IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 8665

Op onrechtmatige wijze in verwarring worden gebracht

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 9 maart 2010, zaaknr. 200.017.357/01, Taartenwinkel.nl B.V. tegen GefeliciTAART B.V. (met dank aan Steffen Hagen, CMS Derks Star Busmann)

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Hof vernietigt kort geding vonnis waarvan beroep (vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 september 2008, IEF 7102). Taartenwinkel.nl (meervoud) maakt bezwaar tegen gebruik domeinnaam taartwinkel.nl (enkelvoud) door GefeliciTAART.  Enkel doorgeleiden domeinnaam is geen gebruik als handelsnaam. Wel onrechtmatig handelen. (“Uiteindelijk doorslaggevend [is] of het publiek door het gebruik van de betreffende aanduiding op onrechtmatige wijze in verwarring wordt gebracht”). Aanhaken bij bekendheid om zoveel mogelijk verkeer te generen. Geen 1019h proceskosten (rechtsgrond onrechtmatige daad).

Handelsnaam / doorlinken: 4. (…) Een domeinnaam kan echter tot handelsnaam worden wanneer de domeinnaam gebruikt wordt ter aanduiding van de onderneming, in welk verband rekening moet worden gehouden met de perceptie van het relevante publiek. In dat kader is onder meer van belang of, c.q. in hoeverre de domeinnaam overeenkomt met de handelsnaam van de domeinnaamhouder, alsmede de inhoud van de website die men door het intypen van de domeinnaam bereikt.

In dit geval staat vast dat GefeliciTAART slechts onder deze naam (GefeliciTAART) naar buiten treedt. Verder staat vast dat zij de domeinnaam taartwinkel.nl, evenals de (volgens haar honderden andere) domeinnamen die zij heeft geregistreerd, slechts gebruikt om potentiële klanten naar haar website www.gefeliciTAART.nl te leiden en dat men na het intoetsen van www.taartwinkel.nl direct wordt doorgeleid naar eerstgenoemde website. Met andere woorden, de website onder de domeinnaam taartwinkel.nl heeft geen inhoud. Het hof is voorshands van oordeel dat onder deze omstandigheden geen sprake is van handelsnaamgebruik. De domeinnaam taartwinkel.nl wordt aldus immers niet gebruikt ter aanduiding van de onderneming en ook niet als zodanig door het relevante publiek opgevat. Hierop stuit de vordering, voor zover geënt op artikel 5 Hnw., af.

Onrechtmatige daad: 7. (…) Het hof verwerpt het betoog van GefeliciTAART dat geen sprake kan zijn van onrechtmatig handelen omdat de aanduidingen taartwinkel en taartenwinkel beschrijvend zijn. In het kader van een beoordeling op grond van artikel 6: 162 BW is uiteindelijk doorslaggevend of het publiek door het gebruik van de betreffende aanduiding op onrechtmatige wijze in verwarring wordt gebracht. Het hof is voorshands van oordeel dat dat hier het geval is, mede in aanmerking nemende dat Taartenwinkel.nl, gelet op het aanzienlijke marktaandeel dat zij zich heeft weten te verwerven, bij het relevante publiek een zekere bekendheid heeft verworven.

De domeinnaam taartwinkel.nl vertoont zoveel gelijkenis met de handelsnaam (en domeinnaam) Taartenwinkel.nl, dat de kans dat consument, op zoek naar het bedrijf van Taartenwinkel.nl, taartwinkel.nl intypt, aanzienlijk is. GefeliciTAART heeft ook erkend dat haar streven mede is gericht op het, met gebruikmaking van de bekendheid en reputatie van haar concurrenten en de mogelijkheid van vergissing bij het publiek, genereren van zoveel mogelijk internetverkeer naar de eigen website. Dat dit het geval is blijkt ook uit haar registratie van de domeinnamen taartservice.nl en taartland.nl. Het hof is voorshands van oordeel dat een dergelijke handelwijze de grenzen van eerlijke mededinging te buiten gaat en dus onrechtmatig is. De omstandigheid dat de aanduidingen taartwinkel en taartenwinkel van huis uit een beschrijvend karakter hebben doet daaraan, gelet op de verwarring die (in verband met de bekendheid en reputatie van Taartenwinkel.nl bij het relevante publiek) door het gebruik van de domeinnaam taartwinkel.nl wordt gewekt, niet af.

Het hof is voorts, anders dan de voorzieningenrechter, voorshands van oordeel dat de omstandigheid dat de consument direct wordt doorgelinkt naar de website van GefeliciTAART niet afdoet aan de verwarring. immers, hoewel de consument zich waarschijnlijk zal realiseren dat hij zich niet op de site van Taartenwinkel.nl bevindt, is bepaald niet ondenkbaar dat hij meent dat de beide ondernemingen aan elkaar gelieerd zijn. Dit gevaar voor verwarring wordt nog vergroot doordat beide ondernemingen dezelfde (soort) producten verkopen en diensten verlenen en beide hun statutaire vestigingsplaats in Haarlem hebben.

8. Uit het voorgaande vloeit voort dat de vorderingen, voor zover gegrond op onrechtmatige daad, voor toewijzing in aanmerking komen als na te melden.

Lees het arrest hier.

IEF 8664

Ben ik hoorbaar?

Podcasts, mp3tjes, audiofiles of hoe je ze wil noemen: geluidsopnames van de lezingen gehouden op het Zeist Symposium 2010. Behalve het octrooidebat, in de grote zaal, zijn de middagdebatten helaas niet opgenomen, maar de plenaire samenvatting van alle debatten is wel opgenomen. Beluister, herluister of download (rechter muisknop: opslaan als) de lezingen, de prijsuitreiking en de samenvattingen via de onderstaande links.

Lezing Mr. Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek:  “Het Hof van Justitie en het bekende merk.” 
Deel 1, Deel 2

Lezing Mr. Loek Penders, Akzo-Nobel: “De bescherming van bedrijfsgeheimen.” 
Deel 1, Deel 2

Lezing Kimberly A. Moore, judge United States Court of Appeals for the Federal Circuit: “The CAFC and US Patent Law.” 
Deel 1, Deel 2

Uitreiking VIE prijs aan Sophie van Loon, Kennedy van de Laan, klik hier.

Middagdebat octrooirecht: De selectie uitvinding, nawerkbaarheid, (mini trial) en andere perikelen. Voorzitter: Mr. Rian Kalden, Vice-President Rechtbank Den Haag. Pleiters: Dr. Hans Prins, Bird & Bird en Drs. Koen Bijvank, Vereenigde. (zaalvragen en -opmerkingen bleken onverstaanbaar en zijn er uit geknipt). Deel 1. Deel 2.

Plenaire samenvatting van de debatten door de voorzitters:

Debat 1: De selectie uitvinding, nawerkbaarheid (mini trial) en andere perikelen. Voorzitter Mr. Rian Kalden, Vice-President Rechtbank Den Haag.

Debat 2: Het ‘embedden’ van You Tube filmpjes op Hyves webpagina’s. Auteursrecht of auteursrechtinbreuk? Voorzitter: Prof. mr. Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.

Debat 3: Scheerkoppen en legoblokjes. Voorzitter: Prof. mr. Feer Verkade, Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad.

IEF 8663

Inzake uitvoeringen en fonogrammen

Tractatenblad Jaargang 2010, nr. 60. Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT) (1996); Genève, 20 december 1996.

"Het Verdrag zal ingevolge artikel 21, onder ii, voor het Koninkrijk der Nederlanden op 14 maart 2010 in werking treden. Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, zal het Verdrag alleen voor Nederland gelden." Zie Trb. 2003,162.

Lees het Tractenblad hier.

IEF 8662

Lijst van controversiële onderwerpen

Kamerstuk 32333, nr. 1, Lijst van controversiële onderwerpen, samengesteld 5 maart 2010.

“De vaste commissies hebben in hun procedurevergaderingen als mening uitgesproken dat over de (verdere) behandeling van de volgende aanhangige wetsvoorstellen en/of beleidsdocumenten, eerst kan worden besloten na het aantreden van een nieuw kabinet.”

23. 29 838-24 Brief van de minister van Justitie d.d. 28-01-2010 Verhouding tussen het nieuwe EU regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector en regelgeving inzake downloaden uit illegale bron.

24. 29 838-26 Brief van de minister van Justitie d.d. 23-02-2010 Beantwoording vragen commissie Justitie inzake de heffing door Buma/Stemra op het particuliere gebruik van muziekvideo’s op internet.

28. 32 123-VI-73 Brief van de minister van Justitie d.d. 07-12-2009 Onderzoek onverdeelde gelden collectieve beheersorganisaties en jaarverslag College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten 2008.

35. 29 838-18 Rapport van de werkgroep Auteursrecht.

Lees de volledige lijst hier.

IEF 8661

Veroordeeld tot afgifte van twee vleugels

Rechtbank Amsterdam, 2 december 2009, LJN: BL6788, Rhea Botenbouw B.V.  [A] Watersport B.V.

Auteursrecht motorsloep. Faillissement. Onrechtmatig in beslag genomen mallen, onrechtmatige publicatie op website. Onrechtmatig AdWord. Zeer toepasselijke advocatennamen: mrs. Van de Kant en Van Rhijn.

Ruime samenvatting op rechtspraak.nl: "Productiemallen van een motorsloep zijn door gedaagde in conventie onrechtmatig in beslag genomen. De mallen zijn eigendom van eiseres in conventie. Het verweer van gedaagde in conventie dat zij als auteursrechthebbende op de motorsloep rechtmatig beslag heeft gelegd op de mallen kan niet slagen. Voor zover er al een auteursrecht op de motorsloep zou bestaan, kan, op grond van de stellingen van gedaagde in conventie, niet worden geoordeeld dat de onderhavige vier in beslag genomen mallen de door gedaagde in conventie genoemde auteursrechtelijk beschermde trekken van de motorsloep vertonen.

De vordering tot vergoeding van de door eiseres in conventie geleden schade, als gevolg van het feit dat gedaagde in conventie de producten die zich in de mallen bevonden eruit heeft gehaald en onrechtmatig ten eigen nutte heeft aangewend, is toewijsbaar. Gedaagde in reconventie wordt verder veroordeeld tot afgifte van twee vleugels en een rode bootkar aan eiseres in reconventie nu deze goederen eigendom zijn van eiseres in reconventie. De rechtshandeling tot verkoop van bootmallen door de oorspronkelijk eigenaar aan gedaagde in reconventie is door de faillisementscurator van de oorspronkelijk eigenaar vernietigd.

Aangezien afgifte van een mallenset en originele plug die na overdacht door de curator aan eiseres in reconventie de eigendom zijn van eiseres in reconventie niet meer mogelijk is, wordt gedaagde in reconventie dienaangaande veroordeeld tot betaling van vervangende schadevergoeding.

Gedaagde in reconventie heeft onrechtmatig gehandeld jegens eiseres in reconventie door, door middel van de publicatie op haar website, inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van eiseres in reconventie en haar directeur/grootaandeelhouder en daarmee op hun eer en goede naam.

Het feit dat gedaagde in reconventie een zoekwoord als adword aan haar advertentie heeft gelinkt met het doel om het relevante publiek te wijzen op deze onrechtmatige publicatie wordt ook onrechtmatig geacht. De vordering van eiseres in reconventie tot vergoeding van de schade die zij geleden heeft als gevolg van de onrechtmatige publicatie, op te maken bij staat, is toewijsbaar. 
 
Lees het vonnis hier

IEF 8660

Octrooien op genetische informatie

HvJ EU, 9 maart 2010, conclusie A-G Mengozzi in zaak C-428/08, Monsanto Technology LLC tegen Cefetra BV e.a. (Prejudiciële vragen Rechtbank ’s-Gravenhage, met eerdere dank aan John Allen & Paul van Dongen, NautaDutilh).

Octrooirecht. Octrooi op genetische informatie. Het Hof van Justitie buigt zich voor het eerst over de uitlegging van de strekking van de Europese regeling inzake de bescherming van biotechnologische uitvindingen.

Perscommuniqué HvJ EU: Advocaat-generaal Paolo Mengozzi geeft het Hof in overweging vast te stellen dat het octrooi voor een gensequentie wordt beschermd voor zover de genetische informatie op dat moment de in dat octrooi beschreven functie uitoefent

De Nederlandse rechter tot wie Monsanto zich heeft gewend, heeft het Hof verzocht te preciseren welke bescherming in de Europese Unie moet worden toegekend aan biotechnologische uitvindingen, en in het bijzonder aan octrooien op genetische informatie. Vastgesteld moet worden of de genetische informatie als zodanig wordt beschermd, als chemische samenstelling, ook wanneer zij als een soort „residu” aanwezig is in een product (bijvoorbeeld meel) dat het resultaat is van de verwerking van het biologische voortbrengsel (de sojaplant) waarin de sequentie haar functie uitoefende (het creëren van glysofaat-resistentie).

Advocaat-generaal Paolo Mengozzi betoogt op basis van een onderzoek van de tekst en het doel van de richtlijn betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen, dat het geoctrooieerde DNA als zodanig wordt beschermd, dat wil zeggen als chemische samenstelling, enkel wanneer dit de functie uitoefent waarvoor het is geoctrooieerd. Zijns inziens is alleen in dat geval ook het „materiaal” waarin het DNA is opgenomen, beschermd.
Op basis van de richtlijn kan, middels de inaanmerkingneming van de functie die het DNA uitoefent, onderscheid worden gemaakt tussen een „ontdekking” (dat wil zeggen de enkele identificatie van een gensequentie zonder dat de functie daarvan wordt aangegeven) – die als zodanig niet octrooieerbaar is – en een „uitvinding” (dat wil zeggen de ontdekking die wordt voorzien van de aanduiding van de functie), die daarentegen wel octrooieerbaar is.

Bijgevolg zou het beschermen van de gensequentie voor al haar mogelijke functies, ook die welke op het tijdstip van de octrooiaanvraag niet bekend zijn, betekenen dat het octrooi zou worden verleend voor functies die op het tijdstip waarop het wordt aangevraagd nog onbekend zijn, of, anders gezegd, dat octrooieerbaarheid van een loutere ontdekking wordt toegestaan, in strijd met de beginselen op het gebied van octrooien.

Aangezien het niet mogelijk is te weten op welk moment en op welk punt in de voedselketen en in afgeleide producten nog sporen zijn terug te vinden van het oorspronkelijke DNA van de genetisch gemodificeerde plant, dat echter geen enkele functie meer uitoefent, zou voorts de enkele aanwezigheid ervan een onbepaald aantal afgeleide producten onderwerpen aan de controle van degene die de gensequentie van een plant heeft geoctrooieerd.
De advocaat-generaal stelt derhalve vast dat de bescherming die wordt verleend aan een octrooi voor een gensequentie, is beperkt tot de situaties waarin de genetische informatie op dat moment de in het octrooi beschreven functies uitoefent. Dit geldt zowel voor de bescherming van de sequentie als zodanig als voor de bescherming van het materiaal waarin zij is opgenomen.

Volgens hem vormt de richtlijn bovendien een uitputtende regeling van de in de Europese Unie aan een biotechnologische uitvinding toegekende bescherming, en staat zij in de weg aan een nationale regeling die aan biotechnologische uitvindingen een ruimere bescherming toekent. Zij heeft immers tot doel de markt en de mededinging te bevorderen en te voorkomen dat de bestaande verschillen in de regelingen op dit gebied een negatieve invloed zouden hebben op het handelsverkeer binnen de Unie.

Het feit dat het octrooi is verleend vóór de inwerkingtreding van de richtlijn (30/07/1998) doet niet ter zake. Ten eerste bevat de richtlijn immers geen enkele overgangsbepaling, en ten tweede gaat de verplichting om het nationale recht in overeenstemming met het Unierecht uit te leggen, volgens vaste rechtspraak ook op voor nationale bepalingen van oudere datum dan de betrokken Uniebepalingen. Voorts wordt de bescherming van de functies waarvoor de gensequentie is geoctrooieerd, gewaarborgd door de richtlijn en wordt deze hoe dan ook niet ter discussie gesteld.

Lees het arrest hier. Persbericht hier.

IEF 8659

Leren jassen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 5 maart 2010, KG ZA 10-144 NB/MB, H. tegen Y. c.s. (met dank aan Maartje Hülsenbeck, Blenheim Advocaten en Mr. Kitty van Boven, I-EE).

Auteursrecht. Ongeschreven Modellenrecht. Groothandel in leren jassen stelt dat gedaagde winkeliers met de verkoop van gesteld overeenstemmende leren jassen inbreuk maken op de auteurs- en modelrechten van de groothandel. Vorderingen afgewezen. De door eiser geclaimde modellen zijn voorshands niet als nieuw aan te merken. Enige onduidelijkheid over de overgelegde documenten (“Het is immers niet logisch dat een ontwerper zich in de maand september in het jaartal vergist.”)

4.2. Met betrekking tot alle rechtsgronden die H. aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd - (inbreuk op) auteursrecht, modelrecht en/of (het plegen van een) onrechtmatige daad (slaafse nabootsing) - geldt dat van cruciaal belang is of de door haar geclaimde modellen nieuw zijn. Als dat niet bet geval is kunnen de vorderingen alleen al daarom niet worden toegewezen H. dient dan ook, nu dat door de gedaagden gemotiveerd betwist wordt, in de eerste plaats voldoende aannemelijk te maken dat de ontwerpen van haar jassen origineel zijn en dat soortgelijke jassen niet op de markt waren vóór de datum van de ontwerpen van H..

4.5. Kortom, H. heeft haar stellingen met betreking tot de 'nieuwheid' van de modellen, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door Y. c.s., op voorhand niet aannemelijk gemaakt. Alleen al op grond daarvan zijn de vorderingen jegens Y c.s. niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 8658

Abusievelijk

Vzr. Rechtbank Breda, 8 maart 2010, KG ZA 10-88, Happy-Point tegen Heijzoo (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur)

Auteursrecht. Opblaasbare Abraham-pop (zie ook Rechtbank Breda, 6 januari 2010, IEF 8498). Standaard vonnis, inbreuk aangenomen.

3.4. Heijzoo heeft als verweer aangevoerd dat zij abusievelijk de foto met daarop afgebeeld de Abraham-pop van Happy-Point op haar website heeft geplaatst, dat het niet de bedoeling is geweest deze Abraham-pop te verkopen en dat zij de Abraham-pop ook niet verkoopt.

3.5. Dit verweer wordt verworpen als zijnde irrelevant en ongeloofwaardig. Reeds het gebruik van (een abeelding van) de Abraham-pop van Happy-Point door Heijzoo op haar website, betreft een inbreukmakende handeling. Voorts is voldoende aannemelijk dat het de bedoeling van Heijzoo is (geweest) deze Abraham-pop te verkopen. Ter onderbouwing van haar stelling heeft Happy-Point als productie 13 een mailwisseling (…)  overgelegd. Op 1 februari 2010 heeft Y. de Ruijter aan Heijzoo gevraagd of de Abraham-pop ook nog in andere modellen leverbaar is, waarop Heijzoo op 3 februari 2010 heeft geantwoord: "Deze heb ik op dit moment voor dit seizoen nog maar in een model. namelijk de modellen die u ziet op onze site." Niet door Heijzoo is betwist dat op 3 februari 2010 er maar 1 foto van een Abraham-model op de website stond, te weten de Abraham-pop van Happy-Point. Heijzoo heeft nog gesteld dat zij zelf een ontwerp voor de productie van een Abraham-pop heeft gemaakt dat zij aan de producent wilde verstrekken. Ter onderbouwing heeft Heijzoo op de mondelinge behandeling een afbeelding van de door haar ontworpen Abraham-pop overgelegd. Aan deze stelling gaat de voorzieningenrechter voorbij. Immers, indien Heijzoo daadwerkelijk een andere Abraham-pop had willen laten produceren en verkopen, had het voor de hand gelegen dat een afbeelding van deze Abraham-pop op de website van Heijzoo zou zijn geplaatst.

Lees het vonnis hier.

IEF 8657

Boten voorzien van Gemeenschapsmerken

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 5 februari 2010, KG RK 10-0291, Zodiac International c.s. tegen NK

Ex parte. Merkenrecht. Bewijsbelag. Zodiac-boten. Inbreuk aangenomen. Verbod. Conservatoir beslag tot afgifte c.q. le

2.2. De voorzieningenrechter oordeelt dat voorshands voldoende aannemelijk is gemaakt dat bepaalde, in het lichaam van het verzoekschrift nader omschreven boten voorzien van (Gemeenschaps)merken van verzoeksters (hierna aangeduid als: “Zodiac- boten”), door gerekwestreerde in Nederland worden aangeboden en verkocht. Om die reden is naar voorlopig oordeel sprake van voldoende (dreiging van) inbreuk op die merken. (…)

(…) 2.4. De in het verzoekschrift onder III en IV opgenomen voorlopige maatregelen – kort gezegd: conservatoir beslag tot afgifte c.q. levering respectievelijk conservatoir bewijsbeslag op documenten – zullen worden toegestaan. Met het oog op de bescherming van vertrouwelijke informatie, wordt, op grond van artikel 1019b lid 4 Rv, het verlof verleend onder de in het dictum gestelde voorwaarden. (…) levering respectievelijk conservatoir bewijsbeslag op documenten toegestaan.

(…) 3.1. beveelt gerekwestreerde onmiddellijk na betekening van deze beschikking de in het verzoekschrift omschreven inbreuken op de merkrechten van verzoeksters te staken en gestaakt te houden en met name zich te onthouden van het aanbieden en verhandelen van opblaasboten waarop de merken van verzoeksters zonder toestemming van verzoeksters zijn aangebracht;

(…) 3.7. verleent verzoeksters verlof om conservatoir beslag tot afgifte c.q. levering te leggen op de exemplaren van de in het verzoekschrift omschreven inbreukmakende Zodiac-boten zich bevindende onder NK

3.8. verleent verzoeksters verlof tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag op alle documenten, waaronder het relevante deel van de administratie, alsmede elektronische gegevensdragers, die op de inbreuken betrekking hebben of zouden kunnen hebben, onder NK.

3.9. bepaalt dat de deurwaarder die het onder 3.8. bedoelde bewijsbeslag zal leggen, ten spoedigste nadat het beslag is gelegd, al dan niet in samenwerking met een terzake deskundige, (digitale) kopieën zal maken van bedoelde documenten en deze kopieen in gerechtelijke bewaring zal nemen, terwijl de oorspronkelijke documenten terstond na het maken van kopieën aan de desbetreffende gerekwestreerde dienen te worden teruggegeven;

Lees de beschikking hier.

IEF 8656

Morgen weer Zeist / Stukken

Morgen weer Zeist, het jaarlijkse AIPPI Symposium en dé landdag van IE Nederland. Zonder twijfel weer boeiende lezingen en debatten over octrooirecht, merkenrecht, auteursrecht en slaafse nabootsing.

Debat 1 betreft een octrooirechtelijk Mock Trial of Mini Trial in de zaak Generipharm B.V. tegen Ethix Plc. Voorzitter is mr. Rian Kalden, vice-president van de Rechtbank Den Haag, pleiters: Hans Prins en Koen Bijvank.
 Ter voorbereiding voor degenen die hebben gekozen om deze mini trial  bij te wonen, wordt hierbij gelinkt naar de casus en  de "introduction to the technical background".

Debat 3 betreft ‘scheerkoppen en legoblokjes’ Stelling: De uitspraak van de Hoge Raad in Lego is juist en van de rechtbank in Den Bosch inzake de Philips scheerkop onjuist. Voorzitter is  Prof. mr. Feer Verkade, A-G Hoge Raad, Debaters: Mr. Paul Reeskamp en Prof. mr. Martin Senftleben.

Een ingezonden bijdage ('Zeker geen Lego') aan het debat komt van Sander Gellaerts en Terry Häcker is gebaseerd op een nog ter publicatie aan te bieden artikel over marktonderzoek in de rechtszaal met als titel ‘Marktonderzoek, de onderste steen boven?’ Deze bijdrage hangt onder deze link.