IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 22222
4 september 2024
Artikel

Nieuw op IE-C.nl: inleidend commentaar op AI Act

 
IEF 22221
4 september 2024
Artikel

Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations

 
IEF 2268

De verlening van dwanglicenties (2)

Kamerstuk 25074, nr. 130, 2e Kamer. Ministeriële Conferentie van de WTO. Brief van de staatssecretaris van Economische Zaken over dwanglicenties op octrooien voor productie en export farmaceutische producten. (eerder bericht hier).

“Mede namens de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, informeer ik u graag over het feit dat de Raad van de Europese Unie op 28 april 2006 heeft ingestemd met de Verordening dwanglicenties op octrooien voor productie en export van farmaceutische producten naar landen met olksgezondheidsproblemen. Het Europees Parlement heeft al eerder ingestemd met deze verordening, waardoor deze nu snel in werking kan treden

(…) Overigens ligt momenteel ook een voorstel tot een besluit van de Raad tot aanvaarding, namens de Europese Gemeenschap, van het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) van 6 december 2005, voor. Met dit besluit aanvaardt de Gemeenschap de overeengekomen wijziging van de TRIPS-overeenkomst welke aan de Verordening ten grondslag ligt. Deze procedure heeft echter geen gevolgen voor de nu tot stand gekomen Verordening en of de werking van het dwanglicentiesysteem.”

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2006

Mede namens de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, informeer ik u graag over het feit dat de Raad van de Europese Unie op 28 april 2006 heeft ingestemd met de Verordening dwanglicenties op octrooien voor productie en export van farmaceutische producten naar landen met volksgezondheidsproblemen. Het Europees Parlement heeft al eerder ingestemd met deze verordening, waardoor deze nu snel in werking kan treden.

De verordening vormt de EU-brede implementatie van een besluit van de WTO , dat het mogelijk maakt om dwanglicenties op octrooien te verlenen aan generieke producenten van farmaceutische producten, teneinde hen in staat te stellen te produceren voor export naar derde landen (veelal ontwikkelingslanden) die zelf niet beschikken over de productiecapaciteit om deze geneesmiddelen te produceren. Doel van het systeem is om te voorzien in voldoende betaalbare geneesmiddelen voor landen die kampen met volksgezondheidsproblemen. Zonder het WTO-besluit zou de TRIPS  -overeenkomst het niet toestaan om onder dwanglicentie voor exportdoeleinden te produceren. Met de totstandgekomen dwanglicentiesystematiek kunnen in alle EU-lidstaten onder dezelfde voorwaarden dwanglicenties worden verleend. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de behoefte van met name ontwikkelingslanden aan betaalbare geneesmiddelen, zonder dat dit binnen de Europese Unie marktverstorende consequenties heeft.

De aanvaarding van de verordening door de Raad en het Europees Parlement in één lezing, geeft een positief signaal af. Het is ten eerste positief voor met name ontwikkelingslanden die kampen met volksgezondheidsproblemen en waarvoor nu goedkopere geneesmiddelen beschikbaar kunnen komen. Tegelijkertijd geeft de Europese Unie met de verordening aan de problemen die met name ontwikkelingslanden signaleren ten aanzien het gebruik van octrooien in relatie tot de toegang tot geneesmiddelen en handelspolitiek in het algemeen, serieus aan te willen pakken.

Tegelijkertijd moeten we onder ogen zien dat tot op heden wereldwijd nog zeer weinig gebruikt wordt gemaakt van de ontwikkelde dwanglicentiesystematiek. Dat is een belangrijke kanttekening bij de discussie over deze problematiek. Door critici wordt opgemerkt dat het systeem ingewikkeld is, niet aantrekkelijk genoeg voor generieke producenten en de octrooihouders nog veel bescherming biedt. Getracht is een systeem te ontwerpen dat enerzijds ruimte biedt voor verlening van dwanglicenties, maar dat tegelijkertijd ook de rechten van octrooihouders niet op onredelijke wijze uitholt (wat ook een WTO-TRIPS verplichting is).

De EU heeft oog gehad voor de praktische problemen die de verlening van dwanglicenties kunnen belemmeren en heeft er voor gekozen om bij de totstandkoming van de verordening in het belang van gebruikers van het dwanglicentiesysteem, verder te gaan dan wat het WTO-besluit toestaat. Hierbij kan worden gewezen op het openstellen van het systeem voor ontwikkelingslanden die geen lid zijn van de WTO, de rol van NGO’s bij de import van geneesmiddelen in ontwikkelingslanden en de omgang met het systeem van publieke aanbesteding. De EU heeft hiermee een positieve stap gezet om het gebruik van het dwanglicentiesysteem en daarmee de toegang tot geneesmiddelen in ontwikkelingslanden te verbeteren.

Toch blijft generieke productie in westerse landen altijd relatief duur, wat grootschalige export vanuit de EU naar ontwikkelingslanden kan belemmeren. In die zin kan productie in landen als India, Brazilië en China wellicht oplossingen bieden. In de komende jaren zal duidelijk moeten worden welke rol de dwanglicentiesystematiek speelt bij de geneesmiddelenvoorziening in met name ontwikkelingslanden.

Overigens ligt momenteel ook een voorstel tot een besluit van de Raad tot aanvaarding, namens de Europese Gemeenschap, van het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) van 6 december 2005, voor. Met dit besluit aanvaardt de Gemeenschap de overeengekomen wijziging van de TRIPS-overeenkomst welke aan de Verordening ten grondslag ligt. Deze procedure heeft echter geen gevolgen voor de nu tot stand gekomen Verordening en of de werking van het dwanglicentiesysteem.

Ten slotte wordt momenteel binnen de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) gesproken over een rapport over de verhouding tussen intellectueel eigendom, innovatie en de toegang tot geneesmiddelen in ontwikkelingslanden. Ook in deze context zal de effectiviteit van het dwanglicentiesysteem besproken worden en zal gekeken worden hoe in de toekomst de geneesmiddelenvoorziening van met name ontwikkelingslanden kan worden gewaarborgd.

Staatssecretaris van Economische Zaken 
C.E.G. van Gennip

IEF 2267

Haar bevoegdheden te buiten gaat

- Handelingen nr. 31, pag. 1423-1423, 1e Kamer. Behandeling van de brief van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets  ter zake van COM (2006) 168, gewijzigd voorstel voor een EG-richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten).
 
- Kamerstuk  30587, nr. C. 1e Kamer. Brief over de vraag of voorstel Europese Commissie voor een richtlijn handhaving intellectuele eigendomsrechten voldoet aan subsidiariteitsbeginsel
 
-Handelingen nr. 91, pag. 5537-5540. 2e Kamer. Behandeling van de Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten.

Uit 30587, nr. C:  "De gezamenlijke vergadering van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad concludeert in meerderheid dat de Europese Commissie met onderhavige ontwerprichtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen haar bevoegdheden te buiten gaat. De commissies verzoeken daarom de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets bovengenoemde bezwaren over te brengen aan de Europese instellingen en de Nederlandse regering."

 

“De Commissie stelt niet, dat piraten dan wel namakers bij een groot verschil in strafmaat vanuit het land met de laagste maximumstraffen zouden kunnen opereren en dit effectieve bescherming van intellectuele eigendom ernstig belemmert. Zij stelt het niet en dus ontbreekt ook iedere feitelijke onderbouwing.

Aldus wordt evenmin duidelijk waarom een enkele verplichting tot strafbaarstelling niet zou volstaan. In dat geval zouden de lidstaten zelf de verantwoordelijkheid dragen om te zorgen voor adequate strafbaarstelling in hun nationale wetgeving. Deze redenering wordt ook in het TRIPS Verdrag gebruikt, waarnaar de Europese Commissie in overweging (3) van de ontwerprichtlijn verwijst.

Het leggen van de verantwoordelijkheid tot strafbaarstelling bij de lidstaten, zonder specifieke eisen hieraan te stellen, heeft bovendien als voordeel dat de structuur van de nationale strafrechtsystemen niet wordt doorbroken.

Voor de volledigheid wordt hier nog opgemerkt, dat handelen in een lidstaat met «lage» straffen al snel bevoegdheid tot strafrechtelijke vervolging in andere lidstaten schept, te weten wanneer nagemaakte goederen in het normale handelsverkeer in die andere lidstaat terechtkomen. De dader in de lidstaat met lage straffen zal spoedig in een lidstaat met hogere straffen vervolgbaar zijn als uitlokker, medeplichtige of medepleger. 

(…) De gezamenlijke vergadering van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad concludeert in meerderheid dat de Europese Commissie met onderhavige ontwerprichtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen haar bevoegdheden te buiten gaat. De commissies verzoeken daarom de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets bovengenoemde bezwaren over te brengen aan de Europese instellingen en de Nederlandse regering. 

Eerdere berichten hier.

IEF 2266

Geregeld in de auteurswet

Persbericht van o.a. de Vereniging van Openbare Bibliotheken: "Bibliotheken en uitgevers hebben op een akkoord bereikt over het uitlenen van multimediaproducten. Daarmee is een einde gekomen aan een jarenlange discussie hierover. Het akkoord gaat in op 1 september 2006 en wordt na twee jaar geëvalueerd.

Bibliotheken mogen zonder voorafgaande toestemming auteursrechtelijk beschermde werken zoals boeken, cd’s en dvd’s uitlenen. Dat is geregeld in de auteurswet. Die bepaalt ook dat rechthebbenden een billijke vergoeding krijgen. Computerprogramma’s vallen echter niet onder deze regeling, tenzij zij onderdeel uitmaken van een zogenaamde informatiedrager en alleen dienen om die gegevens toegankelijk te maken. In alle andere gevallen is voor het uitlenen expliciet de toestemming nodig van de rechthebbende. In de praktijk blijkt dit onderscheid niet altijd eenvoudig te maken en aanleiding tot discussie – en zelfs rechtszaken – te geven.

De uitgevers en de bibliotheken hebben daarom nu afgesproken dat alle multimediaproducten die als ‘game’ kwalificeren niet zonder expliciete toestemming uitgeleend mogen worden. Games zijn herkenbaar aan de zogenaamde PEGI-classificatie. Informatieve en educatieve software mag in beginsel wel worden uitgeleend, tenzij er in uitzonderingsgevalleen een expliciet verbod op rust.

Om te voorkomen dat bibliotheken steeds moeten verifiëren of een multimediaproduct wel of niet uitgeleend mag worden, is afgesproken dat NBD-Biblion een centrale rol vervult. NBD-Biblion, die de inkoop, omwerking en distributie voor bibliotheken verzorgt , zal alleen multimediaproducten aanbieden die uitgeleend mogen worden. Op die manier bestaat er voor bibliotheken nooit een risico dat ze beschikken over niet rechtmatig uitleenbare producten.

Uiteraard is voor alle uitleningen een leenvergoeding verschuldigd, die op de gebruikelijke wijze wordt vastgesteld en geïncasseerd. Alle producten die voor 1 september 2006 reeds zijn aangeschaft kunnen tijdens de duur van de overeenkomst worden uitgeleend mits de leenvergoeding wordt betaald.

De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) is tevreden met dit akkoord dat ervoor zorgt dat de bibliotheken hun multimediacollectie op peil kunnen houden. Het Nederlands Uitgeversverbond en de NVPI zijn blij dat voor hun leden een praktische regeling is getroffen die voldoende waarborgen biedt voor een verantwoorde exploitatie van multimediaproducten."

Lees het perbericht ook hier of hier. Lees de Uitleenregeling voor Multimedia hier.

IEF 2265

Vanwege regen

Mogelijk nieuwe belangwekkende jurisprudentie over de begrippen misleiding en belediging: Het AD bericht dat de VVV Texel zich stoort aan een commercial van FBTO waarin een vakantie naar Texel niet doorgaat vanwege regen. Het gezin in het spotje gaat daarna naar Frankrijk.

"Dit filmpje heeft ons verbaasd" zegt J. Vriezema van de VVV "Volgens de statistieken van het KNMI heeft Texel de meeste zonuren van Nederland, 1650 uur per jaar." (…) FBTO zegt niet de bedoeling te hebben gehad om iemand met de commercial te beledigen.

Lees hier meer.

IEF 2264

Subsidiariteit en proportionaliteit (2)

Kamerstuk 30587, nr. BH/2H, 1e/2e Kamer. Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (COM (2006) 168 fin.); Brief over het laten uitvoeren van de subsidiariteitstoets.

Stuk dateert van voor dit kamerstuk, maar is later gepubliceerd.

"Nadere besluitvorming op initiatief van de commissie heeft ertoe geleid dat het advies wijziging behoeft. Ik verzoek u de motivering te vervangen door de achter deze brief gevoegde motivering en deze ter instemming voor te leggen aan uw Kamer."

BRIEF VAN DE TIJDELIJKE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS

Aan:
De voorzitter van de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken

Den Haag, 16 mei 2006

Geachte collega’s,

Zoals u bekend is onlangs de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets ingesteld. Deze commissie zal, samen met de betrokken vakcommissies, elf al vastgestelde (nog in te dienen) voorstellen van de Europese Commissie toetsen aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Centraal daarbij staan de vragen of het betreffende voorstel op Europees niveau mag worden genomen en als dat het geval is, of het voorstel dan ook niet verder gaat dan nodig is.

Onlangs heeft de Europese Commissie een richtlijnvoorstel ingediend inzake strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Het voorstel introduceert het opnemen van een strafbepaling in een richtlijn. Dit heeft als consequentie dat de besluitvorming hierover wordt overgeheveld van de derde pijler naar de eerste pijler van het EU-verdrag en daarmee wordt onderworpen aan meerderheidsbesluitvorming in de Raad. Hoewel Nederland in de Raad nog altijd tegen het voorstel zou kunnen stemmen, is het haar vetorecht kwijt. Het wordt dus moeilijker voor afzonderlijke lidstaten om een dergelijke strafbepaling tegen te houden. De invloed van de EU op het strafrecht wordt daardoor dan ook groter. 

Vanwege de mogelijke gevolgen van het richtlijnvoorstel heeft de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets besloten dat het aan de subsidiariteitstoets onderworpen zou moeten worden, hoewel het voorstel niet in de lijst van elf aan de toets te onderwerpen voorstellen voorkomt. De te volgen procedure is weergegeven in kamerstuk 30 389, nr. 1 (p. 7–9). Ik hoop dat uw commissie daaraan medewerking zal verlenen.

In lijn met  deze procedure is een preadvies van de staf van de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets bijgesloten. Ook het betreffende richtlijnvoorstel is bijgevoegd (een Nederlandse versie is helaas nog niet beschikbaar). Ik verzoek uw commissie uiterlijk 1 juni a.s. gemotiveerd advies uit te brengen aan de tijdelijke commissie over de vraag of het voorstel al dan niet voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel.

De voorzitter van de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets,

J. J. van Dijk

IEF 2263

Het Parfumgeur-arrest van de Hoge Raad

Een commentaar van Herman Cohen Jehoram, emeritus hoogleraar recht van de intellectuele eigendom.

“(…) wanneer men de lijst van specifieke auteursrechtelijk beschermde werken in verdrag en wet nagaat, dan betreft het hier uitsluitend werken die vatbaar zijn om gezien of gehoord te worden. Het is ook wel onbestreden dat de ‘founding fathers’ van de Berner Conventie en ook van onze auteurswet alleen daaraan gedacht hebben en daarop hun teksten specifiek hebben ingericht. Allerlei onderdelen van het auteursrecht en ook van de beperkingen erop zijn niet toe te passen op een ‘geurwerk’ als nu in Nederland is erkend. In het Kecofa-Lancôme-geding tilden advocaat-generaal en Hoge Raad hier niet zwaar aan.”

Lees het volledige commentaar hier. Lees het arrest van de Hoge Raad in Lancôme - Kécofa hier.

IEF 2262

Zetelverdrag

Persbericht Ministerie van Buitenlandse Zaken: “Nederland tekent zetelovereenkomst met Octrooiorganisatie. Op 27 juni ondertekenen de Minister van Buitenlandse Zaken Bot en de President van de Europese Octrooi Organisatie, Alain Pompidou, een zetelverdrag. Het zetelverdrag regelt de positie van de de staf en de organisatie in Nederland.  

Het zetelverdrag vervangt en actualiseert het summiere zetelverdrag uit 1975. Ook wordt in het verdrag het Kabinetsstandpunt ‘werving en opvang internationale organisaties’ (2005) geformaliseerd. Volgens dit standpunt wordt ernaar gestreefd om de in Nederland gevestigde internationale organisaties zo veel mogelijk een gelijke behandeling toe te kennen.

De Europese Octrooi Organisatie geeft uitvoering aan het Europees Octrooiverdrag. In dit verdrag, dat door een groot aantal Europese landen is ondertekend, wordt het Europese Octrooi geregeld. Naast het bureau in Rijswijk heeft het een hoofdkantoor in München en vestigingen in Brussel, Berlijn en Wenen.

Bij het in Rijswijk gevestigde Nederlandse bureau zijn circa 2500 mensen werkzaam. Het is daarmee de grootste in ons land gevestigde volkenrechtelijke organisatie. Nederland is gastland van 30 internationale organisaties.

Noot voor de redactie:  Voor de media is bij de ondertekening van de zeteloverenkomst (18.30 uur) gelegenheid voor tot het nemen van foto’s.  Ondertekening vindt plaats in de Rolzaal op het Binnenhof 11. Belangstellende media wordt verzocht zich uiterlijk 27 juni 16.00 uur telefonisch aan te melden bij de directie voorlichting en Communicatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken, 070-3487510. Fotografen dienen uiterlijk 18.15 in de Rolzaal aanwezig te zijn.”

Lees het persbericht ook hier.

IEF 2261

Drie paar (2)

In aansluiting op dit bericht van gisteren, laat Peter Kits (Holland Van Gijzen), de advocaat van Adelchi, weten dat het voor vanmiddag geplande kort geding tussen Van Bommel en Adelchi niet door gaat.

“Er is wel degelijk inhoudelijk gereageerd. Als gevolg van het beschikbaar komen van aanvullend bewijsmateriaal van de zijde van Adelchi zal het kort geding vanmiddag -op verzoek van alle betrokken partijen- worden aangehouden om e.e.a. nader te kunnen bestuderen. Nog niet duidelijk is of en zo ja wanneer het KG zal worden voortgezet. De mede gedaagde is schoenwinkelketen Van Woensel.”

IEF 2260

Zoals gebruikelijk

Kamervragen met antwoord, nr. 1674, 2e Kamer. Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Europese Zaken) over de Europese verplichting om strafrechtelijke sancties te harmoniseren om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden. (Ingezonden 1 mei 2006); Antwoord

“Wat is uw reactie op het voorstel van de Europese Commissie om van lidstaten te eisen dat zij hun strafrechtelijke sancties harmoniseren c.q. verhogen om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden?

Het kabinet zal zijn visie op dit voorstel, zoals gebruikelijk, in een BNC-fiche neerleggen. Belangrijke vragen daarbij zijn of het nodig is om naast richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten en naast de privaatrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van deze rechten op nationaal niveau te komen tot een verplichting van de Gemeenschapswetgever tot strafbaarstelling van inbreuken op deze rechten, welke de reikwijdte van een eventuele richtlijn zou moeten zijn, hoe de inbreuken die voor onderlinge aanpassing in aanmerking zouden komen, zouden moeten worden omschreven, en of het mogelijk en ook nodig is in een eventuele richtlijn specifieke bepalingen inzake aard en hoogte van strafsancties op te nemen.

In overeenstemming met de eerder genoemde notitie met betrekking tot de gevolgen van de Hofuitspraak milieustrafrecht zal in dit fiche specifieke aandacht worden besteed aan de consequenties van het voorstel voor het Nederlands strafrecht. In dit fiche zullen wij uiteraard ook onze appreciatie geven van de vraag hoe dit voorstel zich verhoudt tot de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Voornoemde laat echter onverlet dat Nederland de noodzaak van een effectieve bestrijding van namaak en piraterij en van Europese samenwerking daarbij onderkent.”

IEF 2259

Met behulp van een computer

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18 mei 2006, 04/1102, Single Buoy Moorings Inc. c.s. Bluewater Energy Services B.V. c.s.

Door SBM is in eerste aanleg gesteld dat Bluewater een inbreukmakend "turret mooring system" zou hebben ontworpen, verkocht en geïnstalleerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de betrokken octrooien van SBM niet slechts een "turret", maar telkens een vaartuig met daarin een "turret" betreffen en zou daarmee zijn voorbijgegaan aan de stelling van SBM dat het schip een niet-essentieel onderdeel van de door de octrooien onder bescherming gestelde uitvinding is.

Het hof komt ook tot de conclusie dat niet slechts de constructie van de "turret" zelf van essentieel belang is, maar ook de wijze van inbouw in het schip, zodat "turret" en schip gezamenlijk de door het octrooi beschermde uitvindingsgedachte belichamen.

Voorzover SBM stelt, dat het met behulp van een computer maken van een ontwerptekening voor een FPSO een vervaardigingshandeling is, slaat zij naar het voorlopige oordeel van het hof de plank mis. Het maken van een ontwerptekening van een voortbrengsel is niet het door artikel 53 ROW 1995 bestreken vervaardigen van het geoctrooieerde voortbrengsel en nog minder het gebruiken van dat voortbrengsel.

Ook van indirecte inbreuk is geen sprake. SBM stelt verder nog dat Bluewater c.s. parasiteren op de technische ontwikkelingen van SBM, maar het staat een ieder nu eenmaal vrij gebruik te maken van in octrooien geopenbaarde kennis, mits geen inbreuk op die octrooien wordt gemaakt. Van inbreuk is, zoals uit het voorgaande volgt, in dit geding niet gebleken en SBM kan derhalve geen beroep doen op de aanvullende werking van de onrechtmatige daad.

Lees het arrest hier. Begrijp hier of hier wat een turret mooring system is.