IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 8361

Kan niet serieel worden overtreden

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 19 november 2009, LJN: BK3695, Eiser hodn. Bandenservice Numansdorp tegen Gedaagde hodn. [X] Bandenservice,

Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Executiegeschil over dwangsommen (zie: IEF 6592). Gegeven bevel kan niet serieel worden overtreden, zodat eenmaal een dwangsom wordt verbeurd ongeacht het aantal wijzen waarop het bevel wordt overtreden. Aannemelijk dat bevel, gelet op doel en strekking daarvan, is overtreden.

Uit het bevel om “elk gebruik” te staken volgt dat ook met een overtreding van het bevel waarvan de ernst en omvang gering is dwangsommen worden verbeurd. Niet aannemelijk dat de overtreding het gevolg is van (gedeeltelijke of tijdelijke) onmogelijkheid om het bevel na te komen. Evenmin aannemelijk dat sprake is van rechtsverwerking. Geen bevoegdheid om dwangsombepaling te wijzigen.  

4.2.  Uit (…) het vonnis volgt dat het doel en de strekking van het (…) bevel de beëindiging betreft van (i) het gevaar dat het publiek door het gebruik van de handelsnaam “[Y] Bandenservice” (hierna ook de verboden handelsnaam) de ondernemingen van partijen met elkaar verwart (ii) inbreuk op het merkrecht van [gedaagde] en (iii) het onrechtmatig handelen van [eiser] jegens [gedaagde], daaruit bestaande dat hij zich een aanzienlijk bedrag voor onder meer achtergelaten goodwill heeft laten betalen en daarna een eigen bedrijf heeft opgericht met als handelsnaam de oude handelsnaam van het andere bedrijf en het dan in reclamemededelingen aan het publiek doen voorkomen alsof dit nieuwe bedrijf het oude bedrijf is, maar dan verhuisd. Uit het bevel om “elk gebruik” te staken volgt dat ook met een overtreding van het bevel waarvan de ernst en omvang gering is dwangsommen worden verbeurd. Het bevel is gericht tot [eiser], zodat het gebruik van de verboden handelsnaam door derden in beginsel niet daaronder valt. Dit kan anders zijn indien het gebruik door derden in opdracht of met toestemming van [eiser] plaatsvindt.

4.3.  Een verbod om elk gebruik te staken kan op elk moment maar één keer worden overtreden. De stelling van [eiser] dat het onder 5.1 geformuleerde bevel niet serieel kan worden overtreden, zodat er ongeacht het aantal wijzen waarop de verboden handelsnaam wordt gebruikt maar eenmaal een dwangsom wordt verbeurd, is derhalve juist. Hieraan doet niet af dat de dwangsom is opgelegd voor “elke overtreding” omdat de dwangsom geldt voor meerdere bevelen, namelijk “de onder r.o. 5.1 tot en met r.o. 5.4 geformuleerde bevelen”. Ook kan het van belang zijn indien na een periode van staking [eiser] opnieuw de verboden handelsnaam of de in het vonnis omschreven logo gebruikt, maar dat is niet aan de orde.

(…)

4.8.  De door [eiser] aangevoerde omstandigheid dat de vermeldingen op de bandenwebsites geen prominente plaats in zijn gedachten hadden, kan niet als excuus worden aanvaard nu [eiser], afgaande op zijn stelling dat hij de beheerders van de bandenwebsites op 21 augustus 2008 per e-mail heeft aangeschreven, er zich van bewust is geweest dat het gebruik van de verboden handelsnaam op die websites gestaakt diende te worden. Van [eiser] mag dan ook in redelijkheid worden verwacht dat hij daartoe adequate stappen onderneemt. Daarvoor was niet noodzakelijk dat, zoals [eiser] impliceert, eerst een nieuwe naam voor de onderneming van [eiser] werd bedacht en door [gedaagde] werd goedgekeurd. Dat is een keuze van [eiser] die voor zijn rekening en risico komt.

4.9.  (…) De afhankelijkheid van derden, waarop [eiser] zich beroept, doet er niet aan af dat in redelijkheid van hem meer inspanningen en zorgvuldigheid mocht worden verwacht (…) Dat [eiser] een en ander, zoals hij stelt, vanwege de hectiek in de bewuste periode heeft nagelaten, is voor zijn rekening en risico.

(…)

4.11.  Uit het voorafgaande volgt dat [eiser] voor de onder 4.6 bedoelde overtreding van het in het vonnis onder 5.1 gegeven bevel een bedrag van € 39.000 aan dwangsommen heeft verbeurd. Aangezien de overige door [gedaagde] gestelde overtredingen binnen de periode van 23 augustus 2008 tot en met 25 september 2008 vallen, behoeven deze geen bespreking omdat – gelet op hetgeen onder 4.3 is overwogen – daarmee geen hoger bedrag aan dwangsommen kan zijn verbeurd.

Lees het vonnis hier.

IEF 8360

Onterecht angstgevoelens zou opwekken

Uitspraak van de Reclame Code Commissie, 13 november 2009, Dossier 2009/00769 (Met dank aan Willem Leppink, Ploum Lodder Princen Advocaten en Notarissen)

De RCC heeft onlangs uitspraak gedaan in de zaak tussen het Nederlands Bakkerij Centrum (NBC) tegen Zonnatura betreffende misleidende reclame. De klacht van het NBC tegen de radiocommercial voor het brood Volkomen Volkoren Brood werd toegewezen nu deze misleidend is en onterecht angstgevoelens zou opwekken. Zonnatura werd aanbevolen om zodanige reclame te vermijden.

Lees hier meer (Reclameboek).

IEF 8359

Wijzigingen van de Rijksoctrooiwet

Octrooirecht. Over het hoofd gezien: Aankomende inwerkingtreding van wijzigingen van de Rijksoctrooiwet 1995 en bijbehorend Rijksbesluit en Regeling per 1 april 2010 (met dank aan Rolf Suurmond, DeltaPatents

Per 1 april 2010 wijzigt de Rijksoctrooiwet 1995 en het bijbehorend Rijksbesluit en Ministeriële Regeling. Hierdoor vindt het Verdrag inzake octrooirecht (beter bekend als Patent Law Treaty) daadwerkelijk toepassing in Nederland en de Nederlandse Antillen. De wetswijziging heeft onder andere betrekking op de vereisten voor het verkrijgen van een indieningsdatum voor een octrooiaanvraag. Zo is het voor het verkrijgen van een indieningsdatum niet meer nodig om de aanvraag van een conclusie te voorzien. Verder is het voortaan mogelijk om een verzoek tot herstel in de vorige toestand in te dienen als de termijn voor het recht van voorrang niet in acht is genomen. Verder zijn gedetailleerde regelingen opgenomen met betrekking tot inschrijving in het register van wijzigingen van naam of adres van de aanvrager, wijziging van de persoon van de aanvrager, en licentie, pandrecht en beslag.
 
Zie voor de wijzigingen hier, hier en hier.

IEF 8358

Eigen webpagina Afdeling IE Rechtbank Den Haag

"Met ingang van heden heeft de Afdeling IE van de civiele sector van de Rechtbank 's-Gravenhage een eigen pagina op de internetsite van de Rechtspraak. Op deze pagina kunt u onder meer de door de afdeling IE gehanteerde procesregelingen alsmede het actuele pleidooirooster raadplegen.
 
U kunt de pagina vinden via deze link, of via de menubalk aan de linkerzijde van de homepage van de Rechtbank 's-Gravenhage via: Voor juristen > Rechtsgebieden > Civiel > Afdeling IE."

 

IEF 8356

Profiteren van de bekendheid is geen vereiste

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 november 2009, KG ZA 09-1391, FU Works Productions B.V. Weissenbruch Communicatie B.V. c.s. tegen FU

Handelsnaamrecht. Eisers, ondernemingen van filmproducent San Fu Maltha, maakt bezwaar tegen het gebruik van de handelsnaam Fu Worxx van gedaagde, een marketing- en communicatieadviesbureau. Inbreuk aangenomen. Verwarringsgevaar door overeenstemming en overlap in diensten en regio. Bekendheid brengt een relatief ruime bescherming van handelsnaam mee. Profiteren van de bekendheid van een handelsnaam is geen vereiste voor het aannemen van een inbreuk op een handelsnaamrecht. Opnemen van een familienaam in een handelsnaam is geen rechtvaardiging voor een inbreuk op het handelsnaamrecht. Gebruik van de domeinnaam kan in dit geval worden gekwalificeerd als handelsnaamgebruik.

4.2. Naar voorlopig oordeel maakt Fu door het gebruik van de handelsnaam Fu Worxx inbreuk op het handelsnaamrecht van Weissenbruch. Niet in geschil is namelijk dat Weissenbruch de handelsnaam Fu Works al langer gebruikt en door het gebruik van de daarmee overeenstemmende handelsnaam Fu Worxx is naar voorlopig oordeel verwarring te duchten bij het publiek als bedoeld in artikel 5 Handelsnaamwet gelet op (i) de mate van overeenstemming tussen de handelsnamen, (ii) de soortgelijkheid van de activiteiten van de ondernemingen en (iii) de bekendheid van de handelsnaam Fu Works.

(…)

4.6. Verder weegt mee dat als onweersproken vast staat dat Weissenbruch haar handelsnaam Fu Works intensief gebruikt, met name in het kader van de promotie van films, en dat de handelsnaam daardoor bekendheid geniet bij het algemene publiek. Die bekendheid brengt naar voorlopig oordeel mee dat Weissenbruch aanspraak kan maken op een relatief ruime bescherming van haar handelsnaam.

4.7. Gelet op het voorgaande legt het betoog van Fu dat de ondernemingen van partijen zich richten op een verschillend publiek, onvoldoende gewicht in de schaal. Voorshands is namelijk onvoldoende komen vast te staan dat het publiek waar Fu zich op richt zodanig is gescheiden van het publiek waar Weissenbruch zich met haar activiteiten op richt, dat geen gevaar voor verwarring in de zin van artikel 5 Handelsnaamwet bestaat. In geografisch opzicht is in ieder geval sprake van overlap. De ondernemingen van Weissenbruch richten zich namelijk op geheel Nederland (en het buitenland). Fu richt zich naar eigen zeggen op de regio Leiden. Wat betreft die regio is er dus sprake van overlap. Bovendien presenteert de onderneming van Fu zich via haar website ook buiten de regio Leiden en is haar dienstverlening uit de aard der zaak niet aan die regio gebonden. Het enkele feit dat Fu hecht aan persoonlijk contact met de klant en dat haar website weinig wordt bezocht, sluit de rest van Nederland niet uit van haar doelgroep. Ook wat betreft de branche is enige overlap voorshands aannemelijk. (…)

4.8. Het betoog van Fu dat zij met de keuze voor de handelsnaam Fu Worxx niet heeft beoogd om te profiteren van de bekendheid van de handelsnaam Fu Works, maar slechts wilde verwijzen naar haar familienaam Fu, kan niet leiden tot een andere conclusie. Enerzijds is het profiteren van de bekendheid van een handelsnaam geen vereiste voor het aannemen van een inbreuk op een handelsnaamrecht. Voor het aannemen van een inbreuk volstaat dat er sprake is van verwarringsgevaar. Aan die eis is, zoals hiervoor is vastgesteld, voldaan. Anderzijds is het opnemen van een familienaam in een handelsnaam geen rechtvaardiging voor een inbreuk op het handelsnaamrecht.

4.9. Het voorgaande geldt naar voorlopig oordeel ook voor het gebruik van de domeinnaam fuworxx.nl door Fu. Dat dit gebruik van de domeinnaam in dit geval kan worden gekwalificeerd als handelsnaamgebruik is – naar voorlopig oordeel terecht – niet weersproken. Daarnaast is de overeenstemming tussen de handelsnamen Fu Works/Fu Worxx vrijwel even groot als tussen de handelsnamen Fu Works/fuworxx.nl. Het feit dat de woorden “fu” en “worxx” aan elkaar zijn geschreven en dat daaraan de extensie “.nl” is toegevoegd zijn geringe afwijkingen mede gelet op het feit dat die afwijkingen voortvloeien uit het gegeven dat het gaat om een domeinnaam. Voor het overige zijn de omstandigheden identiek aan het gebruik van de handelsnaam Fu Worxx.

Lees het vonnis hier.

IEF 8355

Lifting bodies

Vzr. Rechtbank Amsterdam, ex parte beschikking van 17 november 2009, Revotec Marine AG tegen Bär (met dank aan Marloes Bakker, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Marinelift ( om een bijboot in een de achterkant van een schip te schuiven). Stukgelopen samenwerking. Dreigende verhandeling op beurs.

“(…) beveelt gerekestreerde om binnen twee uur na betekening van deze beschikking te staken en gestaakt te houden iedere daad van openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de in het lichaam van het aangehechte verzoekschrift omschreven auteursrechtelijk beschermde marinelift, waaronder begrepen ieder ter verkoop aanbeiden, verhandeling, ten toonstellen (door het tonen van monsters of afbeeldingen) of afleveren.”

Lees de beschikking hier.

IEF 8354

Een gegeerd resultaat

Hof van Cassatie van België, 22 oktober 2009, nr. C.08.0411.N, Benelux-organisatie voor de Intellectuele Eigendom tegen Janssen Pharmaceutica.

Merkenrecht. Cassatie in merkweigeringszaak. BBIE weigert inschrijving van het merk Summer Skin, in hoger beroep wordt die weigering ongedaan gemaakt (IEF 6079), maar in cassatie oordeelt het Hof dat de aanvankelijke weigering toch terecht was.

5. De appelrechters stellen vast dat de woordcombinatie Summer Skin kan worden "ervaren als de uitdrukking van een resultaat" dat wordt bereikt door het gebruik van de producten die onder het teken worden aangeboden en dat de combinatie van de twee termen als zodanig geen bepaalde betekenis heeft, maar daarentegen wel verwijst naar "een gegeerd resultaat" na gebruik van de producten. Aldus stellen zij vast dat de woordcombinatie Summer Skin in minstens één van de potentiële betekenissen een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt.

6. De appelrechters konden uit deze gegevens niet afleiden, zonder miskenning van de artikelen 2.1 1. l .b en c BVIE, dat "geen van de absolute weigeringsgronden uit artikel 2.1 1. l .b en c BVIE aan de registratie van het teken in de weg staan".

Lees het arrest hier.

IEF 8411

Vooruitdenken

GvEA, 17 November 2009, zaak T-473/08, Apollo Group, Inc. tegen OHIM

Gemeenschapsmerk. Weigering registratie Woordmerk THINKING AHEAD. Geen onderscheidend vermogen.

27. However, signs which do not enable the public concerned to repeat a purchasing experience, if it was positive, or to avoid it, if it was negative, when making a later purchase of the goods or services in question, are devoid of any distinctive character for the purposes of Article 7(1)(b). Such is the case, in particular, of signs which are commonly used for the marketing of the goods or services concerned. Those signs are deemed incapable of performing the essential function of a mark, that is to say, identification of the origin of the product or service in question (see, to that effect, judgment of 12 March 2008 in Case T‑341/06 Compagnie générale de diététique v OHIM (GARUM), not published in the ECR, paragraph 29, and the case-law there cited).

(…)

34      Thus, in connection with educational and training services, the disputed word sign is necessarily regarded as a reminder to potential consumers of such services to enrol on courses, to take part in them and to study with the aim, inter alia, of improving their career opportunities or their social position. Contrary to the applicant’s submissions, the expression ‘thinking ahead’, because of its clear and specific meaning, namely, ‘thinking to the future’, when it is used in connection with those services, leads consumers to associate it with their personal future development, even though it is true that educational and training services are also intended to meet a current and immediate need.

(…)
 
37. It follows from the foregoing considerations that, from the point of view of the relevant public, the word sign THINKING AHEAD constitutes, because of its inherent meaning which evokes the future, a principally promotional message in relation to the services concerned in Class 41 of the Nice Agreement. It is therefore likely commonly to be used to market those services and is deemed incapable of performing the essential function of a mark, that is to say, that of identifying their origin (see the case-law cited in paragraph 27 above).

(…)

39. Accordingly, the Board of Appeal rightly concluded that that expression will be perceived by the relevant public primarily as a promotional slogan rather than as a trade mark.

Lees het arrest hier

IEF 8353

Met tweeëntwintig volledig ingerichte kamers

Vzr Rechtbank Haarlem, 9 november 2009, LJN: BK3257, Eisers tegen gedaagde (Kopie poppenhuis)

Auteursrecht. Eisers treffen in een winkel een door een particulier gemaakte kopie aan van een door eisers gemaakt en in tijdschrift (afbeelding) gepubliceerd poppenhuis (grachtenpand). De vorderingen worden afgewezen. Geen spoedeisend belang nu de beweerdelijke kopie reeds is afgegeven aan de raadsman van eisers. Vordering tot vernietiging van de beweerdelijke kopie afgewezen gelet op het belang van gedaagde om in een eventuele bodemprocedure ten bewijze van haar stelling dat geen sprake is van inbreuk over haar poppenhuis te kunnen beschikken.  

4.2.  Met betrekking tot het spoedeisend belang van eisers bij hun vorderingen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of het poppenhuis van gedaagde heeft te gelden als een inbreuk op mogelijke auteursrechten die eisers ten aanzien van hun poppenhuis kunnen doen gelden, valt zonder nadere onderbouwing van de zijde van eisers niet in te zien welk spoedeisend belang eisers hebben bij de gevraagde voorzieningen. Vast staat immers dat gedaagde het beweerdelijk inbreukmakende poppenhuis aan de raadsman van eisers heeft afgegeven, alwaar het poppenhuis zich tot op heden bevindt. Gelet hierop is niet aannemelijk dat op dit moment enige kans bestaat op verveelvoudiging dan wel openbaarmaking van het poppenhuis door gedaagde. De enkele stelling dat gedaagde weigert de inbreuk op de auteursrechten van eisers te erkennen en dat eisers als gevolg daarvan vrezen dat gedaagde met het poppenhuis aan de slag gaat is derhalve onvoldoende. Weliswaar heeft gedaagde bij de afgifte de voorbehouden als vermeld in de onder 2.9 genoemde brief gemaakt, maar dat is gelet op de huidige stand van zaken onvoldoende om te concluderen dat de vrees van eisers voor voortzetting van mogelijke inbreuk gerechtvaardigd is.

4.3.  Gelet op het voorgaande zal de onder 3.1 onder 1 gevraagde voorziening tot veroordeling van gedaagde tot het onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten op het poppenhuis van eisers dan ook worden geweigerd.

4.4.  Mede in het licht van het hiervoor overwogene valt voorts niet in te zien welk belang eisers hebben bij de onder 3.1 onder 2 gevraagde voorziening tot het (laten) vernietigen van het poppenhuis van gedaagde. Bovendien staat daartegenover het belang van gedaagde om in een eventuele bodemprocedure te kunnen beschikken over het poppenhuis teneinde haar stelling aan te kunnen tonen dat geen sprake is van inbreuk. De betreffende voorziening zal dan ook worden geweigerd.

Lees het vonnis hier.

IEF 8352

De totstandkoming van het gedenkboek

Vzr. Rechtbank Middelburg, 30 oktober 2009, LJN: BK3337, Eisers tegen Stichting ‘De Kerk In Klooster’
 
Auteursrecht. Eisers zijn door Stichting De Kerk In Klooster gevraagd een gedenkboek te schrijven bij het 800 jarig bestaan van de kerk te Kloosterzande. Eisers leveren een dummy van het gedenkboek “Kerk en uithof van de Duinenabdij te Kloosterzande” aan, maar ontvangen vervolgens een drukproef waarin wijzigingen zijn aangebracht in de lay-out, fotogrootte en voor- en achterkant. Eisers maken hiertegen bezwaar op grond van het auteursrecht en zien hun vorderingen toegewezen.

“Niet gesteld of gebleken is dat eisers toestemming voor publicatie hebben gegeven. Integendeel, eisers hebben zich van meet af aan verzet tegen de door de drukkerij verstrekte drukproef. Desondanks voert gedaagde aan dat er geen sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van eisers nu partijen in het kader van de totstandkoming van het gedenkboek zijn overeengekomen dat eisers verantwoordelijk zijn voor de tekst van het boek en gedaagde voor de productie -de uitgave- van het boek. Gedaagde zou slechts hebben gehandeld binnen de grenzen van de afspraken die partijen hebben gemaakt.

Mede in het licht van de betwisting door eisers, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter niet aannemelijk geworden dat, zoals gedaagde stelt, een duidelijke scheiding tussen schrijven en eindredactie tussen partijen is overeengekomen, op grond waarvan gedaagde gerechtigd is het gedenkboek zonder overleg met eisers te mogen publiceren. Een daaraan ten grondslag liggende uitgeefovereenkomst ontbreekt. Verder kan niet volgehouden worden dat de taak van eisers beperkt zou zijn geweest tot het aanleveren van de platte tekst. Dit strookt niet met de onweersproken gebleven stelling van eisers dat zij praktisch alle foto’s en illustraties voor het boekwerk hebben aangeleverd en evenmin met de overhandiging op 2 juni 2009 aan gedaagde van de dummy. Deze dummy, zoveel staat vast, bevatte de complete tekst en de afbeeldingen op basis waarvan een eindproduct gemaakt kon worden. Bovendien, zo al een dergelijke afspraak zou zijn gemaakt, kan het niet zo zijn dat met voorbijgaan aan de bezwaren van eisers, wordt overgegaan tot publicatie van het werk van eisers in een vorm die eisers uitdrukkelijk niet wensen. Dit is in strijd met de in artikel 25 van de Auteurswet neergelegde persoonlijkheidsrechten.

Uit het voorgaande volgt dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter eisers een beroep toekomt op hun auteursrecht met betrekking tot het gedenkboek en dat gedaagde door het zonder toestemming van eisers uitbrengen van dit boek in strijd met dit auteursrecht handelt. In beginsel hebben eisers dan ook recht om staking van de publicatie te vorderen.

Een belangenafweging maakt dit niet anders. Ook nadat eisers uitdrukkelijk hebben aangegeven bezwaar te hebben tegen de uitgave zoals die er thans ligt, is gedaagde op de door haar ingeslagen weg voortgegaan. Het gedenkboek is, zo is ter zitting duidelijk geworden, inmiddels gedrukt. Dit heeft gedaagde, en daarmee ook eventuele schade die zou ontstaan als het gedenkboek niet kan worden verkocht, dan ook aan zichzelf te wijten en dat betekent dat haar belang bij het voortzetten van de publicatie niet opweegt tegen het belang van eisers bij honorering van hun auteursrecht.

Lees het vonnis hier.