IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 5736

Een bewerking

gksch.gifRechtbank ’s-Gravenhage,  28 februari 2008, KG-RK 2008 / 355 Chiquita Brands International Inc. c.s. tegen Gadgetaria.

Ex Parte-beschikking. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. “Recent heeft Chiquita moeten bemerken dat Gadgetaria zeer prominent op diverse pagina's van haar website www.goedkopekutspullen.nl een bewerking van haar wereldwijd bekende CHIQUITA-beeldmerk heeft afgebeeld, onder meer tezamen met dan wel op bananen. (…) Als gevolg van de inbreukmakende handelingen van Gadgetaria lijdt Chiquita schade. Een ieder die het Inbreukmakende Teken waarneemt zal direct de link leggen met het zeer bekende CHIQUITA-beeldmerk, waardoor de reputatie van dit merk ernstig wordt aangetast. Het CHIQUITA-beeldmerk dient gevrijwaard te blijven van iedere associatie met het soort producten dat Gadgetaria aanbiedt, nu dit haar reputatie als onderscheidingsteken voor vers fruit en vers fruit-producten schaadt, hetgeen bij het publiek direct tot verminderde afzet zal leiden.”

Lees de beschikking hier.

IEF 5735

Misbruik van de beeltenis

anfr.gifKamervragen met antwoord, nr. 1368. Vragen van de leden Van Baalen en Teeven (beiden VVD) aan de minister van Justitie over het gebruik door Boomerang en een t-shirt-fabrikant van een beeltenis van Anne Frank met een «Arafat-shawl». (Ingezonden 24 januari 2008); Antwoord

Vraag:  Bent u bereid om aan het Openbaar Ministerie te vragen te onderzoeken of een dergelijk misbruik van de beeltenis van Anne Frank wettelijk is toegestaan dan wel strafbaar is?

Antwoord: Het Openbaar Ministerie heeft reeds bezien in hoeverre het gewraakte gebruik van de beeltenis van Anne Frank strafbaar is. Het Openbaar Ministerie heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een afbeelding die beledigend is over een groep mensen in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. Voor overtreding van het portretrecht als bedoeld in artikel 35 van de Auteurswet heeft het Openbaar Ministerie eveneens onvoldoende aanwijzigingen.

Lees alle antwoorden hier.

IEF 5734

Downloaden

Kamervragen, vraagnr. 2070812960. Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de ministers van Justitie en van Economische Zaken over de folder van Digibewust. (Ingezonden 28 februari 2008).

"1. Wat is uw reactie op de folder van Digibewust «Gezinsboekje bedwing het web!», waar file sharing wordt ontmoedigd en gesteld wordt dat downloaden in Nederland illegaal is?

2.  Hoe oordeelt u over de bewering in de folder dat downloaden meestal illegaal is? Hoe rijmt u de uitspraak met het feit dat downloaden in Nederland valt onder de thuiskopie regeling?

3.  Kunt u aangeven op welke wijze de folder tot stand is gekomen?"

"4.  In welke Europese landen is downloaden eveneens legaal? Welke van deze landen hebben deelgenomen aan de tot standkoming van deze folder?

5.  Vindt u dat er een evenwichtig beeld wordt geschetst van de mogelijkheden van het downloaden? Kunt u uw antwoord toelichten?

6.  Hoe kan het zijn dat de folder meldt dat het downloaden in Nederland illegaal is? Is het waar dat dit gebeurd is vanwege het feit dat de folder een Europese uitgave is? Zo ja, waarom kan dan wel de taal maar niet de tekst aangepast zijn geworden?

7.  Hoe oordeelt u over het feit dat Digibewust stelt dat «de tekst niet overeen zou komen met de Nederlandse wetgeving» en dat vanwege «verschillende interpretaties en onduidelijkheden» het goed is om de wetgeving eerst uit te diepen alvorens nader in te gaan op de beweringen dat de tekst onjuist zou zijn? Deelt u de mening dat dit uitdiepen gebeurd had moeten zijn ter voorbereiding van de folder?

8.  Sluit u uit dat de folder onder invloed van de partners van het Digibewust programma tot stand is gekomen? Kunt u uw antwoord toelichten?

9. Kunt u onafhankelijkheid van het programma Digibewust, waar ook het Ministerie van Economische Zaken aan deelneemt, garanderen? Waarop baseert u uw antwoord?"

Lees de vragen hier.

IEF 5732

In verwarring achterblijft

glasnl.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 5 maart 2008, KG ZA 08-175, Glasrenovatie Nederland B.V. tegen Slingerland Glastechniek.

Handelsnaam/domeinnaamgeschil. Van een onderneming die dezelfde woorden in de handelsnaam gaat voeren mag worden verwacht dat deze ter voorkoming van verwarring bij het gebruik van die woorden in de eigen handelsnaam zoveel mogelijk afstand houdt van de handelsnaam van de eerdere gebruiker. Proceskostenveroordeling met BTW-motivering.

Eiser Glasrenovatie Nederland, alyhans haar rechtsvoorganger  voert sinds 1994 de handelsnaam Glasrenovatie Nederland. Een aandeelhouder van een aandeelhouder van eiser heeft in 1995 het Benelux woordmerk GLASRENOVATIE NEDERLAND gedeponeerd. Gedaagde Slingerland Glastechniek heeft in september 1996 de domeinnaam glasrenovatienederland.nl geregistreerd en is deze domeinnaam eind 2006 daadwerkelijk gaan gebruiken. De domeinnaam voert rechtstreeks naar de website van Slingerland Glastechniek.

Niet in geding is dat het gebruik van de domeinnaam glasrenovatienederland.nl als het voeren van een handelsnaam is aan te merken. Nu Slingerland Glasrenovatie die handelsnaam pas in 2006 is gaan voeren, komt Glasrenovatie Nederland een ouder handelsnaamrecht toe. De vorderingen van Glasrenovatie Nederland komen er op neer Slingerland Glastechniek te verbieden de domeinnaam glasrenovatienederland.nl te gebruiken en te gebieden deze domeinnaam aan Glasrenovatie Nederland over te dragen. Glasrenovatie Nederland beroept zich enerzijds op haar merkenrecht en anderzijds op haar handelsnaamrecht. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het verbod kan worden toegewezen op basis van artikel 5 van de Handelsnaamwet en laat de merkenrechtelijke grondslag daarom buiten beschouwing.

“4.7. Naar voorlopig oordeel is door het voeren van de jongere domeinnaam/ handelsnaam bij het publiek verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten. De diensten die partijen aanbieden zijn gelijk. Zij doen dit (mede) via het internet en bestrijken daarmee allebei heel Nederland. Daar komt bij dat het publiek na het intypen van de domeinnaam glasrenovatienederland.nl zal verwachten op de website van Glasrenovatie Nederland terecht te komen. De enkele omstandigheid dat op de website van Slingerland Glastechniek, waarnaar wordt gelinkt, de handelsnaam Slingerland Glastechniek verschijnt en geen link wordt gelegd met Glasrenovatie Nederland, doet aan het verwarringsgevaar niet af.

Juist doordat de handelsnaam van Slingerland Glastechniek verschijnt, waar men verwacht op de site van Glasrenovatie Nederland terecht te komen, is verwarring tussen beide ondernemingen te duchten. Dat er op de website van Slingerland Glastechniek verder geen link wordt gelegd met Glasrenovatie Nederland zal er niet toe leiden dat het verwarringsgevaar wordt weggenomen, maar zal er hooguit toe leiden dat het publiek, nadat het verwarringsgevaar zich heeft verwezenlijkt, in verwarring achterblijft.

4.8. Voor zover Slingerland Glastechniek betoogt dat de woorden ‘glastechniek’ en ‘Nederland’ beschrijvend zijn en Glasrenovatie Nederland zich om die reden niet tegen de jongere domeinnaam/handelsnaam van Slingerland Glastechniek kan verzetten, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In de jurisprudentie zijn weliswaar aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat beschrijvende woorden niet mogen worden gemonopoliseerd, maar dat wil niet zeggen dat Glasrenovatie Nederland aan haar handelsnaam, welke bestaat uit de combinatie van de woorden ‘Glasrenovatie’ en ‘Nederland’, in het geheel geen bescherming kan ontlenen. Van een onderneming die dezelfde woorden in de handelsnaam gaat voeren mag worden verwacht dat deze ter voorkoming van verwarring bij het gebruik van die woorden in de eigen handelsnaam zoveel mogelijk afstand houdt van de handelsnaam van de eerdere gebruiker. Dat heeft Slingerland Glastechniek, door deze woorden (net als in de handelsnaam van Glasrenovatie Nederland) eenvoudigweg achter elkaar te zetten, niet gedaan.”

Conclusie van het voorgaande is dat de vordering Slingerland Glasrenovatie te verbieden de domeinnaam glasrenovatienederland.nl te gebruiken kan worden toegewezen. In het verlengde daarvan zal, nu daartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, ook de vordering de domeinnaam aan Glasrenovatie Nederland over te dragen, worden toegewezen.

“4.12. Slingerland Glastechniek zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Glasrenovatie Nederland heeft de volledige proceskosten ex art. 1019h Rv gevorderd. Zij heeft in verband hiermee kosten opgegeven en gespecificeerd van in totaal tot de behandeling ter zitting € 3.865,69 exclusief BTW. Uit de kostenspecificatie blijkt dat dit bedrag inclusief € 71,80 aan deurwaarderskosten, maar exclusief het verschuldigde griffierecht (€ 254,00) is. Ter zitting heeft Glasrenovatie Nederland haar eis vermeerderd met € 1.500,00. Dit zijn de kosten die betrekking hebben op de aan de zitting gerelateerde tijdsbesteding. Omdat is gesteld dat deze kosten betrekking hebben op een tijdsbesteding van 6 uren en gelet op het gehanteerde uurtarief, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat dit bedrag inclusief BTW is. Nu Glasrenovatie Nederland de BTW zal kunnen verrekenen, gaat de voorzieningenrechter ook hier uit van een bedrag exclusief BTW (zijnde € 1.260,50). Het totale bedrag aan proceskosten komt dan uit op € 3.865,69 + € 250,00 + € 1.260,50 = € 5.376,19 exclusief BTW. Nu de proceskosten niet -althans onvoldoende gemotiveerd- zijn betwist, zal dit bedrag worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5731

Kazen verduisteren

Rechtbank Utrecht, 13 februari 2008, KG RK 08-220, Westland Kaas-Groep B.V tegen Roos.

Utrechtse Ex parte beschikking, met gelijke strekking als het een dag later uitgegeven Haagse bevel tegen de broer van gedaagde i.c. (zie IEF 5658). In de Utrechtse zaak betreft het echter niet alleen een verbod maar ook een verzoek tot (beschrijvend en bewijs) beslag. Het verzoek wordt toegewezen.

“Westland heeft er belang bij dat het verlof op voet van art. 1019b lid  3 Rv wordt verleend zonder dat de Gooische Boer daarover wordt geïnformeerd of gehoord, aangezien het aannemelijk is dat uitstel de verzoeker onherstelbare schade zal berokkenen en er gevaar voor verduistering of verlies van bewijs bestaat, nu aantoonbaar gevaar voor verduistering of verlies van bewijs bestaat. Aangezien De Gooische Boer de inbreukmakende kazen in een marktkraam verkoopt, waarbij de producten veelvuldig worden vervoerd, zal dan ook eenvoudig zijn voor de Gooische Boer de betreffende inbreukmakende kazen op zeer korte termijn te verduisteren.”

Lees de beschikking hier

IEF 5730

Afbreuk aan BOB

parm.gifHvJ EG, 26 februari 2008, zaak C-132/05, Commissie tegen Bondsrepubliek Duitsland.

Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen. Gebruik van benaming ‚parmesan’ in Duitsland. Niet nakoming van verplichtingen Duitsland niet bewezen.

De Europese Commissie stelt i.c. dat de Bondsrepubliek Duitsland krachtens de artikelen 10 en 13 van verordening nr. 2081/92 verplicht is, ambtshalve de nodig maatregelen te nemen om gedragingen die afbreuk doen aan BOB’s te bestraffen. Volgens de Commissie omvat het ingrijpen van de lidstaten maatregelen op administratief en strafrechtelijk vlak waarmee de doelstellingen van deze verordening op het gebied van de bescherming van oorsprongsbenamingen kunnen worden verwezenlijkt. Producten die niet in overeenstemming zijn met de eisen van de verordening mogen niet in de handel worden gebracht. Volgens het Hof heeft de Commissie echter niet bewezen dat Duitsland haar verplichtingen niet is nagekomen, en het Hof wijst de vorderingen van de Commissie derhalve af.

“78 De controlestructuren waarop de verplichting rust om de naleving van het productdossier te garanderen, zijn derhalve de structuren van de lidstaat waaruit de desbetreffende BOB afkomstig is. De controle op de naleving van het productdossier bij het gebruik van de BOB „Parmigiano Reggiano” is dus niet aan de Duitse controle-instanties.

79 Wel stelt artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92 bescherming van geregistreerde benamingen verplicht tegen „elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals ‚soort’, ‚type’, ‚methode’, ‚op de wijze van’, ‚imitatie’, en dergelijke”.

80  Dit neemt echter niet weg dat de Commissie in de eerste plaats niet heeft aangetoond dat de Bondsrepubliek Duitsland in strijd heeft gehandeld met de verplichtingen uit verordening nr. 2081/92, en in de tweede plaats geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat maatregelen als de in punt 63 van dit arrest genoemde niet zijn genomen, dan wel dat deze geen bescherming boden van de BOB „Parmigiano Reggiano”.

81 Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat de Commissie niet heeft bewezen dat de Bondsrepubliek Duitsland, door formeel te weigeren op te treden tegen het gebruik op haar grondgebied van de benaming „parmesan” op het etiket van producten die niet voldoen aan de eisen van het productdossier van de BOB „Parmigiano Reggiano”, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92.”

Lees het arrest hier.

IEF 5729

Financiële affaires

GvEA, 27 februari 2007, zaak T-325/04, Citigroup Inc. tegen OHIM / Link Interchange Network Ltd. (geen Nederlandse versie beschikbaar)

Oppositie op grond van ouder Brits beeldmerk LiNK tegen gemeenschapsmerkaanvraag woordmerk Worldlink. De oppositie richtte zich tegen klasse 36, financiële diensten. Het OHIM wijst de oppositie toe en het Gerecht gaat daarin mee. Specificeren en beperken zijn twee verschillende dingen, net als beschrijven en betekenis.

Zoals gebruikelijk in oppositiezaken is een aantal klachten van procesrechtelijke aard. Aardig om te vermelden zijn de overwegingen met betrekking tot de beperking en specificeren  van de diensten:

“28 In the present case, the restriction effected by the applicant consists, first, in the withdrawal from the list of services covered in the trade mark application of ‘monetary affairs’ and, second, in the specification of the category ‘financial affairs’ by the addition of the clarification ‘namely electronic and paper-based banking services, all relating to multi-currency payment systems; all included in Class 36’.

29 In the light of the foregoing, the withdrawal of the category ‘monetary affairs’ may be taken into consideration.

30 On the other hand, as alluded to by the parties at the hearing, the clarification made to the category ‘financial affairs’ is capable of influencing the examination of the similarity of that category of services with the services covered by the earlier mark and changes, consequently, the factual context of the dispute as it was brought before the Board of Appeal. Consequently, that clarification may not be taken into consideration by the Court.

31 In the light of all the foregoing, it must be held that, for the purposes of the present dispute, the services covered by the mark applied for, which fall within Class 36 and are concerned by the opposition, correspond to the description ‘financial affairs’.”

Met betrekking tot het vermeende beschrijvende  karakter van de merken, overweegt het Gerecht dat gekeken moet worden naar de waren en diensten waar de merken betrekking op hebben.

“68 However, on the part of the relevant consumers, namely all consumers in the United Kingdom, the purpose of the financial services covered by the earlier mark is to enable them to manage their financial resources, to dispose of them and to obtain information in relation thereto, and not to create and maintain connections. Consequently, that public will not perceive the term ‘link’ as being directly descriptive of one of the aspects of the financial services at issue, but at most as being allusive, given that communication links are used in the provision of those services”

Dat wil overigens niet zeggen dat het publiek het concept link niet begrijpt, alleen maar dat ze het niet beschrijvend vinden, zo kan worden afgeleid uit de vergelijking tussen de merken.

84 Conceptually, the earlier mark will be perceived by the relevant public as meaning a ‘link’, whilst the mark applied for will be perceived as meaning ‘global link’. Those two interpretations are very close in so far as they are based on the same concept and in so far as they are distinguished only by the addition of a geographical qualifier, which will be perceived as describing the fact that the relevant services are provided at a global level. The two marks at issue are therefore very similar conceptually.

85 Given, first, their slight visual and phonetic similarity and, second, their strong conceptual similarity, the Board of Appeal did not err in finding in essence, at paragraph 46 of the contested decision, that the signs at issue, assessed as a whole, display a certain degree of similarity.”

Genuanceerd verwarringsgevaar is dan ook aannemelijk:

“98 Thus, in the first place, the finding that there is a likelihood of confusion in the present case does not amount to conferring on the intervener a monopoly on the use of the element ‘link’. This case concerns only, first the earlier mark LiNK and the mark applied for WORLDLINK and, second, the services covered by those two marks. Given that the likelihood of confusion must be assessed by reference to all factors relevant to the circumstances of the case, the finding that there is a likelihood of confusion in this case does not prejudge the outcome of other cases involving other trade mark applications or other financial services.”

De oppositie wordt in stand gehouden en het beroep wordt afgewezen.

Lees het arrest hier.

IEF 5728

Een heraldische nabootsing

esdoorn.gifGvEA, 28 februari 2008, zaak T-215/06, American Clothing Associates tegen OHIM (alleen beschikbaar in het Frans, Pools en Zweeds).

Een 6ter Parijs-arrest dat wellicht een noot of nader commentaar verdient. Voor nu: Weigering van inschrijving beeldmerk bestaande uit de weergave van een esdoornblad en de letters RW (kleding) wegens gelijkenis met het esdoornblad-embleem van Canadese. Voor waren was die weigering terecht, voor diensten was de interpretatie van het OHIM van 6ter echter te ruim.

“29 En effet, si le législateur communautaire avait eu l’intention d’interdire, également pour les services, l’enregistrement des marques comportant des « armoiries, drapeaux et autres emblèmes d’État », il ne se serait pas limité à renvoyer simplement à l’article 6 ter de la convention de Paris, mais aurait inséré dans le texte même de l’article 7 du règlement n° 40/94 une interdiction d’enregistrer, soit comme marque communautaire soit comme élément d’une telle marque, « des armoiries, drapeaux et autres emblèmes d’État […] ainsi que toute imitation au point de vue héraldique », sans ainsi distinguer, implicitement mais nécessairement, du seul fait du renvoi à l’article 6 ter de la convention de Paris, entre marques de produits et marques de services.”

Lees het arrest hier.

IEF 5727

Inschrijven ter rolle

Hoge Raad, 8 februari 2008, LJN: BC3835, G-Star International B.V. tegen verweerster.

Voor de liefhebber. IE-zaak wordt procesrechtzaak. Hoger beroep, ontvankelijkheid; niet (tijdig) inschrijven ter rolle, aanhangigheid; herstelmogelijkheid; gebrek als bedoeld in art. 120 lid 2 en geldig herstelexploot ex art. 125 lid 4 Rv. 

Bij vonnis van 3 maart 2004 heeft de rechtbank Amsterdam, kort gezegd, in conventie een door G-Star op grond van art. 13 Aw gevorderde verklaring voor recht toegewezen, verweerster geboden iedere inbreuk op de auteursrechten van G-Star te staken en de gehele voorraad inbreukmakende kledingstukken te vernietigen, alsmede verweerster veroordeeld om aan G-Star te voldoen een bedrag van €16.377,36, met rente en kosten. In reconventie heeft de rechtbank het onder nummer 624182 ten name van G-Star ingeschreven Benelux merkdepot nietig verklaard en doorhaling van de inschrijving bevolen.

G-Star is bij exploot van 2 juni 2004 bij het hof in hoger beroep gekomen. Bij dat exploot heeft G-Star verweerster opgeroepen om te verschijnen op de rolzitting van het hof van 2 december 2004. Bij exploot van 26 november 2004 - hierna: het nadere exploot - heeft G-Star, met wijziging van de appeldagvaarding in zoverre, verweerster tegen een latere roldatum, namelijk 26 mei 2005, opgeroepen. G-Star heeft de appeldagvaarding niet op de rol van 2 december 2004 laten inschrijven.

Vervolgens heeft G-Star bij exploot van 6 december 2004 - hierna: het herstelexploot - deze niet-inschrijving van de appeldagvaarding aangemerkt als een verzuim en verweerster, onder instandlating van de appeldagvaarding, opgeroepen om te verschijnen op de rolzitting van 16 december 2004. De zaak is op de rol van die datum ingeschreven.

Het hof heeft G-Star in haar (principaal) appel niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat haar hiervoor beschreven handelwijze aan ontvankelijkheid in de weg stond.

“3.2.5 Anders dan het hof heeft geoordeeld, kon aan een en ander het nadere exploot van 26 november 2004 niet afdoen, nu dat, zoals blijkt uit hetgeen hiervoor in 3.2.2 is overwogen, geen rechtsgevolg teweeg kon brengen, en dit voor verweerster aanstonds duidelijk moet zijn geweest op grond van de door het hof genoemde rechtspraak. Daarom heeft het hof ten onrechte gewicht gehecht aan de door het hof aangenomen onzekerheid van verweerster omtrent - kort gezegd - de (datum van) inschrijving van de zaak in appel. Dit geldt overigens temeer nu de zaak reeds op de rol van twee weken na de oorspronkelijke roldatum is ingeschreven.

3.3 Op grond van het voorgaande slaagt de klacht van het middel dat hof ten onrechte G-Star niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep, zodat het bestreden arrest niet in stand kan blijven.”

Lees het arrest hier.