IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 7889

Niet alleen voor het heden, maar ook voor het verleden

HvJ EG, 7 mei 2009, zaak C-553/07, College van burgemeester en wethouders van Rotterdam tegen M. E. E. Rijkeboer (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State (Nederland).

Bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens. Bescherming van persoonlijke levenssfeer. Uitwissing van gegevens. Recht op toegang tot gegevens en tot informatie over ontvangers van gegevens. Termijn voor uitoefening van recht op toegang. Wet bescherming persoonsgegevens.

Rijkeboer maakte bij het College bezwaar tegen de weigering om hem informatie te verstrekken over de ontvangers van hem betreffende gegevens in de periode vóór het jaar voorafgaand aan zijn verzoek.

Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 12, sub a, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, verlangt van de lidstaten dat zij niet alleen voor het heden, maar ook voor het verleden voorzien in een recht op toegang tot informatie over de ontvangers of de categorieën ontvangers van de gegevens en tot de inhoud van de verstrekte informatie. Het staat aan de lidstaten, een termijn voor de bewaring van deze informatie en een daarop afgestemde toegang daartoe vast te stellen die een juist evenwicht vormen tussen, enerzijds, het belang van de betrokkene om zijn persoonlijke levenssfeer te beschermen, met name door middel van de bij richtlijn 95/46 voorziene mogelijkheden om de voor de verwerking verantwoordelijke in te schakelen en zich tot de rechter te wenden, en, anderzijds, de last die de verplichting tot bewaring van die informatie inhoudt voor de voor de verwerking verantwoordelijke.

Een regeling waarbij informatie over de ontvangers of de categorieën ontvangers van de gegevens en over de inhoud van de verstrekte gegevens slechts één jaar wordt bewaard en de toegang tot die informatie dienovereenkomstig wordt beperkt, terwijl de basisgegevens veel langer worden bewaard, vormt geen juist evenwicht tussen het belang en de verplichting in kwestie, tenzij wordt aangetoond dat een langere bewaring van deze informatie een buitensporige last zou inhouden voor de voor de verwerking verantwoordelijke. Het staat aan de nationale rechter, de nodige controles te verrichten.

Lees het arrest hier.

IEF 7888

De soortgelijkheid van wijn en glaswerk

HvJ EG, 7 mei 2009, zaak C-398/07 P, Waterford Wedgwood plc, tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerkenrecht Oppositieprocedure ingesteld tegen beeldmerkaanvrage Waterford Stellenbosch (klasse 33, ‘met name wijnen geproduceerd in de Stellenbosch streek, Zuid-Afrika’) middels woordmerk WATERFORD (klasse 21 ‘Glaswerk, aardewerk, porseleinen servies(goed) en porselein’).

Het Gerecht van Eerste Aanleg oordeelde eerder (IEF 4211) dat glaswerk en wijn niet soortgelijk zijn en het Hof bevestigt dit oordeel. Ook een sterk onderscheidende vermogen  kan een ‘complete lack of similarity’ niet compenseren.

33. It follows that there may be a likelihood of confusion, notwithstanding a low degree of similarity between the trade marks, where the goods or services covered by them are very similar and the earlier mark is highly distinctive (see, to that effect, Canon, paragraph 19, and Lloyd Schuhfabrik Meyer, paragraph 21).

34. However, the interdependence of those different factors does not mean that the complete lack of similarity can be fully offset by the strong distinctive character of the earlier trade mark. For the purposes of applying Article 8(1)(b) of Regulation No 40/94, even where one trade mark is identical to another with a particularly high distinctive character, it is still necessary to adduce evidence of similarity between the goods or services covered. In contrast to Article 8(5) of Regulation No 40/94, which expressly refers to the situation in which the goods or services are not similar, Article 8(1)(b) of Regulation No 40/94 provides that the likelihood of confusion presupposes that the goods or services covered are identical or similar (see, by way of analogy, Canon, paragraph 22).

35. It must be noted that the Court of First Instance, in paragraphs 30 to 35 of the judgment under appeal, carried out a detailed assessment of the similarity of the goods in question on the basis of the factors mentioned in paragraph 23 of the judgment in Canon. However, it cannot be alleged that the Court of First Instance did not did not take into account the distinctiveness of the earlier trade mark when carrying out that assessment, since the strong reputation of that trade mark relied on by Waterford Wedgwood can only offset a low degree of similarity of goods for the purpose of assessing the likelihood of confusion, and cannot make up for the total absence of similarity. Since the Court of First Instance found, in paragraph 35 of the judgment under appeal, that the goods in question were not similar, one of the conditions necessary in order to establish a likelihood of confusion was lacking (see, to that effect, Canon, paragraph 22) and therefore, the Court of First Instance was right to hold that there was no such likelihood.

Lees het arrest hier.

IEF 7887

Noten van Koelman

Kamiel Koelman, Van Diepen Van der Kroef: Noot bij HvJ EG, 11 december 2008, zaak C 52/07, IEF 7396, Kanal 5 Ltd & TV 4 AB tegen Föreningen Svenska Tonsättares Internationella Musikbyrå (STIM) upa.  Deze noot is eerder gepubliceerd in AMI 2009, p. 57-61.

De verwijzende Zweedse rechter vraagt het HvJEG onder meer of de Zweedse Buma (STIM) misbruik maakt van haar machtspositie, als ze een aandeel opeist van de inkomsten van een televisiezender, terwijl een duidelijk verband ontbreekt tussen die inkomsten en de prestatie van de collectieve beheersorganisatie (CBO).

(…) De moraal van het verhaal: een omroep die haar administratie zo opzet dat per programma wordt bijgehouden wat het muziekgebruik is, wat de kijkcijfers zijn en wat de inkomsten uit de bijbehorende reclameblokken zijn, kan een valide argument hebben om minder aan een CBO af te dragen. Voorwaarde daarvoor is uiteraard wel dat uit die administratie blijkt dat programma’s waarin veel muziek wordt gebruikt, relatief juist weinig opleveren. Het voor de hand liggende tegenargument van de CBO zal echter zijn dat in het huidige tarief met dit gegeven al rekening is gehouden: de huidige royalty zou hoger zijn geweest, als het uitgangspunt was geweest dat muziek bij álle programma’s belangrijk is. En indien alleen nog wordt geheven op inkomsten gegenereerd in verband met programma’s waarin muziek is gebruikt, moet de vergoeding daarvoor omhoog. Wanneer de CBO het goed speelt, kunnen de totale inkomsten zelfs omhooggaan. Hier wreekt zich het feit dat de waarde van door een CBO met een machtspositie beheerd gebruik, in absolute zin niet is vast te stellen.Het is daarom onmogelijk om te bepalen of zo’n claim van een CBO terecht is, of onterecht.

Lees de volledige noot hier.

Kamiel Koelman, Van Diepen Van der Kroef: Noot bij Vzr. Rechtbank Haarlem 19 augustus 2008, IEF 7001, The Performing Right Society Limited tegen Vereniging Buma. Deze noot is eerder gepubliceerd in AMI 2008, p. 184-189.

Hoe het ook zij, PRS vordert dat Buma wordt verboden om nog langer buiten Nederland licenties aan te bieden voor online gebruik van het PRS-repertoire (…)

Indien straks bijvoorbeeld de Nederlandse kabelexploitanten de muziekrechten voor Engels en Amerikaans repertoire niet meer bij Buma kunnen kopen, gaan er tientallen miljoenen euro’s niet langer door de vingers van de Nederlandse organisatie. Geen wonder dat de strijd hard en bitter is. Of muziekgebruikers op zo’n scenario zitten te wachten is nog maar de vraag. Een Nederlandse kabelexploitant die zorgeloos muziek wil gebruiken moet straks wellicht met tenminste twee organisaties een overeenkomst aangaan. Indien andere organisaties eveneens de rechten in eigen hand houden, kunnen het er nog veel meer worden. Hiertegenover staat dat nog valt te bezien of de (potentiële) concurrentie – de intentie is immers in beginsel dat een kabelaar straks bij meerdere Buma’s terecht kan – de prijs omlaag zal drijven.

Lees de gehele noot hier.

IEF 7886

Auteursrecht op afroep?

Lex Bruinhof, Wieringa Advocaten  Auteursrecht op afroep? Kort commentaar bij Rechtbank Alkmaar, 8 april 2009, IEF 7812 (Stichting Baas In Eigen Huis tegen Vero Sales B.V.).

“Laten we eens kijken of we dit begrijpelijk kunnen maken. (Daarbij vergeet ik maar even de vraag of het de Rechtbank wel was toegestaan om de vordering van de Stichting zodanig om te smeden dat ontvankelijkheid en toewijzing mogelijk waren....). De Rechtbank zegt dus: niet ontvankelijk is de Stichting als zij vordert dat één op één overnemen van de objectgegevens van iedere makelaar die zich bij haar meldt of heeft gemeld met bezwaar tegen plaatsing op Zuka wordt verboden. Maar wel ontvankelijk is zij als ze vordert dat dergelijk één op één overnemen wordt verboden ten aanzien van iedereen die zich bij Zuka meldt met dat bezwaar. En als er dan tóch geplaatst blijft worden, dan is Zuka niettemin aan de Stichting de dwangsommen verschuldigd.

Maar… auteursrecht is toch auteursrecht? Of je nou wel of niet vertegenwoordigd wordt door de Stichting en of je nou wel of niet bezwaar hebt tegen plaatsing op Zuka? De Rechtbank lijkt hier een soort impliciete licentie te vooronderstellen, die aan Zuka is gegeven door alle makelaars die niet tevoren aan Zuka hebben opgegeven dat ze bezwaar hebben tegen plaatsing. Je zou dus kunnen redeneren dat je als makelaar alleen maar auteursrechtelijk beschermd wordt als je bij Zuka hebt gemeld dat je je auteursrecht daadwerkelijk gerespecteerd wilt zien. Ik ken een mooi proefschrift met de titel “auteursrecht op maat”. Dit lijkt bij eerste lezing nog een stapje verder te gaan: “auteursrecht op afroep”. Moeten we het echt zo zien?

Nee hoor, zo is het niet. Natuurlijk houdt iedereen gewoon zijn auteursrecht. En een makelaar die niet expliciet tegen Zuka gezegd heeft dat ze alleen het Jaap-quotum mogen plaatsen kan dus toch nog gewoon een procedure tegen Zuka beginnen wegens auteursrechtinbreuk. Alleen: Zuka is in dat geval niet de dwangsom aan de Stichting verschuldigd. Verder blijft alles bij het oude.

En in die zin is dit wel een inventieve, pragmatische uitspraak. De Stichting heeft toch iets binnengesleept. Stichting plus achterban hebben een extra wapen: direct door de Stichting opeisbare dwangsommen bij overtreding van het Jaap-quotum ten aanzien van de achterban. En het auteursrecht op huizenfoto’s en omschrijvingen is weer eens bevestigd. Volledig, als absoluut recht en -bij goede lezing van de uitspraak- allerminst op afroep."

Lees hier meer.

IEF 7884

Auteursrecht op afroep?

Lex Bruinhof, Wieringa Advocaten  Auteursrecht op afroep? Kort commentaar bij Rechtbank Alkmaar, 8 april 2009, IEF 7812 (Stichting Baas In Eigen Huis tegen Vero Sales B.V.).

“Laten we eens kijken of we dit begrijpelijk kunnen maken. (Daarbij vergeet ik maar even de vraag of het de Rechtbank wel was toegestaan om de vordering van de Stichting zodanig om te smeden dat ontvankelijkheid en toewijzing mogelijk waren....). De Rechtbank zegt dus: niet ontvankelijk is de Stichting als zij vordert dat één op één overnemen van de objectgegevens van iedere makelaar die zich bij haar meldt of heeft gemeld met bezwaar tegen plaatsing op Zuka wordt verboden. Maar wel ontvankelijk is zij als ze vordert dat dergelijk één op één overnemen wordt verboden ten aanzien van iedereen die zich bij Zuka meldt met dat bezwaar. En als er dan tóch geplaatst blijft worden, dan is Zuka niettemin aan de Stichting de dwangsommen verschuldigd.

Maar… auteursrecht is toch auteursrecht? Of je nou wel of niet vertegenwoordigd wordt door de Stichting en of je nou wel of niet bezwaar hebt tegen plaatsing op Zuka? De Rechtbank lijkt hier een soort impliciete licentie te vooronderstellen, die aan Zuka is gegeven door alle makelaars die niet tevoren aan Zuka hebben opgegeven dat ze bezwaar hebben tegen plaatsing. Je zou dus kunnen redeneren dat je als makelaar alleen maar auteursrechtelijk beschermd wordt als je bij Zuka hebt gemeld dat je je auteursrecht daadwerkelijk gerespecteerd wilt zien. Ik ken een mooi proefschrift met de titel “auteursrecht op maat”. Dit lijkt bij eerste lezing nog een stapje verder te gaan: “auteursrecht op afroep”. Moeten we het echt zo zien?

Nee hoor, zo is het niet. Natuurlijk houdt iedereen gewoon zijn auteursrecht. En een makelaar die niet expliciet tegen Zuka gezegd heeft dat ze alleen het Jaap-quotum mogen plaatsen kan dus toch nog gewoon een procedure tegen Zuka beginnen wegens auteursrechtinbreuk. Alleen: Zuka is in dat geval niet de dwangsom aan de Stichting verschuldigd. Verder blijft alles bij het oude.

En in die zin is dit wel een inventieve, pragmatische uitspraak. De Stichting heeft toch iets binnengesleept. Stichting plus achterban hebben een extra wapen: direct door de Stichting opeisbare dwangsommen bij overtreding van het Jaap-quotum ten aanzien van de achterban. En het auteursrecht op huizenfoto’s en omschrijvingen is weer eens bevestigd. Volledig, als absoluut recht en -bij goede lezing van de uitspraak- allerminst op afroep."

Lees hier meer.

IEF 7883

Wurgcontracten doorstaan

Margriet Koedooder, De Vos & Partners: Wie beroemd wil gaan moet wurgcontracten doorstaan.

Wat hebben Paul Pott, Susan Boyle en Harry met elkaar gemeen? Zij zijn allen acteurs in de producties van een Britse Simon: Simon Cowell of Simon Fuller, al naar gelang de talentenshow waar het om gaat.
 
(…) Dat kan hij, Simon Fuller, realiseren doordat de talenten die meedoen aan de shows allen hetzelfde wurgcontract krijgen aangeboden bij de aanvang van de opnamen. Men kan de ondertekening niet weigeren, althans, als men met de show mee wil doen. Het gaat om een ‘take-it-or-leave-it aanbod. Simon Cowell heeft goed naar het Idol format gekeken en laat de talenten die willen optreden in zijn shows al evenzeer een wurgcontract tekenen.

Dankzij deze contracten komen alle talenten die goed genoeg zijn voor commerciële exploitatie van hun talent, onder contract bij hetzij 19 Recording (de maatschappij van Fuller), Syco Records (het bedrijf van Cowell) of een partij met wie de heren een exclusieve afspraak hebben gemaakt. In het geval van Cowell gaat het dan bijvoorbeeld om Sony BMG, waarvan Syco Records een onderdeel is geworden. Maar het gaat zeker niet alleen om inkomsten uit platenroyalties. Het format van American Idol wordt bijv. geschat een waarde te hebben van 2,5 miljard dollar, bestaande uit inkomsten van sponsors, merchandising, telefooninkomsten, muziekverkopen, uitzendrechten en advertentieinkomsten. En in alle inkomstenstromen delen de heren gezellig mee. Zie hier het ultieme ‘360 graden’ model dat tegenwoordig ook door ‘majors’ wordt gepropagandeerd. De producenten van de formats en alle andere zakelijke betrokkenen hebben het dus goed voor elkaar. Maar hoe zit het dan met de artiesten?

Lees hier meer (weblog Margiet Koedooder).

IEF 7881

Ter onderbouwing van de onechtheid

Superstar II SporttradingVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 6 mei 2009, KG ZA 09-292, Sporttrading Holland B.V. tegen Adidas AG c.s. en Vzr Rechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 20 februari 2009, KG RK 09-433, Adidas A.G. c.s. tegen Sporttrading Holland B.V. (met dank aan Moïra Truijens & Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap)

Merkenrecht. Namaak sportschoenen. Opheffings kort geding n.a.v. een eerdere ex parte beschikking, waarin werd geoordeeld dat de op de schoenen en verpakkingen van Sporttrading aangebrachte tekens gelijk waren aan de Gemeenschapsmerken van Adidas. In het opheffings kort geding beroept Sporttrading zich op uitputting, maar de voorzieningenrechter volgt dit verweer niet en ziet geen grond voor herziening van het bij beschikking gegeven inbreukverbod.

“De stelling van Adidas dat er sprake is van “namaak” en de onderbouwing die zij daarvoor heeft gegeven ondersteunt echter wel haar betwisting van de uitputting van haar merkrechten. Indien de schoenen en verpakkingen niet door Adidas of met haar toestemming zijn geproduceerd, is immers niet aannemelijk dat Adidas wel toestemming heeft gegeven voor het in de handel brengen van die producten.”

Interessante 1019h-proceskosten redenering: De wijze van procederen van Sporttrading deed de voorzieningenrechter ter zitting al concluderen dat ongeacht de uitkomst van de zaak, de redelijke en evenredige kosten (1019h) van de voortzetting voor rekening van Sporttrading dienden te komen.

Uitputting: 4.4. Sporttrading heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door haar verhandelde producten met toestemming van Adidas in de EER in het verkeer zijn gebracht. (…) [Adidas] verwijst in dit verband naar een verklaring van Adidas Italy inhoudende dat de door Sporttrading overgelegde facturen niet echt zijn en dat Adidas Italy nooit zwart/witte Superstar II schoenen aan DISAC heeft verkocht. Een en ander wordt bevestigd door een eveneens door Adidas overgelegde verklaring van een door haar ingeschakelde accountant. Ter onderbouwing van de onechtheid van de door Sporttrading overlegde facturen van Adidas Italy heeft Adidas er bovendien op gewezen dat gegevens die normaal gesproken de echtheid van een factuur kunnen staven en die een verband kunnen leggen met een specifieke partij schoenen, zoals de factuurdatum en een factuurnummer, op het overgelegde stukken ontbreken. Sporttrading heeft geen verklaring gegeven voor het ontbreken van die gegevens.

4.5. Daar komt bij dat Adidas heeft betoogd dat de door Sporttrading verhandelde schoenen en verpakkingen “namaak” zijn. Dit wordt uitdrukkelijk door Sporttrading betwist. Of er daadwerkelijk sprake is van “namaak” is niet beslissend voor het beroep op uitputting. Ook indien zou moeten worden aangenomen dat de producten origineel zijn in die zin dat de producten zijn vervaardigd door Adidas of met haar toestemming, blijft immers staan dat Sporttrading die producten met de daarop aangebrachte merken in beginsel niet mag verhandelen, tenzij de producten met toestemming van Adidas in de EER in de handel zijn gebracht. De stelling van Adidas dat er sprake is van “namaak” en de onderbouwing die zij daarvoor heeft gegeven ondersteunt echter wel haar betwisting van de uitputting van haar merkrechten. Indien de schoenen en verpakkingen niet door Adidas of met haar toestemming zijn geproduceerd, is immers niet aannemelijk dat Adidas wel toestemming heeft gegeven voor het in de handel brengen van die producten.

 4.10. Op grond van het voorgaande, en gegeven het feit dat in kort geding geen ruimte is voor nadere bewijsvoering, acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat de producten met toestemming van Adidas in San Marino in de handel zijn gebracht (nog daargelaten of een levering aan San Marino, dat geen lid is van de EER maar slechts een overeenkomst met de Gemeenschap heeft gesloten inzake samenwerking en een douaneunie, impliceert dat de producten in de EER in de handel zijn gebracht in de zin van artikel 13 lid 1 GMVo).

4.12. Geconcludeerd moet worden dat er geen grond is voor herziening van het bij beschikking van 20 februari 2009 gegeven bevel

Proceskosten: 4.13. (…) Adidas heeft er namelijk terecht op gewezen dat overschrijding van het indicatietarief voor een deel voortvloeit uit de wijze van procederen van Sporttrading. In deze zaak was namelijk een tweede zitting nodig omdat Sporttrading de avond voorafgaand aan de eerste mondelinge behandeling producties heeft overgelegd ter onderbouwing van haar beroep op uitputting, zoals een verklaring van DISAC en facturen. Die termijn was dermate kort dat Adidas daar ter zitting redelijkerwijs niet inhoudelijk op kon reageren. Sporttrading heeft ook niet duidelijk gemaakt waarom zij die stukken, die dateren van minstens een maand eerder, pas op die termijn heeft kunnen overleggen. Derhalve heeft de voorzieningenrechter al ter zitting van 25 maart 2009 beslist dat, ongeacht de uitkomst van de zaak, de redelijke en evenredige kosten van de voortzetting voor rekening van Sporttrading dienen te komen.

4.14. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het indicatietarief van € 15.000,00 voor een niet-eenvoudig kort geding niet hanteren als maximum voor de gehele procedure, maar als maximum voor de twee delen van de procedure afzonderlijk. Blijkens de specificatie van Adidas bedragen de advocaatkosten voor het eerste deel van de procedure van € 24.716,83 en voor het tweede deel € 29.378,66. In beide gevallen wordt dus het maximum van € 15.000,00 overschreden. Aangezien Adidas onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom haar kosten ondanks die overschrijding redelijk en evenredig zijn, zullen haar advocaatkosten worden begroot op € 30.000,00 te vermeerderen met € 262,00 aan vast recht.

Lees het vonnis hier. Lees de beschikking hier.

IEF 7880

Vraagtekens bij de motivering

Fulco BlokhuisFulco Blokhuis, Boekx Advocaten: Noot bij Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 28 april 2009, IEF 7854, Cafe Bolle Jan te Amsterdam tegen  Apresskihut Bolle Jan te Eersel (NB).

"De beschermingsomvang van merken in de horeca blijkt de laatste tijd beperkt. Waar in 2007 Bistro Tante Pietje uit Den Bosch zich nog met succes kon verzetten tegen Tante Pietje uit Beverwijk (op grond van handelsnaamoverwegingen ondanks een afstand van 110 km) , hebben etablissement Einstein  en café Bolle Jan  allebei bot gevangen, toen zij hun concurrenten in andere regio’s hun naam wilden doen wijzigen. Bij alle vonnissen kan je vraagtekens zetten bij de motivering."

Lees de gehele noot hier.

IEF 7879

Aansprakelijkheid en modieuze laarzen (executie)

Rechtbank Haarlem, 29 april 2009,  LJN: BI2823, 2dehands.nl B.V. tegen [Gedaagde] h.o.d.n. Trendylaarzen

Executiegeschil n.a.v. Rechtbank Amsterdam, 12 maart 2009, IEF 767 (aansprakelijkheid van websitebeheerders). Trendylaarzen.nl maakt op grond van dat vonnis aanspraak op dwangsommen en heeft daartoe executoriaal beslag gelegd op domeinnamen. 2dehands.nl vordert (o.a.) staking c.q. schorsing van de executie en opheffing van het beslag.

De voorzieningenrechter stelt dat 2dehands.nl volstrekt onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt er sprake is van een noodtoestand aan de zijde van 2dehands.nl en sluit zich aan bij de Amsterdamse voorzieningenrechter: "Bedacht moet worden dat de veroordeling in het vonnis van 12 maart 2009 mede gestoeld is op de overweging dat het hier gaat om een geval “waarbij zonder enig bewijs voor oplichting sprake is van een hetze tegen een bedrijf”.

En: “voldoende aannemelijk is geworden dat de ‘doorstart’ van het gewraakte topic over de webwinkel van Trendylaarzen op andere fora is geschied onder auspiciën van moderators van (www.internetoplichting.nl en derhalve van) 2dehands.nl.”

Dwangsommen deels verbeurd en deels mogelijk verbeurd. Voorwaardelijke opheffing van het beslag indien 2dehands.nl de zonder meer verbeurde dwangsommen betaalt en zekerheid stelt voor het restant.

4.3.  De drie bewuste gebruikers van wie geen IP-adressen zijn verstrekt aan Trendylaarzen, “Caro64”, “Tex” en “Em-ha”, zijn of waren alle ‘moderator’ (het begrip ‘moderator is omschreven in r.o. 2.2 van het vonnis van 12 maart 2009) van de (tot voor kort door 2dehands.nl geëxploiteerde) website www.internetoplichting.nl. Gelijk door Trendylaarzen is betoogd, acht de voorzieningenrechter het voorshands uitgesloten dat 2dehands.nl uitgerekend van haar eigen moderators het IP-adres niet zou hebben en zelfs niet zou kunnen achterhalen.(…).

4.4.  Op grond van het bovenstaande oordeelt de voorzieningrechter dat 2dehands.nl volstrekt onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake zou zijn van een noodtoestand aan de zijde van 2dehands.nl, zodat voor staking of schorsing van de executie geen grond is. (…) Daar 2dehands.nl niet (volledig) heeft voldaan aan de veroordeling om IP-adressen te verstrekken als bedoeld in paragraaf 5.5 van het vonnis van 12 maart 2009, zijn de aan die veroordeling verbonden dwangsommen dan ook ten volle, derhalve voor een bedrag van EUR 50.000,-, verbeurd.

(…) 4.7.  Ten aanzien van het tweede onderdeel van de veroordeling is echter voldoende aannemelijk geworden dat de ‘doorstart’ van het gewraakte topic over de webwinkel van Trendylaarzen op andere fora is geschied onder auspiciën van moderators van (www.internetoplichting.nl en derhalve van) 2dehands.nl. De vele overeenkomstige posts op de onderscheidenlijke webfora, de aanwezigheid van veelal dezelfde gebruikers en moderators en nota bene het bestaan van een website met een - op de extensie na - identieke domeinnaam (www.internetoplichting.tk), wijzen allemaal in die richting.

4.8.  2dehands.nl heeft aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk is voor de handelingen van personen die moderator waren op het verwijderde forum, omdat moderators niet vereenzelvigd kunnen worden met de technisch beheerder van een platform en omdat 2dehands.nl noch kennis van, noch bemoeienis met het benoemen en handelen van moderators had. In navolging van het uitgebreid gemotiveerde oordeel daaromtrent van de voorzieningenrechter te Amsterdam is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat zulks 2dehands.nl niet reeds om die reden ontslaat van haar verantwoordelijkheid voor de uitlatingen van die moderators. Bedacht moet worden dat de veroordeling in het vonnis van 12 maart 2009 mede gestoeld is op de overweging dat het hier gaat om een geval “waarbij zonder enig bewijs voor oplichting sprake is van een hetze tegen een bedrijf”. Gezien de nauwe samenhang en grote overeenkomstigheid van de geplaatste berichten over de webwinkel van Trendylaarzen, gaat de voorzieningenrechter er voorshands vanuit dat (een deel van) de websites waarop het litigieuze topic over de webwinkel van Trendylaarzen werd voortgezet (in)direct aan 2dehands.nl gerelateerd is en dat daarom niet voldaan is aan het tweede onderdeel van de veroordeling als bedoeld in paragraaf 5.1 van het dictum van het vonnis van 12 maart 2009.

Lees het vonnis hier.

IEF 7878

Op termijn gezamenlijk de intellectuele eigendomsrechten gaan bezitten

Rechtbank Haarlem, 29 april 2009, LJN: BI2816, Domovital Vertriebs Gmbh, tegen Idfixed B.V.

Tummy TubBeëindiging van exclusieve IE-licentieovereenkomst m.b.t. merkrecht en de overige industriële eigendomsrechten op de Tummy Tub met onmiddellijke ingang wegens een gewichtige reden. 

4.5.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de door partijen opgezette constructie, waarbij [gedaagde 2] (via Idfixed) de exclusieve licentierechten op de Tummy Tub heeft verleend aan Domovital en [A] en [gedaagde 2] aldus via Domovital gelijkelijk deelden in de licentierechten, en bij goede resultaten op termijn gezamenlijk de intellectuele eigendomsrechten zouden gaan bezitten, voortvloeit dat, anders dan Domovital heeft betoogd, de rechtsverhouding tussen Idfixed en Domovital op grond van de licentieovereenkomst onlosmakelijk is verbonden met de rechtsverhouding tussen partijen binnen Domovital. Het ontslag van [gedaagde 2] als bestuurder van Domovital en het intrekken van de aandelen van Idfixed in Domovital heeft derhalve onmiddellijk ook gevolgen voor de rechtsverhouding tussen Domovital en Idfixed die voortvloeit uit de licentieovereenkomst.

Nu als gevolg van de besluiten van de aandeelhoudersvergadering van Domovital [A] als enig bestuurder en aandeelhouder van Domovital overblijft, is geen sprake meer van de door partijen beoogde constructie waarin [gedaagde 2] zijn rechten op de Tummy Tub zou gaan delen met [A]. [gedaagde 2] zou daarmee al zijn rechten op de Tummy Tub – die hem oorspronkelijk geheel toebehoorden – verliezen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft daarom in voornoemde omstandigheden voor Idfixed voldoende grond gelegen om de licentieovereenkomst om een gewichtige reden per onmiddellijke ingang (gedeeltelijk) te beëindigen.

Lees het vonnis hier.