IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 22222
4 september 2024
Artikel

Nieuw op IE-C.nl: inleidend commentaar op AI Act

 
IEF 22221
4 september 2024
Artikel

Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations

 
IEF 2288

Juridisch nog steeds niets mis mee

Gerechtshof Arnhem, 4 juli 2006, 06/416. Drieman Makelaardij , Borgdorff Makelaars & NVM tegen Alletekoopstaandehuizen.nl B.V. (Met  dank aan Dirk Visser en Adonna Alkema, Klos Morel Vos & Schaap)

Hoger beroep in de Zoekallehuizenzaak. Bespreking van 16 grieven en een ten overvloede. Het Hof bekrachtigt het veelbesproken vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 16 maart. Een snelle samenvatting in (gecomprimeerde) citaten:

De investeringen waarover het hier gaat moeten dus met name betrekking hebben op het aanleggen van de databank als zodanig. Naar het voorlopig oordeel van het hof hebben de makelaars ook In hoger beroep niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in verband met het verkrijgen, controleren of presenteren van de gegevens op de website aanzienlijke investeringen hebben moeten doen die zij anders niet zouden hebben gedaan.

De kosten die betrekking hebben op het verzamelen van gegevens van de woningen die te koop worden aangeboden. moeten de makelaars in het kader van hun dienstverlening zo niet geheel dan toch grotendeels toch al maken. De kosten die gemoeid zijn met het vervaardigen van een website, kunnen evenmin als relevante investeringen gelden, omdat in de huidige tijd elke zich respecterende ondernemer een website heeft en de makelaars nok anders dan voor het publiceren van de woninggegevens al een website nodig zouden hebben. 

Het is immers hun taak naar buiten bekend te maken welke woningen zij in de verkoop hebben. In de huidige tijd is gebruik van intemet daartoe de meest effectIeve en volgens de makelaars zelfs onmisbare voorwaarde- ZAH heeft naar het voorlopig oordeel van het hof terecht aangevoerd dat het plaatsen door een makelaar van gegevens op de website en het bijhouden van deze website niet zodanig ingewikkelde handelingen meebrengen dat daaruit zou kunnen volgen dat daaraan substantiële investeringen verbonden zijn.

Het hof verenigt zich met het oordeel van de voorzieningenrechter dat het ophalen van de volledige webpagina’s met het doel daaraan gegevens te ontlenen, geen verveelvoudiging oplevert omdat het door artikel 13a van de Auteurswet 1912 aan dat begrip wordt onttrokken.

Naar oordeel van de voorzieningenrechter is bij het overnemen van adresgegevens, vraagprijs en enkele regels uit een meer omvangrijke beschrijving en het plaatsen daarvan op haar website bij een hyperlink, sprake van een citaat in een ‘uiting met een vergelijkbaar doel” als bedoeld in artikel 15a Aw 1912, nu aan alle voorwaarden als in deze bepaling bedoeld is voldaan. Uit de wetsgeschiedenis van voormelde bepaling blijkt dat het contextvereiste is vervallen, althans dat daaraan geen groot gewicht meer behoeft te worden gehecht, en dat aan de bepaling een ruimere betekenis dan alleen citeren in de context van kritiek of recensies toekomt.

Voor het onderhavige geval is zowel kenmerkend als beslissend dat de ontlening en de vermelding op de website van ZAH globaal hetzelfde doel dienen als de makelaars nastreven, namelijk de aandacht van potentiële kopers op het object vestigen. ZAH doet in feite niet meer dan nodig is om de gebruiker in staat te stellen de voor hem (mogelijk) van belang zijnde websites van de makelaars te vinden door daarnaar te verwijzen via enkele belangrijke gegevens. Het gebruik van deze gegevens valt te beschouwen als of staat op gelijke voet met het citeren uit een werk ten behoeve van een aankondiging. Het heeft immers de strekking de gebruiker aan te kondigen wat hij te zien zal krijgen als hij de door ZAH aangeboden hyperlink volgt.

Anders dan de makelaars menen, doet in de in deze zaak gegeven context uiteraard niet ter zake dat ZAH zelf geen tekst heeft opgesteld. Het gaat ZAH immers om de duidelijkheid van de signalering en niet om haar eigen omschrijving van het object Het ontlenen van de kerngegevens kan in verband met de verwijzing naar de website van de betrokken makelaar als proportioneel worden aangemerkt.

In de context van het gebruik als hiervoor is omschreven kan in de verkleining van de foto’s geen vorm van aantasting worden gezien. De verkleinde foto’s dienen immers alleen om de gebruiker behulpzaam te zijn bij het zoeken van objecten die te vinden zijn op de websites van de makelaars (en anderen) en zijn klaarblijkelijk bedoeld om de gebruikers samen met de tekst een (eerste) indruk te geven van het object. Dat zij tot dat doel een redelijk en gangbaar middel zijn, wordt bevestigd door de homepages van de websites van Drieman en Borgdorff waar op soortgelijke wijze van verkleinde foto’s gebruik wordt gemaakt om te verwijzen naar de verschillende aan onderscheiden aangeboden woningen gewijde pagina’s.

De omstandigheid dat de makelaars technische beschermingsmaatregelen hebben genomen brengt niet mee dat op deze grond niet van openbaarmaking moet worden gesproken. De technische maatregelen zijn immers, naar voorshands voldoende is komen vast te staan, niet gericht (geweest) op het verhinderen van openbaarmaking, doch op het tegengaan van het aanleggen van deeplinken, in het bijzonder door ZAH. Het eventueel doorbreken van de technische blokkades leidt daarom niet tot het bereiken van een nieuw publiek of van een publiek dat de makelaars juist wilden weren van de websites. De makelaars hebben niet aan de hand van concrete stellingen het tegenovergestelde aannemelijk gemaakt.

ZAH houdt vol dat zij doeltreffende maatregelen, in elk geval het verhinderen van het aanleggen van deeplinks, respecteert, maar betwist voor het overige dat van zodanige maatregelen sprake is. Technische voorzieningen worden pas geacht doeltreffend te zijn indien het opvragen en hergebruiken van een databank door de producent van de databank wordt beheerst door middel van toegangscontrole of door middel van een beschermingsprocédé of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt. Uit hetgeen bij pleidooi in hoger beroep is aangevoerd, kan het hof niet afleiden dat ZAH dergelijke voorzieningen heeft omzeild. Voorzieningen die uitsluitend gericht zijn tegen ZAH als zodanig vallen niet onder de wettelijke bescherming en het ontgaan daarvan levert niet onrechtmatig handelen van ZAH op.

De makelaars kunnen zich door het op hun website vermelden van algemene voorwaarden niet eenzijdig een recht voorbehouden dat zij anders niet bezitten. Zij kunnen ook niet zonder meer door het gebruik van algemene voorwaarden de rechten van anderen beperken. Door het stellen van algemene voorwaarden kan evenmin de werking van wettelijke uitzonderingen op auteursrechtelijke bescherming ongedaan gemaakt worden. De makelaars hebben niet duidelijk gemaakt op grond waarvan zij dat wel zouden kunnen doen anders dan door het claimen van rechten waarvan het bestaan in het voorafgaande al is afgewezen.

De voorzieningenrechter verwierp de stellingen van de makelaars dat ZAH onrechtmatig handelt door, kort samengevat, het profiteren van en parasiteren op de investeringen en prestaties van de makelaars, het verwerven van een onrechtmatige voorsprong en het toebrengen van schade aan de makelaars onder meer door slordigheden en fouten op de website van ZAH wat betreft de vermelding van gegevens. Volgens de makelaars handelt ZAH ook onrechtmatig door gebruik te maken van de systemen van de makelaars, door inbreuk te maken op hun exclusieve rechten, door ontduiking van beschermingsmaatregelen en door het op kosten jagen van de makelaars.

Zoals het hof hiervoor  heeft overwogen, kan van onrechtmatig handelen slechts sprake zijn als ZAH onzorgvuldig handelt of de belangen van de makelaars nodeloos schaadt. Daarvan is voorshands onvoldoende gebleken. ZAH is niet als bemiddelaar werkzaam op de markt van de makelaars en treedt niet in concurrentie met de makelaars. Zij ontleent haar informatie aan de van de websites van de makelaars en maakt dat naar buiten duidelijk. Het hof ziet niet in dat van misleiding of van reputatieschade sprake is.

De grieven treffen geen doel. Voor bewijsvoering leent de procedure die strekt tot het geven van een voorlopige voorziening, zich niet. Het hof acht ook op grond van een belangenafweging de vorderingen van de makelaars niet toewijsbaar.

Het hof voegt ten overvloede aan de afwijzing van de vorderingen nog het volgende toe in verband met het verweer van ZAH betreffende de mededingingsrechtelijke aspecten. Tussen partijen staat als niet of onvoldoende weersproken vast dat NVM met ongeveer 3.900 leden een zeer aanzienlijk gedeelte, circa 80 tot 85% procent, van de woningmakelaars in Nederland vertegenwoordigt. Door de NVM wordt eveneens  een website geëxploiteerd (Funda) waar een substantieel deel van het woningaanbod van de bij de NVM aangesloten makelaars wordt getoond.

Uitsluitend NVM-makelaars kunnen hun woningbestand bij Funda aanmelden. ingevolge het NVM reglement zijn NVM-makelaars gehouden om woningen die zij ten verkoop aanbieden, eerst aan te melden bij Funda alvorens deze op hun eigen website te plaatsen; wordt na deze aanmelding een wachttijd van ten minste 24 uur aangehouden alvorens de te verkopen woning op Funda wordt vertoond: mogen zij geen woningen uit het bestand van een andere NVM-makelaar in hun website opnemen en mogen zij er niet aan meewerken dat de woningen In het Fundabestand ook via andere zoekmachines te vinden zijn. Anders dan op de websites van de afzonderlijke makelaars, komt op Funda nagenoeg het gehele landelijke woningaanbod in beeld, voor zover de woningen door NVM-makelaars worden aangeboden.

De NVM heeft de bij haar aangesloten makelaars geadviseerd maatregelen te nemen om te voorkomen dat ZAH de op hun afzonderlijke websites vermelde woningen opneemt in de website van ZAH, waartoe de makelaars werden opgeroepen technische beschermingsmaatregelen te nemen (zoals deze werden aangeboden door de aan NVM gelieerde ICT- onderneming Realworks) en de bedoelde copyright notice op te nemen (een voorbeeldtekst is op de website van de NVM geplaatst).

Naar het voorlopig oordeel van het hof hebben deze adviezen de strekking om de mededinging op do landelijke woningmarkt zoals die via het internet wordt geëtaleerd, in te perken, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 6 Mededingingswet. Ook om deze reden kunnen de op de websites van de makelaars opgenomen copyright notices geen effect sorteren.

Het Hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 16 maart.

Lees het arrest hier.

Vonnis Rechtbank Arnhem van 16 maart hier.

IEF 2287

De reputatie van de wuppie

Alles ist nog nicht vorbei. De Telegraaf bericht dat “Wuppie-fabrikant Interall B.V. spant een kort geding aan tegen de Eindhovense entertainer Johan Vlemmix. Het kort geding dient vrijdag voor de rechtbank Den Bosch. De eigenaar van het merk wuppie eist dat Vlemmix onmiddellijk stopt met het ten gehore brengen van zijn wuppie-lied.”
 
De zanger zou met zijn liedje 'Allemaal wuppies' associaties met drankmisbruik en carnavalsstemming oproepen, waarmee afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van de wuppie. Bovendien zouden de wuppies met het liedje belachelijk gemaakt worden.

„Met de wuppie kan niet worden gesold.” stelt Interall. De zanger is alleen verbaasd„Ik heb alleen maar een liedje gezongen. Niet om geld te verdienen, als ik er wat aan verdien schenk ik het wel aan Interall. Iedereen vindt het leuk.”

Lees hier meer.

IEF 2286

Lex Loci

Kamerstukken  23490, nr. 421  2e Kamer. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("ROME II") (bijlage bij 23490, nr. 421)

Opgenomen in de kamerstukken.: “Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("ROME II")”

“Ten aanzien van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten dient het algemeen erkende beginsel lex loci protectionis te worden gehandhaafd. Voor de toepassing van de onderhavige verordening wordt onder intellectuele-eigendomsrechten bijvoorbeeld verstaan, het auteursrecht, de naburige rechten, het recht sui generis inzake de bescherming van gegevensbestanden, en de industriële-eigendomsrechten.”

IEF 2285

Overwegende en constaterende

Kamerstuk 28989, nr. 37, 2e Kamer.  Cultuurnota 2005-2008; Motie van het lid Dittrich om bij het beheer van muziekrechten in de EU de culturele diversiteit onder de aandacht te brengen. Voorgesteld 27 juni 2006.

“(…) constaterende, dat als gevolg van een aanbeveling van de Europese Commissie in oktober 2005 over liberalisatie van het collectieve beheer van muziekrechten in de online-omgeving er een ontwikkeling gaande is, waarbij sprake is van concentratie van muziekrechten bij slechts een paar van de allergrootste collectieve beheersorganisaties, hetgeen funest is voor de inkomensvorming van minder populaire componisten, tekstdichters en kleinere uitgeverijen in middelgrote en kleine lidstaten van de Europese Unie;”

Motie van het lid Dittrich c.s.

Voorgesteld 27 juni 2006

De Kamer,

gehoord de beraadslaging, overwegende, dat het collectieve beheer van muziekauteursrechten belangrijk is voor de inkomensvorming van componisten, tekstschrijvers en muziekuitgevers;

overwegende, dat in Nederland Buma/Stemra als beheersorganisatie uitgebreid steun geeft aan activiteiten en evenementen die de Nederlandse muziekcultuur bevorderen en dat zodoende wordt bijgedragen aan de Europese culturele diversiteit op muziekgebied;

constaterende, dat als gevolg van een aanbeveling van de Europese Commissie in oktober 2005 over liberalisatie van het collectieve beheer van muziekrechten in de online-omgeving er een ontwikkeling gaande is, waarbij sprake is van concentratie van muziekrechten bij slechts een paar van de allergrootste collectieve beheersorganisaties, hetgeen funest is voor de inkomensvorming van minder populaire componisten, tekstdichters en kleinere uitgeverijen in middelgrote en kleine lidstaten van de Europese Unie;

overwegende, dat veranderingen in het beleid ten aanzien van collectief beheer van auteursrechten het beste door middel van een juridisch bindend instrument als een richtlijn tot stand kunnen worden gebracht; verzoekt de regering in de diverse vergaderingen die in Europa over dit thema worden gehouden, het belang van behoud van culturele diversiteit onder de aandacht te brengen; nodigt de regering uit de ontwikkelingen met betrekking tot de toepassing van de aanbeveling nauwlettend te volgen en de Kamer over harmonisatie- initiatieven op dit gebied tijdig te informeren,”

Dittrich, Van Vroonhoven-Kok, Leerdam, Nijs

IEF 2284

Over zijn haardos

"De Telegraaf bericht dat Gerard Joling eindelijk zijn zin krijgt. “De DA drogist heeft per direct het spotje waarin zij net doen of de zanger praat over zijn haardos uit de ether gehaald. "Ik hoop dat alle reclamebureau's hier iets van leren", reageert hij opgelucht.(…) De diva is het meer dan zat dat iedereen zomaar gratis meelift op zijn bekendheid.”

IEF 2283

Ei van Columbus

Rechtbank Leeuwarden, 3 juli 2006, KG ZA 05-263. Columbus Concepts V.O.F. tegen J. Wijnia & Belovo S.A. (met dank aan Gino van Roeyen, Banning Advocaten)
 
Merkinbreukzaak. De inleiding en duur van het geschil doen vermoeden dat om een zeer ingewikkelde kwestie gaat, doch de rechter doet de zaak in twee rechtsoverwegingen af. Geen auteursrecht op woordmerk. 
 
Sinds september 1996 is Columbus Concepts actief als groothandel en producent van toko-artikelen, en handelt onder meer via internet onder een aantal domeinnamen met daarin het woord Columbus. Ook is Columbus Concepts houder van een woord- en een aantal woord/beeldmerken met daarin het woord Columbus.

Columbus Concepts maakt bezwaar tegen het gebruik van de naam Columbus door Belovo en haar Nederlandse distributeur Wijnia. Belovo gebruikt deze naam voor een concept dat uitgaat van de oorspronkelijke natuurlijke voeding van kippen en het evenwicht dat dat oplevert tussen de vetzuren omega-3 en omega-6 in eieren. Belovo heeft het woordmerk Columbus (verschillende malen) als woordmerk geregistreerd voor klasse 29 (verse eieren in hun schaal).


Partijen putten uitvoerig uit hun arsenaal aan merkinschrijvingen, domeinnamen, handelsnamen en zelfs pretense auteursrechten op een woordmerk (!); de rechter oordeelt ten eerste dat er geen sprake is van verwarringsgevaar en er derhalve geen merkinbreuk is.
 
"Hoewel de gedeponeerde woordmerken auditief overeenstemmen, moet geoordeeld worden dat de producten waarvoor partijen hun merken gebruiken zodanig verschillend zijn dat de gemiddelde consument niet zal menen dat de producten van dezelfde onderneming, althans van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn, althans is dit door Columbus Concepts onvoldoende aannemelijk gemaakt.

De producten van Columbus Concepts verschillen wezenlijk van de producten van Belovo en Wijnia; Columbus Concepts produceert rijsttafelproducten, Belovo en Wijnia niet. Daar komt bij dat het woordmerk "Columbus" van Columbus Concepts niet op zich staat maar naast een (eveneens gedeponeerd) beeldmerk, te weten ofwel de aardbol met het zeilend schip (hetgeen in verband met de door Columbus Concepts verkochte rijsttafelproducten verwijst naar lange zeereizen met specerijen uit het Verre Oosten) ofwel de historische figuur Columbus, zodat het woord Columbus, nu het om rijsttafelproducten gaat, bij Columbus Concepts andere associaties oproept dan het Columbus concept van Wijnia en Belovo, dat uitgaat van de oorspronkelijke natuurlijke voeding van kippen en het evenwicht dat dat oplevert tussen de vetzuren omega-3 en omega-6 in eieren (het Ei van Columbus). Van merkinbreuk is derhalve geen sprake.
 
Voorts is er volgens de rechter geen handelsnaaminbreuk door Belovo, aangezien zij reeds vanaf 1 april 1996 het woordmerk Columbus had gedeponeerd en Columbus Concepts pas vanaf september 1996 onder haar handelsnaam actief is geworden.
 
De rechter is verder van oordeel dat Columbus geen werk is waarop auteursrecht bestaat. Het woord Columbus bezit geen eigen, oorspronkelijk karakter en draagt evenmin het persoonlijk stempel van de maker.

Lees het vonnis hier.

IEF 2282

Nieuw Instituut

De sectie intellectuele eigendom van de afdeling ondernemingsrecht van het departement civiel recht van de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden biedt in het najaar van 2006 in samenwerking met de IE-secties van de Rijksuniversiteit Groningen en de Radboud Universiteit Nijmegen (samenwerkend in het onlangs opgerichte Trademark Law Institute), een bijzonder keuzevak Merkenrecht aan.

Het keuzevak wordt aangeboden in samenwerking met acht advocatenkantoren en met het Benelux Merkenbureau. Het vak wordt opengesteld en is bestemd voor studenten van alle universiteiten die enigszins gevorderd zijn in hun rechtenstudie en belangstelling hebben voor de intellectuele eigendom.

Colleges worden gegeven op woensdagavond van 19 tot 21 uur op locatie bij de verschillende advocatenkantoren (in Den Haag, Amsterdam en Rotterdam). Ieder kantoor neemt één onderwerp voor zijn rekening en sponsort in natura door het beschikbaar stellen van de ruimte, broodjes en drankjes en nader te bepalen studiemateriaal. Het inleidende college is in Leiden. De slotbijeenkomst bij het Benelux Merkenbureau zal worden voorgezeten door mr E.J. Numann,  lid van de Hoge Raad der Nederlanden.

Lees hier meer.

IEF 2281

Depot uit de vorige eeuw

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 29 juni 2006,  LJN: AX9786. Verpackung + Display Stabernack Jr Partner GmbH & Co. tegen BMB.

Art. 6bis BMW. Afwijzing verzoek tot inschrijving in het Benelux-merkenregister van het teken 'Euro-Display' voor displays van karton en/of papier. Na aanhouding in afwachting van HvJ  Postkantoor kan het hof deze zaak over een depot uit 1999 nu eindelijk afronden.

Eindoordeel zal geen verassing zijn voor wie Postkantoor inmiddels ook al heeft gelezen.

“Niet kan worden gezegd dat het gehele teken merkbaar verschilt van de loutere som van zijn bestanddelen. De beide in het normale taalgebruik gangbare woorden worden op een conventionele wijze aaneengeschreven, c.q. verbonden met een streepje, zonder begripsmatig, visueel of auditief de som van de afzonderlijke bestanddelen te ontstijgen. Er is geenszins sprake van een voor waren met betrekking tot displays ongebruikelijke combinatie, die een indruk wekt die ver genoeg is verwijderd van de indruk die uitgaat van de eenvoudige aaneenvoeging van de benaming van de bestanddelen.

Het vorenoverwogene brengt mee dat het teken 'EURO-DISPLAY' van huis uit elk onderscheidend vermogen mist voor displays.“

Lees het arrest hier. Aanhoudingsarrest hier.

IEF 2280

De rechter dient na te gaan

Benelux Gerechtshof, 29 juni 2006, zaken A 2005/2 en A 2005/3. N.V. Dieteren tegen BMB. (Met dank aan Camille Janssen en Pieter Veeze, BMB)

Antwoorden op vragen van uitleg van het Hof van Beroep Brussel over de juiste interpretatie van de artikelen 6bis en 6ter van de BMW.

D’Ieteren deponeerde in 2000 de woordmerken “Shop & Service” en “Executive” voor klasse 12, vervoermiddelen, middelen voor vervoer over land, door de lucht of over het water.

Het BMB weigerde de registratie van "Shop & Service" omdat het teken elk onderscheidend vermogen zou missen, omdat het slechts een beschrijving geeft van de diensten waarvoor de inschrijving werd aangevraagd. De registratie van"Executive" werd geweigerd omdat elk onderscheidend vermogen zou missen, nu het kon dienen tot aanduiding van de hoedanigheid van de betreffende waren.

Het Hof van Beroep Brussel vond één weigeringsgrond eigenlijk wat mager en vroeg zich af of de inschrijving van de tekens kon worden geweigerd om andere redenen dan de door het BMB aangevoerde weigeringsgrond van het beschrijvend karakter van het teken. Het hof zag er wel wat in om ambtshalve een andere absolute weigeringsgrond te bezigen, in het bijzonder de mogelijkheid dat het teken het vereiste onderscheidend vermogen zou missen.

Letterlijk formuleerde het hof de volgende prejudiciële vraag: “Dienen de artikelen 6bis en 6ter van de Eenvormige Wet aldus te worden uitgelegd dat deze de rechter, die vaststelt dat het merk niet onder de door het BMB aangevoerde weigeringsgrond valt, noch onder de nieuwe weigeringsgrond die het BMB eventueel in de verzoekschriftprocedure zou hebben aangevoerd, opleggen ambtshalve na te gaan of het merk onder een andere weigeringsgrond valt, zulks om te vermijden dat hij ertoe wordt gebracht de inschrijving van een teken te bevelen, dat niet voldoet aan de criteria van artikel 6bis, lid 1, BMW zoals uitgelegd in het licht van de richtlijn?”

Het antwoord van het BenGH is een bevsestiging van het vermoeden van het Hof van Beroep Brussel. “De artikelen 6bis en 6ter, van de BIV1W moeten aldus worden uitgelegd dat in een procedure ingevolge artikel 6ter van de BMW, de rechter, wanneer hij vaststelt dat het teken niet valt onder de door het BMB aanvankelijk aangevoerde absolute weigeringsgrond dat het beschrijvend van aard is, dient na te gaan of het teken niet onder een andere absolute weigeringsgrond valt, zoals vermeld in artikel 6bis, eerste lid, van de BMW, met dien verstande dat hij die vraag niet bevestigend mag beantwoorden dan nadat hij partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich op de wijze als voorzien in het toepasselijke nationale procesrecht zich uit te laten over die ambtshalve door hem in overweging genomen absolute weigeringsgrond.”

Lees de soortgelijke arresten hier en hier

IEF 2279

Ontzorgen

Rechtbank Zutphen, 30 juni 2006, ZorgSaam tegen SZVK (Met dank aan Anne Voerman, De Brauw Blackstone Westbroek)

Interessant vonnis over normaal gebruik, beschrijvende merken en associatie.

ZorgSaam is rechthebbende - krachtens een internationaal depot - op respectievelijk het Benelux woordmerk Zorgzaam, Zorgsaam en ZorgSaam en op een beeldmerk met twee gestileerde poppetjes voor warenklasse 36 (bovenste afbeelding). Stichting Zorgzaam (verder te noemen SZVK c.s.)  is rechthebbende - krachtens een internationaal depot - op een beeldmerk voor de warenklasse 36 (onderste afbeelding).

Woordmerk. De rechtbank Zutphen stelt: "Er bestaat een redelijke kans dat de bodemrechter de door SZVK c.s. aangekondigde vordering tot vervallenverklaring van het woordmerk Zorgzaam zal toewijzen. SZVK c.s. kan als belanghebbende het verval inroepen van dit merkrecht [...] nu onweersproken is gesteld dat ZorgSaam gedurende een periode van méér dan vijf jaar na de datum van het merkdepot geen normaal gebruikt heeft gemaakt van het woordmerk Zorgzaam. Ook de aangekondigde vordering tot nietigverklaring van de merken wegens het louter beschrijvende karakter daarvan, kan een redelijke kans van slagen niet worden ontzegd. SZVK c.s. kan als belanghebbende de nietigheid inroepen van het woordmerk Zorgzaam. [...] Voldoende aannemelijk is dat zorgzaam een dergelijke aanduiding is. [...] Ook de woordmerken Zorgsaam en ZorgSaam lopen derhalve een redelijke kans om in een bodemprocedure nietig te worden verklaard vanwege het louter beschrijvende karakter ervan."

Nu onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de merken door inburgering wel onderscheidende kracht hebben verworven, wijst de rechtbank alle de op bescherming van de woordmerken van ZorgSaam gerichte vorderingen af.

Beeldmerk. Ten aanzien van de beeldmerken ZorgSaam en Zorgzaam stelt de rechtbank dat deze visueel duidelijk verschillen. "Derhalve is het niet aannemelijk geworden dat het publiek (de gemiddelde consument) merk en teken niet alleen met elkaar associeert, maar ook meent dat beide van dezelfde onderneming [...] afkomstig zijn." Ook het beroep op zowel artikel 13A lid 1 onder d BMW als artikel 5a Handelsnaamwet faalt. Aldus worden de op de merkenrechten van ZorgSaam gebaseerde vorderingen afgewezen "[...] vanwege de (redelijke kans op) verval dan wel nietigheid van de woordmerken van ZorgSaam en het ontbreken van verwarringsgevaar tussen de beeldmerken van partijen."

Handelsnaam. "Nu de oudste rechten van ZorgSaam op de handelsnaam (overeenstemmend met) ZorgSaam niet aannemelijk zijn geworden, worden de op het handelsnaamrecht gebaseerde vorderingen afgewezen en kan in het midden worden gelaten of de beschermingsomvang van deze beschrijvende handelsnaam zodanig is dat Zorgsaam zich kan verzetten tegen het gebruik van de handelsnaam zorgzaam door Stichting Zorgzaam, mede gezien het gebied waarin ZorgSaam actief is en de doelgroepen waarop partijen zich richten."

Lees het vonnis hier.