IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 22222
4 september 2024
Artikel

Nieuw op IE-C.nl: inleidend commentaar op AI Act

 
IEF 22221
4 september 2024
Artikel

Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations

 
IEF 2258

Tot de laatste snik

Kort éénpartij-interview in de nieuwe Quote over een geschil tussen Red Bull en the Bulldog. Een samenvatting in citaten:

“Henk de Vries is woest op energiedrankgigant Red Bull, die in een bodemprocedure eist dat hij stopt met de verkoop van zijn eigen energiedrankje The Bulldog Energy Drink. Zowel de kleur als de naam zou te veel lijken op die van Red Bull.(…) ‘Red Bull is een machtige arrogante club die alles in het werk stelt om mijn bedrijf te vermoorden.(…) Ze denken natuurlijk: die De Vries haalt vanzelf bakzeil, want per rechtszaak ben je al snel zo’n veerigduizend euro kwijt. De teller staat nu op ongeveer 150 duizend euro. (…) De zaak geeft me kopzorgen, maar juist daardoor voel ik vechtlust. En vechten zal ik tot de laatste snik.’”

IEF 2257

De wettelijke fictie

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 18 mei 2006, 04/0357,  B.H.J. Schumann tegen J. Gierveld Beheer B.V.

Gierveld vordert in dit geding vergoeding van schade, die naar Gierveld  stelt is veroorzaakt doordat octrooigemachtigde Schumann  een beroepsfout zou hebben gemaakt. Schumann voert aan dat Gierveld niet  ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zijzelf geen schade heeft  geleden en aldus niets te vorderen heeft.

Op grond van artikel 43A ROW 1910 kan de octrooihouder een redelijke  vergoeding vorderen van hem, die in het tijdvak tussen terinzagelegging van  de octrooiaanvrage en de openbaarmaking van die aanvrage “inbreukmakende”  handelingen heeft verricht. Het Hof overweegt dat door de rechtbank op 24  juli 2002 is geoordeeld dat genoemd exploit als waarschuwingsexploit  ondeugdelijk was.

Het hof overweegt dat de in het geding tussen Gierveld Beheer en Mogema  gevorderde redelijke vergoeding ex art 43A ROW 1910 door de rechtbank is  afgewezen, omdat het ten verzoeke van Gierveld Beheer aan Mogema uitgebrachte exploit ex artikel 43 ROW 1910 niet voldeed aan de in dat artikel gestelde  eisen.

“de octrooigemachtigde, die opdracht heeft de rechten van zijn client veilig  te stellen en daarbij een waarschuwingsexploit doet betekenen dat  ondeugdelijk is, handelt ook naar het oordeel van het hof verwijtbaar  onzorgvuldig. Het aldus handelen is een beroepsfout”(rov 14)

Vervolgens gaat het hof in op de vraag of met betrekking tot de al dan niet  bestaande desbewustheid van Mogema sprake is van een beroepsfout van de  octrooigemachtigde. Voor het ontstaan van de wettelijke fictie van  desbewustheid is vereist dat een exploit wordt uitgebracht, waarin wordt  gewezen op hetzij het reeds verleende octrooi, hetzij de openbaar gemaakte  octrooiaanvrage.

Het voor openbaarmaking betekenen van de ter inzage gelegde octrooiaanvrage volstaat niet. (rov 18) Al was het “de kennelijke bedoeling  het exploit te doen uitbrengen met het oog op zowel de redelijke vergoeding  op grond van artikel 43A ROW 1910 als de schadevergoeding op grond van  artikel 43 en 44 ROW”, een kennelijke bedoeling is onvoldoende om de  wettelijke fictie van desbewustheid tot stand te brengen.

Het argument van  Schumann c.s. dat er rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid dat  de octrooipretenties niet konden waargemaakt kan naar het oordeel van het  hof in casu geen rol spelen bij het al dan niet uitbrengen van een  desbewustheidsexploit. Ook hier oordeelt het Hof dat Schumann een  beroepsfout heeft gemaakt.

Het Hof acht Schumann aansprakelijk voor de schade die Gierveld Beheer als  gevolg van de beroepsfout heeft geleden. Op 22 juni 2006 werden partijen in  de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over de schade.

Lees het arrest hier.

IEF 2256

De verlening van dwanglicenties

Pb EG L 157,  9 juni 2006. Verordening (EG) nr. 816/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen.

Implementatie van de WTO Verklaring van Doha betreffende de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) en volksgezondheid. In de verklaring wordt ieder WTO-lid het recht toegekend om dwanglicenties te verlenen en de vrijheid om de gronden te bepalen waarop dergelijke licenties worden verleend.

Bij deze verordening wordt een procedure ingesteld voor de verlening van dwanglicenties voor octrooien en aanvullende beschermingscertificaten voor de vervaardiging en de verkoop van farmaceutische producten indien deze producten zijn bestemd voor uitvoer naar in aanmerking komende invoerende landen die dergelijke producten nodig hebben om hun problemen op het gebied van de volksgezondheid aan te pakken.

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad (ergo 29 juni). Lees de verordening hier. (Bericht via de IPkat).

IEF 2254

Chemische identiteit

Het komt waarschijnlijk niet vaak voor dat de begrippen ‘acute letale effecten’ en  ‘intellectuele eigendom’ in één zin worden gebruikt:

“Indien de persoon die voor het in de handel brengen van het preparaat verantwoordelijk is, kan aantonen dat bekendmaking op het veiligheidsinformatieblad van de chemische identiteit van een stof die uitsluitend is ingedeeld als irriterend, met uitzondering van stoffen waaraan de zin R41 is toegekend, of als irriterend in combinatie met een of meer van de in artikel 10, punt 2.3.4, van Richtlijn 1999/45/EG genoemde eigenschappen, dan wel is ingedeeld als schadelijk of als schadelijk in combinatie met een of meer van de in artikel 10, punt 2.3.4, van Richtlijn 1999/45/EG genoemde eigenschappen en die op zichzelf acute letale effecten heeft, de vertrouwelijkheid van zijn intellectuele eigendom in gevaar brengt, kan hij overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI, deel B, bij Richtlijn 1999/45/EG die stof aanduiden met hetzij een naam die de belangrijkste functionele chemische groepen aangeeft, hetzij een andere naam. “

(Gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie. Interinstitutioneel dossier: 2003/0256 (COD))

IEF 2253

Beroepsmatige auteursrechtinbreuk (2)

O.a het NRC bericht dat de rechtbank van Rotterdam vrijdag niet is toegekomen aan de behandeling van de strafzaak tegen de mensen achter Releases4u.com en Shareconnector.com (eerder bericht hier).

De rechtbank besloot de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden. “Op verzoek van de verdachten moeten onder meer rechercheurs en onderzoekers van de stichting Brein worden gehoord (…) Advocaat Maanicus die de drie beheerders van Releases4u.com bijstaat zegt dat justitie zich voor het karretje heeft laten spannen van de stichting. Officier van justitie A. Drogt zegt dat geen sprake is van samenwerking en dat het onderzoek van Brein als aangifte moet worden gezien.

De advocaten van de verdachten stelden dat justitie niet ontvankelijk is, omdat het aanbieden van links niet strafbaar is. De rechtbank wilde zich daar voor de behandeling echter niet over uitlaten.

Lees hier meer.

IEF 2252

Geheel los van elkaar

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18 mei 2006, 04/3465, Raben tegen Octrooicentrum Nederland.

Hoger beroep in de hier besproken zaak over het "rechtzetten" van de beweerdelijk door een derde, het EOB, gemaakte fout.

Raben vordert in deze procedure dat de Staat wordt veroordeeld om aan hem voor zijn uitvinding een Nederlands octrooi op basis van de ROW 1995 te (doen) verlenen en zulks te (doen) inschrijven in het register. De rechtbank heeft de vordering afgewezen.

De eerste grief van Raben faalt, aangezien de overweging waarnaar verwezen wordt een overweging ten overvloede is, die niet redengevend is voor het oordeel van de rechtbank.

Ook de grief tegen het oordeel van de rechtbank dat het BIE niet de fouten van het EOB kan rechtzetten faalt. Dit temeer nu het EOB en het BIE geheel los van elkaar staan. Het hof: "Immers het BIE heeft een aantal in de ROW 1995 welomschreven taken, waaronder het verlenen van Nederlandse octrooien op bij het BIE ingediende octrooiaanvragen en het bijhouden van een register waaruit de stand van zaken omtrent octrooiaanvragen en octrooien kan worden afgeleid en waarin aantekening wordt gedaan van vermelding van de verlening van een Europees octrooi.

Enige taak met betrekking tot het corrigeren van (eventuele) fouten van het EOB is aan het BIE niet opgedragen. Artikel 47 ROW 1995, waarnaar Raben nog verwijst heeft betrekking op zogenaamde omgezette Europese aanvragen. In het onderhavige geval is van een dergelijke omgezette aanvrage geen sprake."

Lees het arrest hier.

IEF 2251

Drie paar

Het ANP  bericht dat de schoenfabrikant Van Bommel in een kort geding eist dat de Italiaanse branchegenoot Adelchi de productie en verkoop van drie vermeendelijk inbreukmakende modellen staakt. Eén model wordt in Nederland onder meer door Van Woensel onder de naam Trend One verkocht. De Italianen hebben niet gereageerd.

Het kort geding dient dinsdag in Amsterdam. Advocaat E. Louwers van Van Bommel is volgens het bericht "van plan de drie schoenen mee te nemen om de rechter ervan te overtuigen dat er sprake is van namaak-Van Bommels.”

Lees hier iets meer (Telegraaf).

IEF 2250

Alleen de Liefde overwint alles

Vzr. Rechtbank Zwolle-Lelystad, 23 juni 2006, KG ZA 06-186. D. Smits tegen W. Hooijer (Met dank aan Arjan Maes, Dommerholt Advocaten).

Liefdesgedichten moeten aangetekend worden verzonden.

In geschil is de vraag of Hooijer het recht heeft om de gedichten van Nel Benschop die hij in bezit heeft openbaar te maken en te verveelvoudigen door deze uit te geven op CD. Vast staat dat Nel Benschop de bewuste gedichten aan Hooijer heeft meegegeven en dat zij met betrekking tot die gedichten heeft geschreven: “t.b.v. een te maken cd”. De vraag is echter of dit voldoende is om daar de rechten aan te ontlenen die Hooijer stelt te hebben.

Op 31 januari 2005 is de dichteres Nel Benschop overleden aan de gevolgen van de ziekte vasculaire dementie. Erfgenaam van Benschop is Dick Smits. Benschop heeft behalve haar religieuze werk ook ongeveer 200 liefdesgedichten (volgens diverse media over 'haar relaties met getrouwde mannen') geschreven. Deze gedichten zijn nooit uitgegeven en — op één uitzondering na — ook nooit op andere wijze openbaar gemaakt. In de map waarin deze gedichten verzameld zijn, heeft zij geschreven: “Na mijn dood mag hier eventueel uit gepubliceerd worden. Dick moet hierover beslissen

Van Nel Benschop zijn verschillende (religieuze) dichtbundels verschenen. In totaal zijn er ook vier CD’s uitgegeven met gedichten van Nel Benschop op muziek gezet. Deze CD’s zijn door Hooijer geproduceerd.

In 1997 heeft Benschop in het tv-programma Villa Felderhof één liefdesgedicht voorgedragen. Zij heeft in datzelfde programma aangegeven dat zij niet wilde dat deze gedichten openbaar zouden worden gemaakt. Op 21 februari 2001 heeft Benschop aan Hooijer een aantal originele gedichten meegegeven met de begeleidende tekst: “Op 21 februari 2001 meegegeven aan Wim Hooijer t.b.v. een te maken CD. Nel Benschop” In april 2001 of 2002 is Benschop in de studio van Hooijer geweest, waar zij de aan Hooijer meegegeven gedichten heeft ingesproken. Op 21 juli 2001 verschijnt in de Groene Amsterdammer een interview met Benschop. In dit interview verklaart Benschop dat ze haar liefdesgedichten nooit heeft gepubliceerd, niet alleen omdat ze nogal persoonlijk zijn, maar vooral ook omdat ze zo droevig zijn.

De vraag is nu welke betekenis toegekend moet worden aan de zin: ‘t.b.v, een te maken C.D’. Enerzijds is hierbij van belang dat Hooijer Benschop nadien heeft opgehaald en dat Benschop vervolgens in de studio de gedichten ten behoeve van de opname heeft gedeclameerd. terwijl Benschop ook nog foto’s heeft meegegeven voor de CD-hoes. Anderzijds heeft Benschop aangegeven dat Smits moest beslissen of haar liefdesgedichten na haar dood zouden worden gepubliceerd Voorts heeft zij zowel in 1997 (in het Tv-programrna Villa Felderhof) als in 2001 (het interview in de Groene Amsterdammer) een duidelijke schroom getoond als het ging om de publicatie van haar liefdesgedichten.

Het komt de voorzieningenrechter in het licht van het bovenstaande dan ook onwaarschijnlijk voor dat de enkele medewerking van Nel Benschop aan het maken van een CD reeds impliceerde dat voor de publicatie van de CD na het overlijden van Benschop de medewerking van Smits niet nodig was. De door Hooijer verdedigde gedachte valt moeilijk te rijmen met de eerdere uitlatingen van Benschop, maar ook met haar verklaring in de Groene Amsterdammer, welke uit diezelfde periode stamt.

Voorts is ook opmerkelijk dat niets is vastgelegd over de omvang van de publicatie, over de financiering en over andere punten die normaal gesproken bij publicatie en uitgave van een CD geregeld worden, Daarnaast is het ook nog de vraag of Benschop in de betreffende periode nog in staat was om haar wil te bepalen en of Hooijer gerechtvaardigd op de verklaring van Benschop af mocht gaan.

Gelet op het feit dat Hooijer een professional is in de muziekindustrie en weet wat er bij productie en uitgave van een CD komt kijken en hoe zoiets geregeld hoort te worden, is zijn handelwijze bij de totstandkoming van de CD, nu er niets geregeld is, althans niet op papier, het om een hoogbejaarde vrouw gaat en alles buiten medeweten van de naasten van Benschop om heeft plaatsgevonden, onzorgvuldig te noemen. Temeer aangezien Hooijer, naar eigen zeggen, een goede relatie had met Benschop en haar eerdere wens om de gedichten niet te publiceren bij hem bekend mag worden verondersteld.

Op grond van het voorgaande acht de voorzieningenrechter de overige vorderingen van Smits toewijsbaar, met dien verstande dat het enkele maken van de bedoelde CD, gelet op het schrijven van Benschop, niet als onrechtmatig kan worden beschouwd, Om die reden zal Hooijer in deze procedure niet veroordeeld worden tot afgifte van de CD aan Smits.

De voorzieningenrechter veroordeelt Hooijer tot het binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan de raadsman van Smits aangetekend toezenden van al de originele (liefdes)gedichten welke hij van mevrouw Benschop onder zich heeft c.q. tot zijn beschikking heeft, veroordeelt Hooijer tot het, na betekening van dit vonnis, onmiddellijk staken en gestaakt houden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Smits op de werken van mevrouw Benschop, meer in het bijzonder door deze gedichten c.q. werken, of één van hen, of delen van één van de werken, op welke wijze en in welke vorm ook, te verveelvoudigen en/of openbaar te maken.

Lees het vonnis hier. Mediaberichtgeving o.a. hier.

IEF 2249

Reeds om die reden

Rechtbank ’s-Gravenhage, KG ZA 06-5 73, 21 juni 2006. A.M. Carbonell tegen Auto Motoren Centrum Van Veldhuisen B.V., & AMC-Engineparts B.V.

Over de scheidslijn tussen handelsnaam en merk. Boude stelling van de dag: is het niet eens tijd om het handelsnaamrecht af te schaffen?

Carbonell is houder van (onder meer) het Gemeenschaps(woord)merk ‘AMC’ voor klasse 7, ‘Cilinder heads for engines’. Veldhuisen gebruikt het teken ‘AMC’ ter onderscheiding van door haar aangeboden motorrevisiediensten. Veldhuisen en Engineparts gebruiken op uitgaande zakelijke documenten zoals op facturen en afleveringsbonnen de vermelding ‘AMC’, zowel uitsluitend deze letters als in combinatie met de afbeelding van een motorblok. Engineparts is houdster van de domeinnaam www.amc-engineparts.nl. Engineparts verkoopt (al dan niet op de website aangeboden) cilinderkoppen met het merk AMC die door of met toestemming van Carbonell in de Gemeenschap in het verkeer zijn gebracht.

Artikel 9 van de Gemeenschapsmerkverordening geeft de houder van een gemeenschapsmerk niet de bevoegdheid zich te verzetten tegen gebruik, anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, zoals die bevoegdheid wel is opgenomen in artikel 13A lid 1 onder d BMW. Toepasselijkheid van die bepaling kan niet worden aangenomen op grond van artikel 14 van de Gemeenschapsmerkverordening nu de door de Merkenrichtlijn opengelaten mogelijkheid om die bevoegdheid aan de merkhouder toe te kennen in de verordening achterwege is gelaten. De vordering tot staking van het gebruik van de handelsnaam kan reeds om die reden niet worden toegewezen op grond van het merkrecht van Carbonell. Artikel 5a Handelsnaamwet biedt daarvoor evenmin een grondslag omdat moet worden uitgegaan van de oudere handelsnaam van Veldhuisen en Engineparts.

Op grond van het voorgaande moet worden aangenomen dat Veldhuisen en Engineparts in ieder geval niet kan worden verboden gebruik te maken van het teken ‘AMC’ voor zover zij het gebruiken uitsluitend als handelsnaam.

Carbonell stelt echter dat Veldhuisen en Engineparts de vermelding ‘AMC’ op documenten niet (uitsluitend) gebruiken als handelsnaam, maar (ook) als merk. Met dit betoog kan in zoverre worden meegegaan dat voorshands moet worden geoordeeld dat het teken ‘AMC’ in combinatie met de afbeelding van een motorblok kennelijk ook wordt gebruikt ter onderscheiding van door Veldhuisen en Engineparts aangeboden motoren of daarmee samenhangende diensten en is gericht op afzet. Het gebruik van het teken in de domeinnaam www.amc-engineparts.nl wordt eveneens voorshands tevens als merkgebruik aangemerkt omdat het kennelijk wordt gebruikt ter onderscheiding van aangeboden motoronderdelen. Voorts staat, zoals hiervoor vermeld, vast dat Veldhuisen het teken gebruikt ter onderscheiding van door haar aangeboden motorrevisiediensten.

Voorshands is aannemelijk dat bij het relevante publiek, ook al zou dat publiek bestaan uit ondernemers die werkzaam zijn in dezelfde branche als Veldhuisen en Engineparts en dat daarom mogelijk minder snel in verwarring wordt gebracht, door gebruik van het teken het hiervoor bedoelde gevaar voor verwarring kan ontstaan.

Het vermelde gebruik kan Veldhuisen en Engineparts niet worden verboden indien zij het teken tevens gebruiken ter aanduiding van hun oudere handelsnaam en sprake is van gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. De vermelding op documenten van het teken ‘AMC’ in combinatie met de afbeelding van een motorblok valt binnen deze grenzen. Met betrekking tot het gebruik van de domeinnaam moet voorshands worden geoordeeld dat het niet aan die laatste eis voldoet. In dit verband is van belang dat, zoals Carbonell onweersproken heeft gesteld. Engineparts ten tijde van registratie van de domeinnaam op de hoogte was van het merk van Carbonell. Door toevoeging van het woord ‘Engineparts’ aan ‘AMC’ is bovendien het verwarringsgevaar vergroot terwijl Engineparts door de ontwikkeling van een meertalige website het gebied waarin zij haar handelsnaam gebruikt heeft uitgebreid.

Het gebruik van de domeinnaam kan ook niet worden gerechtvaardigd met een beroep op artikel 107 lid 3 van de Gemeenschapsmerkverordening omdat dit gebruik van de handelsnaam niet als uitoefening van een ouder recht kan worden beschouwd en bovendien niet slechts van plaatselijke betekenis is.

De omstandigheid tot slot dat Engineparts cilinderkoppen te koop aanbiedt met het merk AMC, die door of met toestemming van Carbonell in de Gemeenschap in het verkeer zijn gebracht, maakt het gebruik van het teken evenmin toelaatbaar, omdat niet is gesteld of gebleken dat het gebruik is beperkt tot de verdere verhandeling van die cilinderkoppen.

Uit het voorgaande volgt dat het gebruik van de domeinnaam door Engineparts dient te worden verboden. Hetzelfde geldt voor het gebruik door Veldhuisen van het teken ‘AMC’ ter onderscheiding van door haar aangeboden motorrevisiediensten nu niet is aangevoerd dat met betrekking tot die diensten tevens sprake is van gebruik ter aanduiding van de handelsnaam. Aannemelijk is dat Carbonell als merkgerechtigde bij het verbod belang heeft ook al wordt, zoals Veldhuisen en Engineparts hebben aangevoerd. de onderneming gedreven door de rechtspersoon Amadeo Marti Carbonell S.A.

Lees het vonnis hier.