IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 7877

Betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's

Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad,  23 april 2009, betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (Gecodificeerde versie en voor de EER relevante tekst. PublicatiebladEU, L 111/16 NL, 5 mei 2009).

“De inhoud van Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's is gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.”

“It fully preserves the content of the acts being codified and hence does no more than bring them together, with only such formal amendments as are required by the codification exercise itself.”

Lees richtlijn 2009/24/EG hier. Procedure EP hier. Computergeschiedenis 1991 hier.

IEF 7876

Storing op rechtspraak.nl verholpen

De storing die de de afgelopen dagen de  toegang tot de jurisprudentiedatabank van rechtspraak.nl onmogelijk maakte lijkt te zijn verholpen. De deeplinks naar rechtspraak.nl op IEForum.nl functioneren dus weer naar behoren.

IEF 7875

In Nederland ten uitvoer worden gelegd

Daan de LangeDaan de Lange, Brinkhof: Noot bij Hoge Raad, 7 november 2008, LJN: BD7584, Realchemie / Agrar. (Gepubliceerd in JBPr 2009/2).

“Kan een kostenveroordeling van een Duitse einstweilige Verfügung in Nederland ten uitvoer worden gelegd? Om die vraag draaide het in deze zaak. De Hoge Raad heeft er zijn arrest (tevens gepubliceerd in NJ 2008/579), weinig woorden voor nodig. Het ligt echter m.i. iets gecom-pliceerder dan hij (in het voetspoor van Advocaat-Generaal Strikwerda) het doet voorkomen. In deze noot wil ik (1) iets zeggen over het systeem van tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen onder de EEX-Verordening (Verordening (EG) 44/2001, PbEG 2001, L 012, hierna het ‘EEX’), (2) de casus kort behandelen, (3) het onderhavige arrest bespreken in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (‘HvJ’) en (4) kort stil staan bij andere Communautaire regelgeving op het gebied van procesrecht.”

(…) De implementatie van de Handhavingsrichtlijn heeft in Nederland gezorgd voor de introductie van het ex parte verbod (art. 1019e Rv), naar analogie van de Duitse ‘einstweilige Verfügung’. Als de onderhavige beslissing van de Hoge Raad zou worden gevolgd door buitenlandse rechters, zouden verboden op basis van art. 1019e Rv in andere EU-landen kunnen worden erkend en ten uitvoer worden gelegd."

Lees de noot hier. Lees het arrest hier.

IEF 7882

Gedeeltelijk in regie

Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 april 2009,  HA ZA 08-3400, Eiseres tegen Morecult.Com V.O.F.

Geschil over nakoming overeenkomst kledingontwerp, waarbij een gedeelte van de werkzaamheden in aanneming, en een gedeelte van de werkzaamheden in regie worden verricht.

4.1. Bij tussenvonnis van 14 januari 2009 heeft de rechtbank reeds overwogen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Gelet op de verplichting van [eiseres] om buiten dienstverband een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, dient deze overeenkomst als aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 lid 1 BW te worden gekwalificeerd. Het betreft meer in het bijzonder een overeenkomst, waarbij een gedeelte van de werkzaamheden in aanneming, en een gedeelte van de werkzaamheden in regie worden verricht. De werkzaamheden die in aanneming worden verricht, zijn het ontwikkelen en het graderen van basispatronen, het ontwikkelen van varianten en het vervaardigen van eerste samples (voor dames en heren een basis sweatshirt met varianten daarop, een basis T-shirt eveneens met varianten daarop en een basis broek). De werkzaamheden die in regie worden verricht, zijn het doorpassen van de kleding, het intekenen, het plotten en het digitaliseren van patronen alsmede het inkopen van stoffen (in Parijs).

Lees het vonnis hier.

IEF 7873

Vooruitlopend op de mogelijke aanpassingen

Octrooirecht. Kamervragen met antwoord,  nr. 2412 2008-2009, 2e kamer.  Vragen van de leden Irrgang en Bashir (beiden SP) aan de staatssecretarissen van Economische Zaken en van Financiën en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over medicijnen voor Afrika die worden tegengehouden. (Ingezonden 10 maart 2009); Antwoord. O.a:

 “De vraag is echter of het in de hiervoor genoemde specifieke gevallen wenselijk is om de doorgang van generieke medicijnen afhankelijk te maken van de goedkeuring door de octrooigerechtigde. Het Nederlandse standpunt is dat in die situaties het belang van de toegang van ontwikkelingslanden tot geneesmiddelen beter dient te worden beschermd dan tot op heden het geval is.

(…) Vooruitlopend op de mogelijke aanpassingen streven wij naar een zodanige uitvoering van het in Verordening 1383/2003 neergelegde douane-instrumentarium dat in het bijzonder de legitieme doorvoer van generieke medicijnen naar ontwikkelingslanden voortaan met zo min mogelijk oponthoud plaatsvindt.  Hiertoe zal worden gesproken met de farmaceutische industrie over hun verantwoordelijkheden en belangen bij doorvoer van generieke medicijnen naar ontwikkelingslanden.

(…) Nederland steunt de 2001 Doha Verklaring. Deze verklaring geeft ontwikkelingslanden de ruimte om de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten af te wegen tegen het publiek belang van een goede gezondheidszorg inclusief de toegang tot medicijnen. Nederland hecht veel waarde aan deze zogenoemde TRIPs-flexibiliteiten. Het is aan landen zelf om te bepalen hoe zij deze flexibiliteiten willen toepassen. De inzet van Nederland is erop gericht dat ontwikkelingslanden gebruik kunnen maken van de TRIPs-flexibiliteiten. Voorts vindt Nederland dat de 2001 Doha Verklaring niet alleen betrekking moet hebben op octrooien, maar op alle intellectuele-eigendomsrechten die onderdeel vormen van de onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord tussen EU en Andes-landen.”

Lees alle vragen en atwoorden hier.

IEF 7872

In den Handtaschen ihrer Benutzerinnen

GvEA, 5 mei 2009, zaak T-104/08, ars Parfum Creation & Consulting GmbH tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beshikbaar)

Gemeenschapsmerk. Weigering vormmerk (parfum)verstuiver. Geen onderscheidend vermogen.

44. Wie die Beschwerdekammer dies getan hat, ist festzustellen, dass eine derartige Form insgesamt betrachtet durchaus verbreitet ist. So werden Parfümproben sehr häufig in dieser Form dargeboten. Diese Proben werden in Parfümerien und Parfümerieabteilungen von Kaufhäusern kostenlos an ein sehr breites Publikum verteilt. Desgleichen weisen auch die Parfümzerstäuber, die dazu bestimmt sind, in den Handtaschen ihrer Benutzerinnen transportiert zu werden, überwiegend die oben in Randnr. 43 beschriebene Form auf.

45. Dass die Form, deren Eintragung beantragt wird, im Parfümsektor üblich ist, ergibt sich auch aus einer nacheinander erfolgenden Prüfung der Elemente, aus denen sie sich zusammensetzt. Wie die Beschwerdekammer festgestellt hat, sind der im Vergleich zur gesamten Flasche etwas kleinere Durchmesser des Pumpenaufsatzes, der sichtbare kleine Schlauch und die durchsichtige Verschlusskappe bei Parfümzerstäubern üblich und, was die ersten beiden Elemente betrifft, technisch bedingt, um die Benutzung als Zerstäuber zu ermöglichen. Die Kombination der verschiedenen Elemente, aus denen sich die angemeldete Marke zusammensetzt, ist also ebenfalls üblich.

46. Aus dem Vorstehenden ergibt sich, dass sowohl die Form, aus der die angemeldete dreidimensionale Marke besteht, in ihrer Gesamtheit als auch die Kombination der verschiedenen Elemente, aus denen sie sich zusammensetzt, nicht geeignet sind, von den angesprochenen Verkehrskreisen als Hinweis auf die betriebliche Herkunft im Gedächtnis behalten zu werden.

Lees het arrest hier

IEF 7871

De vom van een worst

Thomas Rotter - WurstwarenGvEA, 5 mei 2009, T-449/07, Thomas Rotter tegen OHIM

Gemeenschapsmerk. Weigering vormmerk ‘samengebonden worsten’ (voor vleeswaren). Geen onderscheidend vermogen. De aangevraagde vorm verschilt niet significant van de gebruikelijke vorm waarin worsten worden aangeboden in de handel.

26. Met betrekking tot de aangevraagde vorm, te weten een samenbindsel van meerdere worsten, moet worden vastgesteld dat deze verschilt van de klassieke en meest verspreide vorm van de betrokken waren, namelijk die van een worst.

27. (…) Derhalve heeft de kamer van beroep terecht geoordeeld dat het driedimensionale merk waarvan de inschrijving is aangevraagd, uit een geheel van vijf afzonderlijke worsten bestaat waarvan de uiteinden met elkaar zijn verbonden. Bijgevolg moet in casu de beoordeling door de kamer van beroep van het onderscheidend vermogen van de vorm van de samengebonden worsten worden onderzocht, en dit tegen de achtergrond van de door dit samenbindsel opgeroepen totaalindruk.

(…) 30. Anders dan verzoeker betoogt, blijkt derhalve uit het onderzoek – in de punten 28 en 29 supra – van de twee aangevoerde argumenten dat hij niet aantoont op welke wijze de aangevraagde vorm significant zou verschillen van de gebruikelijke vorm waarin worsten worden aangeboden in de handel.

31. Uit de hierboven uiteengezette overwegingen volgt dat aangezien de betrokken waren, te weten vleeswaren, courante verbruikersgoederen zijn, de gemiddelde consument de aangevraagde vorm niet als een aanduiding van de commerciële herkomst van deze waren zal opvatten.

Lees het arrest hier.

IEF 7870

En/of Annemiek

ScheffleraRechtbank ’s-Gravenhage, 29 april 2009, HA ZA 09-89, Pine Valley Nursery tegen Camp International B.V. c.s.

Procesrechtelijk incident in zaak over kwekersrecht (‘Schefflera mini arboricla en/of Annemiek’). Geen zekerheidstelling partij uit Verenigde Staten.

4.1. (…) maar dat op grond van artikel 224 lid 2 Rv zo een verplichting tot het stellen van zekerheid niet bestaat, onder meer indien zulks voortvloeit uit een verdrag of uit een EG-verordening. X is woonachtig in de Verenigde Staten van Amerika. Bijgevolg is hij op grond van artikel V van het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 1956, 40) juncto artikel 5 van het daarbij behorende Protocol vrijgesteld van het stellen van de in artikel 224 Rv bedoelde zekerheid. De incidentele vordering tot zekerheidsstelling zal dan ook worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7869

Consistentie van de uitspraken is geboden

Nintendo Racetrack LogoRechtbank ’s-Gravenhage, 8 april 2009, HA ZA 09-348, Nintendo Co. Ltd c.s. tegen Turksma & Partners Reclamebureau Noord B.V.

Verknochtheid. Procesrechtelijk incident in zaak over gestelde inbreuk op auteurs- en merkrechten Nintendo.

4.1. Krachtens artikel 222 Rv kan onder meer voeging van zaken worden gevorderd, indien voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid is sprake, wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in beide zaken identiek zijn dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken is geboden. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de incidentele vordering aan het bepaalde in artikel 222 Rv.

De onderhavige zaak en de bodemprocedure zijn beide voor dezelfde rechter aanhangig. Beide zaken zijn daarenboven aan elkaar verknocht, aangezien zij beide betrekking hebben op inbreuk op de aan Nintendo toebehorende auteurs- en merkrechten alsmede op onrechtmatig handelen jegens Nintendo ten gevolge van het importeren en verhandelen van omzeilingsmiddelen zoals Game Copiers. De incidentele vordering zal bijgevolg worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7868

De kosten van de instantie

Kamal bx 1080730Rechtbank ’s-Gravenhage, 1 april 2009, HA ZA 08-3656, Designer Art India tegen Gedaagde.

Procesrechtelijk incident in zaak over vordering tot nietigverklaring Benelux-merkinschrijvingen. Zekerheidsstelling proceskosten en schadevergoeding. Alleen zekerheid kosten van de instantie waarin de zekerheidstelling wordt gevorderd. Toepasselijk indicatietarief voorshands niet vast te stellen.
 €12.000,-

4.3.(…) Voor zekerheidstelling voor de proceskosten, te maken in de (eventuele) procedures in hoger beroep en in cassatie, is evenwel geen plaats, aangezien uit de bewoordingen van het hiervoor genoemde artikel volgt dat de zekerheidstelling slechts betrekking kan hebben op de kosten van de instantie waarin de zekerheidstelling wordt gevorderd (vergelijk Hof ’s-Hertogenbosch 5 oktober 2004, LJN: AR4320). De rechtbank merkt in dit verband op dat [gedaagde] ingevolge artikel artikel 353 lid 2 Rv en artikel 414 Rv in verdere instantie(s) (aanvullende) zekerheid van [eiseres] kan vorderen, althans in het geval [eiseres] appellante dan wel eiseres tot cassatie is.

4.4. (…) Ofschoon in de oudere zaak (in tegenstelling tot het kort geding) ook aandacht wordt besteed aan het nietigheidsvraagstuk, wordt voor het juridische kader daarvan naar de onderhavige procedure verwezen. Bijgevolg ligt het in de rede dat [gedaagde] de kosten met betrekking tot de nietigheid van de Beneluxmerken (met name) in de onderhavige procedure zal maken. De rechtbank verwerpt daarenboven het verweer van [eiseres] dat voor de hoogte van de zekerheid aansluiting moet worden gezocht bij de categorie ‘eenvoudige bodemzaak zonder repliek en dupliek’, zoals bedoeld in de regeling Indicatietarieven in IEzaken, aangezien thans niet vaststaat of de onderhavige procedure tot deze categorie zal worden gerekend.

4.6. De rechtbank zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de hoogte van de door [eiseres] te stellen zekerheid begroten op € 12.000.

Lees het vonnis hier.