IEF 22194
19 augustus 2024
Uitspraak

Onduidelijkheid over geclaimde intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot schadevergoeding

 
IEF 22192
19 augustus 2024
Uitspraak

Artiest mocht muziek-exploitatieovereenkomst opzeggen

 
IEF 22193
19 augustus 2024
Uitspraak

Aanpassing van memorie van antwoord na afwijzing van verzoek tot vertrouwelijkheid

 
IEF 6523

Geen zekerheid

Rechtbank 's-Gravenhage 30 juli 2008, HA ZA 08-1437 Container Centralen c.s. tegen L. Schalkoort Beheer B.V. c.s.

Vonnis in incident tot zekerheidstelling voor de proceskosten. Vordering afgewezen.

"De rechtbank stelt voorop dat op grond van het bepaalde in artikel 224 lid 1 Rv een in het buitenland gevestigde eisende partij op vordering van de wederpartij verplicht is zekerheid te stellen voor de proceskosten, doch dat op grond van artikel 224 lid 2 Rv deze verplichting niet bestaat, indien dit voortvloeit uit een verdrag of een EG-verordening. Krachtens artikel 17 van het Haags Rechtsvorderingsverdrag kan geen zekerheidstelling worden opgelegd aan onderdanen van één van de verdragsluitende staten, die in één van die staten hun verblijfplaats hebben. Het Haags Rechtsvorderingsverdrag biedt geen aanknoping om in bijzondere omstandigheden van het gestelde in artikel 17 af te wijken. Container Centralen c.s. hebben hun verblijfplaatsen in verdragsluitende staten, te weten Denemarken, Duitsland en Zwitserland, en moeten als onderdanen van die staten worden aangemerkt. Bijgevolg kan hun geen verplichting tot zekerheidsstelling worden opgelegd. De incidentele vordering tot zekerheidsstelling zal dan ook worden afgewezen."

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6522

Slechts veiligstellen

Rechtbank Maastricht 29 juli 2008, KG ZA 08-276, Medtronic B.V. c.s tegen Abbott Cardiovascular Inc en Voogt (Met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Kort geding. Bewijsbeslag. Het bewijsbeslag dient primair om bewijs dat dient ter onderbouwing van de stelling dat inbreuk is gemaakt op een intellectueel eigendomsrecht, veilig te stellen en niet om dat te vergaren.

Abbott heeft een bewijsbeslag doen leggen onder Medtronic met betrekking tot een beweerdelijk octrooi-inbreuk. Met het beslag beoogde Abbott bewijs ten aanzien van de omvang van de inbreuk en het distributienetwerk van de inbreukmakende producten te verzamelen en veilig te stellen.

Tegen de beslaglegging heeft Medtronic zich verzet op grond van artikel 1019e lid 3 Rv. In het vonnis van 20 juni 2008 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat Medtronic een beroep op artikel 1019e Rv niet toekomt. “2.3 (…) De oorspronkelijke toestemming dient volgens de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 20 juni 2008 aldus te worden begrepen, dat Medtronic ook na de beslaglegging en de beschrijving in de gelegenheid moet zijn zich succesvol tegen de effectuering van de tenuitvoerlegging van de maatregel te verzetten. Op grond daarvan heeft de voorzieningenrechter beslist dat het verlof (…) tot het treffen van maatregelen ter bescherming van bewijs dat er door Medtronic een inbreuk op het octrooirecht van Abbott met nummer EP1068842 is gemaakt of dreigt te worden gemaakt, aldus moet worden verstaan, dat dit verlof behalve door de voorwaarde dat het octrooi met voormeld nummer aan Abbott zal zijn verleend, eveneens wordt beperkt door de voorwaarde dat de in conservatoir beslag genomen voorwerpen niet worden uitgeleverd aan Abbott en dat de inhoud van de bedrijfsinformatie van Medtronic met, op welke wijze dan ook, aan Abbott bekend wordt gemaakt dan nadat eerst Medtronic in de gelegenheid zal zijn gesteld zich tegen deze uitlevering van voorwerpen of het aan Abbott bekend maken van deze informatie in rechte te verzetten. De beslaglegging is daarop door Voogt voortgezet en voltooid.”

In het onderhavige kort geding moet de vraag worden beantwoord of Abbott als beslaglegger direct na de beslaglegging op informatie ook automatisch inzage heeft in die informatie en, zo nee, vanaf welk moment daarna wel.

 

De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag als volgt: “3.3 (…) uit de tekst van artikel 1019b Rv, dat het onderhavige zogenaamde bewijsbeslag regelt, alsmede uit de parlementaire
geschiedenis en uit de tekst van de Richtlijn 2004/48/EG, waarop voormeld artikel is gebaseerd, volgt dat het bedoelde beslag primair dient om bewijs, dat dient ter onderbouwing van de stelling dat inbreuk is gemaakt op een  ntellectueel-eigendomsrecht, veilig te stellen en niet om dat te vergaren.”

Volgens de voorzieningenrechter gaat het aldus bij het bewijsbeslag slechts om het veiligstellen van bewijs. “3.7 (…) Dat is iets anders dan het hebben van toegang tot dat bewijs. Medtronic stelt terecht dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de mogelijkheid tot het leggen van bewijsbeslag, welk recht is geregeld is in artikel 1019b e.v. Rv, dat is gebaseerd op artikel 7 van de meergenoemde richtlijn enerzijds, en vervolgens het verkrijgen tot toegang tot dat bewijs, hetgeen is geregeld in artikel 1019a jo. 843a Rv, welk eerste artikel is gebaseerd op artikel 6 van de richtlijn. Indien de beslaglegger op de voet van artikel 1019b Rv bewijs heeft veilig gesteld, is het vervolgens aan de beslaglegger om inzage in dat bewijs te vorderen op grond van artikel 843a Rv; het inzagerecht volgt immers niet automatisch uit het recht om beslag te mogen leggen op het bewijs.”

Het beroep van Abbott op de totstandkominggeschiedenis van de Handhavingsrichtlijn, de vergelijking met het voorlopig getuigen- en deskundigenverhoor en artikel 15 lid 4 van de Deurwaarderswet worden door de voorzieningenrechter verworpen.

Na te hebben overwogen dat de stelling van Medtronic dat de vordering tot inzage alleen bij de bodemrechter kan worden ingesteld die ten gronde oordeelt over de vraag of er sprake is van inbreuk geen steun vindt in het recht, oordeelt de voorzieningenrechter met betrekking tot het reconventionele beroep van Abbott op artikel 1019a jo. 843a RV als volgt:

“3.14. Bij de beantwoordmg van de vraag of Abbott een recht op inzage heeft in het bewijs is doorslaggevend of Abbott daarbij een rechtmatig belang heeft. Daartoe is niet noodzakelijk dat al in rechte is vastgesteld dat er sprake is van een inbreuk door Medtronic op het bedoelde intellectuele-eigendomsrecht van Abbott. Overlegging van redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal om de (inbreuk)vorderingen te onderbouwen mag voldoende worden geacht. Het is dan ook heel wel denkbaar dat een dergelijke vordering bij spoedeisend belang aan een voorzieningenrechter wordt voorgelegd.

3.15. Uit de onderbouwing door Abbott van het inleidende verzoek tot de beslaglegging blijkt echter dat zij met dat beslag geen bewijs wenst te vergaren omtrent de vraag of Medtronic inbreuk heeft gemaakt op het intellectuele-eigendomsrecht van Abbott, maar dat zij met dat beslag informatie omtrent de omvang van de inbreuk en het distributienetwerk van de beweerdelijk inbreukmakende producten wenst te verzamelen en veilig te stellen, om zo een feitelijke onderbouwing te kunnen geven aan de inbreukvordering die Abbott wil instellen, en inmiddels heeft ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage. De omvang van de inbreuk komt in het kader van de begroting van de schade als gevolg van de inbreuk echter pas aan de orde indien is vastgesteld dat er een inbreuk heeft plaatsgevonden. De vraag of er een inbreuk heeft plaatsgevonden ligt, zoals gesteld, thans voor bij de rechtbank 's-Gravenhage. Abbott heeft derhalve ook thans geen spoedeisend rechtmatig belang bij haar vordering tot vrijgave van het bewijsbeslag.”

De vorderingen van Abbott in reconventie worden afgewezen. Medtronic wordt in conventie in het gelijkgesteld.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6521

Sesam, open u

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 juli 2008, KG ZA 08-960. Johnson & Johnson tegen S. c.s. (Met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek). Inzage in in beslaggenomen documenten. Proceskostenveroordeling inclusief beslagkosten.

J&J heeft in maart 2006 met onmiddelijke ingang de distributieovereenkomst met S, handelend onder de naam Trayll Brands B.V., opgezegd, omdat volgens J&J S. producten bestemd voor de Afrikaanse markt, in strijd met de distributieovereenkomst, naar andere markten doorsluisde, waaronde de Verenigde Staten. In mei 2008 is verlof verleend tot conservatoir bewijsbeslag en bevel gegeven de betrokken producten in bewaring te stellen. Tevens is aan de deurwaarder het bevel gegeven om een beschrijving te maken van de zaken en documenten die betrekking hebben op de inbreuk. In de beschikking is bepaald dat (afschriften van) de in beslag genomen zaken alleen aan J&J ter beschikking mogen worden gesteld 'na toestemming van gerekwestreerden of nadat de (bodem)rechter daartoe heeft bestlist'.

J&J vordert onder meer inzage te krijgen in en beschikking te krijgen over afscriften van het door de deurwaarder opgestelde proces-verbaal van de beschrijving van de zaken en documenten en de door de deurwaarder in beslag genomen en bij deze in bewaring gegeven afschriften van relevante documentatie.

"Niet in geschil is dat Trayll Brands feitelijk heeft gehandeld in J&J verpakkingen die vervalst (gekopieerd van originele verpakkingen) bleek te zijn. Op grond van de thans beschikbare gegevens valt bepaald niet uit te sluiten dat S. c.s. van het feit dat het hier counterfeit verpakkingen betrof op de hoogte was, of deze handel zelfs heeft geïnitieerd. [...] Anders dan S. c.s. heeft aangevoerd valt evenmin uit te sluiten dat niet alleen de Amerikaanse merkrechten van J&J daarbij zijn geschonden, maar ook de Europese. [...] In het licht van het voorgaande kan het verweer van S. c.s. dat J&J geen rechtmatig belang heeft bij haar vordering, niet slagen."

 

"S c.s. heeft verder aangevoerd dat er sprake zou zijn van een 'fishing expedition', nu de in beslaggenomen gegevens veel meer zouden omvatten dan zaken verband houdend met het geschil tussen partijen. Gezien de inhoud van het verzoekschrift en het verleende verlof moet echter worden aangenomen dat het zich beperkt tot (elektronische) documenten betreffende de handel in Lifescan OneTouch test strips en/of verpakkingen, bijsluiters en/of andere productbescheiden of verpakkingsmaterialen voor Lifescan OneTouch test strips, houdende de merken van J&J. Deze omschrijving is concreet genoeg om aan te nemen dat het hier gaat om 'bepaalde bescheiden' als bedoeld in artikel 843a Rv."

Een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad wegens merkinbreuk wordt tussen J&J enerzijds en S en Tryall Brands anderzijds, in verband met de betrokkenheid van laatstgenoemden bij de gestelde merkinbreuk dan ook aanwezig geacht. Een beroep op de vertrouwelijkheid van de gegevens gaat niet op, nu J&J geheimhouding hebben toegezegd. De gevraagde voorzieningen worden toegewezen.
 
"De door S c.s. aangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting op deze artikelen - waarin staat dat de beslissing over de kosten van een maatregel op basis van artikel 1019h zal moeten worden aangehouden totdat de rechter over de inbreuk en de totale kostenveroordeling kan oordelen - brengt niet mee dat de rechter in kort geding over dergelijke kosten geen uitspraak zou kunnen doen, als hij, zoals in dit geval, aannemelijk acht dat van merkinbreuk sprake is."

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6520

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank 's-Gravenhage 23 juli 2008, HA ZA 07-2779. Pretium Telecom B.V. tegen KPN B.V. (Met dank aan Sasha Schalkwijk, Bird & Bird)

Staartje in geschil over misleidende reclame. Dwangsommen en onverschuldigde betaling door Pretium aan KPN (zie eerdere berichten hier, hier en hier).

"Gelet op het voorgaande staat vast dat de rechtsgrond aan de betaling van dwangsommen door Pretium aan KPN met terugwerkende kracht is komen te ontvallen zodat Pretium op 1 december 2005 onverschuldigd aan KPN heeft betaald. Aldus is voor KPN een verbintenis tot ongedaanmaking ontstaan."

Lees het vonnis hier.

IEF 6519

Niet onrechtmatig

Rechtbank Amsterdam 23 juli 2008, HA ZA 07-3125. Autodesk Inc. tegen Niebeek Milieumanagement B.V. (Met dank aan Tjeerd Overdijk en Hans Jansen, Vondst Advocaten)

Beslag op inbreukmakende software. Nakoming van vaststellingsovereenkomst. Volledige proceskostenveroordeling bij een geschil over een vaststellingsovereenkomst nu de kern van de overeenkomst bestaat uit de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van Autodesk.

Autodesk is een onderneming die zich bezig houdt met de ontwikkeling van computerprogrammatuur voor uiteenlopende doeleinden, in het bijzonder voor assistentie bij ontwerpprocessen. Autodesk heeft een aantal computerprogramma’s, waaronder AutoCAD, ontwikkeld die elk afzonderlijk een duidelijk eigen en persoonlijk karakter dragen, waardoor de computerprogrammatuur kan worden aangemerkt als een werk in de zin van artikel 10 lid 1 onder 12 Aw.

Autodesk heeft conservatoir beslag tot afgifte doen leggen onder Niebeek. Tijdens dit beslag heeft Autodesk geconstateerd dat Niebeek gebruik maakt van computers waarop in totaal 20 illegale exemplaren van de computerprogramma’s van Autodesk zijn aangetroffen.

Partijen hebben hun geschil ter zake de inbreuk op het auteursrecht onderling geregeld en vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.

Autodesk heeft geconstateerd dat Niebeek niet voldoet aan de vaststellingsovereenkomst door in plaats van de overeengekomen 6 gebruikerslicenties er slechts 2 af te nemen en vordert nakoming en een vertragingsvergoeding.

Niebeek stelt dat de vaststellingsovereenkomst onder wilsgebreken tot stand is gekomen en verzoekt in reconventie de nietigheid van de overeenkomst. Voorts stelt zij dat de beslaglegging niet is verlopen zoals door de advocaat van Autodesk was aangekondigd, waardoor het niet redelijk zou zijn om Niebeek aan de volledige nakoming van de vaststellingsovereenkomst te houden.

Autodesk wordt volledig in het gelijk gesteld door de rechtbank.

 

 

 

“4.2 (…) De feiten en omstandigheden zoals gesteld door Niebeek c.s. leiden, zelfs indien bewezen, hooguit tot onderbouwing van de stelling dat er bij een beslaglegging meer rekening zou kunnen worden gehouden met de onbekendheid van de betreffende partij met de procedure en het overrompelende effect ervan. Dit doet echter niet af aan het feit dat de beslaglegging niet onrechtmatig was.".

Ook het beroep op de redelijkheid en billijkheid wordt afgewezen. “4.3 (…) Niebeek c.s. hebben er zelf voor gekozen om, in plaats van een hogere schadevergoeding, zwaardere en daarmee duurdere netwerklicenties aan te schaffen dan zij voor de bedrijfsvoering nodig hebben. Niebeek c.s. hebben derhalve gekozen voor een netwerklicentie AutoCAD 2008 voor 6 gebruikers. In dit licht is het onredelijk noch onaanvaardbaar Niebeek c.s. te houden aan de overeengekomen afnameverplichting.”

Nu de verweren van Niebeek worden verworpen wijst de rechtbank ook de gevorderde vertragingsvergoeding toe. De eis in reconventie van Niebeek c.s. wordt afgewezen.

Tot slot een interessante overweging over de proceskostenveroordeling bij geschillen over vaststellingsovereenkomsten met als kern de bescherming van IE:

"4.7 De vordering van de proceskosten op basis van artikel 1019h zal worden toegewezen, aangezien hier sprake is van een inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Autodesk. Aan het verweer van Niebeek c.s. dat het hier een andersoortig geschil betreft, te weten een geschil over een vaststellingsovereenkomst, wordt voorbijgegaan aangezien de kern van de overeenkomst bestaat uit bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van Autodesk."

Lees het vonnis hier.

IEF 6518

Dupliek

ebba.bmp

Ebba Hoogenraad, Hoogenraad & Haak. Reactie op de reactie van Dirk Visser op de reactie van Ebba Hoogenraad op de reactie van Dirk Visser op een interview met Ebba Hoogenraad in de Adformatie.

"Dirk Visser is van mening dat bij bekende merken merkinbreuk in vergelijkende reclame een rol blijft spelen (eerdere berichten vanaf hier).

O2 zegt niets over gebruik van bekende merken in vergelijkende reclame.
De lijn die nu is uitgezet bij zuivere vergelijkende reclame (geen merkinbreuk, alleen als er verwarring is, en dat zal niet vaak voorkomen) zal mogelijk door het Europese Hof worden doorgetrokken bij bekende merken.
Vergelijkende reclame moet consumentvriendelijk worden uitgelegd, aldus de vaste rechtspraak van het HvJEG.
Vergelijking zal in veel gevallen een bekend merk betreffen: de kleine speler vergelijkt zich qua prijs of service met de grote speler. Als het een zuivere vergelijking betreft (niet misleidend, niet kleinerend) dan is het onlogisch dat het enkele feit dat het een bekend merk betreft, waarbij dus per definitie door de enkele vergelijking geprofiteerd wordt van de bekendheid/reputatie, reeds een merkinbreuk oplevert. Dan wordt de basis van de Reclamerichtlijn onderuit gehaald. Dus ook bij bekende merken en een overigens zuivere vergelijking is mijns inziens geen sprake van merkinbreuk, en dus geen volledige kostenveroordeling. Bovendien is 5 lid 2 Merkenrichtlijn een optionele bepaling, zodat geen sprake is van een uniforme regeling in de hele gemeenschap.
Of bij een onzuivere vergelijking met een bekend merk de merkhouder op basis van het merkenrecht kan optreden is ongewis: het hof zal vanwege de beoogde uniformiteit en in lijn met de O2 redeneertrant dit mogelijk niet wenselijk vinden.
Hof, verzin een list. Het wachten is op David-Goliath spelers in de markt die doorprocederen."

IEF 6517

Alle stukken

Rechtbank Amsterdam 23 juli 2008, HA ZA 08-1477. M. tegen The Advanced Travel Partners Nederland B.V. (Met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich)

Artikel 843a incident in portretrechtzaak.

In een artikel 843a-procedure gaat het om concrete, specifiek aan te duiden stukken die zien op de gestelde rechtsbetrekking. M. vordert in het incident echter afschrift van alle door ATP gesloten overeenkomsten en/of alle door ATP met derden gevoerde correspondentie met betrekking tot het vervaardigen en openbaar maken van televisiecommercials, 'audioboardings', billboards en alle overige uitingen, met uitzondering van de website www.vliegticketszoeken.nl, waarin of waarop gebruik is gemaakt van het portret van M., zonder te omschrijven op welke specifiek bepaalde bescheiden zij daarbij het oog heeft. Aldus is niet aan de door artikel 843a gestelde voorwaarden voldaan. De vordering wordt afgewezen. M. wordt in de proceskosten veroordeeld.

Lees het vonnis hier.

IEF 6516

BBIE oppositiebeslissingen

- NOX tegen NOX (gedeeltelijk toegewezen)
- Pathé tegen Pathé Marconi (afgewezen)
- INTERIURA tegen INTERIUS (toegewezen)
- SCARGO & YOUNG tegen SCARGO (gedeeltelijk toegewezen)
- BINFIKIR tegen BINFIKIR (afgewezen)
- EYSINK tegen EYSINK (afgewezen)
- FLORA WORLD tegen Floraworld (gedeeltelijk toegewezen)
- BHV.NL tegen BHV Kompas (afgewezen)
- SPACE tegen ADVERTISING SPACE (afgewezen)
- HOLLANDIA tegen HOLLANDER (afgewezen)
- HOLLANDIA tegen IT MUST BE A HOLLANDER (afgewezen)
- BUDDHA-BAR tegen BEACHBUDDHA (gedeeltelijk toegewezen)
- BUDDHA-BAR tegen BeachBuddha (gedeeltelijk toegewezen)
- HAPPY WITH KONVERT tegen HAPPY AT WORK (afgewezen)
- FRIGOR tegen FRIGOR (toegewezen)
- CRISTALLE tegen CRISTALLE (afgewezen)

 Lees de beslissingen hier

IEF 6515

Het auteursrecht van de reproductiefotograaf.

Rch.gifRemy Chavannes (Brinkhof): De Kunst van het onzichtbaar blijven. Het auteursrecht van de reproductiefotograaf.Gepubliceerd in Dommering- bundel, p 29-45, Cramwinckel, Amsterdam 2008.

“Wie al dan niet op aanraden van Egbert een museum bezoekt, komt daar vaak bordjes tegen met "verboden te fotograferen". Achterop de briefkaarten in de museumwinkel staat even vaak een copyrightvermelding van het museum. Die bordjes en ©-tekens staan meestal niet alleen bij werken van kunstenaars die niet of minder dan 70 jaar dood zijn. kennelijk willen veel musea gebruik en exploitatie van afbeeldingen van hun kunstwerken reguleren. Gegeven de kosten die musea maken om van de werken in hun collectie hoogwaardige reproducties te maken en hun vaak beperkte financiële middelen, is dat alleszins begrijpelijk. Maar, doelredeneringen daargelaten, daarmee is de auteursrechtelijke vraag nog niet beantwoord: pleeg ik werkelijk auteursrechtinbreuk als ik op basis van een briefkaart van de Nachtwacht duizend Nachtwachtbekers laat maken? Heb ik echt de toestemming van liet Louvre nodig om mijn dichtbundel te illustreren met een afbeelding van de Mona Lisa afkomstig van de museumwebsite?”

Lees het artikel hier (website auteur).

IEF 6514

Geen stuntachtige wijze van uitstallen

agio.gifRechtbank Rotterdam, 3 juli 2008, LJN: BD8604, Koninklijke Agio Sigarenfabrieken N.V. tegen de Minister van VWS.

Tabaksreclame. Samenvatting Rechtspraak.nl: “De rechtbank komt tot het oordeel dat het sponsorverbod niet is overtreden, maar wel het reclameverbod omdat de presentatie van de sigaren tijdens het evenement naar het oordeel van de rechtbank een niet-regulier karakter had. De verwijzing van eiseres naar HvJ EG 5 juni 2007, C-170/04 (Rosengren) kan aan hetgeen hiervoor is overwogen niet afdoen. In deze zaak betrof het de beperking van de invoer van alcohol door particulieren uit een oogpunt van bescherming van de volksgezondheid, terwijl alcoholhoudende drank overigens via een staatsmonopolie werd gedistribueerd. De beperkende maatregel had derhalve maar een beperkt effect. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, nu het reclameverbod alle handel in tabak raakt.

Met de wijze waarop door of namens eiseres te koop aangeboden tabaksproducten zijn gepresenteerd heeft zij weliswaar het verbod op tabaksreclame overtreden, maar zij is met de wijze van presentatie slechts in beperkte mate getreden buiten de grenzen van hetgeen op grond van het in artikel 5, derde lid, onderdeel b, Tabakswet bepaalde is toegestaan. Van een stuntachtige wijze van uitstallen is naar het oordeel van de rechtbank namelijk geen sprake geweest. Voorts heeft verweerder zich niet of niet afdoende gebogen over de vraag of het op niet reguliere wijze te koop aanbieden van sigaren minder ernstig kan worden beschouwd dan het op niet reguliere wijze te koop aanbieden van sigaretten. Daar komt nog bij dat het evenement waar eiseres haar sigaren te koop heeft aangeboden ook niet specifiek op jongeren was gericht. Al met al acht de rechtbank in onderhavig geval een boete van € 10.000,- passend. Van een dergelijke boete voor de geconstateerde overtreding gaat voldoende afschrikkende werking uit."

Lees het vonnis hier.