeker op termijn serieuze auteursrechtelijke ongelukken. (…) Tot slot is het misschien aardig om te kijken of Creative Commons voor het eigen logo gebruik maakt van de CC-licentie. Dat blijkt niet het geval. “

Lees het gehele artikel hier.

IEF 9424

Slechts summiere informatie had

Rechtbank Haarlem, 9 februari 2011, HA ZA 09-222, Global-Wallet. c.s. tegen Chess c.s. (met dank aan Aron Das Gupta, VMW Taxand).

Auteursrecht. Stukgelopen samenwerking m.b.t. softwareapplicatie sms-dienst betalingsverkeer. Eiser Global-Wallet stelt dat gedaagde Chess bij de ontwikkeling van haar sms betaalproduct gebruik heeft gemaakt van (delen van) de applicatie en aldus inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Global-Wallet c.s. Vorderingen afgewezen. Dat er auteursrecht op de applicatie rust is niet aannemelijk gemaakt en zelfs al zou er sprake zijn van auteursrecht, dan was er i.c. nog geen sprake van openbaarmaking: “De rechtbank leidt uit voornoemde verklaringen af dat Chess c.s. slechts summiere informatie met betrekking tot de Applicatie had.”  Geen beroep op mogelijke NDA, geen onrechtmatige daad. 

4.6. Met Chess c.s. is de rechtbank van oordeel dat Global-Wallet te weinig heeft gesteld om te concluderen dat de Applicatie een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van art. 1 van de Auteurswet is. Weliswaar heeft Global-Wallet bij repliek productie 36 in het geding gebracht doch deze 'documentatie’ toont nog niet aan dat het gaat om een werk in de zin van de Auteurswet, te weten een werk met een eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel. Gelet op het feit dat kennelijk reeds meer mobiele betaalsystemen in ontwikkeling waren, had het op de weg van Global-Wallet gelegen om nader te onderbouwen dat en waarom de Applicatie voldeed aan voornoemde criteria.

4.7. Ook indien de rechtbank - veronderstellenderwijs - uitgaat van een auteursrechtelijk beschermd werk, kan niet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van openbaarmaking daarvan of een andere wijze van inbreuk. Redengevend daarvoor zijn de volgende verklaringen.

(…)

4.14. De rechtbank leidt uit voornoemde verklaringen af dat Chess c.s. slechts summiere informatie met betrekking tot de Applicatie had. Voorts blijkt uit de verklaringen dat Chess c.s. weliswaar contact had met Rabobank maar uit de verklaringen kan niet worden geconcludeerd dat Chess c.s. met Rabobank concreet over de details of werking van de Applicatie heeft gesproken.

4.15. De voorgaande verklaringen kunnen derhalve het standpunt van Global-Wallet c.s. niet onderbouwen. Gelet op het feit dat Global-Wallet, in de persoon van R., Rabobank en Rabo Mobiel zelf ook heeft benaderd (zoals valt af te leiden uit de onder 2.11 weergegeven e-mail) valt niet uit te sluiten dat de mogelijk relevante informatie door toedoen van R. zelf in handen van Rabobank is terecht gekomen. Dat Global-Wallet met haar Applicatie een bedreiging voor Rabobank heeft gevormd alsmede een reden voor Rabobank om sneller dan gepland haar product op de markt te brengen, zoals Global-Wallet C.S. heeft gesteld, kan, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet worden geconcludeerd. De inhoud van de e-mail van 7 februari 2008 (2.8) is daarvoor in ieder geval onvoldoende.

4.18. Ook indien veronderstellenderwijs ervan dient te worden uitgegaan dat de NDA tussen partijen is overeengekomen en dat deze een verdere strekking had dan alleen toepasselijkheid binnen het assessment, kan niet worden gesproken van schending daarvan. De rechtbank verwijst daarvoor naar de verklaringen zoals weergegeven onder r.o.4.8 tot en met 4.13.

(…)

4.29. De rechtbank is van oordeel dat, nu de primaire grondslag is gebaseerd op auteursrechtinbreuk, de kosten die specifiek op het verweer betreffende deze inbreuk betrekking hebben voor vergoeding in aanmerking kunnen komen op de voet van art. 1019h Rv. Omdat in de door Chess c.s. opgevoerde kosten geen onderscheid wordt gemaakt tussen "IE-kosten" en "niet-IE-kosten" zal de rechtbank de IE-kosten dienen te schatten. De rechtbank is van oordeel dat het gewicht dat toekomt aan het op de inbreuk gebaseerde deel van de vordering ten opzichte van de gehele zaak en het aandeel van de kosten dat dienovereenkomstig met toepassing van art. 1019h Rv voor vergoeding in aanmerking komt, dient te worden vastgesteld op een vierde deel. (…)

Lees het vonnis hier. Zie ook tussen partijen: Vzr. Rechtbank Haarlem, 11 mei 2010, IEF 8832.