IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 8382

Trapezehaakinrichting

Octrooicentrum Nederland, 23 oktober 2009,  verzoeksters:  MBrands International B.V. en MBrands B.V.; octrooihoudster: Handelsonderneming Kubus B.V. (met dank aan Alex Ferguson, Octrooibureau Ferguson).

Octrooirecht.  Advies OCN ex artikel 76 ROW inzake NL octrooi m.b.t. een trapezehaakinrichting (zie eerder vonnis in KG van 15 juli 2009, IEF 8063) Beperkende werking van vóór verlening van het octrooi in de beschrijving opgenomen opmerking. Instemming van verzoeker bij de behandeling van een door de octrooihouder ingediend hulpverzoek niet langer vereist, wegens wijziging EOV:

“Octrooicentrum Nederland bevestigt dat in het verleden inderdaad de instemming van verzoeker bij de behandeling van een hulpverzoek werd vereist. Octrooicentrum Nederland heeft echter haar beleid in deze gewijzigd. Aanleiding voor deze wijziging was het in december 2007 van kracht worden van de herziening van het Europees Octrooiverdrag, het zogenaamde EPC 2000. Het nieuwe lid 3 van artikel 138 EOV bepaalt, analoog aan de rechtsgang in het kader van een Nederlandse gerechtelijke nietigheidsprocedure, dat een octrooihouder in een nietigheidsprocedure het recht heeft zijn octrooi te beperken middels gewijzigde conclusies.

“Deze wijziging van het EOV is voor Octrooicentrum Nederland de aanleiding geweest om de procedure inzake het nietigheidsadvies op dit punt nader te harmoniseren met de nieuwe  bepalingen van het EOV. Weliswaar zou de houder van een Rijksoctrooi zijn octrooi kunnen  beperken middels een akte van gedeeltelijke afstand, doch een verzoeker in een  adviesprocedurekan deze optie blokkeren als deze een nietigheidsactie heeft ingesteld, deze  ingeschreven is in het octrooiregister en verzoeker geen toestemming geeft voor het doen van gedeeltelijke afstand (zie de uitspraak van de Raad van State van 27 februari 2008, BIE 2008, nr. 17). Om ook in een dergelijk geval de houder van een Rijksoctrooi in de gelegenheid te stellen om een voorgenomen wijziging van het octrooi te laten beoordelen, is het derhalve beleid van Octrooicentrum Nederland geworden dat het iedere octrooihouder is toegestaan een daartoe strekkend hulpverzoek in een adviesprocedure in te brengen. Instemming van de verzoeker is daarbij niet meer vereist.”

Lees het advies hier.

IEF 8381

Inrichting voor het afschrapen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 november 2009, HA ZA 08-3488, Hauni Maschinenbau A.G. tegen Spikker Specials

Octrooirecht. EP ‘Inrichting voor het afschrapen van tabaksdeeltjes vanaf een transporteur’. Stukgelopen samenwerking. Gestelde inbreuk door schrapers gedaagde. Reconventionele nietigheidsvordering. Tussenvonnis met bewijsopdracht rechtsverwerking gedaagde. Eerst even voor jezelf lezen:

4.1. Gelet op de verweren tegen de conventionele inbreukvordering, die tevens de basis vormen voor de reconventione nietigheidseis, in combinatie met de omstandigheid dat deze nietigheidsvordering ter zitting afhankelijk is gemaakt van de vraag of Hauni haar recht heeft verwerkt om op grond van EP 136 tegen Spikker op te treden, acht de rechtbank het vooreerst van belang of Hauni ten tijde van het schrijven van de brief uit maart 1998 geciteerd in 2.8 wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat Spikker met vervangingsonderdelen op de markt was die onder de beschermingsomvang van het prioriteitsdocument en het alstoen binnen afzienbare tijd te verlenen octrooi vielen. Daaromtrent wordt als volgt overwogen.

(…)

4.10. Dat de visie van Spikker (rechtsverwerking vanwege deze "toezegging" van Hauni in combinatie met 9 jaar tijdsverloop) neer zou komen op "een blanco-licentie tegen 0- tarief" en alleen al op die grond niet aannemelijk zou zijn, zoals Hauni bij repliek bij pleidooi nog heeft gesteld, onderschrijft de rechtbank niet. Aan het hiervoor genoemde samenstel van feiten heeft in dat veronderstelde geval Spikker het vertrouwen kunnen ontlenen dat zij met haar schrapers gevrijwaard zou zijn van octrooirechtelijke aanspraken zijdens Hauni. Niet moet worden vergeten dat zij vervolgens ook daadwerkelijk 9 jaar ongemoeid is gelaten door Hauni. Dat tijdsverloop in combinatie met de aldus als erkenning van de afwezigheid van octrooirechtelijke aanspraken op te vatten feiten levert rechtsverwerking op. 

4.11. Voorwaarde daarvoor is evenwel dat Spikker, op wie de bewijslast ter zake rust, bewijst dat Hauni in maart 1998 toen zij de in 2.8 geciteerde fax schreef, wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat Spikker vervangingsonderdelen voerde die onder de beschermingsomvang zouden (gaan) vallen van EP 136 en/of van het Duitse prioriteitsdocument. Zij zal worden toegelaten dit te bewijzen – bijvoorbeeld middels stukken uit de periode van samenwerking tussen partijen en/of middels het horen van getuigen.

4.12. Eerst indien Spikker niet zou slagen in dit bewijs, faalt het beroep op rechtsverwerking en komt de rechtbank toe aan het geldigheidsverweer in conventie en de nietigheidsaanval in reconventie, in welk kader mogelijk een nadere bewijsopdracht zal volgen aangaande het gestelde openbaar toegankelijk zijn van het in 2.7 bedoelde TKD-Handbuch voor de Protos 100, dan wel het gestelde uitleveren of aanbieden van deze machines met de op p. 12 van deze handleiding bedoelde PKD-schrapers voorafgaand aan de prioriteitsdatum. Hetzelfde zal alsdan mogelijk opgaan ten aanzien van het ter zitting door Spikker gedane specifieke bewijsaanbod dat productie 13 van Hauni, een werktekening van G.D. uit december 1986 van een plaatje gesoldeerd met widia (wolfraamcarbide, een afkorting in het Duits voor (hard) "wie Diamant"), voorafgaand aan de prioriteitsdatum openbaar toegankelijk was.

Lees het vonnis hier.

IEF 8380

Graceland (Noord-Brabant)

Vzr. Rechtbank Breda, Sector bestuursrecht, 24 november 2009, LJN: BK4260, verzoekers tegen B&W Breda
 
Geen IE, wellicht wel aardige IE tentamenvraag (betrek de Berner Conventie en het merkenrecht bij uw antwoord) . Kopie van Graceland (origineel uit 1939) mag worden gebouwd. Volgens de welstandscommissie voldoet het bouwplan aan de redelijke eisen van welstand. Verweerder heeft zich op de adviezen van de welstandscommissie mogen baseren. Op de door omwonenden ingebrachte tegenadviezen is door de welstandscommissie voldoende gereageerd. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om de bouwvergunning te schorsen afgewezen. 

Lees het vonnis hier. Filmpje hier.

IEF 8379

Kameratmosfeerconditioneereenheid

Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 november 2009, HA ZA 08-1040, Van Holsteijn en Kemna Special Products B.V. (VHK) tegen J.E. Stork Ventilatoren B.V. (met dank aan Chantal Morel, Klos Morel Vos & Schaap).

Octrooirecht. Eerst even kort. EP eiser VHK m.b.t. ‘kameratmosfeerconditioneereenheid’. De ventilatie-eenheid van gedaagde Stork valt weliswaar onder de beschermingsomvang van het octrooi, maar nu het Nederlandse deel van het EP nietig is wegen gebrek aan nieuwheid, worden de vorderingen afgewezen. 1019h proceskosten: €75.702,88.

4.1 1 De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de slotsom dat in het Duett- systeem sprake is van een eenheid die een sandwichstructuur omvat van de eerste warmtewisselmiddelen, een laag isolatiemateriaal en de tweede warmtewisselmiddelen, zodat is voldaan aan deelkenmerk (h) van conclusie 1 van het octrooi. Door Stork is niet bestreden dat het Duett-systeem voldoet aan de overige deelkenmerken, zodat daarmee vaststaat dat het Duett-systeem valt onder de beschermingsomvang van conclusie 1 van EP 655.

(…)

4.19 De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat de gemiddelde vakman aan de passage 'en waarbij de kameratmosfeerconditioneereenheid zowel de temperatuur als de luchtkwaliteit in de kamer kan besturen’ niet de betekenis zou toekennen dat besturing zo nodig gelijktijdig maar steeds onafhankelijk van elkaar plaatsvindt zoals door VPIK is beoogd. Niet bestreden is dat de in DE 196 geopenbaarde opstelling zowel de temperatuur als de luchtkwaliteit in de kamer kan besturen. Aldus komt de rechtbank tot de slotsom dat alle deelkenmerken van conclusie 1 van EP 655 reeds in DE 196 zijn geopenbaard, zodat deze conclusie nietig is wegens gebrek aan nieuwheid.

Lees het vonnis hier.

IEF 8378

De plicht tot het rechtenvrij aanleveren

Kamerstukken 32 123 VIII, nr. 62.Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2010. Brief Van De Minister Van OCW

"De betaling aan Tick  [zie ook: IEF 7692] kan voor de toekomst worden stopgezet door het opnemen, in de algemene voorwaarden van de Ster en van de commerciële omroepen, van de plicht tot het rechtenvrij aanleveren van een commercial. Hierdoor vervalt de verplichting van de kabel om een vergoeding te betalen aan de collectieve beheersorganisaties. Het opnemen van een clausule tot rechtenvrij aanleveren kan naar verwachting per 1 januari 2010 ingaan. Hierdoor vervalt de rechtsgrond tot betaling aan Tick. In het nieuwe kabelcontract kan deze situatie (in 2011) worden bestendigd."

“Auteursrechtelijke vergoeding voor het mogen doorgeven van reclame- en telewinkelboodschappen.

 Tijdens de behandeling van de Erkenningswet5 heeft het lid Van Dam een motie ingediend.6 In de motie wordt verzocht om via aanpassing van de relevante wetgeving een einde te maken aan de betaling van kabelgelden voor het mogen kijken of luisteren van commercials. Ter uitvoering van deze motie kan ik u, mede namens de minister van Justitie, het volgende melden.

Er bestaat inderdaad een organisatie die kabelgelden incasseert voor commercials namelijk de Stichting Ter Incasso van Commercial Kabelgelden (hierna: Tick). Tick is een rechtspersoon in de zin van artikel 26a Auteurswet. Achter Tick zit de Vereniging van Communicatieadviesbureaus. Tick ontvangt de gelden van de Vereniging Exploitatie Vertoningsrechten Audiovisueel Materiaal (VEVAM). De grondslag van de betaling is een overeenkomst tussen Tick en VEVAM gekoppeld aan het kabelcontract. VEVAM ontvangt de gelden van de kabelexploitant via BUMA, van de Association de Gestion Internationale Collective des Oeuvres Audiovisuelles (AGICOA).

Wij kunnen instemmen met het doel van de motie, om een einde te maken aan het betalen van auteursrechtelijke vergoedingen voor het kijken naar commercials. Wettelijke voorzieningen zijn hiervoor echter niet de juiste weg. De Mediawet laat het opleggen van beperkingen aan het voldoen van auteursrechtelijke vergoedingen niet toe. De Auteurswet is gebonden aan verdragen en Europese richtlijnen. Deze bieden geen ruimte om de inning van auteursrechtvergoedingen voor uitzending van commercials wettelijk te verbieden.

Een televisiecommercial is een (film)werk dat in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming. De (kabel)doorgifte van een televisiecommercial is een openbaarmaking in de zin van het auteursrecht waarvoor degene die het werk openbaar maakt een vergoeding of toestemming verschuldigd is aan/van de maker (of degene aan wie de maker het auteursrecht heeft overgedragen). De geldende auteursrechtelijke verdragen en richtlijnen bevatten geen ruimte om in nationale wetgeving te voorzien in een uitzondering op het auteursrecht ten behoeve van televisiecommercials. Tick stelt zich dan ook op het standpunt dat zij volledig in haar recht staat en dat de motie niet uitgevoerd dient te worden.

Het is echter wel mogelijk met de kabelmaatschappijen overeen te komen, dat commercials vrij van auteursrechten worden aangeleverd. De oplossing moet worden gevonden in de contractuele sfeer. In nieuwe contracten moeten nieuwe voorwaarden worden opgenomen. Met alle betrokken partijen (omroepen, Ster, kabelsector, AGICOA, VEVAM en Tick) zijn gesprekken gevoerd en zij hebben zich, met uitzondering van Tick, vrijwillig bereid verklaard om hieraan mee te werken.

De betaling aan Tick kan voor de toekomst worden stopgezet door het opnemen, in de algemene voorwaarden van de Ster en van de commerciële omroepen, van de plicht tot het rechtenvrij aanleveren van een commercial. Hierdoor vervalt de verplichting van de kabel om een vergoeding te betalen aan de collectieve beheersorganisaties. Het opnemen van een clausule tot rechtenvrij aanleveren kan naar verwachting per 1 januari 2010 ingaan. Hierdoor vervalt de rechtsgrond tot betaling aan Tick. In het nieuwe kabelcontract kan deze situatie (in 2011) worden bestendigd.

Het geldbedrag is te laag (€160 000) om terug te geven aan individuele kabelabonnees. Samen met de kabelsector zal worden gekeken naar een herbestemming van het geld, waarvan de kabelabonnee voordeel heeft.

De situatie rondom de betalingen aan Tick maakt duidelijk dat er nog het nodige verbeterd kan worden aan de transparantie van het rechtenbeheer”

Lees het gehele kamerstuk hier.

IEF 8377

Bevriezen van een ten dode opgeschreven stelsel

Staatsblad2009, 480: Besluit van 16 november 2009 tot wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912 (sic).

Dit besluit voorziet ook na 1 januari 2010 in een thuiskopieregeling door de bevriezing van het stelsel met drie jaar te verlengen tot 1 januari 2013, met inbegrip van de adviserende rol van de SONT.

Nota van toelichting bij het besluit: “Het debat over de toekomst van het thuiskopiestelsel zal worden gevoerd naar aanleiding van het rapport van de parlementaire werkgroep auteursrechten. In dat rapport wordt ten aanzien van de thuiskopieregeling opgemerkt dat de werkgroep vindt dat inhoud los moet worden gezien van de drager en dat de huidige thuiskopieheffing daarmee ten dode lijkt te zijn opgeschreven. De werkgroep stelt voor om de heffing stapsgewijs terug te brengen naar nul voor alle dragers. In die tijd moet het volgens de werkgroep voor de entertainmentindustrie mogelijk zijn om zelf businessmodellen op te zetten om op internet geld te verdienen. Het kabinet sluit in de kabinetsreactie van 30 oktober 2009 bij deze aanbeveling van de werkgroep aan.

In afwachting van de uitkomst van de discussie over de toekomst van het stelsel is het niet wenselijk om het bestaande stelsel ingrijpend te wijzigen of uit te breiden. Daarom is gekozen voor een voortzetting van de bevriezing tot 2013. Deze langere periode geeft gelegenheid om het debat over de toekomst van het stelsel te voeren en eventuele daaruit voortvloeiende maatregelen ter hand te nemen. De Raad van State adviseerde in de toelichting in te gaan op de positie van betrokkenen. Voor de verschillende categorieën betrokkenen verandert er door de verlenging van de bevriezing van het thuiskopiestelsel niets ten opzichte van de afgelopen periode. Consumenten gaan niet meer betalen nu de heffing op blanco dragers gelijk blijft en de heffing niet wordt uitgebreid tot andere dragers van muziek. Nu het systeem met heffingen wordt bevroren, zal ook de positie van de betalende en de ontvangende partij niet veranderen. Er worden geen nieuwe verplichtingen voorgesteld en geen andere werkwijze.

De Raad van State heeft geadviseerd in de toelichting aandacht te schenken aan het onverdeeld blijven van gelden. Onder toezicht van het College Toezicht Auteursrechten (CvTA) heeft de Stichting de Thuiskopie vorderingen gemaakt ten aanzien van de onverdeelde gelden. Het CvTA heeft op 23 september 2008 geoordeeld dat van het totaalbedrag van € 9.203.000 een bedrag van € 5.610.000 definitief onverdeelbaar is en zal moeten terugvloeien naar de betalingsplichtigen. Ten aanzien van het resterende bedrag van € 3.329.000 geldt dat de Stichting de Thuiskopie gelegenheid heeft gekregen om in 2008 alsnog de rechthebbenden te vinden. Hoewel het definitieve besluit van het CvTA over deze laatste gelden nog niet is genomen, vertrouw ik erop dat de problematiek van de onverdeelde gelden binnenkort zal zijn opgelost.

Lees het besluit hier. Advies Raad van State hier.

IEF 8376

Decided to close

Persbericht Europese Commissie: Geen verder onderzoek naar vermeend misbruik van een machtspositie door Qualcomm bij het licentiëren van haar octrooiportfolio: “The European Commission has decided to close formal antitrust proceedings against Qualcomm Incorporated, a US chipset manufacturer, concerning an alleged breach of EC Treaty rules on abuse of a dominant market position (Article 82). The investigation was opened on 1 st October 2007.

The Commission has investigated whether the royalties that Qualcomm has been charging since its patented technology became part of Europe's 3G standard are unreasonably high.The Commission committed time and resources to this investigation in order to assess a complex body of evidence, but has not as yet reached formal conclusions.

All complainants have now withdrawn or indicated their intention to withdraw their complaints, and the Commission has therefore to decide where best to focus its resources and priorities. In view of this, the Commission does not consider it appropriate to invest further resources in this case.”
 
Lees het volledige persbericht hier.

IEF 8375

Een pauze inlassen

Schikkingsovereenkomst in geschil tussen Stichting Contractenbureau (LIRA) en de Nederlandse Publieke Omroepen (NPO). Overgangsituatie waarbij bestaande (oude) LIRA-auteursrcontractpraktijk voorlopig wordt gehandhaafd (zie ook: IEF 7575  e.v.).

Heel in het kort: St. Contractenbureau daagt de Nederlandse Publieke Omroepen naar aanleiding van een intern memo met het advies de overdracht van de LIRA/VEVAM rechten  in de nieuwe individuele contracten met auteurs niet te accepteren, omdat de bestaande contractpraktijk daarmee zou worden doorbroken en daardoor de mediawettelijke taak van de publieke omroep (platformonafhankelijk verspreiden van de mediaproducten) lastig te realiseren zou zijn. De stichting meende dat dit advies onrechtmatig was en haar schade toebracht.

In kort geding bij de Rechtbank Amsterdam zijn partijen echter nader tot elkaar gekomen en hebben samen geconcludeerd dat een overgangssituatie moet worden gecreëerd tot 1 januari 2011. Op die datum moet er een nieuwe regeling zijn over de rechten in verband met uitzending via de kabel, volgens partijen het moment om een meer omvattende regeling te realiseren. 

LIRA zal zich tot die tijd beperken tot het uitoefenen van de collectief geregelde rechten, thuiskopie, repro- en leenrecht en bij kabel, satelliet, ether en mobiel, alleen voor zover de publieke omroep geen openbaarmaker is.  Alle andere rechten blijven bij de maker en worden conform de bestaande (oude) contractpraktijk overgedragen aan de publieke omroeporganisaties. De NPO zal op haar beurt de bij haar aangesloten publieke omroeporganisaties adviseren om met de bij het Contractenbureau aangesloten auteurs tot 1 december 2010 contracten te sluiten “zoals die dit jaar gebruikelijk werden gesloten” en  zal de publieke omroeporganisaties eveneens adviseren aan hun buitenproducenten een vergelijkbare aanbeveling te doen. 

Lees de schikkingsovereenkomst hier

IEF 8374

Een viertal voor het Paleis van Justitie opgestelde rijtuigen

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 20 november 2009, IEF 8374; KG ZA 09-1356, V. tegen Kelders (met dank aan Armand Killan, Bird & Bird)

Octrooirecht. NL octrooi voor een rijtuig. Eiser V. stelt dat gedaagden met het produceren en verhandelen van hun koetsen inbreuk maken op het octrooi van eiser. Vorderingen afgewezen. Niet te verwaarlozen kans op nietigheid wegens gebrek aan nieuwheid. Geen inventieve arbeid. Geen beperking. Geen wapperverbod. Wel  reconventionele rectificatie t.a.v. (potentiële) particuliere afnemers. Deel uren van octrooigemachtigde (“drafting”) valt niet onder 1019h proceskostenveroordeling.

4.20. Ter zitting heeft V. laten weten zijn octrooi desnoods te willen beperken tot een combinatie van conclusies 1,2,4 en 6. Kelder c.s. zouden volgens V. ook op een aldus aangepaste conclusie inbreuk maken. De voorzieningenrechter stelt evenwel vast dat - gelet op hetgeen in r.o.4.17 reeds is overwogen - niet is in te zien dat, nu de maatregelen van conclusies 1,2, en 6 reeds geopenbaard zijn in het Baas-rijtuig, een combinatie met de maatregel van conclusie 4 nieuw en inventief zou zijn. Een dergelijke combinatie zal V. naar voorlopig oordeel dus niet kunnen baten.

4.23 De voorzieningenrechter stelt vast dat een deel van de uren die door de octrooigemachtigde zijn opgevoerd (met name de uren die als “drafting” in de specificatie zijn vermeld, voor in totaal EUR 7.322,-) niet als redelijke kosten aan deze procedure kunnen worden toegerekend, nu, ook gelet op de door de advocaten aan het opstellen van stukken bestede tijd, niet duidelijk is gemaakt en overigens ook niet valt in te zien hoe deze activiteit van de octrooigemachtigde heeft bijgedragen aan deze procedure. 

4.25  Kelders c.s. hebben wel recht en spoedeisend belang bij de door hen gevorderde rectificatie, voor zover het mededelingen van V aan particulieren over de vermeende octrooi-inbreuk en de daarmee samenhangende dreiging van beslaglegging betreft. V had niet het recht (potentiële) particuliere afnemers van Kelders c.s. te benaderen en hen voor te houden dat de KCS-koetsen inbreukmakende rijtuigen zouden zijn waarop hij beslag zou kunnen leggen.

IEF 8373

Regelmatig in de Benelux zijn waar te nemen

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 18 november 2009, HA ZA 08-893, Atlas Transport GmbH tegen Atlas Air Inc.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. (Nietigheids)procedure over de geldigheid van het Benelux woord-/beeldmerk ATLAS AIR van Atlas Air. Vervolg na aanhouding m.b.t. Gemeenschapsmerk, zie ’s-Gravenhage,  29 oktober 2008, IEF 7270. Geen nietigheid wegens inschrijving ter  kwader trouw, ook niet o.g.v. 6:162:  termijn is ruimschoots overschreden. Geen non usus: gebruik van het merk in een op van de inschrijving afwijkende vorm wijzigt onderscheidend vermogen van het merk niet.

Verbod Atlas Transport om inbreuk te maken op Benelux woord-/beeldmerk ATLAS AIR van Atlas Air en handelsnaam die verwarring kam wekken met merk Atlas Air. Schorsing procedure in afwachting van eindbeslissingen m.b.t. de geldigheid van de Gemeenschapsmerken Atlas en Atlas Transport. Proceskostenveroordeling hors categorie: €32.000.

Kwade trouw: 4.6. Op een algemeen bekend merk in vorenbedoelde zin heeft Atlas Transport zich niet beroepen. Het Beneluxmerk ATLAS AIR van Atlas Air is gedeponeerd 4 mei 1994, de inschrijving is gepubliceerd 1 april 1995. Dit brengt mee dat de termijn waarbinnen de nietigheid wegens inschrijving ter kwader trouw kon worden ingeroepen ruimschoots is overschreden. De vordering op deze grondslag kan dan ook niet slagen. Aan de beoordeling van de vraag of Atlas Transport oudere rechten heeft komt de rechtbank dan niet toe.

4.7. Voorzover de inschrijving in het Merkenregister niet als ter kwader trouw wordt beschouwd, doet Atlas Transport een beroep op de aanvullende werking van artikel 6:162 BW wegens ongeoorloofde concurrentie, bestaande uit het zich toe-eigenen van een door een concurrent gevoerd merk, al dan niet met het uitsluitende doel Atlas Air te benadelen. Atlas Air verwijst naar Ben GH 21 november 1983, NJ 1985, 333, Cow Brand II.

4.8. Naar oordeel van de rechtbank kan ook deze grondslag niet slagen. In het systeem van het BVIE is aan het inroepen van nietigheid wegens kwader trouw de beperking gesteld dat deze dient te geschieden binnen een bepaalde periode. Daarmee is niet verenigbaar dat dezelfde gedraging, die binnen die periode kwade trouw zou hebben opgeleverd, na het verstrijken van die periode naar nationaal recht nog eens als onrechtmatig daad zou kunnen worden aangemerkt met het zelfde feitelijke gevolg dat de merkhouder zijn merk niet meer kan inroepen. Als dit wel mogelijk zou zijn kan men zich bovendien afvragen of de actie uit onrechtmatige daad ook niet is verjaard.

Non usus:  4.12. Onder gebruik verstaat art. 2.26, lid 3, onder a BVIE ook het gebruik van het merk in een op onderdelen afwijkende vorm, zonder dat het onderscheidend vermogen van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven, wordt gewijzigd. Atlas Transport gebruikt haar woord/beeldmerk inderdaad op van de inschrijving afwijkende wijze. De rechtbank verwijst naar de afbeeldingen opgenomen onder 2.2.

4.13. De afwijkingen zijn evenwel niet van dien aard dat het onderscheidend vermogen van het merk is gewijzigd. Dat er een fysieke scheiding is tussen het beeldelement en het woordelement, doordat deze zijn geplaatst op het staartvlak respectievelijk het voorste deel van de romp, is van onvoldoende gewicht. Auditief is het woordelement van het ingeschreven merk gelijk aan het woordelement van het merk zoals gebruikt. Visueel, wat betreft de typografie, zijn in het woordelement afwijkingen aanwijsbaar zoals het vervallen van de ronde punten in de letters A en het niet aaneenschrijven van de letters S en A. Het basislettertype keert echter wel terug in het merk zoals gebruikt en ook het gebruik van kleinkapitale letters met een kapitale hoofdletter. Van het beeldelement wordt de ingeschreven atlasfiguur welke een globe torst volledig toegepast in het merk zoals gebruikt. Dat door toepassing op een naar zijn aard niet vierkant staartvlak een deel van de globe is weggesneden is als afwijking niet relevant. Alles tezamen is de rechtbank dan ook van oordeel dat Atlas Air op de vliegtuigen zoals afgebeeld onder 2.2 haar woord/beeldmerk gebruikt op een wijze die voldoet aan het criterium van artikel 2.26, lid 3, sub a BVIE. Nu Air Transport niet langer betwist dat vliegtuigen met het woord/beeldmerk regelmatig in de Benelux zijn waar te nemen en zijn waargenomen wordt het merk in zoverre ook gebruikt in de Benelux.

Instandhoudend gebruik lessee: 4.14. Atlas Air heeft betwist dat zij haar vliegtuigen uitsluitend verhuurt en niet zelf de dienst van transport aanbiedt. De rechtbank zal dit in het midden laten want ook als het zo zou zijn dat Atlas Air niet meer is dan een leasebedrijf, werkzaam in klasse 36, dan is het de lessee die op basis van een overeenkomst met de merkhouder de dienst van transport aanbiedt met een vliegtuig dat het merk van Atlas Air draagt. Uit artikel 2.26, lid 3, sub c BVIE volgt dat ook het gebruik door een derde met toestemming van de merkhouder is aan te merken als merk instandhoudend gebruik.

4.21. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de parkeerrol. Zodra met betrekking tot de geldigheid van de Gemeenschapsmerken ATLAS en ATLAS TRANSPORT definitief is beslist kan de meest gerede partij verzoeken verder te procederen.

4.22. Het eerste onderdeel van de vordering in reconventie dient te worden beoordeeld tegen de achtergrond van de geldigheid van het Beneluxmerk van Atlas Air en de vaststelling onder 4.13, volgend uit de consensus tussen partijen, dat de aanduidingen Atlas, Atlas Air en Atlas Transport niet naast elkaar kunnen bestaan. Tegen die achtergrond dient op grond van artikel 2.20 lid 1, sub b BVIE een inbreukverbod te worden toegewezen op de wijze als hieronder verwoord. De rechtbank ziet aanleiding de te verbeuren dwangsom te matigen.

4.23. Tegen diezelfde achtergrond dient op grond van artikel 5a Handelsnaamwet Air Transport te worden verboden een handelsnaam, met name de handelsnaam Atlas Transport of Atlas, te gebruiken. De rechtbank zal dat doen op de wijze als hieronder verwoord, met matiging van de dwangsom.

Proceskosten: 4.26. Naar oordeel van de rechtbank is de onderhavige zaak waarin zowel Gemeenschapsmerken als handelsnamen en een Beneluxmerk ter discussie staan en waarbij buiten Nederland gevestigde partijen zijn betrokken, een en ander tegen de achtergrond van in Alicante en in Luxemburg lopende procedures, een zaak hors catégorie, die niet zonder meer in een der rubrieken van het Indicatietarief past. Overigens is de kostenopgave van Atlas Air niet betwist als onevenredig of onredelijk.

Lees het vonnis hier of hieronder: