IEF 22182
12 augustus 2024
Uitspraak

Virtueel aangeboden parfum stemt niet automatisch overeen met fysiek aangeboden equivalent - geen verwarringsgevaar

 
IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 9330

Het tonen op televisie

Evert van Gelderen, De Gier |Stam & Advocaten: Noot bij HvJ EU, 22 december 2010, zaak C-393/09, IEF 9306, Bezpečnostní softwarová asociace (BSA) tegen Ministerstvo kultury (prejudiciële vragen Nejvyšší správní soud, Tsjechië).

Op 22 december jl. heeft het HvJ EU een interessant arrest gewezen over auteursrecht op software. Het HvJ EU gaf antwoord op 2 prejudiciële vragen die betrekking hebben op de grafische gebruikersinterface van een computerprogramma (hierna: “GUI”).

(…) Interessanter vind ik de overwegingen van het HvJEU met betrekking tot de tweede vraag, namelijk of het tonen van een GUI in een televisie-uitzending een mededeling vormt aan het publiek in de zin van artikel 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn (“een auteursrechtelijk relevante openbaarmaking”). Het HvJEU gebruikt in dit kader een nieuw (extra) criterium bij de beoordeling of er sprake is van een openbaarmaking.

(…) Moeite heb ik met de conclusie dat het tonen van een GUI tijdens een televisieuitzending – kennelijk anders dan bij andere werken – géén mededeling aan het publiek vormt. Het HvJ EU werpt namelijk een extra en – voor mij althans – nieuwe drempel op voor dit specifieke soort werken. Namelijk door vast te stellen dat het publiek geen gebruik kan maken van de functie van de GUI en om die reden te concluderen dat er geen sprake is van een mededeling aan het publiek. Dit werk wordt volgens het HvJ EU niet beschikbaar gesteld aan het publiek. Ik zie niet in waarom een mededeling aan het publiek tevens zou moeten betekenen dat het werk ter beschikking wordt gesteld aan het publiek in de letterlijke (fysieke) betekenis van het woord. Als op televisie een design stoel of tafel wordt getoond, dan kan het televisiekijkende publiek ook geen gebruik maken van de (gebruiksfunctie van de) stoel of tafel.”

Lees de volledige noot hier.

IEF 9329

Aan de zintuigen van het publiek appelleren

Vzr. Rechtbank Amsterdam, ex parte beschikking van 24 december, ABN Amro Bank N.V. tegen gerequestreerden (met dank aan Annemieke Kappert, Kennedy Van der Laan).

Merkenrecht. Domeinnamen. Ex parte bevel. Gerequestreerden dienen het gebruik van de tekens ABN, ABN Amro, Tradebox en Trade Globe en van de domeinnamen abnamromarkets.info, tradebox.info en tradeglobe.info te staken en gestaakt te houden. De domeinnamen linkten door naar pornografische websites en sites met kritiek op ABN Amro.

“20. Er is een direct en ernstig risico dat het gebruik door gerekwestreerden van de Merken op zodanige wijze aan de zintuigen van het publiek appelleert, dat de aantrekkingskracht van de Merken vermindert en daarmee de reputatie van de Merken negatief wordt aangetast.”

Lees de beschikking hier.

IEF 9328

Een eenvoudige herhaling

Thoeris: Family Survival PlannerVzr Rechtbank Amsterdam, 23 december 2010, KG ZA 10-2217 SR/BB, Thoeris B.V. tegen Hema B.V.

Auteursrecht. Geschriftenbescherming. Familiekalenders. Gedaagde Hema maakt geen inbreuk op het auteursrecht van eiser m.b.t. gedaagdes gehele Familie Survival Planner (een maandkalender voor afspraken en activiteiten van het gezin), maar wel op lijstje telefoonnummers op de achterkant van de kalender dat zij bijna letterlijk heeft overgenomen. Hema hoeft de kalenders echter niet te vernietigen, nu zij “de mogelijkheid heeft het lijstje daaruit te verwijderen.” Geen slaafse nabootsing: "verdedigbaar [is] dat Hema zich op zijn minst heeft laten inspireren (...) maar dat neemt niet weg dat Hema op tal van andere punten is afgeweken van de Family Survival Planner. "

Auteursrecht kalender: 1.1. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de familiekalender van Hema als een inbreuk op het auteursrecht op de Family Survival Planner kan worden aangemerkt. Ook hier geldt dat naar de totaalindrukken van beide kalenders moet worden gekeken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft, in tegenstelling tot hetgeen Thoeris heeft betoogd, de familiekalender een andere totaalindruk dan de Family Survival Planner. Wanneer de afzonderlijke elementen met elkaar worden vergeleken, zijn tal van verschillen te benoemen die bijdragen aan de verschillende totaalindrukken. Het meest in het oog springende voorbeeld daarvan is het verschil in uitstraling van de beide kalenders. Daar waar in de Family Survival Planner, zowel aan de buiten- als aan de binnenzijde, met veel kleuren, tekeningen en fotoplaatjes is gewerkt waardoor deze kalender een bonte kleurrijke uitstraling heeft, is de familiekalender van Hema strakker en soberder. De familiekalender van Hema heeft veel minder kleuren en tekeningen en daarin zijn geen fotoplaatjes opgenomen. Daarnaast is in de familiekalender van Hema meer gebruik gemaakt van zogenoemde krabbeltekeningetjes dan in de Family Survival Planner waarin strakkere tekeningen staan. Weliswaar heeft Thoeris gesteld dat zij in haar kalenders ook altijd veel gebruik maakt van krabbeltekeningetjes maar in de Family Survival Planner van 2011 zijn deze krabbeltekeningetjes nog maar sporadisch aanwezig.

Een ander verschil is dat de lege ruimtes op de verschillende pagina’s in de familiekalender van Hema op een geheel andere wijze zijn ingevuld en vormgegeven dan in de Family Survival Planner. Zo is bij de Family Survival Planner gebruikt gemaakt van uitgebreide themateksten, tips en recepten terwijl in de familiekalender deze teksten niet voorkomen. Daarnaast is de enige overeenkomende titel van de lege ruimtes ‘niet vergeten’ en heeft Hema voor de overige lege ruimtes andere titels gebruikt (‘to do kids’, ‘to do mama/papa’ in de familiekalender en ‘notes’, ‘doen’, ‘voornemens’, ‘bellen’ en ‘kopen’ in de Family Survival Planner).
Wel kan aan Thoeris worden toegegeven dat het erop lijkt dat Hema op enkele punten duidelijk aansluiting heeft gezocht bij de Family Survival Planner, waar het ook anders had gekund, althans zich door de Family Survival Planner heeft laten inspireren. Gedacht wordt daarbij met name aan het formaat, de ophangring, de ingebonden stickervellen met kleurige stickertjes en het lijstje met belangrijke telefoonnummers op de laatste pagina van de kalender. Voor de stickertjes geldt overigens wel weer dat de teksten en symbolen die erop staan niet hetzelfde zijn. Genoemde gelijkenissen worden voorshands echter te gering geacht om van een auteursrechtinbreuk op de gehele Family Survival Planner van Thoeris te kunnen spreken. In het auteursrecht geldt immers dat men zich mag laten inspireren door anderen. Vooralsnog kan ook niet worden gezegd dat het zoeken van aansluiting of het zich laten inspireren in deze zaak zo ver is gegaan dat van een auteursrechtinbreuk sprake is. Om dat te kunnen beoordelen is een nader onderzoek naar de feiten nodig waarvoor het kort geding zich niet leent.

Geschriftenbescherming: 1.2. Voor wat betreft het lijstje met belangrijke telefoonnummers dat zich achterin de kalender bevindt (verder ook het lijstje) geldt het volgende. Het lijstje kan beschouwd worden als een geschrift als bedoeld in artikel 10 lid 1 onder 1 Auteurswet. Derhalve rust op het lijstje auteursrecht. Hema heeft het lijstje in haar familiekalender qua volgorde en benamingen bijna letterlijk overgenomen. Alleen heeft zij in plaats van ‘landelijk alarm 112’ ‘alarmnummer’ gezet en in plaats van ‘landelijke politie (geen spoed) 0900 8844’ ‘politie’ opgenomen. Verder is het lijstje identiek, waarbij met name opvalt dat ook Hema heeft vermeld ‘oma en opa’ terwijl het gebruikelijker is om ‘opa en oma’ te zeggen. Voldoende aannemelijk is derhalve dat Hema dit lijstje ontleend heeft aan het lijstje van Thoeris. Het gaat immers bijna geheel om een eenvoudige herhaling. De wijziging voor wat betreft landelijk alarm en landelijke politie is zo gering dat niet gezegd kan worden dat het lijstje van Hema in haar familiekalender een oorspronkelijk werk is. Het voorgaande betekent dat Hema inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Thoeris op het lijstje.
 
(…)

Slaafse nabootsing: 1.3. Weliswaar is verdedigbaar dat Hema zich op zijn minst heeft laten inspireren door de Family Survival Planner van Thoeris (en -zoals hiervoor reeds weergegeven- op sommige punten duidelijk aansluiting heeft gezocht bij de Family Survival Planner) maar dat neemt niet weg dat Hema op tal van andere punten -waarvoor verwezen kan worden naar hetgeen onder 4.2 is overwogen- is afgeweken van de Family Survival Planner, zodat bij een gemiddelde oplettende consument voorshands geen sprake is van verwarring. Daar komt bij dat de Family Survival Planner en de familiekalender niet in dezelfde winkel of via dezelfde website te koop zijn en de kalenders een aanzienlijk prijsverschil kennen. Nu voorshands geen sprake is van verwarring, kan de familiekalender niet als een slaafse nabootsing van de Family Survival Planner worden aangemerkt.

Lees het vonnis hier.

IEF 9327

Onvoldoende afwijking

Rechtbank Breda, 5 januari 2011, HA ZA 10-594, Michael Miller Fabrics c.s. tegen Nooteboom textiel B.V. (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE).

Auteursrecht. Dessins.  Gedaagde maakt middels uit China (“haar toeleverancier uit het verre oosten”) geïmporteerde kledingstoffen inbreuk op het auteursrecht van eisers m.b.t. kleding- en textieldessins. De dessins zijn aan te merken al auteursrechtelijk beschermde werken (“de gebruikte gangbare vormen zijn slechts als uitgangspunt genomen”) en de overeenstemmende ontwerpen van gedaagde wijken daarvan onvoldoende af om te kunnen oordelen dat van ontlening geen sprake is.  De inbreuk is gedaagde bovendien toe te rekenen: “van een grote onderneming (…) met activiteiten in een groot aantal Europese landen en met een lange historie in de stoffenbranche, mag worden aangenomen dat het haar als professional bekend is dat in de stoffenbranche ontlening voorkomt. Zij had het risico dat ontlening aan de orde was moeten uitsluiten, althans ten minste te verkleinen door zich te vergewissen van de oorsprong van de door haar ingekochte designs.”

3.10. De rechtbank is met Michael Miller Fabrics LLC c.s. van oordeel dat aan de vereiste voorwaarden is voldaan. Voor alle designs geldt dat geen sprake is van louter banale of triviale vormgeving. De wijze waarop Michael Miller Fabrics LLC c.s. met de gangbare vormen als uitgangspunt tot hun designs zijn gekomen vergt creatieve keuzes op het gebied van vormgeving, detaillering en kleurstelling. De designs dragen door die creatieve keuzes ten aanzien van vormgeving, detaillering en kleurstelling in onderling verband en samenhang bezien het persoonlijk stempel van de maker en zijn op deze wijze aan te merken als werk in de zin van de Auteurswet. Het is de rechtbank voorts niet aannemelijk geworden dat sprake is van ontlening. Als de door Nooteboom Textiel BV in het geding gebrachte voorbeelden van designs van derden al eerder in het openbaar zouden zijn gebracht geldt dat die designs met de designs slechts gemeenschappelijk hebben de gangbare vormen die Michael Miller Fabrics LLC c.s. als uitgangspunt heeft genomen.

3.12.3 (…) Doordat zoveel van het auteursrechtelijk beschermde werk is overgenomen nemen de door Nooteboom Textiel BV geschetste afwijkingen het beeld van een overeenstemmende totaalindruk niet weg. Er is derhalve onvoldoende afwijking in het design van Nooteboom Textiel BV om te kunnen oordelen dat van ontlening geen sprake is. (…).

3.12.4. Samenvattend geldt dat ten aanzien van alle designs van Michael Miller Fabrics LLC c.s. sprake is van ontlening behoudens ten aanzien van het design Flowery Stripes. De subsidiaire grondslag, te weten dat sprake is van slaafse nabootsing, is wat betreft dat design eveneens verworpen.

3.14 (…) De rechtbank is met Michael Miller Fabrics LLC C.S. van oordeel dat van een grote onderneming als Nooteboom Textiel BV, met activiteiten in een groot aantal Europese landen en met een lange historie in de stoffenbranche, mag worden aangenomen dat het haar als professional bekend is dat in de stoffenbranche ontlening voorkomt. Zij had het risico dat ontlening aan de orde was moeten uitsluiten, althans ten minste te verkleinen door zich te vergewissen van de oorsprong van de door haar ingekochte designs. De vraag hoe diepgaand Nooteboom Textiel BV zich in die oorsprong had moeten verdiepen kan onbesproken blijven. Nooteboom Textiel BV heeft immers in het geheel geen vragen gesteld aan haar toeleverancier uit het verre oosten. Waar zij dat wel had moeten doen luidt het oordeel dat het feit dat inbreuk is gemaakt naar de in het verkeer geldende opvattingen aan haar behoort te worden toegerekend.

Lees het vonnis hier meer afbeeldingen hier.

IEF 10775

Zone 80

Hof van Beroep Luik 10 januari 2011, Rolnr. 2006/RG/201 (ASBL Zone 80)

België. Auteursrecht radiopiraten. Een amateur radiostation (vzw) 'ZONE 80' zendt muziek uit zonder toestemming van de auteurs (lees: geen auteursrechten betalen). Hierdoor ontstaat er namaak (in de ruime zin van het woord), waardoor de auteurs op basis van art. 1382 BW de integrale vergoeding van hun schade (berekend aan de hand van de gebruikelijke tarieven van SABAM) kunnen bekomen. Daarenboven wordt een schadevergoeding van een extra 20% boven deze tarieven toegewezen, op basis van de de géografische reikwijdte van de zending en tercompensatie van de schending van het moreel recht van de auteurs.

Het enige argument dat de radiozender opwerpt is dat de betaling van deze auteursrechten zeer hoge kosten met zich meebrengen voor de organisators van een amateur radio. Dit is in deze kwestie weinig relevant.

Verder handelt het arrest over de verdeling van de aansprakelijkheid tussen de VZW en de zaakvoerder. Op te merken is dat de zaakvoerder al aan het uitzenden was alvorens de statuten van de VZW gepubliceerd werden. Voor de schade die voortvloeit uit deze periode is hij alleen aansprakelijk, voor de schade nadien is de VZW in principe aansprakelijk.
Maar zelfs na het ontstaan van de VZW kan de zaakvoerder aansprakelijk zijn t.a.v. derden indien hij een quasi-delictuele fout begaat (in de zin van art. 1382 BW).

De rechter in eerste aanleg beslist dus terecht tot een veroordeling in solidum van de schadevergoeding en kosten.

 

Ni P. B., ni l'ASBL n'a demandé et obtenu l'autorisation des auteurs dont les œuvres ont été diffusées sur les fréquences utilisées par cette radio amateur alors qu'aux termes de l'article 1er de la loi du 30 juin 1994 l'auteur d'une œuvre littéraire ou artistique a seul le droit de la reproduire et d'en autoriser la reproduction comme aussi de la communiquer au public par un procédé quelconque."

"Les atteintes portées au monopole de l'auteur constituent la contrefaçon. Faute aquilienne, la contrefaçon est classiquement sanctionnées devant les juridictions civiles par l'action quasi-délictuelle en dommages et intérêts"

"La contrefaçon est patente et les appelants entendent s'en affranchir uniquement en arguant de l'importance des frais à couvrir par les organisateurs d'une telle radio, tous bénévoles, ce qui n'est pas une excuse."

"Les appelants sont tenus de réparer le dommage qu'ils ont causé. L'article 1382 du Code civil oblige l'auteur d'une faute à réparer intégralement le dommage causé par celle-ci, le juge appliquant correctement cette disposition en procédant à une évaluation concrète du dommage qui en résulte pour la SABAM ( voir Cass 2.4.2008, Pas 2008, I, 807 ). Les tarifs des sociétés de gestion constituent un outil de référence fiable puisqu'ils reflètent les usages ayant cours dans la profession ( Bruxelles 27.4.2007, JLMB 2007, p. 1774 ). L'indemnité complémentaire de 20 % réclamée en sus du tarif proposé par l'intimée sur base de l'aire géographique de la diffusion peut se justifier. Elle sanctionne l'atteinte portée au droit moral de l'auteur ainsi que les démarches nécessaires à voir établir les fautes reprochées au contrefacteur."

"Pour la période antérieure à la création de l'ASBL, seul P. B. est fautif et tenu des dommages et intérêts."

"Dès lors que l'ASBL était constituée, elle est responsable des fautes imputables aux organes par lesquels s'exerce sa volonté. Il s'agit d'une responsabilité délictuelle fondée sur l'article 1382 du Code civil."

"Vis-à-vis des tiers, la responsabilité personnelle de l'administrateur peut également être engagée lorsque la faute commise est de nature quasi-délictuelle (...). A bon droit, le premier juge a donc appliqué la sanction solidairement aux appelants pour la période antérieure à la régularisation avenue en 2005 par la signature d'une convention avec l'intimée."
IEF 9326

Een als merk beschouwd teken

Engels (boven) - Daewoo (onder)Benelux Gerechtshof, 23 december 2010, A 2009/3/14, BVBA D. Engels tegen GmbH Daewoo Electronics Europe (prejudiciële vragen Hof van Cassatie van België).

Merkenrecht. Engels ziet haar beeldmerk DE (afbeelding boven) op eis van Daewoo vervallen verklaard wegens niet-gebruik en beroept zich vervolgens op artikel 10bis sub 3 Unieverdrag van Parijs, stellende dat het gebruik van het teken DE door Daewoo (afbeelding onder) als aanduiding van de onderneming zelf verwarringwekkende oneerlijke mededing zou zijn. Kan de houder van een vervallen merk bescherming genieten op grond van andere wettelijke bepalingen, in het bijzonder artikel 10bis Unieverdrag? Het BenGH oordeelt dat de inschrijving als merk een voorwaarde vormt voor de ontvankelijkheid van alle aanspraken op bescherming van een als merk beschouwd teken.

“Degene die artikel 10bis Unieverdrag inroept ter bescherming van een teken dat als merk kan worden beschouwd, moet zich kunnen beroepen op een inschrijving van het door hem gedeponeerde merk. De betrokken bepalingen van het BVIE staan er evenwel niet aan in de weg dat de houder van een merk dat niet is ingeschreven of waarop het recht ingevolge het eenvormige Beneluxrecht vervallen is, de bescherming inroept van het gemene recht tegen gedragingen die oneerlijke mededinging opleveren als bedoeld in artikel 10bis, lid 3, 1º, Unieverdrag, indien het gebruik van dat merk of een daarmee overeenstemmend teken onderdeel vormt van de verwarringwekkende gedragingen.”

(...) Het Benelux-Gerechtshof, uitspraak doende op de door het Hof van Cassatie van België in zijn arrest van 3 april 2009 gestelde vraag, verklaart voor recht:

“Artikel 12 BMW, enerzijds, artikel 2.19, lid 1, BVIE, anderzijds, in samenhang gelezen met artikel 4.8 BVIE, moeten zo worden uitgelegd dat de houder van een merk dat op grond van het eenvormige Beneluxrecht vervallen is, geen bescherming kan verlangen tegen het enkele gebruik van dat teken door een onderneming die verwarring sticht door dat teken te gebruiken.”

Lees het arrest hier (tweetaling, Frans/Nederlands) of  hier (Nederlands). Eerdere conclusie AG hier.

IEF 9325

De labrador en diens gemiddelde levensduur

Rechtbank Amsterdam, 6 januari 2011, KG ZA 10-2158 Pee/JWR, Mars Nederland B.V. tegen Nestlé Nederland B.V. (met dank aan Robin van Kleeff, Hoyng Monegier).

Reclamerecht. Mars vordert verbod hondenvoerreclame van Nestlé met de claim dat een hond (tot) twee jaar langer kan leven bij bepaalde voedingsrichtlijnen. Vorderingen afgewezen, geen misleidende reclame. In citaten:

4.5. “(…) De studie waarnaar Nestlé verwijst stelt hondenbezitters in staat te bepalen wat voor hun hond de juiste hoeveelheid is. Dat Nestlé dit gegeven in haar reclame-uitingen onder woorden brengt met "tot twee jaar langer leven" kan, gezien het aan reclame-uitingen inherente wervende karakter, niet als misleidend worden bestempeld. Dat bij honden die ook zonder de aanwijzingen op de Bonzo-verpakking al de juiste hoeveelheid voeding kregen geen effect te bemerken zal zijn maakt dit niet anders. De gemiddelde consument zal begrijpen dat deze stelling ziet op de voordelen van het voeden met de aanbevolen hoeveelheid ten opzichte van de situatie waarin dit niet gebeurt. De kern van de boodschap is dat de levensduur van een hond wordt beïnvloed door het voedingspatroon en dat een voedingspatroon als aanbevolen op grond van het Kealy-onderzoek tot gevolg kan hebben dat honden tot twee jaar langer leven in vergelijking met een verkeerd voedingspatroon. Door Mars is niet bestreden dat veel honden in de praktijk lijden onder de gevolgen van een verkeerd voedingspatroon, zodat die boodschap zinvol is voor hondenbezitters.

4.6. (…) Anders dan door Mars betoogd, kunnen de reclame-uitingen van Nestlé echter niet zo worden uitgelegd dar de gemiddelde consument hieruit zou opmaken dat hij zijn hond (uitsluitend) Bonzo dient te geven omdat de hond daardoor (tor wel) twee jaar langer kan leven. Uit de tekst van de voice-over kan deze conclusie niet worden getrokken, ook niet in combinatie met de uitgezonden beelden. Dat Nestlé de gestelde resultaten van de studie presenteert op een zodanige wijze dat hiervan een wervend effect voor haar producten uitgaat maakt de reclame-uitingen als zodanig niet misleidend. Mars heeft in het bijzonder gewezen op de afsluitende zin "Bonzo - gelukkig samen voor een lange tijd". Ook met deze zin wordt echter geen speciaal verband gesuggereerd tussen het voeden van een hond met (alleen) Bonzo en verlenging van diens levensduur. Daar komt bij dat, naar Nestlé onweersproken heeft gesteld, deze zin de vaste "pay off' is van Bonzo reclames, wat wil zeggen dat iedere Bonzo reclame met deze zin wordt afgesloten.

4.7. Mars stelt verder dat de studie waarop Nestlé zich beroept is uitgevoerd met Labradors en dat niet is aangetoond dat met andere honden vergelijkbare resultaten kunnen worden behaald. Nestlé heeft gewezen op de beperkte genetische verschillen tussen hondenrassen en op het feit dar in de literatuur algemeen wordt aangenomen dat de resultaten van het Kealy-onderzoek ook bij andere hondenrassen tot vergelijkbare effecten zal leiden. Omdat de mate waarin de levensduur van een hond wordt verlengd wel kan verschillen, met name vanwege de uiteenlopende gemiddelde leeftijden die de diverse hondenrassen bereiken, is opzettelijk gekozen voor de woorden "tot twee jaar", aldus Nestlé. De voorzieningenechter volgt Nestlé in dit verweer. De stelling van Mars dat de reclame misleidend is vanwege deze claim wordt derhalve verworpen.

4.9. Ten slotte mag niet onvermeld blijven dat door Nestlé ter zitting is aangegeven dat wat haar betreft ook Mars, indien zij dat wenst, gebruik mag maken van de resultaten van het Kealy-onderzoek om voedingsrichtlijnen voor honden aan te prijzen. De resultaten zijn door de wetenschappelijke publicatie vrij toegankelijk.

Lees het vonnis hier. (zie ook: Vzr. Rechtbank Amsterdam, 25 november 2010, IEF 9243).

IEF 9324

Om op verwarringwekkende wijze te kunnen aanhaken

Gerechtshof Amsterdam, 4 januari 2011, zaaknr. 200.042.049/01 KG, Just-Eat Benelux B.V. tegen Thuisbezorgd.nl B.V. (met dank aan Annelies van Zoest, GoversVanZoest)
 
Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Geen handelsnaamgebruik, wel onrechtmatig handelen. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank Amsterdam, 16 juli 2009, IEF 8069). Eiser thuisbezorgd.nl maakt bezwaar tegen de registratie van gedaagde Just-Eat en een Deense zustermaatschappij van een aantal domeinnamen die eindigen op thuisbezorgd.nl, zoals bijvoorbeeld www.amsterdam-thuisbezorgd.nl en www.sushi-thuisbezorgd.nl. Deze domeinnamen linken door naar www.just-eat.nl.

Het doorlinken i.c. ‘tendeert naar handelsnaamgebruik’, maar is uiteindelijk geen handelsnaamgebruik (bij het bepalen waarvan rekening moet worden gehouden met ‘de perceptie van het publiek’), omdat het logo van Just-Eat domineert op de middels de handelsnamen opgeroepen webpagina’s, waardoor ‘niet gezegd kan worden dat Just-Eat onder de domeinnamen op commerciële wijze deelneemt aan het handelsverkeer’ en het relevante publiek de domeinnamen niet zal opvatten als een aanduiding van de onderneming van Just-Eat.

Maar, de handelswijze van gedaagde m.b.t. tot de domeinnamen is wèl onrechtmatig, omdat het aannemelijk is dat het publiek in verwarring wordt gebracht:“Bij het normaal oplettende publiek kan immers de indruk ontstaan dat het van doen heeft met een onderdeel van (de onderneming van) Thuisbezorgd.nl dat meer specifieke mogelijkheden biedt met betrekking tot de steden en/of menukeuzes waarin zij bemiddelt. Mede gelet op de door Thuisbezorgd.nl aangevoerde en door Just- Eat niet weersproken bekendheid van de handelsnaam Thuisbezorg.nl zal het publiek doorgaans niet verwachten dat de door Just-Eat gebezigde domeinnamen naar een andere onderneming verwijzen dan naar Thuisbezorgd.nl. Veeleer dringt zich de indruk op dat Just-Eat doelbewust op de domeinnaam/handelsnaam van Thuisbezorgd-n1 gelijkende domeinnamen heeft geregistreerd om daarin mee op voor het publiek verwarringwekkende wijze te kunnen aanhaken bij het succes en de naamsbekendheid van Thuisbezorgd.nl.”

Overdracht domeinnamen strekt niet te ver, nu deze ‘een reële bedreiging vormen voor de commerciële functies van de handelsnaam/domeinnaam Thuisbezorgd.nl.’ Geen 1019h proceskostenveroordeling omdat de vorderingen worden toegewezen op grond van artikel 6:162 BW.

Handelsnaamgebruik: 3.6.1. Het hof stelt voorop dat voor beantwoording van de vraag of de domeinnamen van Just-Eat tevens als handelsnaam zijn aan te merken, bepalend is of, rekening houdend met de perceptie van het publiek, Just-Eat onder de benaming van de gebruikte domeinnamen via de daaronder gekoppelde websites op commerciële wijze deelneemt aan het handelsverkeer.

3.6.2. Uit de als producties overgelegde website pagina's is gebleken dat bij het intikken van de verschillende domeinnamen in eerste instantie een website met daarop het logo van Just-Eat en de onder 3.6 genoemde tekst (afhankelijk van de ingevoerde domeinnaam met corresponderende plaatsnaam of menu) verschijnt . Nu dit logo domineert kan voorshands niet gezegd worden dat Just-Eat onder de domeinnamen op commerciële wijze deelneemt aan het handelsverkeer. Ook het relevante publiek zal de domeinnamen niet opvat ten als een aanduiding van de onderneming van Just - Eat. Dit neemt niet weg dat de door Just-Eat gebruikte websites, gelet op de aangeboden diensten, de doorklikmogelijkheid en de reclame die Just-Eat met gebruik van het logo voor haar onderneming maakt, op zichzelf een bedrijfsmatig karakter toekomen. Voorts is mogelijk dat in de aankondiging "Binnenkort kunt u via deze website online eten bestellen en laten bezorgen" een aanwijzing gelezen kan worden dat eerdaags op deze website onder de desbetreffende domeinnaam diensten zullen worden aangeboden. d erge lijk gebruik tendeert naar handelsnaamgebruik maar is dat nog niet. Vooralsnog is ook onvoldoende duidelijk over de ontwikkeling van de website om in dit stadium reeds van dreigend handelsnaam gebruik te kunnen spreken. De incidentele grieven falen.

Onrechtmatig handelen: 3.7.2. Het hof neemt met de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet indien dit nadeel toebrengt aan die ander. Waar het gaat om het profiteren van het onderscheidingsmiddel van een ander mag dit er niet toe leiden dat het publiek op onrechtmatige wij ze in verwarring wordt gebracht. Het hof neemt in aanmerking dat de door Just-Eat gebruikte domeinnamen, ondanks de toevoeging van een plaatsnaam of menu in combinatie met een koppelteken, niet meer dan in geringe mate afwijken van de handelsnaam (en de domeinnaam) van Thuisbezorgd.nl. Gelet op de gelijkenis tussen de handels- en domeinnaam van Thuisbezorgd.nl en de door Just-Eat gebruikte domeinnamen, de overeenkomende bedrijfsactiviteiten alsmede op de omstandigheid dat partijen beiden op het internet actief zijn, is het hof voorshands met de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat bij het publiek verwarring kan ontstaan. Bij het normaal oplettende publiek kan immers de indruk ontstaan dat het van doen heeft met een onderdeel van (de onderneming van) Thuisbezorgd.nl dat meer specifieke mogelijkheden biedt met betrekking tot de steden en/of menukeuzes waarin zij bemiddelt. Mede gelet op de door Thuisbezorgd.nl aangevoerde en door Just- Eat niet weersproken bekendheid van de handelsnaam Thuisbezorg.nl zal het publiek doorgaans niet verwachten dat de door Just-Eat gebezigde domeinnamen naar een andere onderneming verwijzen dan naar Thuisbezorgd.nl. Veeleer dringt zich de indruk op dat Just-Eat doelbewust op de domeinnaam/handelsnaam van Thuisbezorgd.nl gelijkende domeinnamen heeft geregistreerd om daarin mee op voor het publiek verwarringwekkende wijze te kunnen aanhaken bij het succes en de naamsbekendheid van Thuisbezorgd.nl. Het voorgaande brengt mee dat de wijze waarop Just-Eat de op de handelsnaam van Thuisbezorgd-n1 gelijkende domeinnamen gebruikt, naar het voorlopig oordeel van het hof, op onrechtmatige wijze tot verwarring leidt en daarmee de grenzen van eerlijke mededinging overschrijdt.

3.7.3. Just-Eat heeft nog naar voren gebracht dat zij een geldige reden heeft voor het gebruik van de naam thuisbezorgd.nl, althans de woord/lettercombinatie, omdat dit een beschrijvende en gangbare aanduiding is en zij deze nodig heeft voor het beschrijven van haar activiteiten. Het verweer van Just-Eat kan - gelet op de onder 3.7.2 beschreven verwarring en de wijze waarop deze door Just-Eat wordt veroorzaakt - niet leiden tot een ander oordeel. Daarbij komt dat de woord/lettercombinatie 'thuisbezorgd.nl niet in die mate beschrijvend is voor de activiteiten van Just-Eat dat hierin een rechtvaardiging voor het gebruik kan zijn gelegen.

Overdracht domeinnamen: 3.9. Met grief 4 stelt Just-Eat zich in principaal appel op het standpunt dat overdracht van de domeinnamen te ver strekt en niet noodzakelijk is. Het hof stelt voorop dat voldoende aannemelijk is geworden dat Just-Eat onrechtmatig tegenover Thuisbezorgd.nl heeft gehandeld. Thuisbezorgd.nl heeft aangevoerd dat Just-Eat zelf geen rechtens te respecteren belang heeft bij de domeinnamen en dat de domeinnamen een reële bedreiging vormen voor de commerciële functies van de handelsnaam/domeinnaam Thuisbezorgd.nl. Het hof acht in het licht hiervan toewijzizing van de vordering tot overdracht gerechtvaardigd. Dit leidt ertoe dat de grief faalt.

Lees het arrest hier.

IEF 9323

"Gebrouwen in ons eigen Brabant"

HvJ EU, 22 december 2010, zaak C-120/08, Bayerischer Brauerbund eV tegen Bavaria NV (prejudiciële Bundesgerichtshof, Duitsland).

Merkenrecht. Geografische aanduidingen. De verwijzende rechter wenst in wezen te vernemen hoe bij conflict tussen de beschermde geografische aanduiding (BGA) en het merk te bepalen of de BGA „Bayerisches Bier” voorrang in de tijd heeft op het merk van Bavaria met het gevolg dat de bescherming van dat merk kan worden ingetrokken. De inschrijving (met voorrang) van een van de internationale merken van Bavaria valt precies tussen de indiening van de aanvraag en de bekendmaking van de BGA „Bayerisches Bier”. Het Hof concludeert dat de oude verordening van toepassing is en dat onder die verordening, en in dit geval, niet de aanvraag maar de ‘inwerkingtreding van de registratie’ (de publicatie van de registratie) de doorslag geeft en dat Bavaria dus aan het langste eind trekt.

58. The reference date referred to in Article 14(1) of Regulation No 2081/92 is the date of the publication provided for in Article 6(2) of that regulation, whereas such publication did not exist under the simplified procedure. It is necessary therefore to establish the relevant reference date in the case of a conflict involving a name registered as a PGI in accordance with that procedure.

64. Given that national protection for the names to be registered in accordance with the simplified procedure was maintained until the date of registration, to establish the date of the entry into force of that registration as the reference date for those names for the purposes of the protection granted by Article 14(1) of Regulation No 2081/92 is consistent with the general scheme of the system introduced by that regulation.

65. Moreover, as emerges from Regulation No 1347/2001, concerning the PGI at issue in the main proceedings, the publication of the registration also includes the date of the entry into force of that registration and therefore satisfies the requirements of legal certainty.

66. It must therefore be held that, in the case of names registered in accordance with the simplified procedure under Article 17 of Regulation No 2081/92, the entry into force of the registration satisfies both the objectives of the reference date provided for in Article 14(1) of Regulation No 2081/92 and the general scheme of that regulation.

67. That date therefore constitutes the reference date for the purposes of resolving, under Article 14(1) of Regulation No 2081/92, a conflict involving a name registered as a PGI in accordance with the simplified procedure.

On those grounds, the Court (Third Chamber) hereby rules:

Article 14(1) of Council Regulation (EEC) No 2081/92 of 14 July 1992 on the protection of geographical indications and designations of origin for agricultural products and foodstuffs is applicable for resolving the conflict between a name validly registered as a protected geographical indication in accordance with the simplified procedure under Article 17 of that regulation and a trade mark corresponding to one of the situations referred to in Article 13 of that regulation relating to the same type of product, the application for registration of which was submitted both before the registration of that name and before the entry into force of Council Regulation (EC) No 692/2003 of 8 April 2003 amending Regulation No 2081/92. The date of the entry into force of the registration of that name constitutes the reference date for the purposes of Article 14(1) of Regulation No 2081/92.

Lees het arrest hier (beschikbaar in alle talen behalve het Nederlands).

IEF 9322

Bewijsbeslag op de administratie

Rechtbank Haarlem, 31 december 2010, LJN: BO9502, Converse Inc. tegen  Alpi International Forwarders B.V.

Merkenrecht. Vordering tot inzage in door merkhouder in beslag genomen digitale administratie van expediteur toegewezen. Converse heeft een tweetal conservatoire beslagen (beslag tot afgifte van de zich onder de expediteur bevindende inbreukmakende Converse-schoenen en bewijsbeslag op de administratie) doen leggen ten laste van expediteur Alpi wegens het vermoeden van de aanwezigheid van namaak Converse-schoenen. Alpi heeft desgevraagd (uiteindelijk) de in beslag genomen en door de deurwaarder gekopieerde papieren administratie aan Converse vrijgegeven, maar heeft geweigerd kopieën van de harde schijven van haar digitale administratie aan Converse te verstrekken. Voor zover de vordering van Converse tot inzage in de digitale administratie van Alpi is gegrond op artt. 2.22 lid 5 BVIE, 1019f Rv en 8 Handhavingsrichtlijn, wordt deze afgewezen, omdat op grond van deze bepalingen informatie van derden slechts tijdens een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht kan worden verkregen, waarvan in dit kort geding geen sprake is.

De Voorzieningenrechter acht - met analogische toepassing van het Lycos/Pessers-arrest (HR 25 november 2005, LJN: AU4019) - inzage in de in beslag genomen digitale administratie van Alpi echter tóch gerechtvaardigd. De weigering van Alpi om Converse al hetgeen bij Alpi bekend kan zijn omtrent de herkomst en distributiekanalen van die inbreukmakende goederen te verstrekken komt in het onderhavige geval in strijd met de zorgvuldigheid die Alpi jegens Converse in acht dient te nemen, nu aannemelijk is dat Alpi als expediteur betrokken is geweest bij het vervoer en de opslag van namaak Converse-schoenen, zich in de in beslag genomen kopieën van de harde schijven van de computer van Alpi meer informatie bevindt omtrent de herkomst en de distributiekanalen van de namaak Converse-schoenen dan Alpi inmiddels aan Converse heeft geopenbaard en voorts dat er voor Converse geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om die gegevens te achterhalen.

Lees het vonnis hier.