IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7143

Geschoven veldelen

NL 1024703Gerechtshof ’s-Gravenhage, 23 september, zaaknr. 105.005.475/01, Van Dillewijn Group B.V. tegen Zwapak B.V. (Remco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) en Otto Swens (Vondst Advocaten).

Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. Hoger beroep in zaak over NL octrooi met betrekking tot een vel voor het inpakken van bloembossen en dergelijke. Het Hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag van 14 juli 2006 (zie: IEF 2346). Voor de vaststelling van de beschermingsomvang volgt het Hof de Lely/Deleval-leer van de Hoge Raad (r.o. 9) en  neemt inbreuk aan bij wege van equivalentie (r.o. 13). Het nietigheidsverweer van Zwapak slaagt niet. Proceskosten €15.431: “het in rekening gebrachte uurtarief van €350,- is alleszins redelijk, zeker voor een gespecialiseerde advocaat”. .

“13. Het Neuvella-vel van Zwapak kent verschillende uitvoeringen. Het betreft een enkellaags inpakvel met hei uiterlijk van een aantal verschoven op elkaar liggende (in kleur, materiaal of motief verschillende) vellen. De omtrek van de Neuvella-vellen kan als volgt worden weergegeven. (vier) rechte hoeken, maar daarnaast ook drie grotere hoeken (van, bij benadering, 150") vertoont. In zoverre is geen sprake van oen omtreksvorm die gelijk is aan de buitenste omtreksvorm van een aantal verschoven op elkaar liggende veldelen in de zin van conclusie 1 zoals deze hierboven is uitgelegd, dat wil zeggen met slechts rechte hoeken. Hieruit volgt naar het voorlopig oordeel van het hof dat het Neuvellavel geen letterlijke inbreuk maakt op het octrooi. Dit neemt niet weg dat, naar het voorlopig oordeel van het hof, wel sprake is van equivalentie. Het Neuvella-vel is enkellaags en is zodanig bewerkt dat een aantal verschoven op elkaar liggende veldelen wordt gerepresenteerd, waardoor het een vergelijkbaar aantrekkelijk uiterlijk heeft. De bij het Neuvella-vel toegepaste maatregel -het tevens representeren van veldelen zonder rechte hoeken - vervult in wezen dezelfde functie op in wezen dezelfde wijze en leidt tot in wezen hetzelfde resultaat. Het hof is dan ook voorshands van oordeel dat het Neuvella-vel inbreuk maakt op het octrooi. Grief 4 is dus gegrond. De gestelde inbreuk door de overige uitvoeringen van het Neuvella-vel acht het hof onvoldoende onderbouwd.”

Lees het arrest hier.

IEF 7142

Ex Parte Amstellodamensis

Rechtbank Amsterdam, 26 september 2008, LJN: BF6523, Argeweb B.V. tegen Online Breedband B.V.

Tweede Amsterdamse ex parte met wederhoor (nu ook mét proceskostenveroordeling). Bevel tot staken inbreuk auteursrecht commercial afgewezen. Proceskostenveroordeling voor verzoekster. 
 
“Verzoekster, verder Argeweb, heeft op 24 september 2008 een verzoekschrift ex  artikel 1019 e van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) ingediend,  welk verzoekschrift aan deze beschikking is gehecht. Dit verzoek is behandeld ter  zitting van 26 september 2008, waarbij, naar aanleiding van de inhoud van het  verzoekschrift, behalve Argeweb ook verweerster, verder Online Breedband, is  gehoord. Na de zitting is direct mondeling uitspraak gedaan en aan partijen  meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking zou volgen op 2 oktober 2008. Het  onderstaande bevat die uitwerking. Beide partijen hebben producties in het geding  gebracht, waaronder een DVD en een CD-rom, die ter zitting zijn bekeken. Van de  zijde van Online Breedband is tevens een pleitnota overgelegd.”

 (…) “4.2.  Niet in geschil is dat de commercial van Argeweb kan worden aangemerkt  als een werk in de zin van de Auteurswet. Na het bekijken van de beide spotjes,  heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat de commercial van Online  Breedband een aantal elementen bevat die overeenkomen met elementen uit de  reclame van Argeweb. Zo is bijvoorbeeld in beide reclames een meisje met een bal  te zien. Verder is in de commercials van beide partijen het begrip ‘online’ fysiek  in beeld gebracht in die zin dat mensen te zien zijn die over een lijn lopen. Online  Breedband zou dit idee ontleend kunnen hebben aan de reclame van Argeweb,  hoewel zij dat ten stelligste ontkent. Anderzijds valt ook niet uit te sluiten dat  partijen onafhankelijk van elkaar op het idee zijn gekomen om het begrip ‘online’  op deze wijze uit te beelden, aangezien een dergelijke ‘vertaling’ van het begrip  ‘online’ enigszins voor de hand ligt.

4.3.  Wat er ook zij van het voorgaande, Online Breedband heeft terecht aangevoerd dat niet een bepaald idee auteursrechtelijk beschermd is, maar alleen de uiting waarin dit idee nader is vorm gegeven. (…)

4.4.  Hoewel zeker sprake is van overeenstemmende elementen, zoals hiervoor vermeld onder 4.2, verschillen beide commercials aanzienlijk van elkaar. Anders dan Argeweb heeft betoogd, kan de reclame van Online Breedband zeker niet als een ‘100% nabootsing’ van die van Argeweb worden gekenschetst. (…) De totaalindruk bij Argeweb, waar de opvolgende figuren contact maken met hun directe voorganger is van een gemeenschap waar iets wordt gedeeld. De totaalindruk bij Online Breedband is dat een product wordt aangeboden dat voor een rij van uiteenlopende individuen interessant kan zijn.  Al met al springen de verschillen zodanig in het oog en is de totaalindruk van beide reclames dermate verschillend dat van een inbreuk op het auteursrecht niet kan worden gesproken.

4.7.  Als de in het ongelijk gestelde partij zal Argeweb worden veroordeeld in de kosten van dit geding, die aan de zijde van Online Breedband worden begroot op € 6.750,- aan salaris advocaat, nu deze kosten als redelijk en evenredig kunnen worden aangemerkt.

Lees de beschikking hier. Eerste ex parte met wederhoor hier.

IEF 7141

Een derde in vrijwaring

Rechtbank ’s-Gravenhage 1 oktober 2008, HA ZA 08-2204 (Bureau voor Free Publicity V.O.F. c.s. tegen IDMC)

Vonnis in incident. Octrooirecht. Auteursrecht. Eiser Free Publicity vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank, kort samengevat, het octrooirecht van gedaagde IDMC vernietigt en voor recht verklaart dat IDMC geen auteursrecht heeft op de beschreven werkwijze en dat IDMC onrechtmatig met haar octrooirecht, auteursrecht en/of enig aanverwant recht wappert. In dit incident vordert gedaagde IDMC dat de rechtbank haar zal toestaan haar adviseur met betrekking tot de aanvraag van het octrooirecht in vrijwaring op te roepen. De rechtbank wijst de vordering toe.

“4.1. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien de gedaagde in de hoofdzaak stelt krachtens zijn rechtsverhouding tot deze derde het recht te hebben de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. IDMC heeft aangevoerd dat zij met betrekking tot de aanvraag en de handhaving van het octrooirecht door Muller & Eilbracht is geadviseerd en heeft daarmee het bestaan van een rechtsverhouding in de zin van artikel 210 Rv voldoende gemotiveerd gesteld. Gelet op deze rechtsverhouding, die doorgaans kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, valt immers niet uit te sluiten dat IDMC, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig uitvalt, verhaal heeft op Muller & Eilbracht. Daarom komt de incidentele vordering voor toewijzing in aanmerking. De
rechtbank merkt hierbij nog op dat niet valt in te zien waarom de vrijwaring geen betrekking zou (kunnen) hebben op de in de hoofdzaak ingestelde vorderingen. In ieder geval is niet vereist dat de vorderingen in de hoofdzaak en in het incident op dezelfde rechtsgronden berusten.

4.2. Gelet op de in de hoofdzaak gevorderde proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv zal de rechtbank de beslissing omtrent de kosten aanhouden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7140

Vrijwel tot in detail

Inter Tyre BMVV 5 serie 18 inchVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 oktober 2008, KG ZA 08-885, Bayerische Motoren Werke Aktiengesellschaft tegen Inter-Tyre Holland B.V.

Modellenrecht. Merkenrecht. BMW maakt succesvol bezwaar tegen het aanbieden door gedaagde, op haar website, van velgen die, zoals de rechtbank stelt, ‘vrijwel tot in detail lijken te zijn nagemaakt’ van de modellen van BMW. Nu niet is gesteld dat de modellen van BMW nietig zouden zijn, is een verwijzing naar de rest van de markt niet relevant.

Op een eerdere sommatie van BMW heeft gedaagde de aanduiding bij de velgen gewijzigd van BMW in BMVV (BVIE zou misschien ook een aardige vervanger zijn geweest). De rechtbank oordeelt dat dit inbreukmakend merkgebruik is en geen toegestane aanduiding om de bestemming van de waar, met name als accessoire of onderdeel, aan te geven. Afbeeldingen in het vonnis.

Proceskosten: In geval van betwisting dient aansluiting te worden gezocht bij de indicatietarieven. Beide partijen hebben aangegeven dat de omvang van de procedure naar hun mening die van een eenvoudig krot geding ontstijgt en ‘daarvan uitgaande’ worden de kosten begroot op €15.000,- .

Nietigheid: 4.3. Inter-Tyre stelt dat er zeer veel verschillende velgen op de markt zijn, die bovendien noodzakelijk veel op elkaar lijken. Desgevraagd heeft Inter-Tyre ter zitting verklaard zich in deze procedure niet op het standpunt te stellen dat de modellen van BMW nietig zouden zijn omdat de nieuwheid of het eigen karakter van de modellen zou ontbreken. Ook is door Inter-Tyre niet gesteld dat en gemotiveerd waarom de gestelde omstandigheid van invloed zou moeten zijn op de beschermingsomvang van de modellen. Vooralsnog is dan niet in te zien dat het gestelde voor beoordeling van het geschil relevant is. In ieder geval kan Inter-Tyre niet worden gevolgd in haar opvatting dat het inbreuk op de modelrechten van BMW zou kunnen rechtvaardigen.

(…) 4.5. Voorshands bestaat geen reden te twijfelen aan de geldigheid van het internationale model. Niet is in te zien dat de inschrijving onvoldoende duidelijk zou zijn. Een nadere beschrijving van de afbeeldingen, zoals Inter-Tyre kennelijk verlangt, is niet dwingend voorgeschreven.”

4.6. (…)  Indien Inter-Tyre meent dat er reden is voor nietigverklaring van (één van) de Gemeenschapsmodellen van BMW, dient zij, zoals zij ter zitting heeft aangekondigd, bij het in de verordening bedoelde Bureau een vordering tot nietigverklaring in te stellen. Zolang dat niet is gebeurd, brengt het vermoeden van geldigheid in beginsel mee dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen.”

Inbreuk modelrechten. “4.8. Voorshands wordt geoordeeld dat de door Inter-Tyre aangeboden velgen bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekken dan de ingeschreven Gemeenschapsmodellen. De voorzieningenrechter merkt in dit verband op dat de Gemeenschapsmodellen vrijwel tot in detail lijken te zijn nagemaakt. BMW heeft ter illustratie terecht gewezen op onder meer een gefreesde rechthoekige figuur in één van de velgen (zie de hieronder opgenomen afbeelding). Dat de velgen van Inter-Tyre qua maatvoering zouden afwijken is niet te zien, omdat uit de modellen geen andere maten zijn af te leiden dan de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende delen van de velgen. Voor zover de modellen kleur en textuur vertonen zijn geen significante verschillen met de door Inter-Tyre verhandelde velgen waarneembaar. Voorshands moet dan ook worden geoordeeld dat Inter-Tyre inbreuk maakt op de Gemeenschapsmodellen van BMW. Met toepassing van de in artikel 3.16 lid 1 BVIE gegeven maatstaf geldt voor het internationale model hetzelfde.”

Inbreuk merkrechten:   “4.10. (…) Het beroep van Inter- Tyre op deze bepaling slaagt echter niet omdat, zie de hiervoor onder rechtsoverweging 2.6. weergegeven afbeelding, Inter-Tyre het merk niet slechts gebruikt om aan te geven dat de velg geschikt is voor auto’s van het merk BMW. Uit de afbeelding wordt immers niet duidelijk dat de velgen weliswaar geschikt zijn voor auto’s van het merk BMW maar niet van BMW afkomstig zijn. Het publiek zal er daarom vanuit kunnen gaan dat het gaat om velgen die afkomstig zijn van de merkhouder BMW, hetgeen als ongeoorloofd gebruik van het merk door Inter-Tyre moet worden aangemerkt. Nu het merk gebruikt wordt voor dezelfde waren, als waarvoor het merk is ingeschreven, kan BMW op grond van artikel 9 lid 1 onder a GMVo dit gebruik in het economisch verkeer verbieden.
 
Proceskosten: “4.16. Voor vonnissen gewezen na 1 augustus 2008 dient voor de hoogte van de proceskosten in het geval van betwisting aansluiting te worden gezocht bij de per die datum in werking getreden regeling Indicatietarieven in IE-zaken (raadpleegbaar op www.rechtspraak.nl). Het door BMW in rekening gebrachte bedrag is aanzienlijk hoger dan het daarin vermelde indicatietarief voor een niet eenvoudig kort geding. De door BMW in rekening gebrachte kosten dienen daarom in beginsel als niet redelijk en evenredig te worden aangemerkt. De door BMW gegeven verklaring voor de omvangrijke kosten overtuigen niet. De aard van de kort geding procedure brengt met zich dat niet zelden moet worden ingespeeld op niet op voorhand bekende stellingen en verweren van de wederpartij. Desgevraagd heeft Inter-Tyre aangegeven dat ook naar haar mening de omvang van deze procedure die van een eenvoudig kort geding overstijgt. Daarvan uitgaande worden de kosten aan de zijde van Inter-Tyre begroot op € 15.000, vermeerderd met € 254 aan vast recht en € 85,44 aan explootkosten.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7139

In de nabijheid van de borden

Rechtbank Almelo, 1 oktober 2008, LJN: BF4782, Fit for Free Beheer B.V. c.s. tegen Olympic Gym B.V.

Misleidende reclame. Enkele feit dat reclameborden van gedaagde zonder opzet in de nabijheid van de reclameborden van eiser zijn geplaatst, maakt niet dat sprake is van onrechtatig handelen van gedaagde. Vordering afgewezen. “De voorzieningenrechter is van oordeel dat het intrekken van de auteursrechtelijke grondslag tijdens de behandeling ter terechtzitting er niet toe leidt dat de proceskostenveroordeling niet volgens artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn (2004/48/EG) kan worden vastgesteld.”

 “4.3  Naar aanleiding van hetgeen ter terechtzitting is besproken overweegt de voorzieningenrechter allereerst dat een eventuele onrechtmatigheid geen betrekking heeft op het gebruik van de betreffende posters, nu van een Fit for Free toekomend auteurs- of merkenrecht op het reclameconcept met het prijskaartje en de prijs van € 2,29 per week niet is gebleken. Dat de prijs van € 2,29 per week voor Olympic Gym een actieprijs betreft en dat de kosten van het fitnessabonnement na twee maanden hoger zijn, levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter op zich jegens Fit for Free geen onrechtmatige misleiding op.

4.4  De onrechtmatigheid kan derhalve enkel nog zijn gelegen in de verwarring die voortkomt uit de plaatsing van de borden langs de openbare weg. Ter zitting is gebleken dat Olympic Gym en Fit for Free, onafhankelijk van elkaar en zonder dat zij dat van elkaar wisten, aan hetzelfde bedrijf opdracht hebben gegeven om de posters en billboards langs de openbare weg te plaatsen, zonder duidelijke instructies te hebben gegeven met betrekking tot de plaatsing van de reclame-uitingen ten opzichte van reclame-uitingen van anderen. Zowel Olympic Gym als Fit for Free had instructies kunnen geven en zo kunnen voorkomen dat de borden in de nabijheid van de borden van de concurrent werden geplaatst. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat de plaatsing van de borden enige verwarring op kan leveren, is er van enige onrechtmatigheid in de reclame-uitingen aan de zijde van Olympic Gym geen sprake. De voorzieningenrechter zal derhalve de vordering van Fit for Free afwijzen.

Proceskosten: “5.2  Fit for Free heeft aansluitend aan het laten vervallen van de auteursrechtelijke grondslag gesteld dat de proceskosten niet volgens de ‘Indicatietarieven in IE-zaken’ dienen te worden vastgesteld, nu de vordering geen betrekking meer heeft op auteursrecht, doch enkel op reclamerecht.

5.3  Olympic Gym heeft betwist dat het laten vervallen van de auteursrechtelijke grondslag van de vordering er toe leidt dat de kosten niet op bovengenoemde wijze kunnen worden toegewezen, waarbij zij verwijst naar een vonnis van de voorzieningenrechter ’s-Gravenhage van 27 februari 2007, r.o. 4.14 (Konosch/Hendriks).  

5.4  Fit for Free zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het intrekken van de auteursrechtelijke grondslag tijdens de behandeling ter terechtzitting er niet toe leidt dat de proceskostenveroordeling niet volgens artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn (2004/48/EG) kan worden vastgesteld. Doel van dit artikel is immers te verzekeren dat bij een
procedure met een intellectuele eigendomsgrondslag de in het ongelijk gestelde partij in redelijke en evenredige kosten wordt veroordeeld, tenzij de billijkheid zich daartegen zou verzetten. Indien de eisende partij door intrekking van de grondslag kan voorkomen dat reeds gemaakte kosten, die aan bovenstaande vereisten voldoen, voor vergoeding in aanmerking komen, wordt het doel van de richtlijn gefrustreerd. De voorzieningenrechter zal een gedeelte van de proceskosten derhalve vaststellen aan de hand van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn en artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

5.5  Bij het vaststellen van de hoogte van de proceskostenveroordeling neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat Fit for Free de hoogte van de proceskosten niet heeft betwist. Gezien hetgeen door beide partijen ter zitting is verklaard is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door Olympic Gym begrote “auteursrecht gerelateerde” proceskosten, zijnde 1/3 van € 4.562,-, als redelijk en evenredig kan worden beoordeeld. De voorzieningenrechter begroot de proceskosten aan de zijde van Olympic Gym derhalve op
€ 544,- (2/3 van € 816,- conform het liquidatietarief) en € 1.520,66 (1/3 van € 4.562,-, conform artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn)."

Lees het vonnis hier.

IEF 7138

Herhaalde oproep

Het doel is nog een beetje geheim, maar, voor wie nog twijfelt, het betreft een niet-kantoorgebonden, algemeen IE-cabaretplan. Eerste bijeenkomst op donderdag 9 oktober om 20.00 uur bij Howrey. Graag aanmelden per email.

Oproep IE Cabaret

IEF 7137

Minutenvergoeding

OfpactRechtbank Maastricht, 23 januari 2008 & 1 oktober 2008, resp. HA ZA 06-1003 & HA ZA 06-1003, PLC Ofpact Ltd tegen Cyborg (met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich)

Auteursrecht. Tussen- en eindvonnis (schadeberekening) in Ofpact-zaak (belangenbehartiger erotische-filmindustrie) of het gebruik van filmfragmenten  op internetsite. Geen tentoonstelling ex artikel 23 Aw of citaat ex artikel 15 Aw. Geen belangenbehartiging van producenten ex 3:305a BW, wel in opdracht namens derde (cessie ter incasso). Schadeberekening op basis van minutenvergoeding: geen €46.000,- maar €1000,-. Dubbele matiging gevorderde werkelijke proceskosten: Redelijke en evenredige proceskosten worden door rechtbank in overeenstemming met de moeilijkheidsgraad en omvang van de procedure gesteld op €8000,-, welk bedrag weer wordt gematigd tot €5000,- vanwege de geringe ernst van de inbreuk. 

Tussenvonnis: “3.3 De rechtbank is van oordeel dat de bevoegdheid van Ofpact niet is te ontlenen aan art. 3:305a BW. Daaraan staat in de weg dat Ofpact de rechtsvorm voert van een onder Engels recht opgerichte private limited. Deze rechtsvorm is te vergelijken met een besloten vennootschap naar Nederlands recht en niet met een stichting of een vereniging. Voorts bepaalt lid 3 van art. 3:305a BW dat een collectieve actie niet kan strekken tot schadevergoeding te voldoen in geld, terwijl de onderhavige vordering uitsluitend daarop betrekking heeft. Het vorenstaande betekent niet dat een derde niet op eigen naam in opdracht van een derde namens die derde een vordering kan instellen. Deze rechtsfiguur, die in de rechtsliteratuur bekend staat onder de naam cessie ter incasso (zonder dat van een daadwerkelijke cessie sprake is), is door de Hoge Raad vanaf zijn arrest van 21 oktober 1983 (gepubliceerd in de Nederlandse Jurisprudentie (NJ) 1984,254 en geannoteerd door prof. Maijer) in constante jurisprudentie toegestaan. Het voorgaande betekent dat Ofpact ontvankelijk is in haar vordering.

3.6 De rechtbank is van oordeel dat de werking die Cyborg geeft aan het geciteerde arrest verder gaat dan de uitzondering die op basis ervan kan worden aangenomen. Ten eerste hebben de stills het primaire doel om reclame te maken voor de eigen, tegen betaling te raadplegen, website en worden zij niet rechtstreeks getoond in verband met de verkoop van de film zelf. Ten tweede beperkt Cyborg zich kennelijk niet tot het tonen van de verpakking of voorzijde van de betreffende DVD's, maar toont zij er fiagrnenten uit, hetgeen veel verder gaat dan voor de aanprijzing van het product nodig is. Uit het feit dat Cyborg voor het tonen van deze fiagrnenten betaling verlangt, mag afgeleid worden dat het tonen van deze fiagrnenten niet alleen dient als promotiemateriaal voor verkoop, maar ook tot daarvan losstaand doel hebben het kunnen bekijken van kleine delen van de betreffende films. Uit het voorgaande volgt dat het verweer van Cyborg op de in art. 23 Aw gegeven en in de jurisprudentie uitgebreide beperking van het auteursrecht faalt.

3.7 Cyborg beroept zich voorts voor wat betreft de stills op de beperking van de auteursrechtelijke bescherming op art. 15aAw. (…) Het betreffende artikel geeft derhalve een uitzondering op de bescherming die de Auteurswet biedt als daaruit geciteerd wordt in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of voor een uiting met een vergelijkbaar doel. De rechtbank is van oordeel dat het laten zien van een afbeelding uit de film als een citaat kan worden aangemerkt. Het doel waarmee dat door Cyborg gebeurt, namelijk het overhalen van de kijker van het plaatje om tegen betaling verder te kunnen kijken op de besloten website, is evenwel niet onder de in het wetsartikel genoemde doeleinden te plaatsen (aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling) en ook niet onder een daarmee vergelijkbaar doel te brengen. Derhalve faalt ook dit verweer.”

Eindvonnis: “3.3 Qua licentievergoeding lopen de bedragen waarvan partijen bij de begroting van de schade willen uitgaan, sterk uiteen. De rechtbank acht de uitgangspunten van Cyborg in overeenstemming met de daadwerkelijk gederfde omzet dan die van Ofpact. Ofpact gaat er in haar berekening ogenschijnlijk ten onrechte van uit dat de door Media Investors gerealiseerde omzet bereikt wordt door licentie van de film(s) aan houder. Gelet op & bezettingsgraad per film (25% van de tijd dat de film beschikbaar is op internet) lijkt dit zeer onwaarschijnlijk. Overigens blijk uit de berekening dat Media Investors van de licentiehouders geen vergoeding per maand bedingt maar Kennelijk per minuut dat de films daadwerkelijk bekeken worden. Veronderstellende dat bij Cyborg een 30-seconden fragment in 4 ½ maand 1.350 keer bekeken wordt (circa 10 keer per dag), is in totaal sprake 675 minuten, hetgeen tegen een urenvergoeding van 5 tot 10 eurocent neerkomt op ongeveer €30 tot €60,= euro "gederfde omzet per film.  Daarbij moet worden bedacht dat bij genoemd minutentarief de kijker  de keus heeft uit fragmenten van de gehele film en zelf kan kiezen om door te kijken of k stoppen, terwijl het bij Cyborg ging om een vast fragment zonder de mogelijkheid om door te kijken. De door Cyborg met bescheiden onderbouwde licentievergoeding van € 500,- per film over een periode van vier jaar impliceert dat de licentiehouder elke maand meer dan € 10.- inkomsten op de film moet maken om (directe) kostendekkend te werken en dit bedrag lijkt gelet op het enorme aanbod (zie de films en fragmenten waarover Cyborg beschik) meer in overeenstemming met de realiteit van de bedragen waar Ofpact vanuit wil gaan. Het voorgaande voert de rechtbank tot vaststelling van de schade op een bedrag van € 1.000,- . De gevorderde immateriële schade en zogenaamde 'debiet' schade zal worden afegwezen omdat niet gebleken is dat die schade geleden is.”

Lees het tussenvonnis hier. Eindvonnis hier.

IEF 7136

De mogelijkheid van herkenning

Klik voor vergrotingVzr. Rechtbank Utrecht, 3 oktober 2008, KG ZA 08-682, Sauerbrij & Elhorst tegen Tirion Uitgevers B.V. (Met dank aan Helen Maatjes,  Intellectueel Eigendom Advocaten).

Portretrecht. Inbreuk op portretrecht snowboarders door gebruik afbeeldingen voor boek en DVD  ‘Go Snowboarden’.  Ondanks skibrillen en helm kan de identiteit blijken. Publicatie uit commerciële overwegingen. Afbeeldingen op omslag staan op zichzelf en los van de inhoud. (Klik op afbeelding voor vergroting).

4.2. (…) De omstandigheid dat, zoals Tirion heeft aangevoerd. zij pas ruim 9 maanden na het uitbrengen van het boek zich voor het eerst op het standpunt hebben gesteld dat er sprake is van een inbreuk op hun portretrechten doet hieraan in onvoldoende mate af, aangezien Sauerbreij en Eihorst onweersproken hebben gesteld dat zij pas geruime tijd na het uitbrengen van het boek daarvan op de hoogte zijn geraakt. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat  anders dan Tirion heeft betoogd, de vorderingen niet zodanig complex zijn dat zij niet geschikt zijn voor behandeling in kort geding.

4.3. (…) Vaststaat dat de foto op de voorkant van het boek een afbeelding is van Elhorst en de foto op de achterkant van het boek een afbeelding van Sauerbrei. De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat, ondanks het feit dat Sauerbreij en Elhorst op de betreffende foto's een skibril en helm dragen, uit hetgeen de foto's tonen de identiteit van Sauerbrei en Elhorst kan  blijken. Sauerbreij en Elhorst hebben onweersproken gesteld dat zij door kennissen op de betreffende foto's zijn herkend. Het door Tirion overgelegde onderzoeksresultaat onder studenten (van de 85 respondenten die hebben meegedaan aan het onderzoek heeft niemand Sauerbreij of Elhorst op de foto's herkend) doet aan deze mogelijkheid van herkenning niets af. Daarmee is een portretrecht in de zin van artikel 2 1 Auteurswet een gegeven.

4.4. (…) De voorzieningenrechter acht op grond van deze feiten voldoende aannemelijk dat Sauerbreij en Elhorst als snowboarders bekendheid hebben verworven in de snowboardwereld. Bij het uitgeven van een lesmethode met betrekking tot snowboarden is het dan ook commercieel aantrekkelijk om gebruik te maken van foto's van bekende snowboarders. Dat de populariteit van Sauerbreij en Elhorst verzilverbaar is, blijkt bovendien uit het feit dat Sauerbreij met de Nederlandse Skivereniging een selectieovereenkomst heeft gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de het gebruik alsook het feit dat zowel Sauerbreij als Elhorst gesponsord worden. De voorzieningenrechter acht voorts van belang dat Elhorst ter zitting onweersproken heeft gesteld dat hij een persoonlijk belang heeft bij een verbod op de openbaarmaking, nu hij zich niet met de in het boek voorgestane lesmethode kan verenigen en dat hij ook niet openlijk met deze lesmethode geassocieerd wenst te worden. Voor zover Tirion heeft gesteld dat er geen sprake is van een redelijk belang omdat de foto's van Sauerbreij en Elhorst slechts illustratief zijn gebruik, gaat dit betoog niet op. De portretten van Sauerbreij en Elhorst op de omslag van het boek staan immers op zichzelf en los van de inhoud van het uit het Engels vertaalde boek. Daarmee staat vast dat Tirion uit commerciële overwegingen de portretten van Sauerbreij en Elhorst heeft gepubliceerd. Dat Tirion, zoals gesteld, niet wist dat de foto's van Sauerbreij en Elhorst waren, dient voor haar rekening en risico te blijven.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7135

Slechts de proceskosten dienen te worden beoordeeld

Vzr Rechtbank Dordrecht, 2 oktober 2008, LJN: BF5177, Comtech Telecom B.V. tegen Com.Tech. Automatisering Gorinchem B.V.

Eerst even voor jezelf lezen: Eisers vorderen een verbod op gebruik van handelsnaam en een gebod tot overdracht om iet van drie domeinnamen (met doorlinking naar website eisers hangende deze overdracht) op grond van inbreuk op haar handelsnaamrechten. Veroordeling in de proceskosten wordt gevorderd op grond van artikel 1019 h Rv. Gedaagdenvoeren verweer. Nu gedaagden de handelsnaam na sommatie plus dagvaarding door eisers hebben veranderd, is hiermee het door eisers gestelde spoedeisend belang en verwarringsgevaar gegeven. Vordering van eiser sub 2 wordt afgewezen bij gebrek aan het stellen van gronden daartoe. Ter terechtzitting zijn partijen een en ander overeengekomen, zoals in dictum is opgenomen voor de tenuitvoerlegging. De vordering wordt voor het overige niet door eisers gehandhaafd. Slechts de proceskosten dienen te worden beoordeeld. Deze worden op grond van art. 1019h Rv en conform de lijst 'Indicatietarieven in IE-zaken'tot een hoogte van €4.000,- redelijk en evenredig geacht en toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7134

Fijne Dierendag, morgen

Brammarie - IEkat te Amsterdam

Tradities zijn er weliswaar om doorbroken te worden, maar hierbij toch nog maar een keer de jaarlijkse IE-dierendaglijst lijst. Ontstaan uit de constatering dat er eigenlijk toch best wel veel IE-juristen met dierennamen rondlopen, maar nooit echt aan rechtsgebiedvergelijkend onderzoek onderworpen. Harde statistieken zijn er dus niet, alleen het sterke vermoeden dat dierennamen en namen met dierennamen relatief oververtegenwoordigd zijn.

De onderstaande lijst is enigszins arbitrair. Is bijvoorbeeld het bestanddeel 'Koe' voldoende om Koelman te vermelden en het prachtige vogeltje Hop voldoende voor Bisschop? Twee effen of een t in plaats van een d? Dubieus, maar aan de andere kant wordt volledige zuiverheid ook weer niet gepretendeerd. De inzending Marc Wallheimer, nog altijd een doordenker van formaat, viel vorige jaar nog net buiten de boot (wat meteen een clou is), maar staat er dit jaar gewoon bij, je bent tenslotte arbitrair of niet. Fijne dierendag! Aanvullingen op onderstaande lijst zijn vanzelfsprekend welkom.

Arnt Aalbers, Aad van der Arend, Adonna Alkema, Huib Berendschot, Thomas Berendsen, Josine van den Berg, Klaas Bisschop, Madeleine de Cock Buning, Tobias Cohen Jehoram, Herman Cohen Jehoram, Aron Das Gupta, Okke Delfos Visser, Frank Eijsvogels, Louise de Gier, Tanguy de Haan, Daniël Haije, Pieter Haringsma, Maud Hazenkamp, Muriel van den Hazenkamp, Menno Heerma van Vos, Nadien van Herten, Willem den Hertog, Paul Hoenderdos, Stefan Kalff, Merel Kamp, Patrice  Katz, Sonja Kloek, Margriet  Koedooder, Sven Klos, Kamiel Koelman, Paul van der Kooij, Marianne Korpershoek, Win Yan Lam, Oscar Lamme, Rik Lambers, Maud van der Leeuw, Remco van Leeuwen, Theo-Willem van Leeuwen, Mirjam Mollema, Joost van Ooijen, Marieke Poulie, Antoon Quaedvlieg, Bastiaan van Ramshorst, Jacqueline  Schaap, Peep Schaepman, Peter Snoeker, Moïra Truijens, Marga Verwoert, Erik Visscher, Derk Visser, Dirk Visser, Theo Visser, Eva Visser, Eva Veldhoen, Gala Veldhoen, J.Th. de Vlieger, Niels de Vos, Femke Vos, Gregor Vos, Marc Wallheimer, Freek van Wensen, Noëlle Wolfs, Marcel de Zwaan, Vita Zwaan.