IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 6585

Beter door één gespecialiseerde rechtbank

Interview met mr. Erik van den Emster, voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak in BN De Stem:

“Van den Emster ziet rechters nog wel verder specialiseren, maar niet tot in het oneindige. " Heel specifieke rechtsgebieden als de intellectuele eigendom of bancaire fraude kun je beter door één gespecialiseerde rechtbank laten doen. Het geldt voor elk vak: je moet voldoende volume hebben, ook aan zaken, om ze goed te kunnen doen. Maar in feite ben ik een generalist. De 2300 rechters die we hebben, kunnen in specialisatie nooit op tegen de 15.000 advocaten in ons land. Volstrekt onmogelijk. Ik weet ook wel dat een hartchirurg niet na een paar jaar voor oogarts gaat spelen, maar die vergelijking vind ik niet opgaan. Rechter zijn is al een specialisme. Een rechter die van sector switcht, bijvoorbeeld van straf- naar bestuursrecht, moet een verplichte cursus doen. En wat wij van de techniek, bijvoorbeeld van DNA, moeten weten is wel bij te sloffen."

Lees hier meer.

IEF 6584

Bruorrestriid (twa)

Rechtbank Leeuwarden, 6 augustus 2008, LJN: BD9727, [Y] Roggebroodbakkerij Tegen [C], H.O.D.N. De Breabakker & Eurobanket Vof.

“Roggebrea Van Dijk wint saak. De bakkerijen De Breabakker en Eurobanket meie gjin roggebrea mear ferkeapje mei de namme Van Dijk op it etiket. Dat is de útspraak fan de rjochter yn in boaiemproseduere.

De bedriuwen meitsje ynbreuk op de merkknamme en it etiket fan roggebrea fan Van Dijk Roggebroodbakkerij út Sint Jânsgea. As de De Breabakker en Eurobanket har net oan de útspraak hâlde moatte se in boete betelje fan 5000 euro deis. De saak spile tusken de bruorren Hindrik en Theade van Dijk. Oant 2002 hiene sy in bakkerij, mar dêrnei gie Theade van Dijk selsstannich fierder. Hindrik van Dijk hat doe de rjochten Van Dijk Roggebroodbakkerij fan syn broer kocht.“

Lees het vonnis hier. KG-vonnis hier. Bericht bij Omrop Fryslân hier.

IEF 6583

Een zeer oplettend publiek

Rechtbank Amsterdam, 9 juli 2008, LJN: BD9579 Novartis Vaccines And Diagnostics Limited tegen Solvay Pharmaceuticals B.V.

Gemeld, maar nog niet samengevat. Merkenrecht. Gevaar voor verwarring tussen FLUVIRIN en FLURALIN, zelfs bij zeer oplettend publiek als artsen, verplegers en apothekers. Geen belangenafweging en geen volledige proceskostenveroordeling wegens nalaten overleggen van specificatie van gemaakte proceskosten.

Novartis vordert voor de Amsterdamse rechter op grond van haar oudere merk FLUVIRIN de nietigheid en doorhaling van de jongere Benelux merkregistratie en FLURALIN van Solvay. Beide inschrijvingen betreffen waren uit klasse 5 (farmaceutische preparaten en substanties).

De rechter stelt op de eerste plaats vast dat beide merken visueel en auditief met elkaar overeenstemmen, al is de begripsmatige overeenstemming niet groot:

"De rechtbank is van oordeel dat het merk FLUVIRIN en het teken FLURALIN zowel in auditief, visueel als begripsmatig met elkaar overeenstemmen. Het feit dat merk en teken dezelfde fonetische structuur hebben, de klemtoon in beide gevallen op de laatste lettergreep ligt en beide merken beginnen met FLU en eindigen op IN, maakt dat de totaalindruk van de merken auditief nagenoeg gelijk is. Ook in visueel opzicht is de totaalindruk gelijk. Zowel het merk FLUVIRIN als het teken FLURALIN bestaan uit 8 letters, waarvan 6 op dezelfde plaats met medeklinkers en klinkers op dezelfde plaats. Omdat FLUVIRIN en FLURALIN, mede door het feit dat ze beiden samengesteld zijn uit afkortingen, hetzelfde beeld oproepen, is er ook enige begripsmatige overeenstemming. Overigens merkt de rechtbank op dat het ontbreken van sterke begripsmatige overeenstemming, gezien de sterke auditieve en visuele gelijkenis van merk en teken, niet meer aan het bestaan van voornoemde overeenstemming afdoet. Met de aanwezigheid van een sterke auditieve en visuele gelijkenis is reeds aan de voor overeenstemming gestelde strengere eisen voldaan."

Gevaar voor verwarring wordt aannemelijk geacht, zelfs bij een zeer oplettend publiek:

"Met Novartis is de rechtbank van oordeel dat zelfs bij een zeer oplettend publiek, bestaande uit artsen, verplegers en apothekers, gevaar voor verwarring kan bestaan omtrent de herkomst van het product. Dat zij weten dat zowel FLUVIRIN als FLURALIN als griepvaccin voorgeschreven dan wel gebruikt kan worden, betekent nog niet dat zij in staat zijn FLUVIRIN en FLURALIN direct aan respectievelijk Novartis en Solvay te verbinden. Verwarringsgevaar is dan ook aannemelijk. Dat Solvay aanvoert FLURALIN altijd in combinatie met het in medische kringen bekende paraplumerk SOLVAY te gebruiken, doet daar niet aan af. Niet gebleken is dat een arts SOLVAY FLURALIN voorschrijft in plaats van FLURALIN. Daarbij komt dat uit de door Solvay bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, overgelegde foto’s van medicijnverpakkingen van Solvay blijkt dat het paraplumerk SOLVAY apart en slechts in een kleiner lettertype rechtsonder op de verpakking wordt vermeld."

Een belangenafweging wenst de rechter niet te maken:

"Dat de nietigverklaring en doorhaling van het teken mogelijk internationale gevolgen zal hebben, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank begrijpt dat de belangen groot zijn, maar dat doet niet af aan de geconstateerde inbreuk en is geen zelfstandig argument waarmee bij deze beslissing rekening gehouden moet worden."

Lees vonnis hier.

IEF 6581

Is hier sprake van een revolutie?

Margriet Koedooder: Commissie EU zegt: USE IT OR LOSE IT!

“Tijdens de zomervakantie heeft de Europese Commissie een voorstel voor een wijziging van Richtlijn 2006/116/ EC uitgebracht. Het voorstel bevat in principe twee initiatieven: de verlenging van de duur van de naburige rechten van 50 naar 95 jaar én het harmoniseren van de duur van het auteursrecht op muziekwerken die bestaan uit muziek en tekst.
 
Opmerkelijk is de ‘ruil’ die in het voorstel is opgenomen. Enerzijds wil de Europese Commissie instemmen met het verzoek van (met name) de muziekindustrie en collectieve rechtenorganisaties de beschermingsduur te verlengen. Maar daar moet van de Commissie dan wel tegenover staan, dat artiesten hun overgedragen rechten op de uitvoeringen van de geluidsopnamen terug kunnen krijgen indien de platenmaatschappij de opnamen niet verder wenst te exploiteren. Is hier sprake van een revolutie? In ieder geval van een nieuwigheidje naar Nederlands recht.”

Lees hier meer.

IEF 6580

Aansluiting bij het basisoctrooi

Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, 29 juli 2008, AWB 07/3547 OCT95, E.L. du Pont de Nemours and Company tegen Octrooicentrum Nederland (met dank aan Martijn de Lange, Octrooicentrum Nederland).

Eiseres Dupont is rechthebbende op een Europees octrooi voor Fungicide oxazolidinonen. Het Ctb heeft aan Dupont een vergunning verleend voor het in de handel brengen van het gewasbeschermingsmiddel “Tanos”.

Het Octrooicentrum heeft het aangevraagde ABC beperkt tot de samenstelling van werkzamen stoffen genoemd in de handelsvergunning. Dupont meent daarentegen dat aansluiting moet worden gezocht bij het basisoctrooi.

Aan de rechtbank Den Haag (sector bestuursrecht) staat ter beoordeling wat in dit geval als product in de zin van de Verordening (EG) nr. 1610/96 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen moet worden beschouwd. De rechtbank oordeelt als volgt:

“7. Ingevolge artikel 1, onder 8, en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b van de Verordening, in onderlinge samenhang bezien, is de omschrijving van de werkzame stof of van de samenstelling van werkzame stoffen van het gewasbeschermingsmiddel in de handelsvergunning bepalend voor het antwoord op deze vraag

8. In de handelsvergunning van 26 juli 2002 is in paragraaf IV de samenstelling van het gewasbeschermingsmiddel vermeld. Daarbij zijn als werkzame stoffen aangeduid: cymoxanil en famoxadone. Hieruit blijkt dat de combinatie van deze twee werkzame stoffen als het in de handelsvergunning geïdentificeerde product moet worden beschouwd.

9. Niet in geschil is dat de handelsvergunning is verleend voor de combinatie van vorengenoemde twee werkzame stoffen. Voor dit product heeft verweerder aan eiseres een ABC verleend. Voor een andere productomschrijving, zoals bijvoorbeeld famoxadone is geen handelsvergunning gevraagd of verkregen.

10. Het betoog van eiseres dat het product niet op basis van de handelsvergunning maar aan de hand van de -ruimere- omschrijving in het octrooi moet worden gedefinieerd. gaat voorbij aan artikel 3 van de Verordening.”

De rechtbank oordeelt voorts dat het beroep van Dupont op het arrest van het HvJ van 16 september 1999, zaak C-392/97 (Farmitalia) niet slaagt. In die zaak heeft het HvJ bepaald dat een ABC ook bescherming biedt in het geval de werkzame stof in een andere – afgeleide – vorm dan omschreven in de vergunning in de handel wordt gebracht. Dat is een wezenlijk andere situatie dan wanneer, zoals in casu, sprake is van twee stoffen met een verschillende werking die tezamen als één product in de handel zijn gebracht.

Ook is de rechtbank niet met Dupont eens dat het Octrooicentrum door de weigering een ABC af te geven met de gevraagde ruime productomschrijving het doel en de strekking van de Verordening zou hebben miskend. Volgens de rechtbank is Dupont met de afgifte van het ABC voor het product famoxadone in combinatie met cymoxanil immers wel degelijk gecompenseerd voor de tijd en inspanningen die gemoeid zijn geweest met het doorlopen van de vergunningsprocedure.

Het beroep van Dupont wordt dan ook ongegrond verklaard

Lees het vonnis hier.

IEF 6579

Personalia ( en vacature)

mf.gifPersbericht: “VOI©E heeft nieuwe directeur. De Vereniging voor Organisaties die Intellectueel eigendom Collectief Exploiteren (VOI©E) heeft per 1 september 2008 de heer Michel J. Frequin aangesteld als directeur / algemeen secretaris van deze nieuwe branchevereniging.

Michel Frequin (49) is sinds 1984 als juridisch adviseur en bedrijfsjurist in de uitgeverijbranche werkzaam, momenteel als secretaris Economische en Juridische Zaken van het Nederlands Uitgeversverbond. Het auteursrecht behoort tot zijn belangrijkste expertise. Hij is auteur van de Auteursrechtgids voor de Nederlandse praktijk. Sinds 2004 was Michel Frequin tevens directeur van de Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO). Bestuurlijk was Frequin onder meer actief voor de Vereniging voor Auteursrecht, Stichting Reprorecht en Leenrecht en voor de Stichting Auteursrechtbelangen.

VOI©E behartigt de belangen van de in Nederland actieve collectieve beheersorganisaties voor auteurs- of naburige rechten en streeft er naar het begrip voor de uitoefening van het auteursrecht (en de naburige rechten) te verbeteren en verdergaande samenwerking tussen en voorlichting over rechtenorganisaties te stimuleren.

Samen met voorzitter Aad Kosto zal Michel Frequin gaan werken aan de uitvoering van de daartoe door de leden van VOI©E omarmde gedragscode en verbeteragenda.

Binnen het NUV zal Fiona Vening de taken en verantwoordelijkheden van Michel Frequin overnemen. Het NUV is op zoek naar een juridisch medewerker als adjunct-secretaris (klik hier voor meer informatie. Voor meer informatie over VOI©E: https://www.auteursrecht.nl/ onder collectief beheer).  

IEF 6578

Vrijdag portretrechtdag

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 7 augustus 2008, KG ZA 08-1389 SR/EB, Kemna tegen AVRO(met dank aan Fabiënne Meershoek, De Brauw Blackstone Westbroek)

Kort geding over uitzending Opsporing Verzocht.

K. is in 2006 door de rechtbank te Leeuwarden veroordeeld tot 18 jaar cel vanwege de zeer geweldadige roofmoord. In de aflevering “Het verloren leven van K” werd aandacht besteed aan de moord, de persoon van Reggy en zijn levensloop. De voorzieningenrechter oordeelt dat het recht van de AVRO op vrijheid van meningsuiting prevaleert boven de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van K.

"Het belichten van de geschiedenis van een individu om in breder verband een maatschappelijk probleem aan te kaarten levert niet zonder meer een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van dat individu op."  Het is niet ongeoorloofd gegevens over de betrokkene in het verhaal te betrekken waaruit zijn afkomst en levensomstandigheden blijken. Dit "zijn gegevens die nu eenmaal aan de orde komen wanneer zijn leven wordt beschreven. Zonder deze gegevens is het verhaal van de adoptiemoeder ook niet begrijpelijk. Bovendien zijn de gegevens niet zo specifiek dat zij door derden buiten Haulerwijk tot K. te herleiden zijn." De geboortedatum en de initialen zijn wel specifiek, maar daarover oordeelt de voorzieningenrechter dat ze zeer kort in beeld zijn en dat deze gegevens voor een willekeurige derde onvoldoende aanknopingspunten geven om de identiteit van Kemna te achterhalen. Over de portretten zegt de voorzieningenrechter dat deze zodanig onherkenbaar (zullen) zijn gemaakt dat het geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (meer) oplevert.

Met betrekking tot de volgens K. onjuiste beweringen van de adoptiemoeder overweegt de voorzieningenrechter het volgende. "De AVRO heeft voldoende afstand  genomen en kan daarom niet verantwoordelijk worden gesteld voor hetgeen de adoptiemoeder verklaart".
Ook kon de titel van het programma gehandhaafd blijven. "Uit de context blijkt volgens de voorzieningenrechter dat de titel niet zozeer is bedoeld om K. in een kwaad daglicht te stellen, maar dat daarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat het leven van personen die bij een dergelijk misdrijf betrokken zijn geweest, daardoor wordt getekend. Van een ernstige aantijging is geen sprake." Van belang is hierbij nog dat aan het slot van programma wordt vermeld dat K. zijn leven niet als verloren beschouwt.

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Rotterdam, 30 juli 2008, LJN: BD9665, Eiser tegen Gedaagde (portretrecht fysiotherapeut).

Portretrecht; publicatie foto wekt associatie met bepaald product; redelijk belang geportretteerde; portretrecht is geen IE-recht, vergoeding proceskosten o.g.v. art. 1019h Rv afgewezen. 

"5.4  Vervolgens is aan de orde de vraag of [eiseres] een redelijk belang heeft zich te verzetten tegen publicatie van haar foto in de folder. Te dien aanzien overweegt de rechtbank als volgt. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast dat [eiseres] thans werkzaam is als onafhankelijk adviseur en dat haar clientèle met name bestaat uit fysiotherapeuten. Daarbij komt het voor dat zij fysiotherapeuten adviseert omtrent aan te schaffen apparatuur. Gelet hierop heeft zij er belang bij om niet geassocieerd te worden met een bepaalde producent van die apparatuur. Dat door de litigieuze folder een verband wordt gelegd tussen [eiseres] en [gedaagde-1] als producent is evident, nu het logo met naam van [gedaagde-1] prominent op de voorzijde van de folder onder de foto van [eiseres] is vermeld. Door het aangeschreven publiek, de fysiotherapeuten, zal dit worden opgevat als een ondersteuning van de producten van [gedaagde-1]. Deze associatie wordt niet weggenomen door het feit dat de folder ter promotie van de AED is uitgegeven door [gedaagde-2] in het kader van de ideële doelstelling de eerste hulp aan personen die getroffen worden door een hartstilstand te verbeteren. De conclusie moet dan ook zijn dat door de in de folder opgewekte associatie met [gedaagde-1] inbreuk wordt gemaakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] in die zin dat haar reputatie als onafhankelijk adviseur wordt aangetast, zodat zij een redelijk belang heeft zich tegen publicatie van haar foto op de folder te verzetten. Dat zij geen verzilverbare populariteit geniet is daarbij - anders dan [gedaag[gedaagden] kennelijk meent - niet relevant.

(…) 5.10 (…)  [eiseres] heeft volledige vergoeding van de proceskosten gevorderd op grond van artikel 1019h Rv. Daarvoor is in het onderhavige geding echter geen plaats. Het portretrecht is geen intellectueel eigendomsrecht, maar een beperking op het auteursrecht ter bescherming van de geportretteerde tegen onrechtmatige schending van zijn recht op privacy of andere met de publicatie van het portret geschonden belangen, derhalve een species van de gewone onrechtmatige daad. Het enkele feit dat het portretrecht in de Auteurswet is opgenomen kan daaraan niet afdoen en is dan ook onvoldoende om een vordering wegens inbreuk op het portretrecht te kwalificeren als een vordering die is gericht op handhaving van een intellectueel eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1019 Rv of artikel 2 lid 1 van de Handhavingsrichtlijn (richtlijn 2004/48/EG). [gedaagde-1] zal worden veroordeeld in de proceskosten begroot op basis van het “normale” liquidatietarief.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Rotterdam, 30 juli 2008, LJN: BD9640, Eiseres tegen Uitgeverij (portret in erotisch maandblad voor zogeheten swingers). 

Portretrecht; herkenbaar in beeld op in swingerstijdschrift gepubliceerde foto's; toestemming; redelijk belang; gevorderde vergoeding proceskosten afgewezen: portretrecht is geen IE-recht. 

“5.5 Vaststaat dat eisers vrijwillig hebben deelgenomen aan de onderhavige foto-sessie ten behoeve van een reportage te publiceren in [X B.V.]. Voorts staat vast dat, kennelijk met het oog op de aard van de foto’s, in de uitnodiging was toegezegd dat desgewenst ( “auf wunsch und schriftlich notiert”) de gezichten onherkenbaar zouden worden gemaakt. Ter comparitie van partijen heeft [eiseres-3] verklaard dat eisers daarover ter plekke nog nadere vragen hebben gesteld aan zowel de exploitant van de club als aan de fotograaf. Aan beiden is toen duidelijk gemaakt dat eisers niet herkenbaar in beeld wilden en door beiden zou gezegd zijn dat de beste methode daartoe het ‘verpixelen’ van foto’s is. Volgens [eiseres-3] heeft hij vervolgens aan de fotograaf gevraagd of eisers nog iets moesten tekenen, waarop de fotograaf zou hebben geantwoord dat een schriftelijke verklaring niet nodig was, omdat hij de hele groep zou ‘verpixelen’. Zijdens eisers zijn ter zake nog schriftelijke verklaringen in het geding gebracht afkomstig van twee andere deelneemsters aan de foto-sessie en van [eiseres-2]. In deze verklaringen wordt bevestigd dat zowel de exploitant van de club als de fotograaf hen heeft verzekerd dat de gezichten onherkenbaar zouden worden gemaakt. Deze afspraak is zijdens [X B.V.] echter uitdrukkelijk betwist, onder verwijzing naar de onder 2.4 vermelde e-mail van de fotograaf. Volgens [X B.V.] heeft bij de bedoelde foto-sessie juist niemand bezwaar gemaakt tegen herkenbare afbeelding in [X B.V.]. [X B.V.] heeft daaromtrent uitdrukkelijk (tegen) bewijs aangeboden door middel van het horen van ter plekke eveneens aanwezige (andere) getuigen en de fotograaf.

5.6 Nu eisers zich op de rechtsgevolgen beroepen van hun stelling dat zou zijn afgesproken dat zij op de in [X B.V.] te publiceren foto’s onherkenbaar zouden worden gemaakt en dit gemotiveerd door [X B.V.] is betwist, rust op hen de bewijslast daarvan. Zij worden toegelaten tot het bewijs van de gestelde afspraak als hierna bepaald.

(…) 5.12 Tenslotte overweegt de rechtbank reeds thans - voor zover relevant - dat voor toewijzing van de gevorderde vergoeding van de daadwerkelijk door eisers gemaakte kosten in het onderhavige geding geen plaats is. Naar het oordeel van de rechtbank kan het portretrecht niet worden gekwalificeerd als een intellectueel eigendomsrecht als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Handhavingsrichtlijn (richtlijn 2004/48/EG). Het portretrecht vormt een beperking op het auteursrecht ter bescherming van de privacy of andere met de publicatie van het portret geschonden belangen van de geportretteerde en is te beschouwen als een gepositiveerde zorgvuldigheidsnorm. Het portretrecht komt ook niet voor op de lijst van rechten die door de Commissie in haar mededeling betreffende artikel 2 van de richtlijn (2005/295/EG, PbEG 13 april 2005, L 94/37) zijn benoemd als rechten die in ieder geval onder de richtlijn vallen. Het enkele feit dat het portretrecht is opgenomen in de Auteurswet kan daaraan niet afdoen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6577

Ook om een andere reden

Vzr. Rechtbank Rotterdam, 7 augustus 2008, LJN: BD9629 Segment Interactieve Media B.V. tegen Cimsolutions B.V.

Merkenrecht; ex parte procedure; herziening bevel ex artikel 1019e lid 3 Rv. Indicatietarief? 

“3.3. Vooropgesteld dient te worden dat een verzoek tot het geven van een onmiddellijke voorziening bij voorraad houdende een bevel om dreigende inbreuk op de rechten van
intellectuele eigendom te voorkomen, niet van eenvoudige aard is. Bij een verzoekschrift ex artikel 1019e Rv, waarbij wordt afgeweken van het uitgangspunt dat de rechter alvorens op een verzoek (van niet eenvoudige aard) te beslissen, beide partijen in de gelegenheid stelt te worden gehoord, heeft de voorzieningenrechter dan ook beoordeeld of onherstelbare schade dreigt, die zo ernstig is dat een kort geding op tegenspraak niet kan worden afgewacht. Daarbij was de voorzieningenrechter aangewezen op de informatie van Cimsolutions.

Naar thans is gebleken is – anders dan aanvankelijk op basis van de informatie van Cimso-lutions is geoordeeld – niet aannemelijk dat van een onherstelbare schade veroorzakende situatie sprake is. Reeds hierom kan de beschikking van 1 juli 2008 niet in stand blijven.

3.4 Echter, ook om een andere reden kan de beschikking van 1 juli 2008 niet in stand blijven.

Voor een geslaagd beroep op artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE is in elk geval vereist dat merk en teken met elkaar overeenstemmen. Daarvan is sprake indien – mede gelet op de bijzon-derheden van het gegeven geval en met name de onderscheidende kracht van het merk – merk en teken, elk in zijn geheel en in onderling verband beschouwd, auditief, visueel of begripsmatig zodanige gelijkenis vertonen dat reeds daardoor de mogelijkheid bestaat dat bij het publiek dat met het teken wordt geconfronteerd een verband tussen teken en merk wordt gelegd. Daarbij dient mede het verwarringsgevaar te worden betrokken. Naar voorlo-pig oordeel is daarvan geen sprake. “

3.6 Cimsolutions zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskos-ten. Mede gelet op de als zodanig niet weersproken in het geding gebrachte specificatie worden deze kosten op de voet van artikel 1019h Rv aan de zijde van Segment begroot op  € 15.000,=.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6576

De slordige lezer

Gerechtshof 's-Gravenhage 31 juli 2008, LJN: BD9043. Koolé Champignons B.V. c.s. tegen Koolen Champignons B.V.

Beschikking in handelsnaamzaak. Hoger beroep na beschikking kantonrechter. Verwarringsgevaar bij het publiek. Onder publiek wordt niet alleen verstaan de consument.

Koolen en Koolé produceren 14 respectievelijk 100 ton champignons per week en zetten deze af aan supermarktketens en groothandelaren in binnen- en buitenland, niet aan particulieren. De afzet door supermarkten aan de consument geschiedt zelden onder handelsnaam van de producent. Wel staat, in enkele gevallen, op de verpakking van de doosjes champignons, zoals die uiteindelijk bij de supermarkt verkrijgbaar zijn, in kleine lettertjes de naam Koolen vermeld.

De 'champignonwereld' in Nederland is klein. Het hof is dan ook van oordeel dat van het gebruik van de handelsnamen 'Koolé Champignons B.V.' naast 'Koolen Champignons B.V.' verwarring valt te duchten als bedoeld in artikel 5 Hnw.

In grief 1 wordt, kort samengevat, gesteld "dat de handelsnaam van de champignonkweker geen betekenis heeft voor het consumerende publiek. Dit standpunt is weliswaar in hoge mate juist, maar de kantonrechter heeft niet zozeer het oog gehad op de consument die in de supermarkt een bakje champignons koopt, maar alleen op publiek (daaronder eventueel een consument) dat geïnteresseerd is in de producent of dat met de producent in aanraking komt. Voor degene die wil weten wie de producent is of anderszins met de producent in aanraking komt (bijvoorbeeld werknemers, leveranciers, inkopers, warencontroleurs) is inderdaad tussen de handelsnamen gevaar voor verwarring te duchten, zeker in die gevallen waarin het accent aigu niet wordt gebruikt of zo klein wordt afgedrukt dat het nauwelijks meer leesbaar is. In dat geval zijn de namen auditief en visueel nauwelijks meer te onderscheiden."

"De steller van grief 1 verwijt de kantonrechter voorts een onjuist criterium te hebben gehanteerd door uit te gaan van 'de slordige lezer' en niet van de normaal oplettende lezer. De grief mist feitelijke grondslag. De kantonrechter heeft zijn oordeel niet gegrond op verwarring bij de slordige lezer, maar heeft ter accentuering voorp gesteld dat reeds de namen 'Koolen' en 'Koolé' in ieder geval (zeker, zegt de kantonrechter) bij de slordige lezer verwarring oproept. Anders dan Koolé betoogt kunnen de namen ook verwarring opleveren bij de normaal oplettende lezer, zeker in het geval de namen niet naast elkaar of in relatie tot elkaar worden gebruikt, maar afzonderlijk worden gelezen, zoals de kantonrechter juist overweegt."

Lees de beschikking hier.

IEF 6575

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Amsterdam, 9 juli 2008, LJN: , Novartis Vaccines And Diagnostics Limited tegen Solvay Pharmaceuticals B.V.

De rechtbank komt tot het oordeel dat Novartis, merkhoudster van het teken FLUVIRIN, met een geslaagd beroep op artikel 2.28 lid 3 sub a juncto artikel 2.3 sub b BVIE de nietigheid van het teken FLURALIN kan inroepen. Het gaat om soortgelijke waren en de merken stemmen volgens de rechtbank zowel auditief, visueel als begripsmatig met elkaar overeen. Ook verwarringsgevaar omtrent de herkomst van het product wordt aangenomen en als onbetwist staat vast dat het merk FLUVIRIN in rangorde prioriteit geniet boven het teken FLURALIN.

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, 29 juli 2008, AWB 07/4532 OCT95, Systemate Group B.V. tegen Octrooicentrum Nederland(met dank aan Leo Kooy, Vriesendorp & Gaade)

ROW 1995. Weigering verstrekking gratis nieuwheidsrapport bij octrooiaanvrage (ingediend als afgesplitst gedeelte eerdere octrooiaanvrage). Weigering is wel een besluit in de zin van de Awb.

Lees de uitspraak hier.