IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 22222
4 september 2024
Artikel

Nieuw op IE-C.nl: inleidend commentaar op AI Act

 
IEF 22221
4 september 2024
Artikel

Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations

 
IEF 2248

Een zonnige uitspraak

Rechtbank Den Haag, 22 juni 2006, KGZA 06-564, The Sun Company Benelux B.V. tegen Sol de Mallorca B.V.

Vordering tot staking van het gebruik van een concept voor een zonnestudio. Handelsnaamrecht verkregen door licentie.

The Sun Conpany Benelux (Sun) heeft een beeldmerk “The Sun Company” voor een zonnestudio en nagelstyling. Sun heeft een huisstijl voor haar studio’s ontwikkeld. Sun heeft met Sol de Mallorca (Sol) licentieovereenkomsten gesloten voor het gebruik van het merk en de huisstijl voor de zonnestudio's van Sol in Vlaardingen, Delft, Roosendaal en Tilburg. De licentieovereenkomsten zijn beëindigd per 1 januari 2006.

Sun stelt dat Sol het gebruik van haar merk en huisstijl na beëindiging van de overeenkomst heeft voortgezet en vordert een verbod tot staking van het gebruik van de huisstijl. Sun verstaat in dit  verband, naar de voorzieningenrechter begrijpt, onder 'het concept van Sun' het auteursrecht op het concept, in het bijzonder het auteursrecht op de software, haar merkrecht, handelsnaam en huisstijl. Sun heeft ter zitting desgevraagd nader gepreciseerd dat naar haar mening Sol niet alleen inbreuk maakt op haar merk-, handelsnaam- en auteursrecht maar ook handelt in strijd met artikel J van de licentieovereenkomsten (waarin staat dat Sol bij tussentijdse opzegging van de overeenkomst verplicht is om alle logo's en uitingen m.b.t. de naam 'The Sun Company' of onderdelen daarvan te verwijderen). Sun stelt zich voorts op het standpunt dat zij weliswaar geen auteursrecht op de huisstijl heeft, maar dat wel sprake is van slaafse nabootsing van de huisstijl door Sol.

De Voorzieningenrechter acht het – op grond van een aantal door Sun overgelegde foto’s en een advertentie – aannemelijk dat Sol het gebruik heeft voortgezet. De Voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat er sprake is van handelsnaaminbreuk en merkinbreuk. Interessant is in dit verband dat de Voorzieningenrechter van oordeel is dat Sun het handelsnaamrecht heeft verkregen door het gebruik van de handelsnaam “The Sun Company” door Sol (onder licentie van Sun) in Vlaardingen, Delft, Roosendaal en Tilburg:

“Duidelijk is dat de door Sol aangeboden diensten gelijk zijn aan die waarvoor het merk van Sun is ingeschreven. Voorts moet voorshands worden geoordeeld dat door het gebruik van de handelsnaam bij het publiek verwarring tussen de onderneming van Sun en die van Sol is te duchten. In dit verband is niet van belang dat, naar Sol stelt, Sun slechts een tweetal studio's in 's-Gravenhage exploiteert. Door het gebruik van de handelsnaam onder de licentie in Vlaardingen, Delft, Roosendaal en Tilburg, heeft de handelsnaam ook in die plaatsen bekendheid bij het publiek verkregen. Op dat gebruik heeft Sun handelsnaamrecht verkregen. Waarom Sol sinds 1 januari 2006 nog niet in staat is geweest de passen te laten voorzien van in ieder geval een andere opdruk is niet duidelijk gemaakt. De veroordeling tot staking van het gebruik van het merk en de handelsnaam dient gelet op het voorgaande te worden toegewezen.”

Ook het verbod ter zake het gebruik van de huisstijl wordt toegewezen, dit op grond van onrechtmatig handelen:

“Voorshands wordt geoordeeld dat, anders dan Sol heeft aangevoerd, die huisstijl voldoende onderscheidend vermogen heeft. Aannemelijk is verder dat door ongewijzigde voorzetting van de huisstijl bij het publiek verwarring kan ontstaan welke door Sol eenvoudig vermeden kan worden. Onder deze omstandigheden is het handhaven van de huisstijl onrechtmatig jegens Sun. Het gevorderde verbod op het gebruik van de huisstijl kan op die grond worden toegewezen ook al wordt, zoals Sol heeft aangevoerd, in artikel J van de licentieovereenkomsten de huisstijl niet expliciet genoemd.”

Sun kan Sol niet het gebruik van zonnebanken met het merk “Sun Company” verbieden, omdat Sun deze aan Sol heeft verkocht en Sun geen merk heeft voor zonnebanken. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat Sol nog de software van Sun gebruikt.

Tenslotte volgt nog een overweging waaruit blijkt dat de Voorzieningenrechter van mening is dat auteursrecht op een concept als zodanig niet mogelijk is:

“Voor zover Sun met haar vordering met betrekking tot auteursrecht op het concept iets anders heeft bedoeld dan hiervoor is weergegeven, dient het te worden afgewezen omdat een concept als zodanig geen voorwerp van auteursrecht kan zijn.”

Lees hier het vonnis.

IEF 2247

Lancôme-Kecofa: Onder advocaten

 - “Charles Gielen. 'Niet eerder is op zo'n hoog niveau een dergelijke uitspraak gedaan. Het is fantastisch dat we de creativiteit die met de productie van parfum gepaard gaat, auteursrechtelijk kunnen beschermen.’” Lees hier meer (Volkskrant).

- Dirk Visser ruikt wel zelf. Bekijk de video op website van De Volkskrant hier.

- “Advocaat Steinhauser is niet verbaasd over het arrest. 'Ik hield hier sterk rekening mee, ook al omdat de praktijk uitwijst dat er behoefte aan deze bescherming bestaat.' Het arrest lijkt de weg vrij te maken voor andere, vergelijkbare rechtszaken, maar van een hausse aan zaken ziet Steinhauser het niet komen. Daarvoor is de materie volgens hem te abstract. 'Er zal steeds sprake moeten zijn van oorspronkelijkheid en daar kun je niet zo heel veel objectieve criteria voor geven. Ik denk dat het in de praktijk eigenlijk beperkt zal blijven tot gevallen als Kecofa . Dat is een bedrijf dat zich toelegt op het vervaardigen van imitatieparfums onder merken die een associatie oproepen met bekende merken.'" Lees hier meer (FD)

- “Lawyer Charles Gielen of the law firm NautaDutilh, who represented Lancome, said at the time of the 2004 ruling that perfumes should be considered creative works, despite relying on commonly known ingredients.
"Paintings also are made of a mixture of colors, which are known components, and poems are made up of normal words," he said then. "It's the combination that's artistic." Lees hier meer (Houston Chronicle).

Kecofa -directeur Leon Meels maakt zich in het FD over de toekomst van het merk Female Treasure niet zoveel zorgen. Zijn bedrijf heeft namelijk al geanticipeerd op de uitspraak van de Hoge Raad, en de samenstelling van het parfum gewijzigd. 'Female Treasure blijft dus gewoon als merk bestaan.'

IEF 2246

Fama Volat (2)

Christiaan Alberdingk Thijm volgt de berichtgeving in de media over de vermeende belangenverstrengeling in de zaak Zoekmp3.nl met verbazing. Op solv.nl schrijft hij:

“Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof Amsterdam van 15 juni 2006 in de ZoekMP3-zaak is discussie ontstaan over de integriteit van één van de rechters die de zaak heeft behandeld. Als advocaat die de zaak in eerste aanleg bij de rechtbank Haarlem voor ZoekMP3 heeft bepleit (in hoger beroep werd geen verweer gevoerd), heb ik die discussie met verbazing gevolgd.

Het verwijt zou zijn dat raadsvrouwe E.A. Mout-Bouwman in het bestuur zou zitten van de ALAI, de internationale vereniging voor auteursrecht. Een journalist van WebWereld heeft uitgezocht dat het secretariaat van de Nederlandse pendant van die vereniging op het adres van Buma/Stemra wordt gevoerd. Buma/Stemra is weer aangesloten bij Brein, de eiser in de ZoekMP3-zaak. Hoogst verdacht, zo impliceert de journalist. Guilty by association, noemen ze deze redenering in de VS.

Het kwalijke is dat het niet bij deze verdachtmakingen in WebWereld is gebleven, maar dat het nieuws ook het landelijke dagblad Het Parool heeft gehaald. Het op een dergelijke lichtvaardige manier in twijfel trekken van de integriteit van een rechter is buitengewoon kwalijk. Bestuurslid zijn van een vereniging voor auteursrecht impliceert geen enkele bevooroordeeldheid. Ik ben nota bene lid van die vereniging en met mij vele anderen die het van belang achten te discussieren over de reikwijdte van het auteursrecht. Er bestaat geen enkele aanleiding te twijfelen aan de integriteit van raadsvrouwe Mout-Bouwman.”

Lees het bericht ook hier. Eerdere berichten hier.

IEF 2245

Uniek product

De Telegraaf over de hier besproken Wertherzaak dat "De vorm van het Duitse caramelsnoepje Werther's Echte geen bescherming kan krijgen als uniek product." Lees het artikeltje hier.

IEF 2244

Dompelpompen

Rechtbank Amsterdam, 22 juni 2006, 342041/06-860p. Reich Gmbh tegen Recreatiegroothandel Haba B.V. c.s. (Met dank aan Bastiaan van Ramshorst, Klos Morel Vos & Schaap).

Een dompelpomp is een pomp die het mogelijk maakt om water omhoog te pompen uit een willekeurig vat, bijvoorbeeld een jerrycan. Dompelpompfabrikant Reich (links) maakt i.c. bezwaar tegen een dompelpomp van Haba c.s. (rechts).

Voor beantwoording van de vraag of de vorm van de dompelpomp technisch is bepaald en daardoor auteursrechtelijke bescherming ontbeert, is een nader onderzoek naar de feiten nodig, waarvoor een kort geding procedure zich niet leent.

Maar ook indien ervan moet worden uitgegaan dat de dompelpomp van Reich auteursrechtelijke bescherming toekomt, dan nog geldt dat er geen sprake is van inbreuk. Voor inbreuk moeten de totaalindrukken van de Reich dompelpomp en de Maas 15 dompelpomp te weinig verschillen voor het oordeel dat de Maas 15 pomp als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. Dat individuele kenmerken, die op zich niet auteursrechtelijk beschermd zijn, of een deel van de combinatie van die kenmerken zijn/is overgenomen, is daarvoor niet voldoende.

Bij een vergelijking van de Reich dompelpomp met de Maas 15 dompelpomp vallen met name op het verschil in kleur (de Reieh pomp is helder blauw en de Maas 15 pomp is grijs) en de op de Maas 15 pomp aangebrachte ribbels die de Reich pomp mist. Daarnaast verschillen ook de op de pompen aangebrachte woordtekens volledig van elkaar. De op de Reich pomp aangebrachte tekst is immers in het wit, is veel uitgebreider en is in een ander lettertype dan de tekst op de Maas 15 pomp. Deze opvallende verschillen maken dat de totaalindrukken van de dompelpompen geheel anders zijn, waardoor niet kan worden gesproken van een inbreuk op de auteursrechten van Reich.

Met de hiervoor benoemde opvallende verschillen (kleur, ribbels en tekst) heeft Haba c.s. met haar Maas 15 dompelpomp voldoende afstand genomen van de dompelpomp van Reich. Van een slaafse nabootsing door Haba c.s. is dan ook evenmin sprake. In het kader van auteursrechtelijke grondslagen kan geen beroep worden gedaan op nawerking, zodat ook het beroep daarop niet slaagt.

Lees het vonnis hier

IEF 2243

De Enige Echte

HvJ EG, 22 juni 2006, zaak C-24/05 en zaak C-25/05 P. August Storck KG tegen OHIM.

Absolute weigering driedimensionaal merk (vorm van lichtbruin snoepje).

Storck heeft in 1998 geprobeerd de vorm van haar Wether’s Original snoepjesvorm (C-24/05) en verpakking (C-25/05) als merk te deponeren voor suikergoed. OHIM, kamer van beroep, Gerecht van Eerste Aanleg en nu ook het Hof van Justitie achten deze vormen onvoldoende onderscheidend om als merk te kunnen fungeren (7 lid 1 sub b GMV).

Wat de onderscheidendheid van het snoepje betreft:

Alleen een merk dat op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is, en derhalve de essentiële functie van herkomstaanduiding vervult, heeft dus onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 (zie met name reeds aangehaalde arresten Henkel/BHIM, punt 39; Mag Instrument/BHIM, punt 31, en Deutsche SiSi-Werke/BHIM, punt 31).

Derhalve heeft het Gerecht bij de beoordeling of het aangevraagde merk onderscheidend vermogen bezit, terecht rekening gehouden met de in de handel gangbare vormen en kleuren van snoepjes.

In punt 44 van het bestreden arrest heeft het Gerecht vastgesteld dat de betrokken vorm van het snoepje „niet wezenlijk van bepaalde, in de handel gebruikelijke basisvormen van de betrokken waren [verschilt]”. Aangezien de voorwaarde van een wezenlijk verschil verder gaat dan een gewone, significante afwijking, zoals wordt geëist in de in punt 26 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak, zou het Gerecht van een onjuiste rechtsopvatting blijk hebben gegeven indien het de vaststelling van het onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk had laten afhangen van een dergelijke voorwaarde.

Dat is echter niet het geval. Uit hetzelfde punt van het bestreden arrest blijkt immers dat het Gerecht zich heeft gebaseerd op de vaststelling dat het aangevraagde merk bestaat uit een combinatie van als natuurlijk ervaren elementen van de aanbiedingsvorm die typisch zijn voor de betrokken waren, dat het een variante is van bepaalde, in de suikergoedsector gebruikelijke basisvormen, dat het zich onvoldoende onderscheidt van andere, voor snoepjes gebruikelijke vormen omdat de aangevoerde verschillen niet opvallen, en dat het het relevante publiek niet in staat stelt, rekwirantes snoepjes onmiddellijk en feilloos te onderscheiden van die met een andere commerciële herkomst.

Met deze vaststellingen heeft het Gerecht rechtens genoegzaam aangetoond dat het aangevraagde merk niet op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de suikergoedsector gangbaar is. Derhalve heeft het niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven door te concluderen dat dit merk onderscheidend vermogen mist.

Waar rekwirante aanvoert dat het Gerecht heeft geëist dat het aangevraagde merk wezenlijk verschilt van eventuele soortgelijke merken in de suikergoedsector, leest zij het bestreden arrest verkeerd, aangezien het Gerecht niet heeft onderzocht of andere merken die voor dit soort van waren worden gebruikt, gelijk zijn aan of overeenstemmen met het aangevraagde merk.


In het tweede arrest (C-25/05) gaat het over de snoepjesverpakking.

Derhalve heeft het Gerecht bij de beoordeling of het aangevraagde merk onderscheidend vermogen bezit, terecht rekening gehouden met de in de handel gangbare vormen en kleuren van verpakkingen van snoepgoed.

In punt 55 van het bestreden arrest heeft het Gerecht geoordeeld dat „de kamer van beroep niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk heeft gegeven door te oordelen dat ,de uiterlijke verschijningsvorm van het betrokken merk [...] niet op fundamentele wijze [verschilt] van de andere in de handel gebruikelijke aanbiedingsvormen’” en, in punt 57 van dat arrest, dat de betrokken verpakking „niet aanzienlijk [verschilt]” van de verpakkingen voor snoepgoed en karamelsnoepjes die in de handel gebruikelijk zijn. Aangezien de voorwaarde van een fundamenteel of wezenlijk verschil verder gaat dan een gewone, significante afwijking, zoals wordt geëist in de in punt 28 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak, zou het Gerecht van een onjuiste rechtsopvatting blijk hebben gegeven indien het de vaststelling van het onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk had laten afhangen van een dergelijke voorwaarde.

Dat is echter niet het geval. In de punten 56 en 57 van het bestreden arrest, waar het Gerecht met name de beoordeling van de feiten door de kamer van beroep overneemt, heeft het immers geoordeeld dat de betrokken verpakkingsvorm een normale en traditionele vorm van een verpakking voor snoepgoed is, dat op de markt heel wat op die wijze verpakt snoepgoed te koop is, dat de goudkleur van de betrokken verpakking op zichzelf niet ongebruikelijk is en ook vaak voor snoepgoedverpakking wordt gebruikt, dat de kenmerken van de combinatie van vorm en kleur van het aangevraagde merk niet genoeg verschillen van die van de basisvormen die vaak worden gebruikt voor de verpakking van snoepgoed, en dat de betrokken verpakking doorgaat voor een typische verpakkingsvorm voor deze waren.

Met deze vaststellingen heeft het Gerecht rechtens genoegzaam aangetoond dat het aangevraagde merk niet op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de snoepgoedsector gangbaar is. Derhalve heeft het niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven door te concluderen dat dit merk onderscheidend vermogen mist.

Waar rekwirante aanvoert dat het Gerecht heeft geëist dat het aangevraagde merk wezenlijk verschilt van eventuele soortgelijke merken in de snoepgoedsector, leest zij het bestreden arrest verkeerd, aangezien het Gerecht niet heeft onderzocht of andere merken die voor dit soort van waren worden gebruikt, gelijk zijn aan of overeenstemmen met het aangevraagde merk.

IEF 2242

A Few Words

"I would also like to say a few words on intellectual property rights.

Intellectual property rights are at the heart of a knowledge-based economy. Innovation is key for Europe’s chances to remain competitive. Protection of intellectual property stimulates and rewards innovation. A solid legal framework is essential. We must get this right. We also need to keep up. Compared to others, Europe is losing ground. We need to see where progress can be made.

The Community Patent remains blocked in the Council pending a solution on the language regime. No workable consensus on the patentability of Computer Implemented Inventions was possible. Opinions remain divided on this question. From my side I maintain the position I gave when the Parliament rejected the Common Position. I will not bring a new initiative forward on this during my time as Commissioner for the Internal Market. I will leave this choice to my successor.

Recognising the economic importance of patents, I felt it was not a good thing to leave the entire patent agenda in limbo. For this reason we launched early this year a broad consultation on future patent policy in Europe. The consultation was a considerable success in terms of stakeholders' participation. We have received 2000 replies.

The next step is a public hearing on 12 July. The hearing will focus on four topics: the principles and values that underpin the patent system; the proposed Community patent; non-Community initiatives such as the London Protocol and the European Patent Litigation Agreement (EPLA); and possible areas for harmonisation at Community level. I am very pleased that the European Parliament has shown interest in this consultation, in particular, that your Chairman, Mr Gargani, has agreed to be the first speaker at the hearing.

We intend to publish a report summarising the outcome of the written consultation and of the public hearing. I hope to come back here to discuss the conclusions with you in the autumn. One thing is certain, progress in the patent field has to be made. Businessmen, faced with a 21st century global economy, scratch their heads in disbelief when they see us stuck in discussions about language regimes and regional distribution of courts. What they want is a cheaper and reliable patent system. That’s why I think we should look at all possible routes forward, be they Community or non-Community initiatives.

On the related issue of design protection, the so-called 'spare parts proposal', we have seen little progress. I can only regret this. Over-protecting the designs market does nothing to stimulate competitiveness – on the contrary, this may just perpetuate “economic rents”. I have no doubt that the adoption of this proposal would result in more choice and lower prices. There are economic benefits to be gained – for consumers as well as industry. Consumers will benefit from lower prices and more choice. Business will benefit because newcomers will have a chance to enter this market and create growth and jobs.

Safety issues have been raised repeatedly. Safety must remain a primary concern, but let me stress that this concern has already been addressed by other EU laws, for instance by the type approval framework directive in the automobile sector. I hope that discussions on the “spare parts proposal” can resume quickly. Businesses and consumers are waiting for concrete results. This is what they are entitled to.

On copyright, I look forward to your opinion on the Recommendation on Online Music which the Commission adopted last year. We are now monitoring its impact. I am pleased to be able to report that things already seem to be moving forward. We have seen a number of deals for EU-wide licences struck since the start of this year, and we are also seeing moves towards improved governance in the more forward-looking collecting societies.

In bringing forward the Recommendation, we wanted to inject a bit of pace into the online music market. It is an area with rich potential for growth, to the ultimate benefit of all concerned – business, rightsholders and consumers. We are also looking at the question of copyright levies. This is on our work programme for later this year. We fully share the view that copyright holders deserve to be rewarded for their work. But we need to ensure that this is done in a fair, efficient and equitable way.

Levies – on media and equipment - impose a cost on both producers and consumers. We need to be sure that this is the most appropriate way to reward rights holders and to examine whether it is putting a brake on innovative products and services. Through digital rights management, there are new technological means through which rights holders can, more directly, protect their interests. The key question is whether existing levies imposed on digital devices should be reduced or phased out and be replaced by direct payment systems. We have launched a consultation to get the views of consumers and stakeholders. I have written to your chair about this and would very much welcome your views on this process.

Finally there is the question of the term of protection for sound recording and its role in fostering a more competitive EU phonogram industry. Currently, the term of protection for performers and producers is fifty years from the time of a recording. The question is whether this should be extended possibly to match the USA which offers 95 years’ protection.
Performers feel that they are entitled to greater protection, at least for their own lifetimes. The European music industry claims an extension is vital for its competitiveness. The results of an impact assessment will be available by the end of 2006. We are consulting all stakeholders during this process with an open mind."

Lees de volledige speech EU Commissaris Charlie McCreevy hier.

IEF 2241

Het Scheidsgerecht

Via DomJur.nl: WIPO Arbitration and Mediation Center, 25 april 2006, LoadIT tegen Xiro Unlimited Entertainment.

Arbitraal domeinnaamvonnis over registratie en geldige reden.

Xiro heeft de domeinnaam loadit.nl geregistreerd na de registratie van het merk LoadIT door Loadit. "Het scheidsgerecht stelt vast dat de domeinnaam 'loadit.nl' een teken is dat overeenstemt met het LoadIT-merk van Eiseres." Loadit heeft in 2004 een overeenkomst gesloten met XXess (later Xiro) ter ontwikkeling van een softwaresysteem, dat Loadit onder de naam LoadIT op de markt wilde zetten. Het Scheidsgerecht stelt dat de bestuurder van XXess (en via zijn holding bestuurder van het huidige Xiro) op de hoogte was van deze plannen.

Xiro bestrijdt echter dat zij in strijd handelt met art. 13A lid 1 sub b BMW, omdat zij de domeinnaam niet gebruikt voor enige website en ook niet zal gebruiken voor het aanbieden voor waren die soortgelijk zijn aan de waren of diensten waarvoor Loadit het merk heeft gedeponeerd. Dit heeft Xiro ondersteunt met een uittreksel uit het handelsregister uit 2003. Eiseres heeft echter een recenter uittreksel overlegd waaruit het tegendeel blijkt.

Ondanks alles is het Scheidsgerecht toch van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Xiro de domeinnaam gebruikt of dreigt te gebruiken op een wijze waartegen eiseres op grond van artikel 13A lid 1 sub b BMW kan optreden. Wel is het Scheidsgerecht van oordeel dat in strijd wordt gehandeld met sub d. Verweerster heeft geen geldige reden voor de registratie of het gebruik van de domeinnaam, evenmin beschikt verweerster over een eigen recht dat een geldige reden zou kunnen vormen. Tevens doet verweerster op ongerechtvaardigde wijze afbreuk aan het onderscheidend vermogen van het LoadIT-merk. De rechtbank acht aannemelijk dat verweerster de domeinnaam uitsluitend heeft geregistreerd om Loadit dwars te zitten. "Het feit dat Verweerster tot op heden geen enkele activiteit met de domeinnaam heeft ontplooid, onderstreept deze intentie."

De vordering tot overdracht slaagt aldus. Tevens wordt het verbod toegewezen om domeinnamen te registreren die inbreukmakend overeenstemmen met het Benelux merk LoadIT van eiseres.

Lees hier het vonnis.

IEF 2240

Eerst even voor jezelf lezen.

- HvJ EG, 22 juni 2006, zaak C-24/05 P. August Storck KG tegen  OHIM. Absolute weigering driedimensionaal merk (vorm van lichtbruin snoepje). Lees het arrest hier.

- HvJ EG, 22 juni 2006, zaak C-25/05 P. August Storck KG tegen  OHIM. Absolute weigering beeldmerk (beeld van goudkleurige verpakking voor snoepjes) Lees het arrest hier.

IEF 2239

Horing

'The European Commission will hold a public hearing on future EU patent policy on 12 July 2006. This is the second step of the public consultation launched in January 2006  with the aim of collecting stakeholders' views on the patent system in Europe and seeking views on what measures could be taken in the near future to improve this system.'

Lees hier meer.