IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7499

Als een virtueel uithangbord

Sportdirect - SportsdirectGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 20 januari 2009, HD 103.006.061, Sport Direct Holding B.V. c.s tegen Sports Direct International B.V. (dank aan Remco van Leeuwen, Van Doorne).

Handelsnaamrecht. Hoger beroep van vzr. Rechtbank Breda, 18 december 2007 (IEF 5342), waarin werd geoordeeld dat 'Sport Direct' noch als merk, noch als handelsnaam gemonopoliseerd kan worden.”. Het Hof Den Bosch is het daar niet mee eens en vernietigt het vonnis waarvan beroep op handelsnaamrechtelijke gronden. 1019h proceskosten (eerste aanleg en hoger beroep): €40.710,-.

“De voorzieningenrechter heeft deze maatstaf niet toegepast, maar heeft bij zijn oordeel omtrent deze handelsnaamrechtelijke grondslag de merkenrechtspraak van het Hof van Justitie van de EG tot uitgangspunt genomen en het daarin verwoorde algemene belang tot vrijhouding van beschrijvende aanduidingen. Handelsnamen daarentegen mogen, zoals gezegd, nu juist wel beschrijvend zijn en ontberen dan niet zonder meer bescherming.”

“4.5.2. Niettemin mag een handelsnaam niet de taal monopoliseren, zodat in een handelsnaam voorkomende beschrijvende aanduidingen in beginsel ook door anderen kunnen worden gevoerd. Daarbij moet echter worden bezien of de handelsnaam, in zijn geheel, geen verwarring wekt. Toegespitst op de onderhavige casus dient de vraag te worden beantwoord of de handelsnamen Sport Direct en SportDirect.com enerzijds en SPORTSDIRECT.com anderzijds, in hun geheel beschouwd, zo'n grote gelijkenis vertonen dat verwarringsgevaar is te duchten.

4.5.3. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend. Hoewel aan SDI kan worden toegegeven dat de term "sport" in het onderhavige geval als beschrijvende term kan worden gezien en dat dat, als het gaat om rechtstreekse verkoop aan consumenten, mogelijk ook voor de term "direct” geldt, is voor de beoordeling van de vordering op deze grondslag doorslaggevend of van het gebruik van de combinatie van deze twee temen als handelsnamen verwarringsgevaar is te duchten. De voorzieningenrechter heeft deze maatstaf niet toegepast, maar heeft bij zijn oordeel omtrent deze handelsnaamrechtelijke grondslag de merkenrechtspraak van het Hof van Justitie van de EG tot uitgangspunt genomen en het daarin verwoorde algemene belang tot vrijhouding van beschrijvende aanduidingen. Handelsnamen daarentegen mogen, zoals gezegd, nu juist wel beschrijvend zijn en ontberen dan niet zonder meer bescherming.

4.5.4. Tussen partijen staat vast dat zij de enige twee ondernemingen zijn in Nederland, die de woorden "sport” en "direct" gecombineerd als handelsnaam gebruiken voor  soortgelijke activiteiten en dat zij - mede via internet - door heel Nederland actief zijn. Op de letter "s' na 'sportn na, zijn de gebruikte namen en de gebruikte combinatie identiek. Voor het op normale wijze oplettend en onderscheidend publiek kan dit verwarrend zijn. Anders gezegd: er is sprake van verwarringsgevaar. SDI heeft nog aangevoerd dat een enkel incident waarbij van verwarring is gebleken niet zonder meer verwarringsgevaar oplevert. Dat is juist, maar of verwarring is opgetreden is niet doorslaggevend. zoals gezegd is bepalend of verwarring is te duchten. En dat is in casu naar het oordeel van het hof het geval.

4.5.5. Veronderstellenderwijs aannemende dat de woorden "sport” en 'direct" louter beschrijvende temen zijn, zou aan het aannemen van handelsnaamrechtelijke bescherming in de weg staan een monopolisering door SD van die temen in die zin dat een andere onderneming daardoor ongerechtvaardigd wordt belemmerd in het kunnen gebruiken van een handelsnaam die bij haar bedrijfsactiviteiten past. Van een zodanige monopolisering is echter geen sprake. Het staat SDI immers vrij om een handelsnaam te kiezen waarin het woord “sport’ voorkomt. SDI mag evenzeer kiezen voor een handelsnaam waarin de term "direct" is verwerkt. Echter het gebruik van beide termen gelijktijdig op de onderhavige wijze, waardoor haar handelsnaam vrijwel identiek is aan de handelsnaam van SD, is aan SDL niet toegestaan. Hierdoor wordt SDI niet in voldoende relevante mate beperkt in haar mogelijkheden om een passende handelsnaam te kiezen. Dit blijkt reeds uit het feit dat enkel partijen bedoelde combinatie van temen gebruiken voor hun bedrijfsactiviteiten terwijl er in Nederland vele ondernemingen met andere namen zijn die sportartikelen al dan niet via internet verkopen. 

(…) 4.7. Voorzover SD haar vordering baseert op deze (merkenrechtelijke) grondslag behoeft deze grondslag geen bespreking nu de vordering reeds op de hiervoor aangegeven grondslag toewijsbaar is.”

Lees het arrest hier.

IEF 7498

Van andere aard

GvEA, 22 januari 2009, T-316/07, Commercy AG tegen OHIM / easyGroup IP Licensing Ltd (Nederlandse vertaling wel beschikbaar!)

Nietigheidsprocedure  tegen gemeenschapswoordmerk easyHotel op grond van ouder nationaal woordmerk EASYHOTEL. Geen soortgelijke waren en diensten, ander publiek. Verzoek curator van failliete eiser om rechtsbijstand wordt afgewezen.

“46  (…) Zij heeft vastgesteld dat de door het oudere merk aangeduide waren en diensten de bestanddelen van een internetsite zijn of bestemd zijn om op een dergelijke site een systeem voor het reserveren, boeken en betalen van hotelkamers tot stand te brengen en een onderneming in staat te stellen, een dergelijk systeem op internet te installeren. Zij verschillen volgens de kamer van beroep van de door het litigieuze merk aangeduide diensten, waarbij het in wezen gaat om informatie- en reserveringsdiensten en diensten voor het boeken van reizen en hotelkamers, die het grote publiek de mogelijkheid moeten bieden om voor beroeps-, vrijetijds- of andere doeleinden een hotelkamer of een reis te boeken.

(…) 51. Deze overwegingen moeten worden bevestigd. Zij tonen rechtens genoegzaam aan dat de betrokken waren en diensten verschillen qua aard, bestemming en gebruik, en niet concurrerend of complementair zijn. Om te beginnen moet immers worden vastgesteld dat de door het oudere merk aangeduide waren en diensten informaticatechnisch zijn, terwijl de informatie-, boekings- en reserveringsdiensten waarop het litigieuze merk betrekking heeft van andere aard zijn en van de informatica enkel gebruik maken voor het doorgeven van informatie of voor het boeken van hotelkamers of reizen.

52. Tevens zij opgemerkt dat de door het oudere merk aangeduide waren en diensten specifiek voor ondernemingen uit de hotel- en reissector bestemd zijn en dat de informatie-, boekings- en reserveringsdiensten waarop het litigieuze merk betrekking heeft, tot het grote publiek zijn gericht.”

Lees het arrest hier.

IEF 7497

Die blosse Aneinanderreihung der Wërter

GvEA, 21 januari 2009, T-296/07, Korsch AG tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar)

Terechte weigering inschrijving beschrijvend gemeenschapswoordmerk PharmaCheck (medische apparatuur).

„41. Was das Argument der Klägerin, dass es sich bei der Anmeldemarke um eine Neuschöpfung handele, anbelangt, so erscheint die Kombination „pharmacheck“ nicht in ihrer Struktur ungewöhnlich, da sie nicht gegen die englischen und deutschen Grammatikregeln verstößt. Vielmehr ist festzustellen, dass die Aneinanderreihung der Begriffe „pharma“ und „check“ in beiden Sprachen unmittelbar im Sinne von „Arzneimittelkontrolle“ oder „Arzneimittelprüfung“ verstanden wird. Damit bewirkt, worauf die Beschwerdekammer zu Recht hinweist, das Wort „pharmacheck“ bei den maßgeblichen Verkehrskreisen keinen Eindruck, der von dem, den die bloße Aneinanderreihung der Wörter vermittelt, so stark abwiche, dass sich der Sinn oder die Bedeutung ändern würde. Daraus folgt, dass das Wort von den angesprochenen Verkehrskreisen nicht als ungewöhnlich aufgefasst wird.“

Lees het arrest hier.

IEF 7496

In der Zukunft

Hans GroheGvEA, 21 januari 2009, zaak T-307/07, Hansgrohe AG tegen OHIM  (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Terechte weigering inschrijving beschrijvend gemeenschapswoordmerk AIRSHOWER (douches).  „Vernünftigerweise zu erwarten ist, dass die angesprochenen Verkehrskreise das Wort „air“ im Zusammenhang mit den  beanspruchten Waren in der Zukunft als Bezeichnung des technischen Merkmals, mit Luft gemischtes Wasser versprühen zu können, verstehen.“

„31. In diesem Zusammenhang ist festzustellen, dass die australische Pressemitteilung als Beleg für die Existenz einer Technologie betrachtet werden kann, die sich in der Zukunft auf das Verständnis der angesprochenen Verkehrskreise auswirken kann. Bei der Beurteilung der Auswirkung einer Technologie, die sich verbreiten kann, auf das Verständnis der maßgeblichen Verkehrskreise darf es nämlich nicht ausgeschlossen sein, dass das HABM sowohl innergemeinschaftliche als auch außergemeinschaftliche wissenschaftliche Veröffentlichungen berücksichtigt. Denn es ist in Anbetracht wirtschaftlicher Trends und der voraussichtlichen Entwicklung des Verhaltens der angesprochenen Verkehrskreise vernünftigerweise zu erwarten, dass sich eine außerhalb des Gebiets der Gemeinschaft entwickelte neue Technologie in naher Zukunft in der Gemeinschaft verbreitet und unmittelbar darauf auswirken kann, wie das Publikum die technischen Eigenschaften eines Erzeugnisses wahrnimmt. Würde das HABM einen solchen Beweis wegen seines außergemeinschaftlichen Ursprungs nicht berücksichtigen, bestünde die Gefahr, dass die Verwirklichung des im Allgemeininteresse liegenden Ziels des Art. 7 Abs. 1 Buchst. c der Verordnung Nr. 40/94, nämlich die freie Verwendbarkeit von Zeichen oder Angaben, die die in der Anmeldung beanspruchten Waren oder Dienstleistungen beschreiben, beeinträchtigt würde.

32. Die Beschwerdekammer hat daher bei der Beurteilung der zukünftigen Entwicklung der Wahrnehmung der angesprochenen Verkehrskreise in Bezug auf den beschreibenden Charakter des Wortes „air“ für Duschsysteme zu Recht die australische Pressemitteilung berücksichtigt.

33. Die Beschwerdekammer ist weiter zutreffend davon ausgegangen, dass infolge des allgemein gewachsenen Umweltbewusstseins eine steigende Zahl von Verbrauchern an Waren interessiert ist, die den Wasserverbrauch durch Beimischung von Luft senken, so dass vernünftigerweise zu erwarten ist, dass die angesprochenen Verkehrskreise das Wort „air“ im Zusammenhang mit den – sowohl in erster Linie wie auch hilfsweise – beanspruchten Waren in der Zukunft als Bezeichnung des technischen Merkmals, mit Luft gemischtes Wasser versprühen zu können, verstehen.

34. Daraus folgt, dass jedes der beiden Wörter „air“ und „shower“ als die streitigen Waren beschreibend anzusehen ist.“

Lees het arrest hier.

IEF 7495

Eine unmittelbar verständliche Botschaft

GvEA, 21 januari 2009, zaak T-399/06, giropay GmbH tegen OHIM  (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Terechte weigering inschrijving gemeenschapswoordmerk GIROPAY (financiële diensten).

„39. Unter diesen Umständen ist festzustellen, dass die Beschwerdekammer keinen Fehler begangen hat, als sie sich auf die Wahrnehmung und das normale Verständnis des Begriffs „giropay“ durch die angesprochenen Verkehrskreise gestützt und entschieden hat, dass das Zeichen GIROPAY die maßgeblichen Verkehrskreise unmittelbar über die Beschaffenheit und die Bestimmung der betroffenen Waren und Dienstleistungen informiere.

40. Folglich weist das Zeichen GIROPAY insgesamt betrachtet einen hinreichend direkten und konkreten Bezug zu den beanspruchten Waren und Dienstleistungen der Klassen 9 und 36 auf, da es eine unmittelbar verständliche Botschaft transportiert, die dazu dienen kann, im Verkehr bestimmte Merkmale dieser Waren und Dienstleistungen, nämlich ihre Beschaffenheit und Bestimmung, zu bezeichnen.“

Lees het arrest hier.

IEF 7494

In memoriam André Beemsterboer

André BeemsterboerVandaag bereikte de redactie het droevige bericht dat afgelopen maandag André Beemsterboer is overleden. André Beemsterboer, directeur van Cedar, was een zeer bekende en markante persoonlijkheid in de wereld van het intellectuele eigendomsrecht en zal door velen zeer gemist worden. Redactie en uitgever van IEForum.nl wensen zijn nabestaanden en iedereen die hem na stond veel sterkte toe.

Via Cedar ontvingen wij de onderstaande necrologie. Deze necrologie is, samen met een condoleanceregister, eveneens gepubliceerd op de website van Cedar, bereikbaar via deze link.

André Beemsterboer, directeur Cedar BV, werd 55 jaar oud. Hij werd geboren op 10 augustus 1953 in Amsterdam en overleed op 19 januari 2009 in zijn woonplaats Westzaan.

André Beemsterboer werkte meer dan 25 jaar in de wereld van het collectief beheer van auteursrecht en naburige rechten. Hij begon zijn carrière bij Buma/Stemra als commercieel medewerker Exploitatiedienst in 1975. Daar viel hij op vanwege zijn dynamische persoonlijkheid, zijn intelligentie en zijn sociale vaardigheden. Toen Buma/Stemra naast muziekrechten andere rechten (zoals het Reprorecht) ging exploiteren werd daar een aparte afdeling voor opgericht, Marketing en Ontwikkeling Bijzondere Licenties (MOBL), het latere Cedar. Als veelbelovende medewerker werd André gevraagd om deze afdeling op te zetten. Op 1 juli 1992 werd hij benoemd tot adjunct-directeur van Cedar. Per 1 januari 1996 was hij (statutair) directeur van Cedar BV.

Met zijn grote kennis van zaken, zijn enthousiasme en grote energie was hij een bijzondere steun en bron van inspiratie voor de leden van de besturen van Cedar en de aangesloten stichtingen. Zijn sterke persoonlijkheid, creativiteit en gevoel voor rechtvaardigheid leverden oplossingen voor tal van problemen. In het najaar van 2005 werd Cedar BV verzelfstandigd en werden de aandelen overgedragen aan de Stichting Cedar, waarin de bij Cedar aangesloten stichtingen zijn vertegenwoordigd.

André Beemsterboer vertegenwoordigde de bij Cedar aangesloten organisaties binnen de Stichting Auteursrechtbelangen (STARBEL) en in het dagelijks bestuur van de brancheorganisatie van auteursrechtorganisaties VOI©E.

Van 1998 tot en met 2003 was André Beemsterboer voorzitter van the International Federation of Reproduction Rights Organisations (IFRRO). Bij die organisatie zijn diverse auteursrechtenorganisaties uit meer dan 40 landen aangesloten.

André Beemsterboer begeleidde de oprichting van Stichting Lira in 1987. Namens deze stichting was hij bestuurslid van the International Confederation of Societies of Authors and Composers (CISAC). Daarnaast speelde hij een belangrijke rol in the European Grouping of Societies of Authors and Composers (GÉSAC). Verder was hij geruime tijd als voorzitter van het collectief van auteursrechthebbenden betrokken bij de onderhandelingen over en uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot het gebruik van beschermde werken door onder meer kabelexploitanten in Nederland. Daarnaast was hij nauw betrokken bij de totstandkoming van VOI©E.

André Beemsterboer heeft bijzonder veel betekend voor de ontplooiing van de collectieve uitoefening van auteurs- en naburige rechten. Hij was hartstochtelijk pleitbezorger van onder meer het Reprorecht, het Leenrecht en de Thuiskopievergoedingen. Dankzij deze wettelijke vergoedingsaanspraken ontvangen de auteurs en andere rechthebbenden nu een vergoeding voor deze vormen van gebruik van hun werken. Daarnaast stond hij aan de wieg van diverse door verschillende auteursrechtenorganisaties ontplooide initiatieven met als doel verzekering van een reëel inkomen voor rechthebbenden. Door zijn actieve betrokkenheid bij diverse internationale auteursrechtenorganisaties zoals IFRRO en CISAC heeft hij ervoor gezorgd dat de belangen van Nederlandse rechthebbenden ook op het internationale vlak stevig op de kaart zijn gezet, zodat ook uit die bron auteurs vergoedingen kunnen ontvangen waar zij recht op hebben.

De professionele verdiensten van André Beemsterboer op het gebied van het auteursrecht moeten dan ook veel breder gezien worden dan de stichtingen waarvoor Cedar diensten verricht. Hij is steeds een warm voorvechter geweest voor de erkenning van rechten van auteurs, waarbij hij hun belang om met hun creatieve arbeid een reëel inkomen te kunnen verwerven voorop stelde. Auteurs en andere rechthebbenden worden hierdoor in staat gesteld om hun creatieve werk voort te zetten en zo bij te dragen aan ontwikkeling en verspreiding van cultuurgoederen.

André Beemsterboer was getrouwd met Elma en trotse vader van twee zoons, Teun en Daan. In zijn vrije tijd zette hij zich belangeloos in voor twee lokale voetbalverenigingen.

Helaas liet zijn gezondheid André Beemsterboer in de steek. André bleef echter tot op het laatste moment nauw betrokken bij ‘zijn’ bedrijf Cedar. Om de continuïteit, stabiliteit en verder groei van Cedar te kunnen waarborgen benoemde hij, enkele weken voor zijn overlijden een door hem zelf geselecteerde kandidaat als adjunct-directeur. Een laatste bewijs van zijn bekwaamheid en betrokkenheid. Zijn inspirerend leiderschap, kracht, humor en charisma bleven tot op het laatste moment overeind en zullen een bron van inspiratie blijven voor een ieder die met hem samenwerkte en voor Cedar BV.


 

IEF 7491

Personalia

Per 1 januari 2009 is Menno Weij benoemd tot partner bij SOLV Advocaten. SOLV richt zich als nichekantoor op TMC (Technologie, Media & Communicatie). Menno heeft ruim 10 jaar ervaring als advocaat en is gespecialiseerd in ICT Recht, Outsourcing, e-Commerce, Privacy alsmede auteurs- en merkenrecht, waarbij voor wat het laatste betreft de nadruk ligt op software en op internet gerelateerde aspecten.

 

“Per 1 januari is Martijn Vermeulen toegetreden tot de partnergroep van Octrooi- en merkenbureau EP&C. Martijn Vermeulen (1972) is sinds 2000 werkzaam bij EP&C. Martijn studeerde werktuigbouwkunde in Delft en is in 2004 ingeschreven als Europees Octrooigemachtigde.

Martijn zet zich in voor cliënten die onder andere actief zijn in de medische technologie, kunststofproducten, off-shoretechnologie, meet- en regeltechniek en mechatronica. De laatste jaren was hij verantwoordelijk voor een van de werktuigbouwteams op de hoofdvestiging in Rijswijk en begeleidde hij octrooigemachtigden-in-opleiding."

lees hier meer.

 “Ronaldo naar Real Madrid – François mol naar merkenbureau Abcor. François Mol is als merkenjurist overgestapt naar merken- en modellenbureau Abcor. François heeft hiervoor gewerkt bij diverse merkenbureaus waaronder Arnolds & Siedsma, Merkenbureau Considine en Merkenbureau Bouma. Bij Abcor zal hij zich met name richten op de Nederlandse markt.”

Lees hier meer (nieuwsbrief Abcor). 

IEF 7490

Biologisch materiaal

GvEA, 20 januari 2009, zaak T-424/07, Pioneer Hi-Bred International, Inc. tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar). 

Terechte weigering woordmerk OPTIMUM voor klasse 1, ‘Biological material namely plant tissue genes and gene-sequences for agricultural purposes’.

“26. Lastly, although it is true, as the Board of Appeal pointed out in paragraph 21 of the contested decision, that, due to its generic meaning which tends to exalt in an unspecified manner the nature, function, quality or one of the qualities of any product, the sign OPTIMUM does not enable the consumer to imagine to what type of goods it refers, the fact nevertheless remains, as the Board of Appeal also correctly stated in the same paragraph of the contested decision, that, precisely because it is commonly used in everyday language, as well as in trade, as a generic laudatory term, that word sign cannot be regarded as appropriate for the purpose of identifying the commercial origin of the goods which it designates and, therefore, of performing the essential function of a trade mark.”

(…) 45. In the present case, first, it is apparent from the analysis carried out in the context of the first plea that the Board of Appeal established to the requisite legal standard that the mark applied for was devoid of any distinctive character within the meaning of Article 7(1)(b) of Regulation No 40/94 in relation to the goods concerned, by stating, in paragraph 23 of the contested decision, that the mark, as a laudatory expression, relates to any kind of goods including the goods applied for in Class 1 of the Nice Agreement. That statement of reasons is sufficient, first, to allow the applicant to know the justification for the measure adopted so as to enable it to protect its rights and, secondly, to enable the Court to review the legality of the contested decision.”

Lees het arrest hier.

IEF 7489

Ook wanneer het betrokken voorwerp nooit eerder werd beschermd

Bob Dylan Gates of Eden FalconHvJ EG, 20 januari 2009, zaak C- 240/07, Sony Music Entertainment (Germany) GmbH tegen Falcon Neue Medien Vertrieb GmbH (prejudiciële vragen Bundesgerichtshof (Duitsland))

Naburige rechten. Rechten van producenten van fonogrammen. Toepasselijkheid van de beschermingstermijn op een werk dat niet eerder was beschermd in de lidstaat waarin de bescherming wordt verzocht en waarvan de rechthebbende geen onderdaan van een lidstaat van de Gemeenschap is

Sony vordert dat Falcon het verbod wordt opgelegd, de cd’s „Bob Dylan – Blowin’ in the Wind” en „Bob Dylan – Gates of Eden” te reproduceren of te laten reproduceren en te distribueren of te laten distribueren. Falcon voert aan dat de Duitse regelgeving de rechten van een platenmaatschappij op de Bob Dylan-albums die vóór 1 januari 1966 werden opgenomen, niet beschermt.

Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart voor recht:

1) De beschermingstermijn die is vastgelegd in richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, is overeenkomstig artikel 10, lid 2, van deze richtlijn eveneens van toepassing wanneer het betrokken voorwerp nooit eerder werd beschermd in de lidstaat waarin bescherming wordt gezocht.

2) Artikel 10, lid 2, van richtlijn 2006/116 moet aldus worden uitgelegd dat de in deze richtlijn vastgelegde beschermingstermijnen van toepassing zijn wanneer het betrokken werk of voorwerp op 1 juli 1995 in ten minste één lidstaat als zodanig werd beschermd door de nationale wetgeving van deze lidstaat op het gebied van het auteursrecht of de naburige rechten en de houder van dergelijke rechten op dit werk of dit voorwerp die onderdaan is van een derde land, op die datum door deze nationale wetgeving werd beschermd.

Lees het arrest hier.

IEF 7488

Agenderen

25 jaar Zeist. Lustrum Intellectuele Eigendom Symposium, AIPPI,  Zeist  11 maart 2009. Met lustrum cabaret en lustrum diner.

25 jaar Octrooirecht, Prof. mr. Jan Brinkhof, Brinkhof en Universiteit Utrecht
25 jaar Merkenrecht, Prof. mr. Charles Gielen, NautaDutilh en RU Groningen, 
25 jaar Open Innovatie, Dr. Rick Harwig, Chief Technology Officer en lid van het Group Management Committee van Philips
25 jaar Auteursrecht, Mr. Feer Verkade, Advocaat Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

Debat 1 Privé kopiëren uit illegale bron moet wel/niet kunnen.  Voorzitter: Prof. mr. Bernt Hugenholtz, Universiteit van Amsterdam. Debaters: Prof. mr. Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap en Universiteit Leiden, Mr. Christiaan Alberdingk Thijm, SOLV Advocaten

Debat 2 Bij bescherming van innovatie kan de uitvinder gebruikmaken van alle  mogelijkheden die de octrooiwetgeving biedt. Voorzitter: Mr. Bart van den Broek, Howrey LLP. Debaters: Mr. Bas Berghuis van Woortman, Freshfields, Mr. Mark van Gardingen, Brinkhof

Debat 3 Na het O2 arrest is het merkenrecht geen belemmering meer voor het maken van vergelijkende reclame. Voorzitter: Prof. mr. Madeleine de Cock Buning, De Brauw Blackstone Westbroek en Universiteit Utrecht. Debaters: Mr. Ebba Hoogenraad, Hoogenraad & Haak, Mr. Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap

Lustrum IE cabaret en lustrum diner

Lees hier meer.

8 april 2009, PAO Actualiteiten Intellectuele Eigendom Erasmus Universiteit.

College actualiteiten mediarecht, Prof. mr. M. de Cock Buning / College actualiteiten octrooirecht, mr. G.Kuipers) / College actualiteiten merkenrecht, mr. T. Cohen Jehoram / College actualiteiten auteurs- en modellenrecht, mr. J. Hofhuis). (Alle sprekers De Brauw Blackstone Westbroek). 4 NOvA punten.

Lees hier meer.