IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22633
28 april 2025
Uitspraak

Voorzieningenrechter wijst inbreukvorderingen in octrooizaak over trappanelen toe

 
IEF 22668
28 april 2025
Uitspraak

Betonblock c.s. trekt ongerechtvaardigd voordeel uit onderscheidend vermogen en reputatie LEGO-merk

 
IEF 3566

schroeven en moeren auteursrecht

hendriks.bmpRechtbank 's-Gravenhage 27 februari 2007 (bij vervroeging), KG ZA 07-117, Hendriks Stalen Bekistingtechniek B.V. tegen Konosch Nederland B.V.

Zeer lezenswaardig vonnis over de vraag of het ontwerp voor de wandbekisting een auteursrechtelijk beschermd werk is. Tevens rijst ambtshalve de vraag, of dit wel een zaak betreffende handhaving van een recht van intellectuele eigendom in de zin van de Handhavingsrichtlijn met de daarbij behorende kostenveroordeling betreft, nu er geen auteursrechtelijk werk wordt gezien in het ontwerp.

Hendriks vordert onder meer een auteursrechtinbreukverbod op het ontwerp voor haar Hebewa 04 wandkist en een verbod tot slaafse nabootsing daarvan. De rechtbank stelt dat het ontwerp voor de wandbekisting van Hendriks geen auteursrechtelijk beschermd werk is: "Dergelijke producten kunnen weliswaar een eigen karakter hebben, doordat constructeurs daarvan te maken hebben met deels tegenstrijdige technische eisen en daarbij keuzes moeten maken die tot op zekere hoogte een subjectief karakter dragen. Maar dat neemt niet weg dat in zeer overwegende mate het ontwerp voor betonbekistingswanden technisch is bepaald. Een "schroeven en moeren" auteursrecht kennen wij volgens de heersende opvatting niet in Nederland. Anders gezegd: De vormgeving van de bekisting vloeit vrijwel uitsluitend voort uit de wens of noodzaak zekere technische effecten te bewerkstelligen. Daar dienen tevens onder te worden begrepen wettelijke beveiligingseisen en zaken als gebruiksvriendelijkheid en arbeidsergonomie bij zowel stortgebruik, als bij op- en afbouw, als bij transport van de kisten."

 

De rechtbank vervolgt: "Hendriks' betoog ten faveure van het aanmerken van de Hebewa 04 als auteursrechtelijk werk scharniert om een aantal beweerdelijk onderscheidende uiterlijke kenmerken van haar wandkist die zowel afzonderlijk, als qua totaalindruk een auteursrechtelijk relevant eigen karakter en een persoonlijk stempel voor de vormgeving ervan zouden opleveren. Naar voorlopig oordeel is daarvan geen sprake", zelfs niet als wordt afgedaald naar een betrekkelijk detailniveau, aldus de rechtbank.

Op grond van het voorgaande kan ook de vordering op de grondslag van slaafse nabootsing niet worden toegewezen.

Met betrekking tot de Handhavingsrichtlijnconforme proceskostenveroordeling overweegt de rechtbank als volgt: "Omdat voorshands geen auteursrechtelijk werk wordt gezien in het ontwerp voor de Hebewa 04, is ambtshalve de gedachte opgekomen of dit wel een zaak betreffende handhaving van een recht van intellectuele eigendom in de zin van de Handhavingsrichtlijn betreft, zodat bij een kostenveroordeling desgevorderd conform die richtlijn dient te worden toegewezen. Die vraag wordt voorshands bevestigend beantwoord, nu inzet is schending van een ingeroepen auteursrecht, welke vordering evenwel vervolgens wordt afgewezen – betrekkelijk toevallig in dit geval wegens het slagen van het verweer dat een voor een auteursrechtelijk werk vereist eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt, ontbreekt. Inzet van de zaak was auteursrechtinbreuk. Behoudens hier niet aan de orde zijnde gevallen van misbruik van recht, is het geschil daarmee te duiden als een zaak van handhaving in de zin van bedoelde richtlijn geworden."

Lees het vonnis hier.

 

IEF 3565

Huismerk neemt plaats A-merk in

bechui.gifOp zijn minst geestig vervolg op de roemruchte en inmiddels geschikte Unilever-AH Huismerkenzaak. Onder de titel ‘AH verslikt zich in reclame voor eigen merk’ bericht de Stentor: 

”Al jaren gebruikt Albert Heijn - bezoekster Jannie Kuilder het cholesterolverlagende Becel. Toen zij dan ook door Allerhande, het gratis tijdschrift van haar grootgrutter, werd geïnterviewd over haar lievelingsproduct, werkte ze daar graag aan mee. Maar toen zij het januari - nummer van het blad opensloeg, viel ze van haar stoel van verbazing: op de foto die van haar was gemaakt met een kuipje Becel in haar handen, was dat met de computer vervangen door een kuipje cholesterolverlagende margarine van het huismerk Albert Heijn. En ook in de begeleidende tekst was de merknaam Becel consequent vervangen door door die van het eigen Ah-merk. "Pijnlijk," erkent een woordvoerder.”

Lees hier meer. Lees het huismerkvonnis van de Rechtbank Arnhem hier.

IEF 3564

All IP Agreement

nsm.gifCommission warns Microsoft of further penalties over unreasonable pricing as interoperability information lacks significant innovation. (…) Competition Commissioner Neelie Kroes said, “Microsoft has agreed that the main basis for pricing should be whether its protocols are innovative. The Commission's current view is that there is no significant innovation in these protocols.”

Microsoft provides two separate licensing arrangements to companies wishing to obtain the interoperability information as foreseen by the 2004 Decision's remedy. The first is a 'No Patent Agreement', allowing licensees to use the protocols which together comprise the interoperability information, but without taking a licence for patents which Microsoft claims necessary, a claim disputed by some third parties. The second (the 'All IP Agreement') combines this first licence with a licence for these disputed patents. Companies therefore have a choice of agreement, depending on whether they consider they need a patent licence. Both licences confirm that an assessment of the reasonableness of Microsoft's prices depends on whether there is innovation in the protocols, and, if there is, what is charged for comparable technologies in the market.

(…) The Commission's preliminary view is that there is virtually no innovation in the 51 protocols in the 'No Patent Agreement'  where Microsoft has claimed non-patented innovation, and that Microsoft's current royalty rates for this agreement are therefore unreasonable.

(…) For the 'All IP Agreement', the Commission has assumed that the existence of patents indicates some associated innovation, although third parties remain free to challenge Microsoft's patent claims before an appropriate court or to implement software that, in their view, does not infringe the patented technology. In any event, the Trustee's analysis is that most of the information relates only to solving problems specific to Windows, and will not improve the functionalities of the licensee's own operating systems. The Trustee has also provided evidence to the Commission that comparable technologies to these were provided royalty-free.

(…) In light of these elements, the Commission takes the preliminary view that Microsoft's current royalty rates for its 'All IP Agreement' are also unreasonable.

Lees het gehele persbericht hier.

IEF 3563

Schoolkeuzeformulieren

Rechtbank Alkmaar 1 maart 2007, LJN AZ9731, School en Onderwijs Services B.V. tegen Stichting OBD Noordwest

Auteursrecht. Eiseres is niet-ontvankelijk in haar vordering, nu niet is gebleken dat de maker zijn auteursrecht heeft overgedragen.

Partijen verrichten onderzoeken van leerlingen op scholen ten behoeve van te maken (school)keuzes. Beiden maken voor rapportages - in de vorm van formulieren - gebruik van het computerprogramma Access. Sos vordert onder meer de stichting te verbieden om de formulieren te gebruiken die (vrijwel) gelijk zijn aan de door Sos gehanteerde formulieren en de nog in haar bezit zijnde formulieren te vernietigen.

Sos wordt niet-ontvankelijk verklaart in haar vordering aangezien Sos heeft nagelaten de juistheid van de stelling dat de maker van de formulieren zijn auteursrechten heeft overgedragen aan Sos te onderbouwen. Dat volgens de raadsman van Sos de auteursrechten ongetwijfeld als activa in de administratie van Sos terug te vinden zijn, doet hieraan niet af nu dit niet met stukken is onderbouwd.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 3562

De aard van de ondernemingen

chvvo.gifGerechtshof Arnhem, 27 februari 2007, rolnummer 2006/933KG Vacansoleil B.V. tegen Otahal h.o.d.n. Campingholidays-vvo Nederland.nl (met dank aan Alma Theunissen, De Jonge Peters Remmelink Advocaten). 

Handelsnaamgeschil. Geen exclusiviteit op algemeen gebruikelijke termen. Geen inburgering. Vermoedelijk de eerste richtlijnconforme proceskostenveroodeling in hoger beroep.

In dit geding stelt Vacansoleil — dat sinds 2000 kampeervakanties aanbiedt onder de naam Vacansoleil Camping Holidays — dat Otahal inbreuk maakt op Vacansoleils handelsnaamrechten althans onrechtmatig handelt doordat Otahal de naam ‘Campingholidays-vvo Nederland’ voert en de internetdomeinnaam ‘campingholidays-vvo.nl’ gebruikt. De voorzieningenrechter heeft de op die stelling gebaseerde vorderingen afgewezen omdat zij, kort gezegd, van oordeel was dat de woorden ‘camping holidays’ louter beschrijvend waren voor de aard van de ondernemingen van partijen, en dat deze woorden niet met een beroep op art. 5 Hnw gemonopoliseerd konden worden.

Het hof volgt de rechtbank: “Aldus heeft Vacansoleil, door in de handelsnaam waaronder zij haar kampeervakanties aanbiedt de woorden ‘camping holidays’ op te nemen, zelf het risico genomen dat andere marktpartijen bij het aanbieden van hun kampeervakanties gebruik maken van een in de handelsnaam van Vacansoleil voorkomende term. In dat verband is van belang dat het gebruik van Engelstalige aanduidingen van aangeboden zaken en diensten in Nederland bepaald niet ongebruikelijk is, zeker niet in de reisbranche. Het enkele feit dat Vacansoleil in haar handelsnaam niet de productaanduiding kampeervakanties maar het Engelse ‘camping holidays’ gebruikt, kan derhalve niet met zich meebrengen dat Vacansoleil een exclusief gebruik van die aldus als algemeen gebruikelijk te kwalificeren — term kan bewerkstelligen. Een en ander mondt uit in het oordeel dat Vacansoleil niet met een beroep op art. 5 Hnw andere aanbieders van kampeerreizen het gebruik van de woorden ‘camping holidays’ kan verbieden en op die manier die aanduiding kan monopoliseren.

Dat wordt niet anders door het gegeven dat Vacansoleil uitgebreide (reclame)inspanningen heeft gedaan teneinde de bekendheid van haar handelsnaam ‘Vacansoleil camping holidays’ te vergroten. Tot een beschermenswaardige ‘inburgering’ van de woorden ‘camping holidays’ (zonder het voorvoegsel ‘Vacansoleil’) kunnen die inspanningen niet leiden.” (4.2)

”Voor zover Otahal het ontstaan van enige verwarring kan worden tegengeworpen, zou die verwarring dus het gevolg moeten zijn van een grote mate van overeenstemming van de handelsnamen van partijen buiten de productaanduiding ‘camping holidays’. Gelet op het grote verschil tussen enerzijds het voorvoegsel ‘Vacansoleil’ en anderzijds de uitgang ‘vvo’ kan van een dergelijke — aan Otahal te verwijten — verwarring geen sprake zijn. Voor het overige is gesteld noch gebleken dat een van partijen de aanduiding ‘camping holidays’ ook zonder het voorvoegsel ‘Vacansoleil’ respectievelijk de toevoeging ‘vvo’ als handelsnaam gebruikt. De stelling van Vacansoleil dat de enkele aanduiding ‘camping holidays’ of ‘campingholidays’ door het publiek wordt gebruikt als zoekterm op internet (met als resultaat verwijzingen naar de sites van hetzij Vacansoleil hetzij Otahal) onderstreept met name dat het hier inderdaad gaat om een algemeen gebruikelijke aanduiding voor de door partijen aangeboden producten. Op zichzelf kan die stelling echter niet leiden tot het oordeel dat de gestelde verwarring die daarvan het gevolg is, aan Otahal moet worden verweten.”(4.3)

”Uit deze beschouwingen volgt naar het voorlopig oordeel van het hof niet alleen dat Vacansoleil Otahal het gebruik van de namen ‘Campingholidays-vvo Nederland’ en ‘campingholidays-vvo.nl’ niet kan verbieden met een beroep op art: 5 Hnw, maar ook dat Otahal niet in strijd met art. 5b Hnw of anderszins onrechtmatig handelt door die namen te gebruiken bij het aanbieden van kampeerreizen.” (4.4)

Proceskosten

“In het incidenteel appel betoogt Otahal dat de voorzieningenrechter Vacansoleil niet in de geliquideerde, maar in de volledige proceskosten had moeten veroordelen. Daartoe beroept Otahal zich op art. 14 van richtlijn 2004/48/EG (richtlijn van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten), althans op de verplichting van de nationale rechter om het Nederlandse recht (met name art. 237 e.v. Rv) richtlijnconform uit te leggen.

Gelet op de verstreken uiterste datum voor implementatie van de richtlijnbepalingen, 29 april 2006, en het gegeven dat het Nederlandse recht geen dwingende voorschriften bevat die tot toepassing van het zogeheten liquidatietarief dwingen, komen in een geding als het onderhavige alle ‘redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt’ voor vergoeding in aanmerking. Vacansoleil heeft zich op zichzelf niet verweerd tegen toewijzing van de door Otahal in dit verband gevorderde kosten. Ook anderszins is niet gebleken dat deze kosten niet aan voornoemd criterium voldoen.

Het incidenteel beroep moet dus leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis op  het punt van de proceskosten, en toewijzing van het in dit verband gevorderde bedrag van  € 6.417,05, zijnde de werkelijke kosten van rechtsbijstand voor het geding in eerste aanleg  (te vermeerderen met het ook door de voorzieningenrechter toegewezen vastrecht ad €248,--).

Als de in het ongelijk gestelde partij zal Vacansoleil daarnaast in de kosten van zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep worden veroordeeld. Ook in hoger beroep heeft Otahal aanspraak gemaakt op vergoeding van de werkelijk door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand ad € 2.904,69. Gelet op het onder 4.7 overwogene, en op het feit dat ook van deze kosten niet is gebleken dat zij niet aan voornoemd criterium voldoen, zal het hof ook deze kosten toewijzen.” (4.6.- 4.9)

Lees het arrest hier (inclusief vonnis Rechtbank Zutphen).

IEF 3561

Bijzonder hoogleraar

engelen.jpg

Het Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht (CIER), Molengraaff Instituut voor Privaatrecht, Universiteit Utrecht maakt bekend dat met ingang van 20 februari 2007 bij het CIER is benoemd tot bijzonder hoogleraar Licentiering en overdracht van technologie Mr Th.C.J.A. van Engelen, advocaat bij Ventoux Advocaten te Utrecht.

IEF 3560

Handhaving

Kamerstukken  30392 , nr. D, Eerste Kamer. Implementatie Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten.

Eindverslag (teneinde als hamerstuk af te doen) van de vaste commissie voor justitie,  vastgesteld 27 februari 2007:

Na kennisneming van de memorie van antwoord acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.  

Lees alle relevante kamerstukken hier.  

IEF 3559

Het auteursrecht ten aanzien van de postcode

2k.bmpKamerstukken 30968, nrs. 2 en 3,  2e Kamer. Regels omtrent de basisregistraties adressen en gebouwen (Wet basisregistraties adressen en gebouwen); Voorstel van wet en MvT.

Het wetsvoorstel voorziet in een basisregistratie met gegevens over adressen en een basisregistratie met gegevens over enkele met gebouwen samenhangende objecten. Artikel 33 betreft het auteursrecht:

‘Artikel 33: Bij verstrekking van gegevens als bedoeld in artikel 32, eerste lid:
a. is het auteursrecht voorbehouden, en
b. zijn de rechten, bedoeld in artikel 2 van de Databankenwet, voorbehouden aan burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de Dienst.’

MvT bij Artikel 33, onderdeel a:

‘Het auteursrecht ten aanzien van de postcode is, op de wijze die is voorgeschreven in artikel 15b van de Auteurswet 1912, uitdrukkelijk voorbehouden. De verstrekking van de postcode vanuit de adressenregistratie doet dus niets af aan het auteursrecht van Koninklijke TNT Post BV.’

Lees het voorstel hier. Lees de MvT hier.

IEF 3558

Gouden tip

Rechtbank Rotterdam, 12 februari 2007, LJN: AZ9388. Verkoopcentrale van Tabaksprodukten Holland B.V. tegen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tabaksreclame: “Het demonstreren tijdens de beurs van het assembleren van een cigarillo met de ‘Golden Tip’ filterhuls tot sigaret, dient naar het oordeel van de rechtbank te worden gekwalificeerd als een handeling in de economische sfeer met als doel de verkoop van tabaksproducten te bevorderen. Voorts valt uit de stukken af te leiden dat eiseres ook voor de met een cigarillo gevulde ‘Golden Tip’ filterhulzen reclame heeft gemaakt, zowel door middel van het tonen er van als door middel van de poster, waarop het publiek werd geattendeerd op de mogelijkheid van het kopen van een totaalpakket, bestaande uit tabaksproducten, ‘Golden Tip’ filterhulzen, en aansteker, een sigarettenkoker en een sigarensnijder voor een prijs van ? 13,540. De rechtbank is van oordeel dat eiseres het reclameverbod van artikel 5, eerste lid, van de Tabakwet heeft overtreden en dat de uitzondering van artikel 5, derde lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet zich niet voordoet.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 3557

Naar de Tweede Kamer gestuurd

octrobew.JPGEZ bericht: Wijzigingsvoorstel Rijksoctrooiwet 1995 naar Tweede Kamer. De Rijksoctrooiwet 1995 wordt gewijzigd om het midden- en kleinbedrijf meer rechtszekerheid te geven en het bewustzijn van de voordelen van octrooien te vergroten. Het wetsvoorstel is na instemming van de Rijksministerraad naar de Tweede Kamer gestuurd.

De belangrijkste wijzigingen in de wet zijn de afschaffing 6-jarig octrooi, het Engelstalig indienen (met conclusies in het Nederlands) het verkorten van de taksenvrije periode en minder passieve inzet van het OCN in adviesprocedures.

Lees toelichting en (o.a.) het voorstel van wet hier.