IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7407

Gateway

HvJ EG, 11 december 2008, zaak C-57/08, Gateway, Inc. tegen OHIM /  Fujitsu Siemens Computers GmbH (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar)

Gemeenschapsmerkenrecht. Oppositiezaak bereikt het Hof van Justitie. Oppositie op basis van Gateway’s oudere merken met het woordbestanddeel ‘GATEWAY’  tegen Gemeenschapswoordmerkaanvraag voor ‘ACTIVY Media Gateway’ (computers e.d.).  GvEA achtte merken en teken niet overeenstemmend en wees de oppositie af. HvJ volgt de (feitelijke) redenering van het Gerecht en verwerpt het beroep van Gateway.   Weinig nieuws.

“53. Although it is true, as is stated in paragraph 32 of Medion, that the finding that there is a likelihood of confusion should not be subject to the condition that the overall impression produced by the composite sign be dominated by the part of it which is represented by the earlier mark, it must, on the other hand, be pointed out that the signs in the present case are not similar or identical.

54. Therefore, given that, according to paragraph 51 of the judgment under appeal, there is no likelihood of confusion in the present case, the Court of First Instance did not fail to have regard to that paragraph of Medion. It follows that the third part of the first plea must be rejected as unfounded.

 (…) 56. Since the assessment of the similarities of the signs at issue led the Court of First Instance to the conclusion that the marks at issue are different, the Court was fully entitled to find, in paragraph 51 of the judgment under appeal, that it was not necessary to make apparent the degree of renown of the earlier marks which it took into consideration in that assessment.

Lees het arrest hier.

IEF 7406

Focussen

GvEA, 11 december 2008, zaak T-90/06, Tomorrow Focus AG tegen OHIM /  Information Builders (Netherlands) BV. (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerkenrecht. Oppositie tegen Gemeenschapswoordmerkaanvraag Tomorrow Focus op grond van oudere Gemeenschapsbeeldmerken FOCUS (computers e.d.).  Oppositie gedeeltelijk toegewezen. Redenering Gerecht was niet helemaal zuiver, maar resultaat was okee.

„32. Daraus kann allerdings nicht, wie von der Beschwerdekammer in Randnr. 23 der angefochtenen Entscheidung getan, geschlossen werden, dass der Ausdruck „Tomorrow“ weniger kennzeichnend ist als der Ausdruck „Focus“. Wie nämlich die Beschwerdekammer selbst in Randnr. 23 der angefochtenen Entscheidung festgestellt hat, ist der Ausdruck „Focus“ für Computerwaren und -dienstleistungen der Klassen 9 und 42 insoweit nicht sonderlich kennzeichnend, „als damit auf die gezielte Bemühung um oder das gezielte Augenmerk auf etwas Konkretes oder auf den Umstand einer scharfen oder klaren Wahrnehmung von etwas Bezug genommen wird“. Die angemeldete Marke besteht also aus zwei Ausdrücken mit geringer Kennzeichnungskraft. Die Beschwerdekammer hat deshalb beim Vergleich der Zeichen dem Ausdruck „Focus“ zu Unrecht eine größere Bedeutung beigemessen.

 33. Auf bildlicher Ebene kann aufgrund des Bestandteils „Tomorrow“ der angemeldeten Marke nicht auf eine Identität der einander gegenüberstehenden Zeichen geschlossen werden. Sowohl seine Stellung am Anfang des Zeichens als auch seine Länge, die die des Bestandteils „Focus“ deutlich übersteigt, schwächen nämlich den Umstand, dass dieser Ausdruck in beiden Marken vorkommt, weitgehend ab. Somit haben die beiden Marken auf bildlicher Ebene nur geringe Ähnlichkeit.

34. Auf klanglicher Ebene kann nicht auf eine Identität der betreffenden Marken geschlossen werden. Die sehr kurze ältere Marke (zwei Silben) und die längere angemeldete Marke (fünf Silben) werden unterschiedlich ausgesprochen. Aufgrund der gleichen Aussprache des Wortes „Focus“ in den beiden Marken besteht allerdings eine geringe Ähnlichkeit.

35. Auf begrifflicher Ebene kommen sich die beiden Marken ziemlich nahe, da sie beide auf die Idee der geistigen Konzentration abstellen. Wie die Klägerin zutreffend vorbringt, ist die begriffliche Bedeutung der angemeldeten Marke insoweit genauer, als sie eine Anspielung auf die Zukunft enthält, was im Übrigen auch von der Beschwerdekammer so beurteilt wurde. Selbst wenn man sich jedoch dem Standpunkt der Klägerin anschließt, dass diese Marke als untrennbares Gesamtzeichen mit der Bedeutung „auf die Zukunft fokussiert“ wahrgenommen werde, ist sie begrifflich doch nicht weit von der älteren Marke entfernt.

36. Nach alledem ist die Schlussfolgerung in Randnr. 27 der angefochtenen Entscheidung, dass die Marken eine – wenn auch geringe – Ähnlichkeit haben, trotz des Fehlers der Beschwerdekammer, dem Ausdruck „Focus“ beim Vergleich der angemeldeten Marke mit der älteren Marke eine größere Bedeutung beizumessen, zutreffend.

Lees het arrest hier.

IEF 7405

Raw inside

Rechtbank ’s-Gravenhage, 15 december 2008, KG ZA 08-1322, G-Star International B.V. tegen Pepsico INC.

Merkenrecht. Visie van de Rechtbank ’s-Gravenhage op het Intel-arrest van het HvJ.  G-Star maakt op grond van haar Gemeenschapswoordmerk RAW bezwaar tegen PEPSI RAW. Vorderingen afgewezen. Interessante zaak, voor nu alleen even het college over Intel. “Het Hof van Justitie legt de lat hoog.”  “Ook dit is een betrekkelijke hoge horde”.

4.9. Mede in verband hiermee, is niet aannemelijk geworden dat G-Star in de bodemzaak zal kunnen bewijzen dat het relevante publiek een verband legt tussen de GStarmerken en Pepsi RAW zoals dat door PepsiCo wordt gebruikt. (...) Niet uit het oog mag worden verloren dat het bestaan van dit verband globaal dient te worden beoordeeld met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval (r.o. 62 Intel). Zonder dat het publiek een hier bedoeld verband legt, is er geen sprake van "sub c" inbreuk (Intel r.o. 31). Maar zelfs als er al wel een dergelijk verband aannemelijk zou zijn, mede vanwege deze co-branding en de overige genoemde omstandigheden, dan is dat enkele verband nog niet genoeg voor een geslaagd beroep op "sub c" inbreuk (vgl. r.o. 32 Intel). 

4.10. Er is naar voorlopig oordeel namelijk geen (begin van) bewijs aannemelijk geworden dat PepsiCo door gebruik van het teken Pepsi RAW ongerechtvaardigd voordeel trekt uit of afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van de G-Star merken en blijkens het Intel-arrest (r.o. 32, 37, 38 en 71) is dat een vereiste voor een geslaagd beroep op de "sub c" grond. Ook dit dient globaal te worden beoordeeld in dezelfde zin als hiervoor in 4.9. werd overwogen (r.o. 79 Intel). Het Hof van Justitie legt de lat hoog wanneer het verduidelijkt dat de omstandigheden a) dat een ouder merk zeer bekend is voor bepaalde waren (sc. spijkerkleding) en b) deze niet (in hoge mate) soortgelijk zijn aan die voor het aangevallen teken (in dit geval: frisdrank) en c) het oudere merk uniek is voor welke waren of diensten dan ook (zoals bij [intel], hetgeen zich bij [raw] als gezegd niet voordoet) en d) bedoeld teken het oudere merk in gedachten roept, niet volstaan als bewijs in de hierbedoelde zin.

4.11. Bedoeld trekken van ongerechtvaardigd voordeel ("meeliften" genoemd door GStar) vereist volgens r.o. 38, 39 van dit arrest dat G-Star in de bodemprocedure minstgenomen bewijst dat er elementen zijn op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat er sprake is van ernstig gevaar dat een dergelijke inbreuk zich in de toekomst zal voordoen. Hetgeen G-Star thans te berde heeft gebracht rechtvaardigt zo'n conclusie naar voorlopig oordeel niet. Dat het element RAW de "DNA voor G-Star" zou zijn en G-Star eigenlijk gelijk zou zijn te stellen met RAW, is slechts in die zin relevant, dat het moet gaan om de perceptie daarvan van het relevante in aanmerking te nemen publiek. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat dit publiek dit in zodanig sterke mate als door G-Star betoogd zal opvatten, dat zij de gebruikelijke betekenis van het bijvoeglijk naamwoord "raw" in de context van het teken Pepsi RAW daarmee dusdanig naar de achtergrond zal dringen, dat daarmee bewijs van bedoeld ernstig gevaar zou zijn geleverd. Behalve de in 4.12. bedoelde klachten is hieromtrent verder niets onderbouwd gesteld of gebleken en dat is voorshands niet toereikend. Niet moet uit het oog worden verloren dat G-Star geen alleenrecht toekomt op het aanspreken van een jong (en derhalve tevens deels modieus en non-conformistisch) publiek. Dat is immers al zeer lange tijd een constante in algemeen bekende (en openbaar, via internet toegankelijke) reclame-uitingen van Pepsi, met als sprekende voorbeelden: "Now It's Pepsi, for Those Who Think Young" (begin jaren 60), "Pepsi, The Choice of a New Generation" (1984) en "GeneratioNEXT" (1997).

4.12. Voor zover afbreuk aan onderscheidend vermogen de kapstok voor G-Star is, behelst het bewijs daarvan volgens het Intel-arrest dat is aangetoond dat het economisch gedrag van de gemiddelde consument van G-Star kleding en aanverwante producten en diensten is gewijzigd als gevolg van het gebruik van Pepsi RAW of dat er grote kans bestaat dat dit gedrag in de toekomst wijzigt (r.o. 77 Intel). Ook dit is een betrekkelijke hoge horde en voor het overschrijden daarvan zijn naar voorlopig oordeel onvoldoende reële aanwijzingen te berde gebracht in deze zaak. In feite het enige dat thans voorligt is beweerdelijke ongerustheid bij enkele G-Star retailers en naar hun zeggen bij dezen ontvangen vergelijkbare geluiden van sommige consumenten. Opvallend is dat dit zich hoofdzakelijk in Scandinavië lijkt af te spelen, waar Pepsi RAW niet op de markt is, en nauwelijks in het enige land waar Pepsi RAW wel is geïntroduceerd begin dit jaar, zoals PepsiCo met recht aanvoert. Terecht plaatst PepsiCo vraagtekens bij deze beweerdelijke ruis uit de markt. Dat G-Star dit zelfs als bewijs van verwarring presenteert (pleitnota mr. Hoyng nr. 86 e.v.), waarmee volgens Intel afbreuk is gegeven, wordt verworpen. Hetzelfde geldt voor de stelling zijdens G-Star dat dit "duidelijk bewijs" in bovenbedoelde zin zou opleveren en dat "duidelijk" zou zijn dat zulks tot ander commercieel gedrag van de consument zou leiden. Dat alles is naar voorlopig oordeel bepaald ontoereikend.

4.13. Dat – los van de gestelde merkinbreuk – sprake zou zijn van onrechtmatig aanhaken bij de bekendheid van G-Star en haar, wat G-Star noemt: "RAW- concept", is naar voorlopig oordeel niet voldoende aannemelijk gemaakt. Onvoldoende is ontzenuwd dat gebruik van het adjectief 'raw' in hedendaags trendgevoelig taalgebruik een aanvaarde beschrijvende betekenis heeft gekregen als hiervoor in 4.7. aangegeven. Het wordt voorshands niet onrechtmatig geoordeeld dat PepsiCo zich in haar reclame-uitingen van dat woord in die zin bedient. Dat dit gebruik G-Star schade zou toebrengen in haar zoals zij stelt "RAW crossover concept" is onvoldoende aannemelijk gemaakt in dit kort geding.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7404

Bezwaartermijn

BBIE nieuwsflits: Vanaf 1 januari 2009 past het BBIE de bezwaartermijn die wordt gegeven bij een op absolute gronden geweigerd depot aan. Dit geldt voor depots ingediend vanaf 1 januari 2009. De termijn voor het indienen van argumenten wordt drie maanden. 

Na afloop van deze drie maanden verlengt het Bureau de gegeven termijn altijd ambtshalve met één maand. Daarnaast is er tijdens een lopende bezwaartermijn altijd de mogelijkheid om schriftelijk te te verzoeken de termijn te verlengen tot zes maanden na de datum van de oorspronkelijke weigeringsbeslissing. Uiteraard zullen de gegeven termijnen in de verschillende brieven over de weigering worden medegedeeld. 

Overigens zal het indienen van een bezwaarschrft door het Bureau tevens worden opgevat als een verzoek tot verlenging van de initieel gegeven termijn tot zes maanden.

IEF 7403

Toch geen gerelativeerde soortgelijkheid

Campina CabrimaGerechtshof ’s-Gravenhage, 9 december 2008, 105.005.788/01, Campina Nederland Holding B.V. tegen CBM B.V. (met dank aan Judith van der Linden van Sprankhuizen, Campina &  Dirk Straathof, Brinkhof).

Merkenrecht. Hof vernietigt in hoger beroep het vonnis van de Rechtbank Den Haag in de zuivelzaak Campina – Cabrima. CAMPINA is een bekend merk (niet betwist). Geitenzuivel is gewone consumentenzuivel, niet net iets anders dan koezuivel. CABRIMA en CAMPINA zijn overeenstemmende merken. Inbreuk alsnog aangenomen.  Liquidatietarief, het hof lijkt te suggereren dat aanspraak op 1019h proceskosten i.c. mogelijk zou zijn geweest, maar vermeldt niet dat de procedure al voor de implementatiedatum van de handhavingrichtlijn met een dagvaarding is ingeleid.

Soortgelijkheid waren / aandachtsniveau: “12. De rechtbank is uitgegaan van een"gerelativeerde soortgelijkheid' van waren. Daarbij heeft zij overwogen dat dat het bij Campina met name om koemelkzuivel gaat, terwijl CBM zich exclusief op geitenmelk richt. Tegen dit oordeel richt zich grief 3. (…)

13. (…) Uiteraard zal de consument die geitenmelk wil kopen zich erven vergewissen dat hij geitenmelk - dat staat ook in grote (koeien)letters op de verpakking - koopt, maar dat geldt ook voor een consument die karnemelk. yoghurt of een biologisch melkproduct wil kopen. Dit betekent nog niet dat de gemiddelde consument een bijzonder grote mate van oplettendheid heeft bij het voorbereiden en maken van zijn keuze tussen verschillende waren van de betrokken categorie. Dat geitenmelk ongeveer twee keer zo duur is als koemelk doet daar onvoldoende aan af nu het nog steeds gaat om (de prijs van) gewone dagelijkse voedingswaren. (…).

14. Gelet op het bovenstaande gaat het hof man uit dat sprake is van dezelfde waren die bestemd zijn voor het grote publiek en dat geen sprake is van een relevant hoger liggend aandachtsniveau dan bij andere dagelijkse voedingsproducten. In zoverre slaagt grief 3.

Inbreuk: 17. (…) Mede in aanmerking nemende dat meer gewicht dient te worden toegekend aan de punten van overeenstemming dan de punten van verschil, dat sprake is van een zeer bekend merk met een groot onderscheidingsvermogen en dat het teken wordt gebruikt voor dezelfde waren als waarvoor het merk is ingeschreven, is het hof van oordeel dat er sprake is van zodanige overeenstemming dat verwarring is te duchten. (…)”

18 het bovenstaande brengt mee dat het inbreukverbod alsnog zal worden toegewezen. (…). 

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Den Haag, 1 november 2006:  IEF 2875.

IEF 7402

Verlichting in spiegels

Hof van Beroep te Gent, 1 december 2008, nr. 2008/RK/94, Philips Lighting B.V. c.s. tegen AGC Flat Glass Europe N.V. (Met dank aan Armand Killan, Bird & Bird)

Belgische zaak. Know-how is uitgesloten van de procedure van beslag inzake namaak.  De openbaarmaking van het verslag is door neerlegging ter griffie en de kennisgeving aan de partijen is strijdig met het specifieke geheime karakter van de know-how. Hierin onderscheidt know-how zich van andere IE rechten zoals octrooien, merken, modellen etc, welke allemaal een publiek aspect hebben.

Op 17 december 2007 heeft de Gentse rechter een ex parte beschikking af gegeven ten gunste van Philips voor het leggen van een beschrijvend beslag bij AGC op basis van verschillende IE rechten, waaronder tevens know-how. Op grond van deze beschikking heeft Philips op 19 december 2007 het bewijs beslag laten uitvoeren.
 
AGC heeft derdenverzet aangetekend voor zover het beslag was gebaseerd op namaak van beweerdelijke know-how. AGC voerde het argument dat know-how niet het type IE recht is op grond waarvan een beschrijvend beslag kan worden gelegd en dat derhalve dat het beslag te breed was gelegd.

Het Hof van Beroep te Gent bevestigt in dit arrest dat een Belgisch beschrijvend beslag niet kan worden gebaseerd op grond van beweerdelijke know-how als gevolg van het geheime karakter van know-how. Het Hof stelt dat een belangrijk element uit de procedure van het beschrijvende beslag inzake namaak de openbaarmaking van het verslag is door neerlegging ter griffie en de kennisgeving aan de partijen. Deze vorm van openbaarmaking is, aldus het Hof, strijdig met het geheime karakter van de know-how.
 
Het Hof oordeelt tevens dat de Begische wetgeving met betrekking tot het beschrijvende beslag niet in strijd is met de Handhavingsrichtlijn of TRIPS. Het Hof refereert naar EG Verordening 772/2004, waarin know-how uitdrukkelijk als apart intellectueel eigendomsrecht wordt vermeld. Echter, het Hof wijst erop dat know-how enigszins specifiek is gezien het geheime karakter. Hierin onderscheidt know-how zich van andere IE rechten zoals octrooien, merken, modellen et cetera, welke allemaal een publiek aspect hebben. Know-how is tevens niet vastgelegd of geregistreerd. Hoewel bepaalbaar, aldus het hof, is know-how voortdurend onderhevig aan onzichtbare en sluipende evoluties.

Het Hof oordeelt dat derhalve geen beslag wegens namaak van know-how kan worden gelegd.

Lees het vonnis hier.

IEF 7401

Een vorm van adverteren

Hoge Raad, 12 december 2008, LJN: BF0518, Portakabin Limited c.s. tegen Primakabin B.V.

Merkenrecht. Benelux-woordmerk (portakabin). Gebruik als ‘adword’ bij internetzoekprogramma’s als Google. “De Hoge Raad zal de vragen van uitleg van de Richtlijn aan het HvJEG voorleggen, ook al betreft het hier een kort geding, gelet op het grote, de nationale grenzen overschrijdende belang van de aan de orde zijnde toepassing van internet en de omstandigheid dat ook andere hoogste gerechten van de lidstaten soortgelijke vragen van uitleg aan het HvJEG hebben gesteld, die nog geen beantwoording hebben gevonden.”

Lees het arrest en de (5) vragen hier.

IEF 7400

Ingelegd met roze zirkonia steentjes

Stop Borstkanker Bedel - Pink Ribbon BedelRechtbank Amsterdam, 11 december 2008, E.J. de Joneg Holding B.V. tegen Kalmar Trading B.V. c.s. (met dank aan Patrick Koerts, Trip).

Eerst even voor jezelf lezen. Auteursrecht. Geen inbreuk op de “Stop Borstkanker Bedel” (afbeelding links). De bedel van gedaagden, de "Pink Ribbon Bedel",  zou als inbreukmakend product kunnen worden aangemerkt, maar de vorderingen worden afgewezen nu niet aannemelijk is dat de auteursrechten op de Bedel berusten bij eiser. Proceskosten: €6000,-

"4.4. De Jonge Holding heeft zich tevens beroepen op de onder 2.6 aangehaalde 'Hire of Work Agreement' (verder: de overeenkomst), waarin vastgelegd zou zijn dat de auteursrechten op alle door de Thaise fabrikant voor De Jonge Holding gemaakte bedels, los van de vraag of zij zelf als maker zou moeten worden aangemerkt, bij De Jonge Holding zouden berusten. Dat valt in de overeenkomst echter niet te lezen. De overeenkomst is opgemaakt in het kader van de productie van Disney sieraden en is daar ook op toegespitst, zo blijkt uit tekst en inhoud. De Jonge Holding heeft dat ook erkend, maar betoogd dat aan de overeenkomst een ruimere strekking zou moeten worden toegekend, wat met name zou blijken uit de omschrijving in artikel 5. De overeenkomst is aangegaan voor 1 jaar, met stilzwijgende verlenging. De Jonge Holding heeft ter zitting gezegd dat de Disneylicentie na het jaar 2006 niet is verlengd, zodat de vraag kan rijzen of de overeenkomst tussen de Thaise fabrikant en De Jong Holding desondanks wel is verlengd.

Wat daarvan ook zij, in artikel 5 van de overeenkomst valt zeker niet zonder meer te lezen dat ook de auteursrechten op de Bedel bij de Jonge Holding rusten. De overeenkomst is tot stand gekomen in januari 2006, terwijl de Bedel, zo heeft ook de Jonge Holding bevestigd, in 2007 is geproduceerd. De tekst en strekking van de overeenkomst brengen niet mee dat de auteursrechten op de na januari 2006 tot stand gebrachte (niet-Disney) creaties daar ook onder zouden vallen. De tekst 'Al1 custom jewelry design (including every beads design) are E. J. Designs (.. .)' is daartoe, in het licht van de 'Disney-context' te weinig concreet en bepaald om mede te zien op de Stop borstkanker bedel. Voor zover sprake zou zijn van overdracht van auteursrechten kan dat, zoals Kalmar terecht heeft betoogd, allen bij akte te geschieden. Andere aktes dan de in het geding gebrachte overeenkomst bevinden zich niet onder de stukken.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7399

Een zogenaamde duowerkplek

Kembo SEQ - Presto DuoRechtbank Assen, 11 december 2008, KG ZA 08-236, Kembo B.V tegen Drentea Kantoormeubelen (met dank aan Harry Smeltekop, Plas Bossinade).

Eerst even voor jezelf lezen. Niet-geregistreerd gemeenschapsmodellenrecht, auteursrecht, slaafse nabootsing. Vormgeving kantoor- en projectmeubilair. Deskundigenrapporten spreken elkaar tegen. Geen inbreuk. Proceskosten volgens indicatietarieven: €10.000,-. Advocaatkosten en €2500,- deskundigenkosten. Klik op afbeelding voor vergroting.

“4.8 (…) Op grond van genoemde verschillen op de meest kenmerkende punten, die naar het oordeel van de voorzieningenrechter door Kembo onvoldoende (onderbouwd) zijn weersproken, staat onvoldoende vast dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat er sprake is van een inbreuk op het Gemeenschapsmodellenrecht of het auteursrecht, dan wel slaafse nabootsing. Met betrekking tot punt a. (dubbele werkplek met twee onafhankelijke in hoogte verstelbare werkbladen die op één onderstel steunen) heeft Drentea geen opmerking gemaakt, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat het hierbij gaat om uiterlijke kenmerken die uitsluitend door de technische functie worden bepaald en niet voor bescherming op grond van de ingeroepen rechten in aanmerking komen. Ten aanzien van punt g. (de mogelijkheid van een scheidingswand) is de voorzieningenrechter van oordeel, - ook gelet op de overgelegde foto's van duowerkplekken van andere fabrikanten - dat dit een gebruikelijk onderdeel is bij duowerkplekken. De toepassing van kunststof voor het blad (punt i) ziet de voorzieningenrechter niet als een origineel kenmerk, nu het om een gangbaar materiaal gaat, zodat ook hiervoor geen bescherming op grond van de ingeroepen rechten kan worden verkregen. De vorderingen van Kembo zullen reeds om deze redenen worden afgewezen, zodat de overige stellingen en verweren geen verdere bespreking behoeven.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7398

Een kleine wintersportplaats

Nickelson ChamonixRechtbank ’s-Gravenhage, 12 december 2008, KG ZA 08-1384, Bizerta Sport B.V. tegen Nickelson Nederland B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. Gedaagde maakt middels gebruik van het woord Chamonix op sportkleding inbreuk op eisers IR en Beneluxwoordmerk Chamonix. Geldig ‘Chiemsee’ merk. Gebruik woordmerk in opvallende vormgeving is normaal gebruik (onbeduidend verschil). Gedaagde gebruikt het woord als merk: “Het doel dat Nickelson voor ogen stond bij het gebruik van het teken is niet relevant. Het gaat om de perceptie van het in aanmerking komende publiek.” Verwarring en inbreuk aangenomen. Proceskosten €6000,-. Afbeeldingen in het vonnis.

“4.10. Naar voorlopig oordeel wordt de totaalindruk van de door Nickelson gebruikte tekens bij het relevante publiek in de Benelux gedomineerd door de woorden Nickelson en Chamonix. Deze woorden zijn immers veel groter afgebeeld dan de overige (bij vluchtige beschouwing nauwelijks leesbare) woorden. In het geval van de jassen is Chamonix zelfs nog weer groter weergegeven dan Nickelson. Omdat het woord Chamonix identiek is aan het merk van Bizerta, impliceert dit tevens een zekere mate van overeenstemming tussen merk en tekens, zowel auditief, visueel als begripsmatig. Nickelson gebruikt de tekens naar voorlopig oordeel voor soortgelijke waren (vrijetijdskleding voor sportieve mannen en vrouwen) als waarvoor het merk is ingeschreven (sportkleding, waarvan niet in geschil is dat deze steeds vaker (tevens) als vrijetijdskleding wordt gebruikt).

De voorzieningenrechter gaat er voorts vanuit dat het merk CHAMONIX een normaal onderscheidend vermogen heeft. Mogelijk dat Chamonix als bekende wintersportplaats van huis uit niet een erg sterk merk is, terwijl het kennelijk gebruikelijk is in de branche om bekende (wintersport)plaatsen als kledinglijn te gebruiken, maar daar staat onder andere tegenover dat het merk CHAMONIX sinds 1985 wordt gebruikt, via bekende winkelketens als Bristol, Makro, Piet Kerkhof en Henk ten Hoor (met 240 vestigingen in Nederland) en honderden kleinere kledingwinkels wordt verkocht en daar een grote afzet vindt. Het is onder de hiervoor genoemde omstandigheden naar voorlopig oordeel mogelijk dat het publiek op basis van de opgeroepen totaalindruk van de door Nickelson gebruikte tekens kan aannemen dat de betrokken waren van Bizerta, dan wel van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn.”

Lees het vonnis hier.