IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 8378

De plicht tot het rechtenvrij aanleveren

Kamerstukken 32 123 VIII, nr. 62.Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2010. Brief Van De Minister Van OCW

"De betaling aan Tick  [zie ook: IEF 7692] kan voor de toekomst worden stopgezet door het opnemen, in de algemene voorwaarden van de Ster en van de commerciële omroepen, van de plicht tot het rechtenvrij aanleveren van een commercial. Hierdoor vervalt de verplichting van de kabel om een vergoeding te betalen aan de collectieve beheersorganisaties. Het opnemen van een clausule tot rechtenvrij aanleveren kan naar verwachting per 1 januari 2010 ingaan. Hierdoor vervalt de rechtsgrond tot betaling aan Tick. In het nieuwe kabelcontract kan deze situatie (in 2011) worden bestendigd."

“Auteursrechtelijke vergoeding voor het mogen doorgeven van reclame- en telewinkelboodschappen.

 Tijdens de behandeling van de Erkenningswet5 heeft het lid Van Dam een motie ingediend.6 In de motie wordt verzocht om via aanpassing van de relevante wetgeving een einde te maken aan de betaling van kabelgelden voor het mogen kijken of luisteren van commercials. Ter uitvoering van deze motie kan ik u, mede namens de minister van Justitie, het volgende melden.

Er bestaat inderdaad een organisatie die kabelgelden incasseert voor commercials namelijk de Stichting Ter Incasso van Commercial Kabelgelden (hierna: Tick). Tick is een rechtspersoon in de zin van artikel 26a Auteurswet. Achter Tick zit de Vereniging van Communicatieadviesbureaus. Tick ontvangt de gelden van de Vereniging Exploitatie Vertoningsrechten Audiovisueel Materiaal (VEVAM). De grondslag van de betaling is een overeenkomst tussen Tick en VEVAM gekoppeld aan het kabelcontract. VEVAM ontvangt de gelden van de kabelexploitant via BUMA, van de Association de Gestion Internationale Collective des Oeuvres Audiovisuelles (AGICOA).

Wij kunnen instemmen met het doel van de motie, om een einde te maken aan het betalen van auteursrechtelijke vergoedingen voor het kijken naar commercials. Wettelijke voorzieningen zijn hiervoor echter niet de juiste weg. De Mediawet laat het opleggen van beperkingen aan het voldoen van auteursrechtelijke vergoedingen niet toe. De Auteurswet is gebonden aan verdragen en Europese richtlijnen. Deze bieden geen ruimte om de inning van auteursrechtvergoedingen voor uitzending van commercials wettelijk te verbieden.

Een televisiecommercial is een (film)werk dat in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming. De (kabel)doorgifte van een televisiecommercial is een openbaarmaking in de zin van het auteursrecht waarvoor degene die het werk openbaar maakt een vergoeding of toestemming verschuldigd is aan/van de maker (of degene aan wie de maker het auteursrecht heeft overgedragen). De geldende auteursrechtelijke verdragen en richtlijnen bevatten geen ruimte om in nationale wetgeving te voorzien in een uitzondering op het auteursrecht ten behoeve van televisiecommercials. Tick stelt zich dan ook op het standpunt dat zij volledig in haar recht staat en dat de motie niet uitgevoerd dient te worden.

Het is echter wel mogelijk met de kabelmaatschappijen overeen te komen, dat commercials vrij van auteursrechten worden aangeleverd. De oplossing moet worden gevonden in de contractuele sfeer. In nieuwe contracten moeten nieuwe voorwaarden worden opgenomen. Met alle betrokken partijen (omroepen, Ster, kabelsector, AGICOA, VEVAM en Tick) zijn gesprekken gevoerd en zij hebben zich, met uitzondering van Tick, vrijwillig bereid verklaard om hieraan mee te werken.

De betaling aan Tick kan voor de toekomst worden stopgezet door het opnemen, in de algemene voorwaarden van de Ster en van de commerciële omroepen, van de plicht tot het rechtenvrij aanleveren van een commercial. Hierdoor vervalt de verplichting van de kabel om een vergoeding te betalen aan de collectieve beheersorganisaties. Het opnemen van een clausule tot rechtenvrij aanleveren kan naar verwachting per 1 januari 2010 ingaan. Hierdoor vervalt de rechtsgrond tot betaling aan Tick. In het nieuwe kabelcontract kan deze situatie (in 2011) worden bestendigd.

Het geldbedrag is te laag (€160 000) om terug te geven aan individuele kabelabonnees. Samen met de kabelsector zal worden gekeken naar een herbestemming van het geld, waarvan de kabelabonnee voordeel heeft.

De situatie rondom de betalingen aan Tick maakt duidelijk dat er nog het nodige verbeterd kan worden aan de transparantie van het rechtenbeheer”

Lees het gehele kamerstuk hier.

IEF 8377

Bevriezen van een ten dode opgeschreven stelsel

Staatsblad2009, 480: Besluit van 16 november 2009 tot wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912 (sic).

Dit besluit voorziet ook na 1 januari 2010 in een thuiskopieregeling door de bevriezing van het stelsel met drie jaar te verlengen tot 1 januari 2013, met inbegrip van de adviserende rol van de SONT.

Nota van toelichting bij het besluit: “Het debat over de toekomst van het thuiskopiestelsel zal worden gevoerd naar aanleiding van het rapport van de parlementaire werkgroep auteursrechten. In dat rapport wordt ten aanzien van de thuiskopieregeling opgemerkt dat de werkgroep vindt dat inhoud los moet worden gezien van de drager en dat de huidige thuiskopieheffing daarmee ten dode lijkt te zijn opgeschreven. De werkgroep stelt voor om de heffing stapsgewijs terug te brengen naar nul voor alle dragers. In die tijd moet het volgens de werkgroep voor de entertainmentindustrie mogelijk zijn om zelf businessmodellen op te zetten om op internet geld te verdienen. Het kabinet sluit in de kabinetsreactie van 30 oktober 2009 bij deze aanbeveling van de werkgroep aan.

In afwachting van de uitkomst van de discussie over de toekomst van het stelsel is het niet wenselijk om het bestaande stelsel ingrijpend te wijzigen of uit te breiden. Daarom is gekozen voor een voortzetting van de bevriezing tot 2013. Deze langere periode geeft gelegenheid om het debat over de toekomst van het stelsel te voeren en eventuele daaruit voortvloeiende maatregelen ter hand te nemen. De Raad van State adviseerde in de toelichting in te gaan op de positie van betrokkenen. Voor de verschillende categorieën betrokkenen verandert er door de verlenging van de bevriezing van het thuiskopiestelsel niets ten opzichte van de afgelopen periode. Consumenten gaan niet meer betalen nu de heffing op blanco dragers gelijk blijft en de heffing niet wordt uitgebreid tot andere dragers van muziek. Nu het systeem met heffingen wordt bevroren, zal ook de positie van de betalende en de ontvangende partij niet veranderen. Er worden geen nieuwe verplichtingen voorgesteld en geen andere werkwijze.

De Raad van State heeft geadviseerd in de toelichting aandacht te schenken aan het onverdeeld blijven van gelden. Onder toezicht van het College Toezicht Auteursrechten (CvTA) heeft de Stichting de Thuiskopie vorderingen gemaakt ten aanzien van de onverdeelde gelden. Het CvTA heeft op 23 september 2008 geoordeeld dat van het totaalbedrag van € 9.203.000 een bedrag van € 5.610.000 definitief onverdeelbaar is en zal moeten terugvloeien naar de betalingsplichtigen. Ten aanzien van het resterende bedrag van € 3.329.000 geldt dat de Stichting de Thuiskopie gelegenheid heeft gekregen om in 2008 alsnog de rechthebbenden te vinden. Hoewel het definitieve besluit van het CvTA over deze laatste gelden nog niet is genomen, vertrouw ik erop dat de problematiek van de onverdeelde gelden binnenkort zal zijn opgelost.

Lees het besluit hier. Advies Raad van State hier.

IEF 8376

Decided to close

Persbericht Europese Commissie: Geen verder onderzoek naar vermeend misbruik van een machtspositie door Qualcomm bij het licentiëren van haar octrooiportfolio: “The European Commission has decided to close formal antitrust proceedings against Qualcomm Incorporated, a US chipset manufacturer, concerning an alleged breach of EC Treaty rules on abuse of a dominant market position (Article 82). The investigation was opened on 1 st October 2007.

The Commission has investigated whether the royalties that Qualcomm has been charging since its patented technology became part of Europe's 3G standard are unreasonably high.The Commission committed time and resources to this investigation in order to assess a complex body of evidence, but has not as yet reached formal conclusions.

All complainants have now withdrawn or indicated their intention to withdraw their complaints, and the Commission has therefore to decide where best to focus its resources and priorities. In view of this, the Commission does not consider it appropriate to invest further resources in this case.”
 
Lees het volledige persbericht hier.

IEF 8375

Een pauze inlassen

Schikkingsovereenkomst in geschil tussen Stichting Contractenbureau (LIRA) en de Nederlandse Publieke Omroepen (NPO). Overgangsituatie waarbij bestaande (oude) LIRA-auteursrcontractpraktijk voorlopig wordt gehandhaafd (zie ook: IEF 7575  e.v.).

Heel in het kort: St. Contractenbureau daagt de Nederlandse Publieke Omroepen naar aanleiding van een intern memo met het advies de overdracht van de LIRA/VEVAM rechten  in de nieuwe individuele contracten met auteurs niet te accepteren, omdat de bestaande contractpraktijk daarmee zou worden doorbroken en daardoor de mediawettelijke taak van de publieke omroep (platformonafhankelijk verspreiden van de mediaproducten) lastig te realiseren zou zijn. De stichting meende dat dit advies onrechtmatig was en haar schade toebracht.

In kort geding bij de Rechtbank Amsterdam zijn partijen echter nader tot elkaar gekomen en hebben samen geconcludeerd dat een overgangssituatie moet worden gecreëerd tot 1 januari 2011. Op die datum moet er een nieuwe regeling zijn over de rechten in verband met uitzending via de kabel, volgens partijen het moment om een meer omvattende regeling te realiseren. 

LIRA zal zich tot die tijd beperken tot het uitoefenen van de collectief geregelde rechten, thuiskopie, repro- en leenrecht en bij kabel, satelliet, ether en mobiel, alleen voor zover de publieke omroep geen openbaarmaker is.  Alle andere rechten blijven bij de maker en worden conform de bestaande (oude) contractpraktijk overgedragen aan de publieke omroeporganisaties. De NPO zal op haar beurt de bij haar aangesloten publieke omroeporganisaties adviseren om met de bij het Contractenbureau aangesloten auteurs tot 1 december 2010 contracten te sluiten “zoals die dit jaar gebruikelijk werden gesloten” en  zal de publieke omroeporganisaties eveneens adviseren aan hun buitenproducenten een vergelijkbare aanbeveling te doen. 

Lees de schikkingsovereenkomst hier

IEF 8374

Een viertal voor het Paleis van Justitie opgestelde rijtuigen

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 20 november 2009, IEF 8374; KG ZA 09-1356, V. tegen Kelders (met dank aan Armand Killan, Bird & Bird)

Octrooirecht. NL octrooi voor een rijtuig. Eiser V. stelt dat gedaagden met het produceren en verhandelen van hun koetsen inbreuk maken op het octrooi van eiser. Vorderingen afgewezen. Niet te verwaarlozen kans op nietigheid wegens gebrek aan nieuwheid. Geen inventieve arbeid. Geen beperking. Geen wapperverbod. Wel  reconventionele rectificatie t.a.v. (potentiële) particuliere afnemers. Deel uren van octrooigemachtigde (“drafting”) valt niet onder 1019h proceskostenveroordeling.

4.20. Ter zitting heeft V. laten weten zijn octrooi desnoods te willen beperken tot een combinatie van conclusies 1,2,4 en 6. Kelder c.s. zouden volgens V. ook op een aldus aangepaste conclusie inbreuk maken. De voorzieningenrechter stelt evenwel vast dat - gelet op hetgeen in r.o.4.17 reeds is overwogen - niet is in te zien dat, nu de maatregelen van conclusies 1,2, en 6 reeds geopenbaard zijn in het Baas-rijtuig, een combinatie met de maatregel van conclusie 4 nieuw en inventief zou zijn. Een dergelijke combinatie zal V. naar voorlopig oordeel dus niet kunnen baten.

4.23 De voorzieningenrechter stelt vast dat een deel van de uren die door de octrooigemachtigde zijn opgevoerd (met name de uren die als “drafting” in de specificatie zijn vermeld, voor in totaal EUR 7.322,-) niet als redelijke kosten aan deze procedure kunnen worden toegerekend, nu, ook gelet op de door de advocaten aan het opstellen van stukken bestede tijd, niet duidelijk is gemaakt en overigens ook niet valt in te zien hoe deze activiteit van de octrooigemachtigde heeft bijgedragen aan deze procedure. 

4.25  Kelders c.s. hebben wel recht en spoedeisend belang bij de door hen gevorderde rectificatie, voor zover het mededelingen van V aan particulieren over de vermeende octrooi-inbreuk en de daarmee samenhangende dreiging van beslaglegging betreft. V had niet het recht (potentiële) particuliere afnemers van Kelders c.s. te benaderen en hen voor te houden dat de KCS-koetsen inbreukmakende rijtuigen zouden zijn waarop hij beslag zou kunnen leggen.

IEF 8373

Regelmatig in de Benelux zijn waar te nemen

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 18 november 2009, HA ZA 08-893, Atlas Transport GmbH tegen Atlas Air Inc.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. (Nietigheids)procedure over de geldigheid van het Benelux woord-/beeldmerk ATLAS AIR van Atlas Air. Vervolg na aanhouding m.b.t. Gemeenschapsmerk, zie ’s-Gravenhage,  29 oktober 2008, IEF 7270. Geen nietigheid wegens inschrijving ter  kwader trouw, ook niet o.g.v. 6:162:  termijn is ruimschoots overschreden. Geen non usus: gebruik van het merk in een op van de inschrijving afwijkende vorm wijzigt onderscheidend vermogen van het merk niet.

Verbod Atlas Transport om inbreuk te maken op Benelux woord-/beeldmerk ATLAS AIR van Atlas Air en handelsnaam die verwarring kam wekken met merk Atlas Air. Schorsing procedure in afwachting van eindbeslissingen m.b.t. de geldigheid van de Gemeenschapsmerken Atlas en Atlas Transport. Proceskostenveroordeling hors categorie: €32.000.

Kwade trouw: 4.6. Op een algemeen bekend merk in vorenbedoelde zin heeft Atlas Transport zich niet beroepen. Het Beneluxmerk ATLAS AIR van Atlas Air is gedeponeerd 4 mei 1994, de inschrijving is gepubliceerd 1 april 1995. Dit brengt mee dat de termijn waarbinnen de nietigheid wegens inschrijving ter kwader trouw kon worden ingeroepen ruimschoots is overschreden. De vordering op deze grondslag kan dan ook niet slagen. Aan de beoordeling van de vraag of Atlas Transport oudere rechten heeft komt de rechtbank dan niet toe.

4.7. Voorzover de inschrijving in het Merkenregister niet als ter kwader trouw wordt beschouwd, doet Atlas Transport een beroep op de aanvullende werking van artikel 6:162 BW wegens ongeoorloofde concurrentie, bestaande uit het zich toe-eigenen van een door een concurrent gevoerd merk, al dan niet met het uitsluitende doel Atlas Air te benadelen. Atlas Air verwijst naar Ben GH 21 november 1983, NJ 1985, 333, Cow Brand II.

4.8. Naar oordeel van de rechtbank kan ook deze grondslag niet slagen. In het systeem van het BVIE is aan het inroepen van nietigheid wegens kwader trouw de beperking gesteld dat deze dient te geschieden binnen een bepaalde periode. Daarmee is niet verenigbaar dat dezelfde gedraging, die binnen die periode kwade trouw zou hebben opgeleverd, na het verstrijken van die periode naar nationaal recht nog eens als onrechtmatig daad zou kunnen worden aangemerkt met het zelfde feitelijke gevolg dat de merkhouder zijn merk niet meer kan inroepen. Als dit wel mogelijk zou zijn kan men zich bovendien afvragen of de actie uit onrechtmatige daad ook niet is verjaard.

Non usus:  4.12. Onder gebruik verstaat art. 2.26, lid 3, onder a BVIE ook het gebruik van het merk in een op onderdelen afwijkende vorm, zonder dat het onderscheidend vermogen van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven, wordt gewijzigd. Atlas Transport gebruikt haar woord/beeldmerk inderdaad op van de inschrijving afwijkende wijze. De rechtbank verwijst naar de afbeeldingen opgenomen onder 2.2.

4.13. De afwijkingen zijn evenwel niet van dien aard dat het onderscheidend vermogen van het merk is gewijzigd. Dat er een fysieke scheiding is tussen het beeldelement en het woordelement, doordat deze zijn geplaatst op het staartvlak respectievelijk het voorste deel van de romp, is van onvoldoende gewicht. Auditief is het woordelement van het ingeschreven merk gelijk aan het woordelement van het merk zoals gebruikt. Visueel, wat betreft de typografie, zijn in het woordelement afwijkingen aanwijsbaar zoals het vervallen van de ronde punten in de letters A en het niet aaneenschrijven van de letters S en A. Het basislettertype keert echter wel terug in het merk zoals gebruikt en ook het gebruik van kleinkapitale letters met een kapitale hoofdletter. Van het beeldelement wordt de ingeschreven atlasfiguur welke een globe torst volledig toegepast in het merk zoals gebruikt. Dat door toepassing op een naar zijn aard niet vierkant staartvlak een deel van de globe is weggesneden is als afwijking niet relevant. Alles tezamen is de rechtbank dan ook van oordeel dat Atlas Air op de vliegtuigen zoals afgebeeld onder 2.2 haar woord/beeldmerk gebruikt op een wijze die voldoet aan het criterium van artikel 2.26, lid 3, sub a BVIE. Nu Air Transport niet langer betwist dat vliegtuigen met het woord/beeldmerk regelmatig in de Benelux zijn waar te nemen en zijn waargenomen wordt het merk in zoverre ook gebruikt in de Benelux.

Instandhoudend gebruik lessee: 4.14. Atlas Air heeft betwist dat zij haar vliegtuigen uitsluitend verhuurt en niet zelf de dienst van transport aanbiedt. De rechtbank zal dit in het midden laten want ook als het zo zou zijn dat Atlas Air niet meer is dan een leasebedrijf, werkzaam in klasse 36, dan is het de lessee die op basis van een overeenkomst met de merkhouder de dienst van transport aanbiedt met een vliegtuig dat het merk van Atlas Air draagt. Uit artikel 2.26, lid 3, sub c BVIE volgt dat ook het gebruik door een derde met toestemming van de merkhouder is aan te merken als merk instandhoudend gebruik.

4.21. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de parkeerrol. Zodra met betrekking tot de geldigheid van de Gemeenschapsmerken ATLAS en ATLAS TRANSPORT definitief is beslist kan de meest gerede partij verzoeken verder te procederen.

4.22. Het eerste onderdeel van de vordering in reconventie dient te worden beoordeeld tegen de achtergrond van de geldigheid van het Beneluxmerk van Atlas Air en de vaststelling onder 4.13, volgend uit de consensus tussen partijen, dat de aanduidingen Atlas, Atlas Air en Atlas Transport niet naast elkaar kunnen bestaan. Tegen die achtergrond dient op grond van artikel 2.20 lid 1, sub b BVIE een inbreukverbod te worden toegewezen op de wijze als hieronder verwoord. De rechtbank ziet aanleiding de te verbeuren dwangsom te matigen.

4.23. Tegen diezelfde achtergrond dient op grond van artikel 5a Handelsnaamwet Air Transport te worden verboden een handelsnaam, met name de handelsnaam Atlas Transport of Atlas, te gebruiken. De rechtbank zal dat doen op de wijze als hieronder verwoord, met matiging van de dwangsom.

Proceskosten: 4.26. Naar oordeel van de rechtbank is de onderhavige zaak waarin zowel Gemeenschapsmerken als handelsnamen en een Beneluxmerk ter discussie staan en waarbij buiten Nederland gevestigde partijen zijn betrokken, een en ander tegen de achtergrond van in Alicante en in Luxemburg lopende procedures, een zaak hors catégorie, die niet zonder meer in een der rubrieken van het Indicatietarief past. Overigens is de kostenopgave van Atlas Air niet betwist als onevenredig of onredelijk.

Lees het vonnis hier of hieronder:

 

IEF 8372

Onder ingenieurs

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 23 november 2009, KG ZA 09-1325, Koninklijk Instituut van Ingenieurs Kivi Niria tegen NLingenieurs

Handelsnaamrecht. Collectief merkenrecht. Branche-organisatie Kivi Niria maakt bezwaar tegen gebruik van de gesteld misleidende (5b Hnw) handelsnaam 'NLingenieur'. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af, de handelsnaam wekt bij het publiek (individuele ingenieurs en het publiek waarop de ingenieur zich richt) niet noodzakelijk de indruk dat het belangenvereniging betreft. Verwarring over de aard van de leden van NLingenieur is eveneens niet aannemelijk.

4.3. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog niet in dat de handelsnaam voor het eerstbedoelde publiek misleidend zou zijn. Uit de handelsnaam volgt geenszins noodzakelijk dat NLingenieurs de belangen van individuele ingenieurs behartigt. Evenmin wekt de naam de indruk dat dit het geval zou zijn voor alle in Nederland werkzame ingenieurs. Uit de naam is al niet af te leiden dat sprake is van een belangenvereniging, zodat niet is in te zien dat de naam suggesties wekt over de aard van de behartigde belangen. Bovendien is de door Kivi Niria gestelde indruk die bij dit publiek zou ontstaan veel specifieker dan op grond van de handelsnaam gerechtvaardigd is.

4.4. Voorshands is evenmin verwarring te duchten bij het publiek waaraan ingenieursdiensten worden geleverd. Ter zitting heeft NLingenieurs onweersproken gesteld dat – ofschoon de doelgroep volgens haar statuten ruimer is – in de praktijk bij alle leden van de vereniging één of meer ingenieurs werkzaam zijn. De verwachting die volgens Kivi Niria door de handelsnaam wordt gewekt, namelijk dat de leden van NLingenieurs ingenieursdiensten kunnen leveren, kan dus worden waargemaakt. Daaraan doet niet af dat niet alle werknemers van het bureau ingenieur zijn. Voldoende is dat die diensten door of onder verantwoordelijkheid van een ingenieur worden uitgevoerd. Verder is niet is te zien waarom het publiek zou menen uitsluitend met natuurlijke personen te maken te hebben. Het publiek is er uiteraard mee bekend dat vele beroepen worden uitgeoefend in een organisatie met een andere rechtsvorm.

4.5. De bezwaren van Kivi Niria tegen het hiervoor vermelde predikaat en de merken kunnen geen grondslag vormen voor het verbieden van de handelsnaam. Afgezien daarvan heeft Kivi Niria niet gesteld dat het huishoudelijk reglement van NLingenieurs en/of het bij de collectieve merken behorende reglement zou inhouden dat NLingenieurs het gebruik van het predikaat ‘raadgevend ingenieur ONRI’ of de merken zou toestaan aan personen die niet de titel van ingenieur hebben c.q. organisaties die niet in staat zijn ingenieursdiensten te leveren.

4.6. Het beroep van Kivi Niria op artikel 5 Hnw, dat zij overigens pas ter zitting heeft gedaan, stuit alleen al daarop af dat NLingenieurs bestrijdt dat Kivi Niria de gestelde handelsnamen gebruikt en dat Kivi Niria het tegendeel op geen enkele manier aannemelijk heeft gemaakt.

4.8. Kivi Niria wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Volgens de onweersproken opgave van NLingenieurs bedragen deze € 6.746,91 exclusief B.T.W.

lees het vonnis hier of hieronder:

 

IEF 8371

Personalia

Persbericht Howrey: Joris van Manen to Join Howrey’s Amsterdam Office. Noted Lawyer Will Add Additional Trademark, Copyright and Media Expertise.

Howrey LLP is pleased to announce that, as of January 2010, Joris van Manen, currently a partner at the Dutch law firm of De Brauw Blackstone Westbroek, will be joining the firm’s Amsterdam office as a partner. Mr. Van Manen’s considerable trademark, copyright and media practice will further strengthen Howrey's European trademark, copyright and media practices. He has acted on behalf of RTL in many cases regarding television programs, on behalf of De Lotto and for “copyright watchdog”, Brein, against The Pirate Bay.

At Howrey, Mr. van Manen will be reunited with former colleagues and friends, Willem Hoyng and Bart van den Broek, whom Van Manen knows well from their years at De Brauw. Commenting on his move to Howrey, Mr. van Manen said, "This is a great opportunity for me. After 17 tremendous years at De Brauw, it is now time for a new challenge. Howrey offers me just that. Howrey's approach, strategy and practice fit very well with mine."

Howrey's managing partner, Robert Ruyak, echoed Mr. Van Manen, "We are delighted to welcome Joris to our firm. His skills and experience will help us strengthen our European trademark, copyright and media practice. He is a strong litigator, and fits very well into Howrey. He will be a great asset for our firm."

IEF 8426

Het Alfonso-principe

GvEA, 23 september 2009, T-291/07, Viñedos y Bodegas Príncipe Alfonso de Hohenlohe, SA tegen OHIM / González Byass, SA.

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure tegen aanvraag Gemeenschapswoordmerk ALFONSO o.g.v. oudere Gemeenschaps- en nationale woordmerken PRINCIPE ALFONSO (wijn, drank). GvEA vernietigt beslissing BoA OHIM. BoA had zich niet alleen op de Spaanse consument mogen richten.

42. Il s’ensuit que, contrairement à ce que prétend la requérante, le terme « alfonso » n’est pas le terme dominant dans l’impression d’ensemble produite par les marques antérieures et que rien ne permet de considérer que le consommateur moyen normalement informé et raisonnablement attentif et avisé négligera la première partie de l’élément verbal desdites marques. Tel est particulièrement le cas dans le secteur des boissons alcooliques, où les consommateurs sont habitués à ce que les produits soient fréquemment désignés par des marques comprenant plusieurs éléments verbaux (arrêt Torre Muga, précité, point 53).

(…)

50. Il résulte de ce qui précède que les éléments de similitude entre les marques en conflit, à savoir la présence de l’élément commun « alfonso », ne sauraient contrebalancer les différences qui existent entre elles et qui donnent une impression d’ensemble différente.

51. Il s’ensuit que c’est à bon droit que la chambre de recours a considéré que les marques en cause étaient différentes sur les plans visuel, phonétique et conceptuel.

(…)

61. Il résulte de ce qui précède que la chambre de recours n’a pas commis d’erreur en concluant qu’il n’existait pas de risque de confusion entre les marques en conflit pour le public espagnol.

(…)

66 . Il s’ensuit que la chambre de recours ne pouvait pas se limiter à constater l’absence de risque de confusion pour les seuls consommateurs espagnols, sans vérifier si un tel risque existait en revanche par rapport aux consommateurs des langues non latines. Ce faisant, la chambre de recours a donc méconnu son obligation d’examiner l’intégralité des chefs de conclusions de la requérante au sens de la jurisprudence citée au point 62 ci-dessus.

67. Au vu de l’ensemble des considérations qui précèdent, il y a lieu de constater que la décision attaquée a été adoptée en violation d’une forme substantielle qui imposait, en l’espèce, à la chambre de recours de statuer sur l’opposition formée contre la marque demandée en ce qui concerne l’éventuelle existence d’un risque de confusion pour les consommateurs autres que ceux d’une des langues latines précitées et qu’elle doit, en conséquence, être annulée.

Lees het arrest hier.

IEF 8370

Geluk, liefde, verdriet, hoop, vrede e.d.

Rechtbank Groningen, sector kanton, 8 oktober 2009, zaaknr. 402262 (Duivenverhuur)

Auteursrecht.  Duivenverhuurbedrijf (duiven voor speciale gelegenheden) verzoekt feestwinkel om tekst en tekstpatronen die zijn van website heeft overgenomen te verwijderen. Teksten worden verwijderd, maar eiser stelt dat gedaagde wel de geleden schade (€2000,-) moet vergoeden. Geen auteursrechtelijk beschermde werken: “Dat daarbij woorden als geluk, liefde, verdriet, hoop, vrede e.d. worden gebruikt ligt voor de hand.” Ook anderszins komt de vordering niet voor toewijzing in aanmerking:

5. (…) Om voor vergoeding in aanmerking te komen is het criterium of het maken van die kosten redelijkerwijs verantwoord was. De kantonrechter verstaat onder redelijkerwijs ondermeer dat men aan de wederpartij duidelijk maakt wat men van haar verlangt en haar in de gelegenheid stelt daaraan te voldoen voordat men kosten gaat maken. Uit de gang van zaken blijkt dat [gedaagde] zich van het begin af aan bereid heeft verklaard om de teksten aan te passen, maar dat [eiser], nog voordat zij aan [gedaagde] had duidelijk gemaakt wat zij gewijzigd wilde zien de zaak ter behandeling aan [jurist] had overgedragen. Daar komt bij dat de eerste twee brieven van [jurist] wel dreigementen bevatten maar geen duidelijkheid gaven hoewel [gedaagde] daar uitdrukkelijk naar had gevraagd.

Lees het vonnis hier (origineel via Arnoud Engelfriet).