IEF 22220
3 september 2024
Uitspraak

‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC

 
IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 2956

Werkafspraken

Tweede kamer, Kamerstuk 30482, nr 5 en twee bijlagen: Vijfentwintig medicijnen tegen te grote macht van de farmaceutische industrie; Brief minister ter aanbieding document met werkafspraken tussen de IGZ en den CGR.

Tussen de inspectie voor de Gezondheidszorg en de Stichting Code Geneesmiddelenreclame zijn werkafspraken gemaakt. Het doel is om te bewerkstelligen dat de regelegeving voor geneesmiddelenreclame zich op heldere en praktisch toepasbare wijze ontwikkelt en voor het veld kenbaar is, en dat de handhaving van zowel wettelijke regels als zelfregulering op het gebied van geneesmiddelenreclame effectief en efficient plaats vindt. Onderwerpen uit de werkafspraken betreffen normontwikkeling, omzetting in beleidsregels, voorlichting en educatie, monitoring en opsporing, melding bij/constateringen dor de inspectie, klachten bij CGR, informatie uitwisseling en afstemming en ten slotte de duur van de afspraken.

Lees hier de brief van de minister, hier de werkspraken en hier de toelichting.

IEF 2955

Stoeipoes

kat123.bmp"Ontwerper/architect Pi de Bruin is boos op de Partij voor de Dieren, die de door hem ontworpen blauwe Kamerzetel op haar verkiezingsposters heeft staan. Hij eist een gebruiksvergoeding van EUR 1000 voor elke keer dat 'zijn' stoel in beeld wordt gebracht.

Op de posters staat een katje op een Kamerzetel. De stoel is flink toegetakeld door de nagels van het beestje. De tekst erbij luidt: "Schud Den Haag nú wakker, kies Partij voor de Dieren".

De partij onder leiding van Marianne Thieme heeft De Bruin laten weten niet van plan te zijn om in te gaan op de claim. Volgens haar gaat het om overheidsmeubilair, dat deel uitmaakt van het publieke domein en bovendien heel vaak in de media te zien is.

De partij heeft Kamervoorzitter Weisglas gevraagd om te bemiddelen."

Voor de echte dierenliefhebbers is hier de raamposter.

IEF 2954

Geneesmiddelentests ROW (2)

Eerste Kamer, Kamerstuk 30 663, B.  Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG (eerder bericht hier)

"Eindverslag van de Vaste Commissie voor Economische Zaken. Vastgesteld 14 november 2006. Het onderzoek van dit voorstel heeft de commissie geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.

De voorzitter van de commissie,
Luijten
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen"

IEF 2953

Eerst even voor jezelf lezen

- Gerechtshof Arnhem 7 november 2006, LJN: AZ2563

"Uit een en ander volgt dat het geschil in hoger beroep zich toespitst op de vraag of appellant en geïntimeerde gemeenschappelijk de auteursrechten bezitten van de software van het motormanagementsysteem ECU 3.00. Appellant stelt dat dit het geval is en dat - zo begrijpt het hof – daarom de reconventionele vordering van geïntimeerde niet toewijsbaar is. Computerprogramma's - waaronder te begrijpen software als in deze zaak aan de orde - behoren krachtens artikel 10 lid 1 onder 12 Aw tot de werken waarop auteursrecht kan bestaan. Op grond van artikel 2 lid 1 van de Richtlijn betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (Richtlijn nr. 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991, PbEG 1991, L 122/42, zoals gewijzigd bij richtlijn 93/98/EEG van 29 oktober 1993, PbEG 1993, L 290/9, hierna: de Richtlijn) geldt, voor zover van belang, als maker van een computerprogramma de natuurlijke persoon of de groep van natuurlijke personen die het programma gemaakt heeft. Op grond van artikel 2 lid 2 van de Richtlijn geldt verder dat indien een computerprogramma door een groep van natuurlijke personen gezamenlijk is gemaakt, deze personen gezamenlijk houder zijn van de exclusieve rechten. Hoewel aan de Richtlijn geen rechtstreekse werking toekomt is het hof wel gehouden de relevante bepalingen uit de Auteurswet zoveel mogelijk in overeenstemming met de Richtlijn uit te leggen en toe te passen. Op appellant rust de last de feiten te stellen die op het door hem gestelde gezamenlijk houderschap kunnen duiden alsmede, gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde], in beginsel de last zijn stellingen ter zake te bewijzen (artikel 150 Rv). In verband met de bij repliek als productie 7a en 7b overgelegde schriftelijke stukken – te weten de broncodes met vermelding van ‘Dutch Radio Engineering’ - stelt het hof voorop dat het bewijsvermoeden van artikel 4 Aw in hoger beroep niet aan de orde is. Daarvan heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 18 augustus 2004 (rov. 4.4) immers al geoordeeld dat dit in de omstandigheden van het onderhavig geval niet geldt, en tegen dat oordeel is appellant in hoger beroep niet opgekomen."

Lees arrest hier.


- GvEA 16 november 2006, zaak T-278/04, Jabones Pardo / OHMI - Quimi Romar (YUKI)

Niet in het Nederlands beschikbaar. Lees het arrest hier.

IEF 2952

De benaming van een kleur (2)

vicks.bmpGerechtshof Amsterdam, 16 november 2006, Red Bull tegen Procter & Gamble Nederland (Met dank aan Marjolein Bronneman, De Brauw)

Hoger beroep in de zaak tussen Red Bull en Procter & Gamble (zie hier voor het vonnis van de rechtbank). Geen verwarring tussen de hoestbonbon die Vicks onder de naam Red Energy verkoopt en het energiedrankje Red Bull.

"De desbetreffende producten, een frisdrank in blik respectievelijk pastilles in een zakje, verschillen naar hun aard. Wel is er overeenstemming naar hun bestemming en gebruik, nu beide gepresenteerd worden als een functioneel, energie verhogend product. Beide producten bevatten hiertoe, in onderling uiteenlopende concentraties, de grondstoffen cafeïne en taurine, hetgeen op de verpakkingen is vermeld. Er kan derhalve naar het voorlopig oordeel van het hof wel van verwantschap tussen beide producten en daarmee, anders dan de voorzieningenrechter oordeelde, ook van een zekere mate van soortgelijkheid worden gesproken. Te beoordelen is vervolgens de vraag, of dit in het licht van de overige relevante factoren van het geval grond oplevert voor een verbod als door Red Bull gevorderd."

"Red Bull is als (kaal) woordmerk ingeschreven, zodat de vormgeving ervan geen rol speelt bij de vergelijking met het teken Red Energy zoals dat door Procter & Gamble wordt gebruikt. De overeenstemming is beperkt tot het woord Red. Dit woord is enkel de benaming van een kleur waaraan op zich zelf geen of hoogstens een zeer gering onderscheidend vermogen toekomt. Dit geldt ook in relatie tot de 'energieproducten' waarvoor het merk wordt gebruikt, nu de kleur rood in het algemeen als indicatief voor, onder meer, energie kan worden beschouwd. Ook indien in aanmerking wordt genomen dat de woordcombinatie Red Bull een bekend merk is, hetgeen door Procter & Gamble niet wordt bestreden, komt aan het element Red, als kwalificatie van het daaropvolgende zelfstandig naamwoord, geen althans onvoldoende onderscheidend vermogen toe. Weliswaar staat het woord Red in beide combinaties voorop, doch anders dan Red Bull betoogt brengt dit enkele feit op zich zelf niet mee dat het woord Red als het kenmerkende of meest onderscheidende deel moet worden beschouwd. Het hof verenigt zich dan ook met het oordeel van de voorzieningenrechter dat bij globale waarneming van de desbetreffende woordcombinaties door een gemiddelde en normaal oplettende consument het woord Red niet in overwegende mate de aandacht zal trekken."

De grieven falen en het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. Lees hier het arrest.

IEF 2951

Kat in de zak

kat.bmpHoge Raad, 3 november 2006, C05/165HR, LJN: AX8838, Van den Bos QQ / huurders

Over de verhouding juridisch eigenaar - economisch eigenaar bij faillissement van eerstgenoemde. Interessant ten aanzien van IE-licenties.

Nebula draagt in 1991 het “economisch eigendom” van een pand over aan A (met de verplichting het juridisch eigendom eventueel op een later tijdstip over te dragen). A draagt dit economisch eigendom datzelfde jaar over aan B. in 1999 gaat Nebula – nog immer juridisch eigenaar van het pand – failliet. In 2000 verhuurt B een deel van het pand aan verweerders in cassatie (hierna “de huurders”).

De curator spant een procedure aan tegen de huurders waarbij hij de ontruiming vordert omdat de huurders in relatie tot de juridische eigenares, Nebula, het pand zonder recht of titel bewonen. De rechtbank stelt de curator in het gelijk maar het hof geeft de huurders gelijk. In cassatie trekt de curator aan het langste eind.

Economische eigendom

De Hoger Raad memoreert in r.o. 3.4 dat het begrip “economisch eigendom” geen zelfstandige goederenrechtelijke betekenis toekomt. Dit begrip moet derhalve worden opgevat als een samenvattende benaming van de rechtsverhouding tussen partijen die de “economische eigendom” in het leven hebben geroepen. Mat andere woorden, ecomische eigendom is niet meer dan een contract (red. IEForum: daarmee is dit arrest eventueel relevant voor (sub)licentieovereenkomsten waarbij de rechthebbende failliet wordt verklaard).

Het systeem

Een faillissement doet een werkerige overeenkomst (in dit geval de “economische eigendom”) niet vervallen (vgl. art. 35 FW e.v.). Het voor het faillisementsrecht centrale beginsel van paritas creditorum (red. IEForum: gelijkheid van schuldeisers voor Hollandse IE juristen) brengt echter met zich mee dat de schuldeiser (in dit geval de econcomisch eigenaar) zijn recht niet kan blijven uitoefenen alsof er geen faillissement was. Daarmee zou de economisch eigenaar, die immers geen separatist is of recht van voorrang heeft, een betere positie hebben dan de andere concurrente schuldeisers.

Conclusie en moraal

Het  voorgaande brengt met zich mee dat het economisch eigendom van B verdwijnt (en verandert in een concurrente geldvordering) waardoor B de huurders het woongenot niet meer kan verschaffen en zij derhalve moeten verkassen. De moraal: hetgeen voor deze huurders geldt, kan ook gelden voor de (sub)licentienemer.

Lees het arrest hier.

 

IEF 2947

Esthetisch bepaald hoger beroep

tent.bmpGerechtshof Arnhem 17 november 2006 LJN: AZ2369, Appellanten tegen Gerjak

Hoger beroep in kort geding tegen dit vonnis met betrekking tot de auteursrechtelijk beschermde trekken van de tenten van tenttrailers.

Appellanten stellen zich op het standpunt dat ten aanzien van de drie in het geding zijnde Holtkamper tenttrailers (respectievelijk de Holtkamper Astro model1992, de Holtkamper Cocoon 1997 en de Holtkamper Astro Membrane Airco 2004) sprake is van een unieke en karakteristieke vormgeving met betrekking tot de (nader te noemen onderdelen van de) uitvouwbare tent van elk van deze vouwwagenmodellen. Gerjak maakt volgens hen met haar tenttrailer model Tago Settler (model 2005) inbreuk op de auteursrechtelijk beschermde trekken van de tenten van voornoemde tenttrailers van appellanten. Tevens handelt Gerjak volgens appellanten in dit verband onrechtmatig. Zij heeft de kenmerkende vormgeving van de tenten van de Cocoon en de Astro (modellen 1992 en 2004) overgenomen en sticht bij het publiek onnodig verwarring over de herkomst van de Tago Settler, wat slaafse nabootsing oplevert. Appellanten vorderen - kort weergegeven - onder meer dat Gerjak deze inbreuk en/of de ongeoorloofde nabootsing staakt.

Appellanten voeren aan dat voor de drie modellen driehoekige tentramen en driehoekige luifels, die op een bepaald manier zijn gepositioneerd en geaccentueerd, kenmerkend zijn. Deze - voor tenttrailers ongebruikelijke - elementen en de patronen van de combi-naties daarvan zijn volgens haar auteursrechtelijk beschermd.

Het hof beantwoordt de vraag of bij de bovengenoemde op zichzelf staande elementen sprake is van auteursrecht voorshands ontkennend. Toepassing van driehoekige vlakken in het tentdoek van tentramen is bij vouwwagens niet uniek. Dat bij de modellen van appellanten sprake is van (bovendien) een raam en/of raamluifel met een driehoekvorm en een iets andere positionering van de driehoeken op het tentdoek dan bij voornoemde voorbeelden, acht het hof niet een zodanig verschil uitmaken dat daardoor bij deze elementen wel sprake zou zijn van een werk met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt.
Het hof neemt voorshands wel aan dat aan de drie verschillende patronen - met in elk geval twee tegenover elkaar geplaatste driehoeken, al dan niet omkaderd door banden in contrasterende kleuren - bij elk van de drie genoemde modellen wel auteursrechtelijke bescherming toekomt.

De conclusie is dat, gelet op de totaalindrukken (waarbij onder meer gekeken is naar de
kleurstelling,  de "spatrand” en de spiegeling van driehoeken), Gerjak met betrekking tot de Tago Settler voldoende afstand heeft gehouden ten opzichte van de modellen van appellanten en dat dus geen sprake is van de gestelde inbreuk op het voorshands aangenomen auteursrecht van appellanten. Ook van slaafse nabootsing is geen sprake. Het hoger beroep slaagt aldus niet. Lees hier het arrest.

IEF 2946

Pro-ces

pro.bmpRechtbank 's-Gravenhage, 16 november 2006, Arfaian Export-Import Handel GmbH tegen Wilbert Jan Paul Marie van Spaendonck.

Weinig opzienbarend vonnis inzake het registreren van een domeinnaam en handelsnaam door een groothandel in strijd met het merk- en handelsnaamrecht van de fabrikant.

Arfaian is producent en leverancier van tennisartikelen. Arfaian heeft in 1989 het woordmerk 'PRO'S PRO' gedeponeerd voor de klasse 18 en 28 en later, in 2006, ook voor klasse 7.

Van Spaendonck heeft een groothandel en postorderbedrijf in tennis- en golfartikelen en verkoopt producten van Arfaian onder het merk PRO'S PRO, voornamelijk bespanmachines, maar ook producten van andere fabrikanten en merken. Van Spaendonck heeft de domeinnamen www.prospro.nl en www.prospro.be op zijn naam laten registreren. De homepagina van www.prospro.nl vermeldt onder meer: “Welkom op de website van Pro's Pro. Wij bieden u vrijwel alles op het gebied van tennis (…). Alle producten op de Pro Pro's website zijn te bestellen via (…) dealer Spaendonck Sport. (…) Klik op de onderstaande link om naar de online webshop te gaan.” Om producten te bestellen dient te worden doorgeklikt naar www.spaendoncksport.nl of www.bestin.nl. Verder heeft Van Spaendonck in het handelsregister de handelsnaam Pro's Pro.nl laten vermelden.

 

Van Spaendonck bestrijdt dat Arfaian een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. Volgens Van Spaendonck heeft hij in de week waarin de zitting plaatsvond verzocht de handelsnaam in het handelsregister door te halen. Het gebruik van de domeinnaam www.prospro.nl en van de handelsnaam duurt niettemin tot heden voort. Daaruit volgt een spoedeisend belang van Arfaian aan die, naar zij stelt, inbreuk op haar rechten een einde te maken.

Partijen zijn het er kennelijk over eens dat de domeinnamen moeten worden aangemerkt als gebruik van het merk, anders dan ter onderscheiding van waren.

Arfaian meent dat Van Spaendonck door het gebruik van de domeinnamen ongerechtvaardigd voordeel uit het merk van Arfaian trekt. Arfaian stelt terecht dat de consument door de bekendheid met het merk naar de domeinnaam/website www.prospro.nl of www.prospro.be geleid zal worden en vervolgens naar de webwinkels van Van Spaendonck.

Het ongerechtvaardigd karakter van dit voordeel wordt niet weggenomen doordat
Van Spaendonck - op eigen initiatief - in het merk zou hebben geïnvesteerd door daarvoor in Nederland reclame te maken. Evenmin is van belang dat Van Spaendonck zich bereid heeft verklaard de website zodanig aan te passen dat geen verwarring kan ontstaan tussen zijn onderneming en die van Van Spaendonck.

Van Spaendonck beroept zich erop dat Arfaian al jaren weet dat hij de domeinnamen gebruikt en dat Arfaian daarom haar recht heeft verwerkt tegen dat gebruik op te treden. Dit verweer gaat niet op. Rechtsverwerking kan niet worden aangenomen uitsluitend op de grond dat gedurende een zekere periode is nagelaten tegen aantasting van het recht op te treden. De gestelde toestemming is door Arfaian betwist en door Van Spaendonck niet aannemelijk gemaakt. Van die toestemming kan daarom in deze procedure niet worden uitgegaan.

Van Spaendonck heeft gewezen op het belang dat hij heeft bij het behoud van de
domeinnaam www.prospro.nl gezien de omzet die hij daarmee genereert. De
voorzieningenrechter wil dat aannemen, maar dat belang staat aan toewijzing van het gevorderde verbod niet in de weg.

Gelet op het voorgaande moet het gevorderde verbod op het gebruik en de gevorderde overdracht van de domeinnamen www.prospro.nl en www.prospro.be worden toegewezen als hierna vermeld, echter met bepaling van een ruimere termijn.

Lees het vonnis hier.

IEF 2945

Parallelle oppositieprocedures

GvEA 16 november 2006, zaak T 32/04, Lichtwer Pharma AG tegen BHIM
 
Taksen en kosten bij definitieve afwijzing van merkaanvraag in parallelle oppositieprocedures. 
 
Verzoekster heeft bij BHIM een gemeenschapsmerkaanvraag ingediend inzake het woordteken Lyco A. Een drietal opposities zijn ingediend tegen deze merkaanvraag. Queisser Pharma GmbH & Co. doet dat op basis van het oudere merk LYCO PROTECT. Deze oppositie is afgewezen wegens het ontbreken van verwarringsgevaar. Er is geen beroep ingesteld. Laboratoire L. Lafon SA stelt oppositie in op basis van het oudere merk LYOC. Wegens het ontbreken van verwarringsgevaar wordt deze oppositie afgewezen. Medicom Pharma AG slaagt wel in haar oppositie op basis van het oudere merk LYCO Q10, waardoor de inschrijving van het aangevraagde merk word geweigerd. Partijen stellen geen beroep in waarna deze beslissing onherroepelijk is geworden.
 
De kamer van beroep beslist dat verzoekster de taksen en kosten van de oppositieprocedure en van de beroepsprocedure dient te betalen. Verzoekster vordert GvEA BHIM te veroordelen in deze kosten. Het GvEA wijst de vordering toe.

“Om te beginnen staat vast dat de oppositieprocedure die heeft geleid tot de afwijzing van verzoeksters merkaanvraag, berust op andere feiten dan de in casu bij de kamer van beroep aanhangige procedure tussen verzoekster en Laboratoire L. Lafon. Bijgevolg moet bij de beoordeling van het gevaar van verwarring van de conflicterende merken in elk van deze procedures rekening worden gehouden met alle elementen, feitelijk en rechtens, die partijen in elke procedure aanvoeren.”
 
“In deze omstandigheden kan op basis van de toewijzing van een oppositie, waardoor de parallelle procedures weliswaar zonder voorwerp raken, geenszins worden vastgesteld welke partij in deze parallelle procedures in het ongelijk zou zijn gesteld. De vaststelling van de verliezende partij in een bepaalde procedure mag immers alleen berusten op het voorwerp en het feitelijke en juridische kader van die procedure, zoals bepaald door de vorderingen van partijen.”
 
“Zonder dat uitspraak behoeft te worden gedaan over de gevolgen van een beslissing tot afwijzing van een merkaanvraag, vloeit bovendien uit de beslissing tot toewijzing van een van de tegen deze aanvraag ingestelde opposities geenszins automatisch voort – zoals de bestreden beslissing vooronderstelt – dat de aanvrager van het geweigerde merk wordt verwezen in de kosten van alle eventuele parallelle procedures.”
Lees hier het arrest.

 

IEF 2941

Lichtproject

gloeilamp.gifRechtbank Breda, 15 november 2006, KG ZA 06-495, Karma Design BV en Van Gelderen Beheer BV tegen Immen Consultancy BV en Paul Jacques Benjamin van Gelderen (Met dank aan Rutger van Rompaey, Rassers) .
 
Schending auteursrechten op verlichtingsprojecten en op de foto’s ervan.
 
Wat ging er aan vooraf. Twee broers Fred en Paul werken samen in het bedrijf Karma. Karma houdt zich onder andere bezig met advies omtrent lichttoepassingen en armaturenontwerp. Na beëindiging van de samenwerking, start Paul het bedrijf Immen dat zich eveneens bezig houdt met adviezen omtrent lichttoepassingen. Op de website van Immen staan foto’s van situaties waarin Paul heeft geadviseerd. Een aantal foto’s is door Paul gemaakt in de tijd dat hij nog medebestuurder was van Karma. Op deze foto’s staan diverse door Karma ontworpen en gerealiseerde verlichtingsprojecten afgebeeld.
 
Karma en Beheer vorderen onder meer de rechter Immen en Paul te bevelen de foto’s van de door Karma ontworpen en gerealiseerde verlichtingsprojecten van haar website te verwijderen en hen te gebieden iedere verwijzing naar door Karma gerealiseerde projecten te staken en gestaakt te houden. De rechtbank wijst de vorderingen toe.

De rechter stelt vast dat op de foto’s de lichtarmaturen zijn afgebeeld die door Karma zijn ontworpen en vervaardigd en dat deze armaturen werken zijn in de zin van de Auteurswet. “Nu de foto’s de lichteffecten beogen af te beelden en daarmee noodzakelijkerwijs tevens die armaturen, is reeds om die reden sprake van inbreuk op de auteursrecht van Karma op die armaturen, zodat publicatie daarvan op de website van Immen als inbreuk op de auteursrechten van Karma op die armaturen dient te worden aangemerkt”.
 
De rechter acht ook de verlichtingsprojecten auteursrechtelijk beschermd. “Dit blijkt onder meer uit de keuzes voor het aantal lichtbronnen, de sterkte daarvan, de wijze waarop Karma de armaturen heeft geplaatst en andere keuzes die samen de beoogde lichteffecten toe stand hebben gebracht. Karma heeft om tot deze lichteffecten te geraken creatieve arbeid moeten verrichten en de lichteffecten verdienen daarom als werk auteursrechtelijke bescherming”.
 
Dat de foto’s zijn gemaakt door Paul verandert de zaak niet. Volgens de rechter is de creatieve inbreng van Paul niet voldoende om van een nieuw werk in de zin van de Auteurswet te kunnen spreken.
 
De stelling dat Paul in strijd met de overnameovereenkomst zou hebben gehandeld, kan in dit kortgeding niet met voldoende zekerheid worden beantwoord. De geldvordering wijst de Voorzieningenrechter af.
 
De werkelijk gemaakte proceskosten worden toegewezen en vastgesteld op € 8.500,=.

Lees het vonnis hier.