IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 5549

Geconsolideerd

Persbericht: “Ribbert Advocaten publiceert de geconsolideerde versie van de Richtlijn Audiovisuele mediadiensten.  Deze richtlijn behelst een wijziging van de uit 1989 stammende Richtlijn Televisie Zonder Grenzen. Een officiële versie van de geconsolideerde richtlijn in de Nederlandse taal is nog niet beschikbaar.

De nieuwe richtlijn is van toepassing op nieuwe typen van mediadiensten zoals het doorgeven van televisieprogramma’s via het internet. Daarnaast bevat de richtlijn nieuwe regels voor product placement, en het plaatsen van reclameblokken in films en nieuwsprogramma’s. De richtlijn heeft uiteraard ook gevolgen voor de Nederlandse mediawetgeving. De Nederlandse wet moet uiterlijk 19 december 2009 in overeenstemming zijn gebracht met de Richtlijn Audiovisuele mediadiensten."

Lees hier meer.

IEF 5548

Commentaren

meech.gifMireille van Eechoud (IViR): Het hergebruik regime voor overheidsinformatie in de Wob, een tussenstand. Verschenen in Mediaforum 2008-1, p. 2-10.

“De generieke regeling voor hergebruik van overheidsinformatie –het hoofdstuk V-A van de Wob– viert zijn tweede verjaardag. Het derde levensjaar zal in het teken staan van een drietal gebeurtenissen: de evaluatie door de Europese Commissie van richtlijn 2003/98/EG (Public Sector Information Directive), een aangekondigd wetsvoorstel voor herziening van de Wet openbaarheid van bestuur, en mogelijk een voorstel ter regeling van de overheid & markt problematiek. Ondertussen lopen conflicten over de voorwaarden waaronder overheidsinstanties data vrijgeven voor commerciële exploitatie hoog op. Tijd voor een tussenstand.

(…) Naar mijn mening gaat de beleidslijn iets te makkelijk aan de potentieel beperkende werking van intellectuele eigendomsrechten op overheidsinformatie voorbij, zeker nu de beleidslijn constateert dat overheden veelvuldig gebruik maken van de mogelijkheid hun auteurs- en databankenrecht voor te behouden (art. 15b Auteurswet, art. 8 Databankenwet). Hoe het controleren van het gebruik van informatie door de overheid met een beroep op intellectuele eigendomsrechten zich verhoudt tot het uitgangspunt van de Wob dat informatie openbaar is op democratisch en rechtsstatelijke gronden is namelijk onduidelijk.”

Lees het gehele artikel hier (Ivir.nl).

ae.gifArnoud Engelfriet (o.a. Ius Mentis): Andermans site scrapen, wanneer mag dat?

“Scrapen is een vorm van uitbesteden. Een zoekmachine bouwen is veel werk.  (…) Erg fijn dus als je al dat gedoe kunt uitbesteden, en jij je alleen bezig hoeft te houden met zoekresultaten tonen - en natuurlijk de advertenties er omheen. Met de juiste scriptjes kan dat allemaal volautomatisch. (…)  Het moge duidelijk zijn dat de beheerders van die achterliggende sites hier niet blij mee zijn. (…) Zomaar iets laten verbieden gaat meestal niet. Dus wat valt er juridisch te doen tegen scrapen? Of omgekeerd, wat mag je scrapen van andermans site?

Lees het gehele artikel hier (Netters.nl)

mhv.gifMenno Heerma van Voss, (Solv): Samenvattend commentaar bij HvJ EG, 29 januari 2008, zaak C-275/06, Productores de Música de España (Promusicae) tegen Telefónica de España SAU.

“De onderliggende boodschap lijkt te zijn: 'ga niet lichtvaardig om met privacybescherming.' Er dient een juist evenwicht te zijn tussen de bescherming van IE-rechten enerzijds en de bescherming van privacy anderzijds. De  afweging van deze belangen dient evenredig te zijn.”

Lees het gehele artikel hier (Solv.nl).

skm.gifSil Kingma (Blauw Tekstra Uding): Domeinnaam-moord. Column bij Gerechtshof Amsterdam, 15 januari 2008, rolnr. 2007.00680, Thuisbezorgd.nl tegen Jolide VOF

 “Het enkele registeren van een domeinnaam maakt nog niet dat de domeinnaam als handelsnaam fungeert. Om deze reden moet niet de domeinnaam van Jolidé maar de domeinnaam van Thuisbezorgd.NL als oudere handelsnaam worden beschouwd. (…)
Een oordeel dat de succesvolle uitbating van de thuisbezorgen.nl, de domeinnaam van Jolidé, welhaast onmogelijk maakt. De waarschijnlijk mooie plannen van Jolidé worden door deze beslissing ernstig gedwarsboomd. Een typisch gevalletje van domeinnaam-moord dus. Een moord die had kunnen worden voorkomen, wanneer Jolidé meteen na het registreren van haar domeinnaam met haar activiteiten was gestart.”

Lees de volledige column hier(Emerce.nl). 

IEF 5547

Made in Germany

shon.gifRechtbank ’s-Gravenhage 23 januari 2008, HA ZA 03-39, Dr. O.K Wack Chemie GmbH tegen Brookside Imports Specialties Inc.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Depot te kwader trouw. Nietigverklaring Beneluxmerkinschrijving S100 en doorhaling daarvan.

Wack verhandelt sinds 1976 reinigingsmiddelen voor motorfietsen in Duitsland onder het merk S100. Wack en BIS hebben een mondelinge distributieovereenkomst gesloten. Met toestemming van Wack is in 1986 het woordmerk S100 op naam van BIS geregistreerd in het Amerikaans merkenregister. In 1992 is de handelsrelatie tussen partijen beëindigd. BIS heeft in 1994 een aanvraag voor het woordmerk S100 ingediend bij het Duitse merkenregister. Die aanvrage is door het Patentambt, het Bundespatentgericht en het Bundesgerichtshof te kwader trouw geoordeeld. BIS heeft in 1996 een Gemeenschapsmerkaanvrage gedaan voor het woordmerk S100. Na oppositie door Wack heeft BIS verzocht de aanvrage in te trekken en om te zetten in onder meer een aanvrage voor een Beneluxmerk. Op 11 november 1998 is die aanvrage bij het BMB binnengekomen. Op basis hiervan is op 1 oktober 1999 het woordmerk S100 ingeschreven. Op 8 oktober 1999 heeft Wack een Gemeenschapsmerkaanvrage gedaan voor het woordmerk S100, die vervolgens is ingetrokken. Wack vordert in de onderhavige procedure nietigverklaring van de Beneluxmerkinschrijving.

De Rechtbank oordeelt dat het Beneluxmerkdepot van BIS valt onder artikel 2.4 sub f onder 2 BVIE.

“4.5 Als niet, althans onvoldoende weersproken staat vast dat Wack sinds 1976 in Duitsland een merk dat overeenstemt met het merk dat BIS heeft gedeponeerd (S100), te goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt voor waren die soortgelijk zijn aan de waren waarvoor BIS haar merk heeft gedeponeerd (reinigingsmiddelen voor motorfietsen) en dat Wack dat merk sindsdien is blijven gebruiken. Het merkdepot van BIS is dus verricht terwijl Wack een overeenstemmend merk voor soortgelijke waar gebruikte in de laatste drie jaar voorafgaand aan het depot.

4.6 Voorts moet worden aangenomen dat BIS op grond van een rechtstreekse betrekking, te weten de distributieovereenkomst met Wack, op de hoogte was van het gebruik van het merk door Wack in Duitsland. Voor zover BIS die wetenschap heeft bedoeld te betwisten, verwerpt de rechtbank die betwisting in het licht van het feit dat BIS, zoals Wack als zodanig onweersproken heeft aangevoerd, de producten in de Verenigde Staten aanbood met teksten als “Made in Germany”, “Sole importers of Germany’s Finest Automotive and Motorcycle Products” en “Germany’s incredible Cycle Cleaner is Here”.”

Het feit dat de distributieovereenkomst is beëindigd, impliceert niet dat de aan die distributieovereenkomst ontleende kennis verdwijnt. Mede gelet op het feit dat slechts enkele jaren liggen tussen de beëindiging van de distributieovereenkomst en het merkdepot, moet worden aangenomen dat BIS ten tijde van het merkdepot nog wist dat Wack het merk in Duitsland gebruikte.

Het betoog van BIS dat de 5-jaarstermijn zou zijn verstreken is ongegrond. “4.11. De rechtbank is namelijk van oordeel dat bij een Beneluxmerkaanvrage zoals de aanvrage van BIS, die voortvloeit uit een omgezette Gemeenschapsmerkaanvrage, niet de datum van indiening van de oorspronkelijke Gemeenschapsmerkaanvrage, maar de datum van indiening van de in een Beneluxaanvrage ongezette aanvrage bij het Bureau, heeft te gelden als datum van het depot waarop de termijn voor het indienen van de nietigheidsvordering gaat lopen.” Artikel 108 lid 3 GMV maakt dit niet anders, aldus de rechtbank, omdat deze bepaling ziet op de rangorde van het depot. Ook in de BMW (oud) is geen steun te vinden voor de gelijkstelling van een Gemeenschapsdepot met een Beneluxdepot.

Het door Wack gevorderde verbod op het gebruik van S100 wordt evenwel afgewezen. “Gesteld noch gebleken is dat Wack houdster is van een (merk)recht waarop het gevorderde verbod kan worden gebaseerd. Integendeel, vast staat dat Wack haar Gemeenschapsmerkaanvrage heeft ingetrokken. Wack heeft voorts niet toegelicht waarom het gebruik van het merk door BIS overigens onrechtmatig zou zijn ten opzichte van haar, voor zover dat al mogelijk is gelet op artikel 2.19 BVIE.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5546

Kopje koffie

Rechtbank Amsterdam 9 januari 2008, LJN: BC 2660, Specialsauce B.V. tegen Proud Design B.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Overeenkomstenrecht: geen overeenkomst, geen onrechtmatig afbreken van onderhandelingen. Auteursrecht aangenomen, er is “geen sprake van productfoto’s”: Aansprakelijkheid voor inbreuk op auteursrechten.

Proud Design heeft SpecialSauce gecontacteerd over het schieten van culinaire foto’s ten behoeve van een pitch uitgeschreven door Douwe Egberts. Er is vervolgens een serie proeffoto’s gemaakt door SpecialSauce en er zijn twee offertes door SpecialSauce aan Proud Design uitgebracht met verschillende prijzen, maar allebei met een periode van drie jaar rechtenvrij. Na berichtgeving van Proud Design aan SpecialSauce, heeft een andere fotograaf ten behoeve van het project foto’s gemaakt, en is een uitgesneden onderdeel van één van de door deze fotograaf gemaakte foto’s uiteindelijk gebruikt op een koffieapparaat van Douwe Egberts.

De Rechtbank oordeelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen Proud Design en SpecialSauce, omdat Proud Design nog niet had ingestemd met een rechtenvrije periode van drie jaar. “Het al dan niet rechtenvrij werken vormt immers een essentieel onderdeel van een overeenkomst waarbij foto’s gemaakt gaan worden die gebruikt zouden gaan worden in een wereldwijde reclamecampagne”. Er is evenmin een schadeplicht voor Proud Design op grond van het door Proud Design afbreken van de onderhandelingen met SpecialSauce.

De foto van SpecialSauce is auteursrechtelijk beschermd. “Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat elementen als de ondergrond, de gebruikte kleding en het aanreiken van het kopje door de art director van Proud Design zijn aangereikt – hetgeen SpecialSauce overigens betwist –, blijkt uit de door Proud Design overgelegde afbeeldingen nog dat er een groot scala aan verschillende foto’s gemaakt kan worden die alle een geheel andere sfeer weergeven. Dat geen sprake was van productfoto’s blijkt er ook wel uit dat de opdracht van Douwe Egberts was de koffie zo goed mogelijk “te communiceren”. Zoals SpecialSauce terecht aanvoert, is een belangrijk onderscheidend element van haar foto ook dat sprake is van alleen twee zichtbare armen met in allebei de handen een kopje koffie, waarbij het kopje koffie dat aan een ander wordt aangereikt als het ware uit de foto wordt getild waardoor het naar degene die de foto ziet toekomt. Dit element komt in geen van de andere door partijen overgelegde foto’s terug en is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf al dusdanig creatief dat het persoonlijk stempel van de maker daarmee aan de foto gegeven is. Hieraan doet niet af de onder 2.2. geciteerde e-mail of de omstandigheid dat [B] eventueel nog aanwezig was toen de foto gemaakt werd, zelfs indien deze beide omstandigheden zouden worden bewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [B] degene was die de suggestie heeft gedaan deze specifieke foto op deze wijze te nemen.”

Er is voorts sprake van inbreuk. “Proud Design heeft voorts betwist dat de foto van [E] zou zijn ontleend aan de foto van SpecialSauce omdat er belangrijke verschillen zijn. De lichtinval, de hoek, de schaduw en helderheid is anders; op de foto van [E] is er geen sprake van spiegeling van het licht op het tafelblad en de foto van SpecialSauce is “uitgerekt”, terwijl de foto van [E] vlak oogt. Ook dit standpunt van Proud Design deelt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat deze verschillen er niet aan af doen dat de totaalindruk van de twee foto’s dezelfde is. Er is sprake van alleen een arm gehuld in een rood/oranje mouw die over een zacht gekleurde houten tafel een kopje koffie aanreikt dat als het ware uit het beeld wordt getild. Nu de gelijkenis van de totaalindruk voorts voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door de overeenstemming in de auteursrechtelijk beschermde eigenschap van het “uit de foto tillen” van één van de twee kopjes, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van ontlening.”

Het verweer van Proud Design op grond van artikel 8 Aw doet niet af aan de conclusie dat SpecialSauce beschikt over het auteursrecht op haar foto. “Dit artikel geeft immers geen regeling over overdracht van auteursrechten, maar slechts een bewijsvermoeden van waar het auteursrecht rust. Dit bewijsvermoeden speelt geen rol in de onderhavige casus waar niet in geschil is wie de maker is van de oorspronkelijke foto. Overigens heeft te gelden dat, zelfs indien het auteursrecht inmiddels bij Douwe Egberts zou rusten, dit onverlet laat dat Proud Design inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van SpecialSauce door het openbaar te maken door overdracht aan Douwe Egberts voor een reclamecampagne van de foto, waarvan de rechten niet bij haar maar bij SpecialSauce rustten.”

SpecialSauce wordt toegelaten haar schade te onderbouwen. “Omdat Proud Design onbetwist heeft gesteld dat zij rechtenvrij werkt en daadwerkelijk geleden schade slechts kan bestaan uit vergelijking van de vermogenspositie van SpecialSauce nu met die wanneer haar foto zou zijn gebruikt in het project van Proud Design, moet naar het oordeel van de rechtbank de prijs van SpecialSauce voor het rechtenvrij overdragen van haar foto aan Douwe Egberts tot uitgangspunt worden genomen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5543

Productores de Música de España (Promusicae)

HvJ EG, 29 januari 2008, zaak C-275/06.

Auteursrecht. Spaanse prejudiciële vragen over verplichtingen van serviceproviders. “De lidstaten zijn (…) niet gehouden, in een situatie als die van het hoofdgeding de verplichting op te leggen om ter verzekering van de doeltreffende bescherming van het auteursrecht in het kader van een civiele procedure persoonsgegevens te verstrekken.

De lidstaten dienen er krachtens het gemeenschapsrecht bij de omzetting van deze richtlijnen wel acht op te slaan dat zij zich baseren op een uitlegging daarvan die het mogelijk maakt een juist evenwicht tussen de verschillende door de communautaire rechtsorde beschermde grondrechten te verzekeren. Bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter omzetting van deze richtlijnen moeten de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de lidstaten vervolgens niet alleen hun nationale recht conform deze richtlijnen uitleggen, maar er ook acht op slaan dat zij zich niet baseren op een uitlegging van deze richtlijnen die in conflict zou komen met deze grondrechten of de andere algemene beginselen van gemeenschapsrecht, zoals het evenredigheidsbeginsel.”

Lees hier meer

IEF 5526

Een vergissing

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 januari 2008, LJN: BC2420 (Stichting Postwanorder tegen Otto B.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Reclamerecht. Overeenkomstenrecht. Geen geldig aanbod te koop aangeboden lcd tv voor 99 euro. Ontvangstbevestiging is geen opdrachtbevestiging. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (lees dat vonnis hier).

Otto heeft naar voorlopig oordeel van het Hof voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een vergissing (oneigenlijke dwaling) en in dat verband genoegzaam aangetoond dat door een fout in haar computersysteem de bij de wandsteun behorende prijs abusievelijk als koopprijs bij de lcd tv is vermeld (r.o. 4.9).

Het verzenden van een opdrachtbevestiging betekent niet dat Otto haar wil heeft bevestigd. Het betreft hier geen ‘opdrachtbevestiging’ doch enkel een ontvangstbevestiging (r.o. 4.11). Daardoor heeft Otto ook niet afstand gedaan van haar recht op zich op artikel 3:33 BW te beroepen of dat sprake is van rechtsverwerking (r.o. 4.12). Daarnaast is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Otto zich beroept op 3:33 BW (r.o. 4.13). Er is geen koopovereenkomst tot stand gekomen op grond van artikel 3:33 omdat aannemelijk is dat de verklaring van Otto niet in overeenstemming is met haar wil.

Bij de vraag of consumenten gerechtvaardigd mochten vertrouwen op de verklaring van Otto (3:35 BW) dient te worden uitgegaan van de gemiddeld geïnformeerde consument, waarvan verwacht mag worden dat hij zich tevoren globaal heeft georiënteerd op de prijzen van lcd tv’s. Door de wijze van aanbieden van de lcd tv moet de consument begrijpen dat sprake is van een vergissing, omdat hij weet, althans behoort te weten dat prijzen van vergelijkbare lcd tv’s variëren van ca. € 700,00 tot ongeveer € 1.300,00 (r.o. 4.16).

Het verschil in prijs is volgens het Hof zo aanzienlijk dat er in ieder geval reden is tot twijfel. Ingeval van twijfel omtrent de juistheid van de prijs dient de consument dienaangaande nader onderzoek te verrichten (artikel 3:11 BW). Een dergelijk onderzoek is niet bezwaarlijk. Een van de voordelen van internet is nu juist dat de consument betrekkelijk eenvoudig, want vanachter de pc, kan achterhalen welke prijzen voor dezelfde of vergelijkbare lcd tv’s door andere dienstverleners worden gehanteerd. Ook een eenvoudig telefoontje naar de klantenservice van Otto zou hebben volstaan. Kortom: ook bij twijfel hadden de consumenten kunnen én moeten weten dat de door Otto vermelde prijs een vergissing was (r.o. 4.17). Daarbij is niet van belang dat Otto de lcd tv gedurende zeven dagen aanvankelijk voor een prijs van € 99,90, na drie dagen gewijzigd in een prijs van € 99,00, op haar website te koop heeft laten staan (4.18) noch dat tot tweemaal toe een bevestiging is verstuurd (r.o. 4.19).

De voorlopige conclusie van het hof is dat de aanvaarding van het aanbod bij gebreke van een met de verklaring overeenstemmende wil en bij gebreke van gerechtvaardigd vertrouwen aan de kant van de consumenten niet leidt tot gebondenheid van Otto.

Lees het arrest hier.

 

IEF 5525

De Joran-tapes

fb.gifFulco Blokhuis (Boekx): De Joran-tapes. Gepubliceerd in de Volkskrant, 5 februari 2008.

“En dus zou ook Joran auteursrecht kunnen hebben op zijn voorbankgesprekken. Hij koos zijn woorden ‘cono’, ‘focking’, ‘oceaan’ en ‘gezwogen’ immers zorgvuldig. En zijn woordkeus was zeker origineel. Dit heeft verstrekkende gevolgen. Hij zou iedereen kunnen verbieden die gesprekken te exploiteren. Wie dat al heeft gedaan, moet de winst die daarmee gemaakt is afdragen. (…) Maar Joran kan de goed gevulde broekzakken van Peter en SBS wel leegtrekken voor verdere exploitatie, zoals bijvoorbeeld CD’s, DVD’s of merchandise met daarop een van zijn kenmerkende uitspraken. Het huisje in Spanje komt voor Joran weer in beeld.”

Lees hier meer.

IEF 5502

Regels uit richtlijn

"Stichting Reclame Code past regels uit richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken per 1 februari 2008 toe. Sinds medio december 2007 gelden in alle 27 landen van de EU nieuwe wettelijke regels betreffende oneerlijke handelspraktijken (OHP). De Stichting Reclame Code (SRC) heeft de nieuwe regelgeving opgenomen in de Nederlandse Reclame Code. Zij zal deze per 1 februari toepassen op alle reclame-uitingen die sinds 12 december 2007 verschenen zijn. Behalve dat de nieuwe regels gelden voor B-to-C reclame, zullen zij ook van toepassing zijn op B-to-B reclame."

Lees hier meer.

IEF 5501

Het begrip belanghebbende

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 8 januari 2008, LJN: BC2703, Dijkzicht Beheer B.V. tegen Euro Management Consultants België N.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Kort, weinig opzienbarend arrest over o.a. begrip 'belanghebbende' bij vordering tot vervallenverklaring merk.

Door de eigenaar van geintimeerde, Euro Management Consultants België (EMC België) en de directeur van appelante, Dijkzicht, is in 1997 Euro Management Consultants B.V. opgericht. Dijkzicht heeft deze naam vervolgens als woordmerk gedeponeerd. De samenwerking loopt stuk, Euro Management Consultants B.V. gaat failliet en de vraag blijft over wie de naam mag blijven gebruiken.

EMC België roept in eerste aanleg op succesvolle wijze het verval van het merkrecht wegens niet-gebruik in. In appel betoogt Dijkzicht dat EMC België de vervallenverklaring niet kan inroepen, omdat zij niet is aan te merken als belanghebbende. EMC België zou zich namelijk schuldig hebben gemaakt aan malversaties, die erop gericht waren de belangen van Dijkzicht te schaden.

Het Hof oordeelt dat dit niet terzake doet bij de beantwoording van de vraag of een partij een belanghebbende is:

"4.8 Het hof overweegt hierover het volgende. Het begrip 'belanghebbende' in verband met het inroepen van verval dient op zichzelf ruim uitgelegd te worden. EMC België valt daar in beginsel onder; dat is tussen partijen niet in discussie. Echter, het begrip is in die zin beperkt dat er niet onder valt degene die op grond van bijzondere omstandigheden onbehoorlijk zou handelen jegens degene van wiens merk hij de vervallenverklaring vordert. Van dergelijk onbehoorlijk handelen is sprake indien dat handelen neerkomt op misbruik van bevoegdheid.

De omstandigheden die Dijkzicht in dit verband aanvoert betreffen handelen van EMC België dat op zichzelf genomen los staat van het voeren van het merk. Het door Dijkzicht gestelde onbehoorlijk handelen betreft daardoor een andere situatie dan waarop de hiervoor bedoelde beperking van het begrip 'belanghebbende' ziet. Ook indien hetgeen Dijkzicht over het handelen van EMC België heeft aangevoerd juist is, rechtvaardigt dat niet de conclusie dat EMC België misbruik van bevoegdheid maakt door de vervallenverklaring van het merk te vorderen dan wel anderszins daardoor zodanig onbehoorlijk jegens Dijkzicht handelt dat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 2:27 BVIE kan worden aangemerkt.”

Rechtsinstandhoudend gebruik van het merk wordt niet bewezen geacht, evenals het gestelde eerste gebruik van de handelsnaam. Ook is er geen sprake van misbruik van procesrecht zijdens EMC België. Het Hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Bosch.

Lees arrest hier.

IEF 5500

Trollbeads

Rechtbank Arnhem 10 januari 2008, KG ZA 07-798. D-Sign Denemarken B.V. en Lise Aagaard Copenhagen APS tegen StudioSV B.V.

Wel gemeld, nog niet besproken. Verbod om met gebruikmaking van de merknaam Trollbeads te afficheren als geautoriseerde dealer van het distributienetwerk van D-sign.

Lise Aagaard brengt onder de naam Trollbeads in 40 landen diverse kralen op de markt, waarin glas is verwerkt. Hiermee kunnen kopers zelf sieraden maken. D-sign is door Aagaard als exclusieve distributeur in de Benelux aangesteld. D-sign heeft hiervoor een aantal juweliers als exclusieve dealer geselecteerd, maar heeft hiermee geen dealerovereenkosmten gesloten. Wel 'Voorwaarden met betrekking tot de zakelijke relatie'.

D-sign heeft geconstateerd dat op de internetsite van StudioSV Trollbeads te koop worden aangeboden. D-sign vordert onder meer het gebruik van het merk Trollbeads en de foto's van de producten te verbieden. De rechtbank acht zich op grond van artikel 99 GMVo bevoegd kennis te nemen van de in kort geding gevorderde voorlopige maatregel.

D-sign beroept zich ten eerste op inbreuk op haar merkrecht. Nu StudioSV de kralen van het merk Trollbeads heeft betrokken van een erkende dealer van D-sign binnen de gemeenschap (hetgeen aangetoond is door overlegging van een proces-verbaal van een notaris), kan D-sign zich niet verzetten tegen het verdere gebruik van het gemeenschapsmerk Trollbeads voor die waren door StudioSV.

Dat de verkoop via internet afbreuk zou doen aan de exclusiviteit van het merk, hetgeen een gegronde reden zou zijn tegen verzet van verhandeling, acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt. 'Niet gebleken is dat het merk Trollbeads door StudioSV zodanig is afgebeeld dat daarmee ernstig afbreuk is gedaan aan het door de merkhoudster gestelde luxueuze imago. Enige mate van afbreuk aan de allure van het merk, bijvoorbeeld doordat StudioSV wellicht ook gelijksoortige artikelen van mindere kwaliteit verkoop, is daarvoor blijkens de genoemde jurisprudentie niet voldoende.'

Met betrekking tot de gestelde indruk van een commerciële relatie is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat StudioSV ten onrechte de indruk heeft gewekt dat zij tot het distributienet van de merkhoudster behoort of dat zij een commerciële band met D-sign heeft. Hiermee is StudioSV over de schreef gegaan en de voorzieningenrechter zal haar verbieden om dit ongeoorloofde gebruik van het merk te hervatten. Dit verbod laat onverlet dat D-sign zich niet op grond van hun merkrecht kunnen verzetten tegen de onafhankelijke wederverkoop van hun kralen en toebehoren met gebruikmaking van de merknaam Trollbeads.

Het standpunt dat het openbaarmaken en verveelvoudigen van de foto's van de Trollbeads inbreuk maakt op het auteursrecht van Aagaard kan de voorzieningenrechter, onder verwijzing naar Dior/Evora I, niet volgen.

Het beroep op onrechtmatig handelen van StudioSV kan volgens de rechter in kort geding niet slagen, ongeacht eventuele wetenschap van StudioSV, omdat D-sign in het licht van de door de rechter aangehaalde jurisprudentie onvoldoende bijkomende omstandigheden hebben gesteld dan wel aannemelijk hebben gemaakt, die het handelen van StudioSV onzorgvuldig maken.

Slechts toewijsbaar is een verbod om zich met gebruikmaking van de merknaam Trollbeads te afficheren als geautoriseerde dealer van het distributienetwerk van D-sign of anderszins de indruk te wekken een bijzondere commerciële band met D-sign te hebben. De kosten worden tussen partijen gecompenseerd.

Lees het vonnis hier.