IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 8177

Met betrekking tot octrooien

Tweede kamer, 2008-09, 22112, nr. 913. Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Brief staatssecretaris ter aanbieding BNC-fiche samenvatting van het verslag over het sectorale onderzoek naar de farmaceutische sector

"De Commissie bevestigt het belang van een hoge kwaliteitsstandaard met betrekking tot octrooien en snelle toelating tot de markt. Zij focust zich op volledige implementatie en beter gebruik van de huidige regelgeving, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de deadlines van toelatingsprocedures en het zorgdragen dat bezwaren van derden goed gedocumenteerd en transparant zijn en niet tot onnodige vertraging leiden Nederland kan instemmen met deze lijn met inachtneming van nationale bevoegdheden op het gebied van het inrichten van het sociale stelsel en prijs- en vergoedingsmaatregelen met betrekking tot geneesmiddelen. Nederland steunt het streven om tot een spoedige invoering van een Gemeenschapsoctrooi met een bijbehorend overkoepelend systeem voor octrooirechtspraak  te komen.

Trage introductie van generieke en innovatieve geneesmiddelen moet effectief worden tegengegaan want dat kan besparingen opleveren. Nederland staat achter de aanbevelingen van de Cie dat verklaringen van derden tijdens de toelatingsprocedure een duidelijke inhoud moeten hebben en ook van duidelijk omschreven partijen moeten komen, die ook hun belang erbij moeten motiveren. Dit om onnodige en ongerechtvaardigde vertraging van marktoelating te voorkomen. Evenzo geldt dat misleidende informatiecampagnes, die nodeloos en ongegrond twijfel zaaien over de kwaliteit van generieke geneesmiddelen moeten worden tegengegaan."

Lees het fiche hier.

IEF 8176

De leenvergoedingen bij openbare bibliotheken

Tweede Kamer, 2008/09, 28330, nr. 40. Herstructurering openbaar bibliotheekwerk; Brief minister over de leenvergoedingen bij openbare bibliotheken.

"Ik zie geen aanleiding om de leenvergoeding op te trekken naar € 1 zoals mevrouw V. voorstelt. Dat de leentarieven voor dvd’s of cd’s hoger liggen heeft onder meer te maken met de omstandigheid dat de bibliotheken de commerciële verhuurders van audiovisueel materiaal geen oneerlijke concurrentie mogen aandoen en er bij audiovisueel werk sprake is van een veel groter aantal rechthebbenden. (...) Het effect van een drastisch verhoogde leenvergoeding zou vrijwel zeker een zeer averechtse uitwerking hebben op de opbrengst, omdat de bibliotheken de kosten van de leenvergoeding verdisconteren in de contributie. Bij een forse verhoging van de contributie is een massale daling van het aantal bibliotheekleden een voorspelbare uitkomst."

Lees de hele brief hier.

IEF 8175

BBIE oppositiebeslissingen

(fig.) - DE MUNT (Toegew.)
KRUIDVAT - KRUITVAT (Gedeelt.)
ATI - AT (Toegew.)
Ti Sento - SEICENTO (Afgew.)
CONCEPTUS - Concep (Afgew.)  
AVEDA - ASHAVEDA NATURAL ORGANIC (Toegew.)
JULES - KATE & JULES (Toegew.)
GOOLFY BLACK LIGHT MINI GOLF - (fig.) (Afgew.)

Lees de oppositiebeslissingen hier.

IEF 8174

‘Alles onder controle?’

Persbericht: De Internet Scriptieprijs gaat dit jaar naar de Amsterdamse rechtenstudent Axel Arnbak.  Hij kreeg de prijs voor zijn scriptie getiteld ‘Alles onder controle?’, over de invoering van de bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens.
Juryvoorzitter prof. Nico van Eijk roemde Arnbak omdat zijn scriptie een hoogst actueel onderwerp betreft met een grote maatschappelijke impact, “maar minstens zo belangrijk zijn de gedegen aanpak, toegankelijke schrijfstijl en de originele invalshoek die de jury hebben overtuigd.” Winnaar Arnbak liet weten dolblij te zijn met zijn succes. Hij wint een bedrag van 1500 euro, een stage bij Brinkhof, een ADSL-verbinding van XS4ALL en een Wii spelcomputer. De winnende scriptie is te lezen op www.internetscriptieprijs.nl.

De Internet Scriptieprijs werd uitgereikt op het symposium “Wat online geldt” in de Beurs van Berlage in Amsterdam. De prijs is een initiatief van advocatenkantoor Brinkhof en internetprovider XS4ALL. 
Om het denken over internetvraagstukken en de ontwikkeling van het internetrecht te stimuleren loven ze jaarlijks de prijs uit aan de student die de beste scriptie schrijft over een actueel onderwerp op het gebied van internet en recht. De jury bestond dit jaar uit Nico van Eijk (hoogleraar media- en telecommunicatierecht, Universiteit van Amsterdam), Remy Chavannes (advocaat bij Brinkhof) en Niels Huijbregts (adviseur public affairs bij XS4ALL).

IEF 8173

Infopaq in Utrecht aan land gekomen

Rechtbank Utrecht, 9 september 2009, LJN: BJ7300, DMO Marketing B.V. tegen Fa-Med B.V

Auteursrecht. Eerste toepassing van het  Infopaq werk-criterium in Nederlandse rechtspraak. Stukgelopen samenwerking. Geen auteursrechtelijke bescherming aangenomen op aanduidingen ‘Factotaal’ en ‘Faktotaal’. 
 
Eiser ontwikkelt een nieuwe labelnaam alsmede een nieuw(e) logo/huisstijl ten behoeve van gedaagde Fa-Med . Hierbij is gesproken over de aanduidingen Factotaal en Faktotaal. Fa-Med maakt hier geen gebruik van en de samenwerking wordt beëindigd. DMO stelt i.c. dat Fa-Med, met de door Fa-Med al voor de beëindiging van de samenwerking verrichte domeinnaam- en merkregistraties m.b.t. tot Factotaal en Faktotaal, inbreuk maakt op het auteursrecht van DMO op de aanduidingen Factotaal en Faktotaal. De rechtbank Utrecht ziet dat anders: 

4.3.  De rechtbank zal eerst beoordelen of de aanduidingen “Factotaal” en “Faktotaal” werken zijn in de zin van de Aw en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van het bepaalde in artikel 1 juncto artikel 10 Aw komen voor auteursrechtelijke bescherming die werken in aanmerking die voldoende oorspronkelijk zijn en een eigen karakter hebben en bovendien het persoonlijk stempel van de maker dragen. Dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt in dat de vorm niet ontleend mag zijn aan het werk van een ander. Om te voldoen aan de eis dat het werk het persoonlijk stempel van de maker moet dragen, zal sprake moeten zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengselen zijn van de menselijke geest (Hoge Raad, 30 mei 2008, LJN BC2158). Recentelijk heeft het Hof van Justitie der Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EG) voorts bepaald dat het auteursrecht slechts kan gelden met betrekking tot materiaal dat oorspronkelijk is, in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan (HvJ EG 16 juli 2009, C-5/08 Infopac).

4.4.  DMO Marketing heeft gesteld dat het woord “Factotaal” een nieuw woord betreft dat het resultaat is van een samentrekking van de woorden “factoring” en “totaal” en het gevolg is van creatieve arbeid van de heer [A.], werkzaam bij DMO Marketing. De rechtbank heeft de stellingen van DMO Marketing aldus begrepen dat deze tevens zien op het woord “Faktotaal”. DMO Marketing heeft niet nader gemotiveerd waarom deze aanduidingen een eigen, persoonlijk karakter bezitten en het persoonlijk stempel van de maker dragen, of meer in het bijzonder gemotiveerd welke creatieve keuzes aan de totstandkoming van de aanduidingen ten grondslag liggen (of op welke wijze de auteur uitdrukking heeft gegeven aan zijn creatieve geest). Anders dan DMO Marketing stelt, leveren de aanduidingen “Factotaal” en “Faktotaal” naar het oordeel van de rechtbank - zonder nadere motivering die ontbreekt - niet een zodanig creatieve prestatie op dat zij kunnen worden aangemerkt als een eigen intellectuele schepping en derhalve als oorspronkelijk. Weliswaar is juist dat - zoals DMO Marketing stelt - in de literatuur wordt aangenomen dat erkenning van het auteursrecht op een enkel woord niet ondenkbaar is, maar dan zal het moeten gaan om woorden die in se uitdrukking geven aan een eigen intellectuele schepping van de auteur. Te denken valt hierbij aan een origineel neologisme of een originele spellingswijze (vgl. Spoor/Verkade/Visser, Auteursrecht p. 3.36). Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. Het betreft hier een samentrekking van twee gangbare woorden uit de Engelse/Nederlandse taal die - gelet op de activiteiten van Fa-Med waarvoor deze aanduiding bedoeld was, te weten een labelnaam voor alle ondernemingen van Fa-Med die zich bezig houden met factoring - voor de hand ligt en daardoor oorspronkelijkheid mist. Dat er geen sprake is van de vereiste oorspronkelijkheid valt overigens ook af te leiden uit de door Fa-Med in het geding gebrachte uitdraai van een website van een Chileens bedrijf dat - en wellicht al eerder, hetgeen niet door DMO Marketing is betwist - gebruik maakt van de naam “Factotal”. DMO Marketing heeft gesteld dat dit gebruik in de onderhavige kwestie niet van belang is omdat het een andere taal betreft, maar de rechtbank kan DMO Marketing in dit verweer niet volgen. Uit deze uitdraai blijkt immers dat de term “factoring” ook in Chili wordt gebruik als aanduiding van een dienst terwijl voorts het woord “total” het Spaanse equivalent van het Nederlandse woord “totaal“ is en gesteld noch gebleken is dat het hier niet om een soortgelijke samentrekking van bestaande woorden gaat.

4.5.  Het hiervoor vermelde leidt tot de conclusie dat DMO Marketing niet als auteursrechthebbende op de aanduidingen “Factotaal”en “Faktotaal” kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de overige verweren van Fa-Med geen bespreking meer behoeven en de vorderingen van DMO Marketing zullen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 8172

Tenminste 272.400 blanco informatiedragers

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 september 2009, HA ZA 07-3583, Stichting De Thuiskopie tegen gedaagden.

Auteursrecht. Thuiskopievonnis. Gestelde import van tenminste 272.400 blanco informatiedragers. Bewijsopdracht misbruik van bedrijfsgegevens.

4.4. Gelet op het verweer van [A] waar het de door de Thuiskopie gestelde import van blanco informatiedragers betreft, rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de last tot het leveren van bewijs van die stelling op de Thuiskopie. De rechtbank is voorshands, behoudens door [A] te leveren tegenbewijs, van oordeel dat de Thuiskopie in het leveren van bewijs van die stelling is geslaagd. (…)

4.8. Naast zijn poging het door de Thuiskopie aangedragen bewijs te ontkrachten, voert [A] aan – en dat is in essentie de rode draad in zijn verweer – dat kwaadwillende derden misbruik hebben gemaakt van zijn bedrijfsgegevens. (…) Ofschoon deze verklaring van [E] vooralsnog ongerijmd voorkomt – zo is niet heel wel begrijpelijk welk belang de in Duitsland en aldaar handelende [D] daarbij zou hebben nu deze in Duitsland niets te maken heeft met de Nederlandse stichting de Thuiskopie, en is evenmin begrijpelijk dat [D], de lezing volgend dat deze misbruik zou maken van de bedrijfsgegevens van [A], aan Direkt Supplies ook het vaste telefoonnummer van [A] zou geven, nu zulks immers heel wel zou kunnen leiden tot ontdekking van het misbruik door [A], en wel op het moment dat Direkt Supplies naar bedoeld nummer zou bellen – ziet de rechtbank niettemin aanleiding [A], die staande houdt dat hij geen blanco informatiedragers heeft geïmporteerd en er misbruik is gemaakt van zijn bedrijfsgegevens, overeenkomstig zijn bewijsaanbod tot tegenbewijs van de voorshands bewezen geachte stelling van de Thuiskopie toe te laten. [A] heeft ter zake voldoende gesteld en tegenbewijs staat op grond van artikel 151 lid 2 Rv vrij.

5.1. laat [A] toe tot het leveren van tegenbewijs van de voorshands bewezen stelling dat hij 272.400 blanco informatiedragers in Nederland heeft geïmporteerd zonder daarover aan de Thuiskopie opgave te doen en zonder daarover thuiskopievergoeding te betalen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8171

Van kleur verschieten

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 24 juli 2009, KG ZA 09-1006) The Wellcome Foundation Ltd & Glaxo Group Ltd tegen Pharmachemie B.V. Beroepschrift ex artikel 358 jo 1019e Rv van 31 juli 2009 in dezelfde zaak. (met dank aan Rutger Kleemans, Freshfields Bruckhaus Deringer)

Octrooirecht. Procesrecht. Weigering verzoek tot ex parte verbod, sommatieverplichting. Poging tot ex parte hoger beroep. Zie ook vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 september 2009,  IEF 8168

De rechtbank weigert een verzoek tot een ex parte verbod ex artikel 1019e lid 1 Rv, omdat GSK niet eerst heeft gesommeerd de inbreuk te staken. De rechtbank overweegt:

2.2 Het ex parte bevel in de zin van artikel 1019e Rv is, vanwege de afwijking van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor, een ingrijpende maatregel. Daarom komt een dergelijke maatregel alleen voor toepassing in aanmerking als aangenomen kan worden dat andere, minder ingrijpende maatregelen geen doel zullen treffen.

2.3 In dit verband is van belang dat GSK Pharmachemie niet eerst heeft gesommeerd de gestelde inbreuk te staken, maar direct om een ex parte bevel heeft verzocht. Aldus heeft GSK Pharmachemie de gelegenheid ontnomen om de gestelde inbreuk vrijwillig te staken, dan wel om toe te lichten waarom in de visie van Pharmachemie geen sprake is van inbreuk. Gesteld noch gebleken is dat een voorafgaande sommatie en het afwachten van een antwoord daarop in dit geval redelijkerwijs niet mogelijk was. GSK heeft in dit verband slechts aangevoerd dat sommatie naar verwachting zou leiden tot een reactie waarin zonder nadere motivering zou worden gesteld dat Pharmachemie geen inbreuk maakt op een geldig octrooi of ABC. Die verwachting acht de voorzieningenrechter onvoldoende om Pharmachemie de mogelijkheid te ontnemen zich zowel voorafgaand als tijdens deze procedure te verweren. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek weigeren.

GSK ging in hoger beroep tegen deze beschikking en vorderde een ex parte verbod totdat in het inmiddels aanhangige (Zie vonnis, IEF 8168) reguliere kort geding zou zijn beslist. 

In het beroepschrift betoogt GSK dat artikel 1019e Rv in hoger beroep niet ‘van kleur zou [moeten] verschieten in de zin dat de verzoekschriftprocedure van een ex parte in een inter partes behandeling zou veranderen’. 

Naar schrijven van één van de advocaten van GSK (Rutger Kleemans) gaf het Hof op 11 augustus aan dat zij toch voornemens was Pharmachemie in de gelegenheid te stellen verweer te voeren, tegen 22 september 2009. Daarop heeft GSK het beroepschrift ingetrokken. Ten behoeve van de discussie over het ex parte verbod in octrooizaken is ook het genoemde beroepschrift bij dit bericht opgenomen.

Lees de beschikking van de rechtbank hier. Lees het beroepschrift hier. Beschikking van het hof hier.

IEF 8168

Niet met inbegrip van een moratorium

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, vonnis in kort geding van 8 september 2009 (zaaknummer / rolnummer: 343771 / KG ZA 09-1006), The Wellcome Foundation Ltd & Glaxo Group Ltd / Pharmachemie B.V.

Octrooirecht, Europees octrooi (EP 0 308 065), Aanvullend Beschermingscertificaat (ABC 960001), ‘reasonable expectation of succes’-criterium, geen moratorium, recall.

Octrooi en ABC voor “Valaciclovirum, desgewenst in de vorm van een farmaceutisch
aanvaardbaar zout, in het bijzonder hydrochloride”, een geneesmiddel dat gebruikt wordt als virusremmer, met name voor herpes. Het prodrug product valaciclovir wordt pas in het lichaam van de patiënt omgezet in de actieve vorm, aciclovir.
Het ABC is nog geldig tot en met 19 december 2009. Houdster van het ABC, The Wellcome Foundation Ltd (TWFL) en haar exclusief licentienemer Glaxo vorderen een inbreukverbod tegen Pharmachemie tot 1 februari 2010, derhalve met inbegrip van een ‘moratorium’ na afloop van de geldigheidsduur van ABC 001 en subsidiair een inbreukverbod voor de resterende duur van ABC 001, met nevenvorderingen, waaronder opgave van omzet- en winstcijfers en een recall, een en ander op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert GSK vergoeding van de aankoopsom, vermeerderd met een boete, van elk inbreukmakend product dat zij op de Nederlandse markt aantreft na een periode van 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, eveneens op straffe van een dwangsom. Tot slot vordert GSK veroordeling van Pharmachemie in de proceskosten conform 1019h Rv.

Pharmachemie verweert zich met de stelling dat het ABC verleend is in strijd met de ABC-Verordening, omdat niet valaciclovir, maar aciclovir het werkzame bestanddeel is in de zin van de ABC-Verordening. Dat argument wordt verworpen:

4.4. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder b, van de Verordening en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening, in onderlinge samenhang bezien, is de omschrijving van de werkzame stof van het geneesmiddel in de handelsvergunning bepalend voor de vraag wat als product in de zin van de Verordening moet worden beschouwd. Dit is ook in overeenstemming met artikel 4 van de Verordening, waarin is bepaald dat de door het ABC verleende bescherming zich alleen uitstrekt tot het product waarvoor de handelsvergunning is afgegeven.
In de door GSK ingeroepen handelsvergunning is in het hoofdstuk Samenvatting van de productkenmerken onder het kopje kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling, als werkzame stof aangeduid: valaciclovir. Deze stof dient in de onderhavige zaak  voorshands oordelend derhalve te worden aangemerkt als “werkzame stof” en “product”.

 

4.5. Naar voorlopig oordeel leiden de aangehaalde overwegingen in de MIT-zaak niet tot de conclusie dat aciclovir in de onderhavige zaak zou moeten worden aangemerkt als de “werkzame stof”en “product”. In de MIT-zaak was sprake van een samenstelling bestaande uit een werkzame stof en een hulpstof zonder therapeutisch effect. In onderhavige zaak is echter geen sprake van een combinatie van stoffen, maar van een derivaat van een werkzame stof, waardoor een andere chemische verbinding ontstaat. De eigenschappen van een derivaat kunnen aanzienlijk afwijken van die van de werkzame stof en kunnen bijvoorbeeld, zoals ook in het onderzoek naar aciclovir-derivaten is gebleken, toxisch zijn.
Derhalve zijn voor registratie van dergelijke geneesmiddelen opnieuw klinische studies vereist. Aldus kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een derivaat niet op één lijn worden gesteld met een samenstelling van een werkzame stof met een inerte hulpstof, waarop de overwegingen in de MIT-zaak betrekking hebben.

4.6. Niet bestreden is dat met orale toediening van valaciclovir therapeutische werking
wordt verkregen en dat het bovendien een verbinding betreft die, in vergelijking met aciclovir, waarvan valaciclovir een derivaat is, een wezenlijke verbetering mogelijk maakt voor wat betreft werkzaamheid en toepasbaarheid, zowel ten aanzien van de te gebruiken toedieningsvormen als van de te behandelen aandoeningen. De voorzieningenrechter is daarom voorshands van oordeel dat valaciclovir, en niet aciclovir, moet worden aangemerkt als de werkzame stof – en daarmee het product in de zin van artikel 1 sub b ABCVerordening – welke stof wordt beschermd door het basisoctrooi EP 065.

 


Geldigheid

Pharmachemie voert een geldigheidsverweer op grond van gebrek aan inventiviteit. Ook die argumenten worden echter door de Voorzieningenrechter verworpen, waarbij overigens voor het eerst uitdrukkelijk het ‘reasonable expectation of succes’-criterium wordt aangelegd:

4.13. In Krenitsky of Rees is geen aanwijzing te vinden die de gemiddelde vakman ertoe zou aanzetten te zoeken naar aminozuuresters van aciclovir. Integendeel: in Krenitsky wordt verwezen naar Colla en wordt de vakman geleerd dat de door Colla onderzochte aminozuuresters geen verbetering tonen wat betreft absorptie bij orale toediening:

“Esterification of the hydroxyl Group of the (2-hydroxyethoxy)methyl moiety of acyclovir has been an approach taken by two separate laboratories. […] Unfortunately, those esters that have been tested showed no significant improvement in absorption after oral dosing” (Krenitsky, p. 3209)

Weliswaar betroffen dat unpublished results, maar de stelling van Pharmachemie dat de gemiddelde vakman dit onderzoek dan zou overdoen wordt gepasseerd. Een gemiddelde vakman zou immers pas zelf aan een onderzoek beginnen indien hij een reasonable expectation of succes zou hebben. Pharmachemie heeft in het licht van de stellingen van GSK niet voldoende gemotiveerd gesteld waaraan de gemiddelde vakman die verwachting zou ontlenen.

Moratorium

4.18. Het door GSK gevorderde moratorium zal worden afgewezen, nu door GSK onvoldoende is onderbouwd dat Pharmachemie ten gevolge van de door haar gepleegde inbreuk op ABC 001 – ook na het in dit vonnis op te leggen verbod en recall bevel – een voorsprong zou hebben op grond waarvan zij na expiratie van ABC 001 (zes weken) eerder op de markt zou kunnen komen met haar generieke geneesmiddel dan zonder deze inbreuk het geval zou zijn geweest.

De recall wordt echter wel toegewezen en – ondanks bezwaar van Pharmachemie – met vermelding in de aan de afnemers van Pharmachemie te verzenden brief dat het
in voorraad houden en verkopen van generiek valaciclovir inbreukmakend is. Naar de Voorzieningenrechter overweegt:

(…) draagt [die passage] eraan bij dat afnemers eerder aan het recallverzoek zullen voldoen, zodat zoveel mogelijk een einde wordt gemaakt aan een onrechtmatige toestand. De vergoeding van de aankoopprijs van elk aangetroffen inbreukmakend product wordt afgewezen, nu:

(…) GSK niet [heeft] gesteld en ook niet aanstonds [valt] in te zien op grond waarvan Pharmachemie aansprakelijk zou kunnen worden gehouden voor ieder inbreukmakend product dat eiseressen op de Nederlandse markt aantreffen.
Pharmachemie wordt veroordeeld in de proceskosten van GSK, tussen partijen overeengekomen als EUR 150.000.

Lees het vonnis hier. Zie ook, in dezelfde zaak: het ex parte verzoek en het beroepschrift voor het afgewezen ex parte verzoek (beide hier).

IEF 8170

Een vaste waarde in de dagelijkse onderbuikroutine

Sven Klos (Klos Morel Vos & Schaap): Een vaste waarde in de dagelijkse onderbuikroutine. Reactie op column Jesse Hofhuis d.d. 7 september 2009, IEF 8163: ‘Commerciële werkelijkheid’

"(…) Eén van de pijlers van het succes van IEForum, zo meldt ook het colofon, is de onafhankelijkheid van verschillende spelers op het IE-veld. De redactie wordt gevormd door juristen van verschillende kantoren en organisaties en de uitgever laat veel ruimte voor redactionele vrijheid.

Tegen deze achtergrond is het eergisteren op IEForum gepubliceerde bericht dat er een vaste IEForum columnist is aangesteld belangwekkend. Het neutrale, gezamenlijk door de leden van de Nederlandse IE gemeenschap gedragen, IE platform heeft vanaf nu af aan dus een gezicht. Wat Youp van ‘t Hek is voor NRC en wat de betreurde Martin Bril was voor de Volkskrant is vanaf gisteren Jesse Hofhuis voor IEForum.

(…) En dat belooft wat, want Hofhuis (zelfstandig gevestigd als solo-praktizijn sinds juli van dit jaar) levert, zo lezen we op zijn website, “hetzelfde niveau van dienstverlening” als De Brauw en dat betekent, aldus nog steeds een lustig kielzogvarende Hofhuis, vooral “juridische diepgravendheid”. Hofhuis weet er dus echt heel wat van en het is wellicht ook daarom dat onder de vlag ‘column’ het juist Hofhuis is die de – door heel IE Nederland gesponsorde – eer krijgt zijn mening te mogen ventileren zonder zich te hoeven bekommeren om de noodzaak een juridische analyse te maken of informatie over te brengen .

Alleen al om die reden zou ik de eerste column van de hand van Hofhuis met meer dan gemiddelde interesse hebben gelezen. Mijn interesse werd zo mogelijk echter nog feller aangewakkerd toen ik zag dat Hofhuis als onderwerp van zijn eerste column het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 juli jl. in de zaak Red Bull / Osborne had genomen. In die procedure ben ik redelijk thuis omdat mijn kantoor – samen met het kantoor Freshfields dat aan de andere kant stond – de zaak heeft mogen behandelen. Iedere advocaat weet dat inhoudelijk  gepubliceerd commentaar op een vonnis in een nog lopende zaak (de appèltermijn is nog niet verstreken) een rol kan gaan spelen in de zaak zelf en vaak in de productiemappen van een volgende instantie terechtkomt. Reden waarom het leveren van dergelijk commentaar lang taboe was.

Hofhuis lapt dat (helaas al lang in vergetelheid geraakte taboe) aan zijn diepgravende laars  en veegt met de uitspraak van de rechtbank Den Haag de vloer aan. De manier waarop hij dat  laatste doet is niet minder dan verbijsterend. Hofhuis – naar eigen zeggen even zo diepgravend als één van de belangrijkste IE-praktijken in Nederland – lijkt met het recht weinig – of eigenlijk  niets – op te hebben.

Lees de volledige reactie hier.

IEF 8169

Principieel toelaatbaar

Vzr. Rechtbank Rotterdam, 3 september 2009, LJN: BJ7141, Eisers tegen Vision Led Lighting Technologies Limited

Bewijsbeslag in niet-IE-zaak toelaatbaar. Vordering bewijsbeslag op grond van 730 Rv en 843a Rv toegewezen “In dat verband verdient opmerking dat de wetgever het leggen van dit type beslag principieel toelaatbaar heeft geacht blijkt ook uit art. 1019c Rv. Weliswaar werd het daar noodzakelijk geacht een specifieke wettelijke basis te bieden voor bewijsbeslag in zaken, waarin de inbreuk op een intellectuele eigendomrecht wordt vermoed, maar dat moet gezien worden als het nakomen van een Europeesrechtelijke verplichting tot eenduidige implementatie.”

Met verwijzing naar Gerechtshof Leeuwarden, 4 augustus 2009, IEF 8110 (binnentreding in strijd met Grondwet); Andere omstandigheden.

Lees het vonnis hier