IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 22222
4 september 2024
Artikel

Nieuw op IE-C.nl: inleidend commentaar op AI Act

 
IEF 22221
4 september 2024
Artikel

Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations

 
IEF 2167

Advocaat van Orange (2)

Rechtbank Haarlem,  7 juni 2006, LJN: AX7108 (Met  dank aan zowel Alexandra van Beelen, DLA SchutGrosheide, als Wouter Pors, Bird & Bird.) 

Het omgekeerde van een schaars goed: een telecomreclamevonnis.

Orange voert op haar website en via haar televisiecommercials een reclamecampagne rondom de slogan “Bij Orange betaal je altijd per seconde, dus als je vijf seconden belt, betaal je ook vijf seconden”. KPN heeft gesommeerd het gebruik van de slogan in al haar reclame-uitingen met onmiddellijke ingang te staken.

KPN stelt dat Orange met de slogan ten onrechte pretendeert dat haar klanten uitsluitend voor het aantal gebelde seconden betalen. In werkelijkheid wordt daar bovenop immers voor ieder uitgaand gesprek een starttarief in rekening gebracht. KPN stelt dat aldus sprake is van misleidende reclame. Orange betwist dat.

Vast staat dat Orange bovenop de kosten voor het aantal gebelde seconden of minuten altijd een starttarief in rekening brengt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt dit feit in de televisie-commercials van Orange onvoldoende duidelijk kenbaar gemaakt en wordt door de slogan de suggestie gewekt dat de consument uitsluitend betaalt voor het aantal gebelde seconden.

In het laatste beeld van de commercial is weliswaar te lezen “Kijk voor de voorwaarden op www.orange.nl”, maar die toevoeging is te summier om de hiervoor genoemde suggestie te relativeren. De voorzieningenrechter acht de gewraakte reclame-uiting in de televisiecommercials van Orange daarom misleidend.

Dat geldt niet voor de reclame-uiting op de website. Daar is per 23 mei 2006 aan de slogan de zin toegevoegd “plus per gesprek het Orange starttarief voor het tot standbrengen van de verbinding.” Deze zin is - in een duidelijk leesbaar lettertype - tegelijk met de slogan te lezen. Daardoor wordt hier de suggestie dat uitsluitend voor de gebelde seconden moet worden betaald voldoende gerelativeerd. De reclame-uiting op de website is daarom niet (meer) misleidend te achten.

Orange stelt zich op het standpunt dat KPN door de gewraakte reclame-uitingen niet wordt benadeeld, omdat haar naam daarin niet wordt genoemd. Dit argument gaat echter niet op. Voldoende aannemelijk is geworden dat consumenten naar aanleiding van de door Orange gedane uitingen en de suggestie die daarvan uitgaat, de keuze zullen maken om van een andere aanbieder van telecomdiensten over te stappen naar Orange. Hierdoor zullen die andere aanbieders in het algemeen en KPN, als één van de grootste aanbieders, in het bijzonder, schade lijden in de vorm van omzetverlies.

Het belang van KPN bij de ingestelde vorderingen is dan ook voldoende aannemelijk geworden. Orange moet rectificeren, maar hoeft niet te vermelden dat de slogan onrechtmatig is jegens KPN, aangezien het niet zo kan zijn dat in de rectificatie reclame wordt gemaakt voor KPN.

Lees het vonnis hier (pdf) of hier(rechtspraak.nl). Eerder bericht hier.

IEF 2166

Door uw handelen

Talpa blijft de IE-gemoederen bezighouden. Wanneer je je ergert aan de onlogische volgorde waarin Talpa Eredivisiewedstrijden uitzendt, biedt Talpalarm uitkomst. Talpalarm stuurt je namelijk een sms op het moment dat de samenvatting van ‘jouw’ club wordt aangekondigd. Goed idee, zo lijkt het. Echter, een verkeerd gekozen naam volgens Talpa.

In een brief aan de ondernemers achter Talpalarm stelt Talpa: “Door uw handelen heeft Talpa schade geleden en lijdt zij dat nog steeds. Talpa is echter in deze bereid om af te zien van het vorderen van schadevergoeding.” Elke link met de naam Talpa moet worden verbroken. Bovendien eist Talpa dat de domeinnaam talpalarm.nl wordt overgedragen aan Talpa.

Lees hier iets meer.

 

IEF 2165

Mede-octrooihouder

Kamerstuk 27428, nr. 75, 2e Kamer. Beleidsnota Biotechnologie; Verslag algemeen overleg op 19 april 2006 over onder meer vereenvoudiging van de wet- en regelgeving Biotechnologie.

“De heer Ormel (CDA).Wat gebeurt er met de octrooirechten als er vooruitgang wordt geboekt in de ontwikkeling van een dergelijke (phytophtora-resistente) aardappel?

De minister merkt op dat voor de bestrijding van phytophtora bij aardappelen thans een van de meest kostbare en milieubelastende methoden wordt gebruikt. Daarom concentreert het ministerie van LNV zich in het ggo-onderzoek op resistentie tegen deze aardappelziekte. Het octrooirecht berust bij degenen die het onderzoek financieren. Voor het belangrijkste deel is dat het Rijk. Voor zover anderen aan dit onderzoek meedoen, zoals AVEBE of pootaardappelproefbedrijven, worden zij naar de mate van hun inbreng mede-octrooihouder.”

IEF 2164

Onder het beleggingsobjectenregime

Kamerstuk 29708, nr. 43, Twwede Kamer. Ontwerp Besluit houdende bepalingen met met betrekking tot enkele definities uit artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (bijlage bij 29708, nr. 43)

“In artikel 2 worden beleggingsobjecten aangewezen in de zin van de wet. (…) Met de uitbreiding in artikel 2 worden beleggingsproducten als intellectuele eigendomsrechten bij speelfilms (auteursrechten) onder het beleggingsobjectenregime gebracht.”

IEF 2163

Expiratiedatum

Dat u het even duidelijk is: de 'expiratiedatum' van de Commissie Auteursrecht is 26 juli 2006. (Kamerstuk 28101, nr. 4, Tweede Kamer. Inventarisatie van de permanente, tijdelijke en eenmalige Kaderwet adviescolleges en inventarisatie vaste colleges van advies over uitvoering in zaken van bestuur van het Rijk).

IEF 2162

Vrijelijk hergebruik

Kamerstuk 30571, nr. 1 t/m 5, 2e Kamer. Mediawet. Vaststelling van nieuwe regels over de organisatie en uitvoering van de publieke mediaopdracht. Koninklijke boodschap, Voorstel van wet, Memorie van toelichting en Advies Raad van State en nader rapport.

Uit de MvT: “In het gewijzigd voorstel van wet wordt in artikel 15b, tweede lid, van de Auteurswet voorgesteld dat door of vanwege de openbare macht openbaar gemaakte programmagegevens van de publieke omroep, vrijelijk mogen worden hergebruikt. Onder programmagegevens worden verstaan: namen/titels van de uit te zenden programmaonderdelen en de uitzendtijdstippen, het zogenaamde spoorboekje, alsmede de beschikbare afleveringstitels , toelichtingen et cetera. Het is aannemelijk dat op deze ruime definitie van programmagegevens (verdergaand dan het spoorboekje) behalve geschriftenbescherming ook, in internationale verdragen en Europese richtlijnen verankerd, auteursrecht rust.

Gelet op de op Nederland rustende internationale auteursrechtelijke verplichtingen, in het bijzonder op artikel 5 van de Richtlijn 2001/29/EG inzake auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij - waar limitatief is aangegeven welke beperkingen op het auteursrecht mogen worden gemaakt -, is het niet toegestaan de publieke omroep in te perken op het op de ruime definitie van programmagegevens rustende auteursrecht, als voorzien in artikel 15b, tweede lid, Auteurswet. Daarmee zou men in strijd komen met het internationaal auteursrecht.

Verder regelt het gewijzigde voorstel van wet de verplichting dat alle gegevens gratis worden verstrekt aan iedereen die daarom verzoekt. Het kabinet ondersteunt het vrijkomen van programmagegevens in de vorm van het spoorboekje en tegen een marktconforme vergoeding, maar het thans voorliggende initiatiefvoorstel acht het kabinet een te vergaande inbreuk op de positie van de publieke omroepinstellingen, die bovendien moeilijk te rijmen is met de inzichten van de Europese Commissie. De Europese Commissie gaat ervan uit dat de publieke omroep met de commerciële exploitatie van de publieke taak op een marktconforme wijze eigen inkomsten verwerft, die terugvloeien naar de uitvoering van de publieke taak. Door voor te schrijven dat programmagegevens - zelfs wanneer deze gegevens beperkt blijven tot het spoorboekje waarop hoogstens geschriftenbescherming rust - gratis ter beschikking moeten worden gesteld, wordt de publieke omroep de mogelijkheid ontnomen hun rechten conform Europees inzicht op marktconforme wijze te exploiteren en ten goede te laten komen van de publieke taak. Aldus gaan broodnodige inkomsten voor de publieke omroep verloren. In plaats daarvan wordt met publiek geld de mogelijkheid van het behalen van commerciële winsten gefinancierd, zonder dat het publiek daar media-aanbod voor terugkrijgt.

De eenzijdigheid van de verplichting, die alleen voor de publieke omroepen geldt en niet voor de commerciële omroepinstellingen, brengt voorts de positie tussen publieke en commerciële omroepen uit balans. Publieke omroepen hebben, door het ontbreken van een verplichting op de beschikbaarstelling van de programmagegevens door commerciële omroepen, geen zekerheid dat zij in hun programmaoverzichten een volledig overzicht kunnen geven van het programma-aanbod.

De regering heeft om voornoemde redenen in de Mediawet 2007 vastgehouden aan de oorspronkelijke versie van het initiatiefwetsvoorstel, met de toevoeging van het element van een marktconforme vergoeding."

Uit het advies van de RvS: “De Raad merkt terecht op dat richtlijn 89/552/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/36/EG, het handhaven van het voorkeursrecht niet verbiedt. De Raad merkt voorts terecht op dat bij de uitoefening van het voorkeursrecht, mochten op de programma’s auteursrechten rusten, de auteursrechtelijke beperkingen, zoals de actuele verslaglegging en de overname door de pers in de pers als voorzien in richtlijn 2001/29/EG inzake auteursrecht in de informatiemaatschappij, gerespecteerd moeten worden. De drie-stappen-toets waaraan de Raad refereert ligt besloten in de voorwaarden die aan de inroepbaarheid van de auteursrechtelijke beperkingen zijn verbonden zodat de belangen van rechthebbenden niet onredelijk worden geschaad en de normale exploitatie van de beschermde exploitaties mogelijk blijft.”

IEF 2161

Ondertussen in het FD

(Lang) citaat uit het FD van 06-06-06, p.1 en 3: "De Europese strijd tegen namaak en inbreuk op patenten stelt reders en transporteurs in de Rotterdamse haven in toenemende mate voor problemen. Zij krijgen te maken met stijgende kosten, omdat de douane steeds vaker ladingen vasthoudt wegens mogelijke schending van octrooien. Dat zeggen ondernemers in de Rotterdamse haven. De Vereniging Rotterdamse Cargadoors heeft deze week overleg met de douane om een oplossing te vinden voor de groeiende problematiek.

Volgens advocaten die zich met zaken van patentinbreuk bezighouden, gaat de manier waarop houders van octrooien opereren steeds meer klemmen. Als zij bij de douane claimen dat een bepaald product inbreuk maakt op hun patenten, houdt die deze goederen tegen zonder die claim te onderzoeken.



De douane heeft zelf niet de expertise om hierover te oordelen’, zegt Jasper Helder van de Rotterdamse vestiging van advocatenkantoor Simmons & Simmons. De eigenaar van de goederen moet vervolgens zelf voor de rechter bewijzen dat de claim van octrooi-inbreuk onterecht is. Dat kan leiden tot een lange en kostbare procedure. Al die tijd kan hij niets met zijn waren. En de blokkade kan het logistieke proces verstoren."

In de lange versie van het artikel op p.3 stelt naast Jasper Helder, ook Severin de Wit een alternatieve regeling voor, waarin rechterlijke toetsing vóór de inbeslagname plaats zou moeten vinden, in plaats van achteraf.

IEF 2160

Deugdelijk dient te zijn

Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2006, 247616/H02.1688(SK). Eurocommerce Holding B.V. tegen Eurocommercial Properties B.V. (Met dank aan Remco van Leeuwen, Van Doorne).

Over inburgering, het voeren van handelsnamen en marktonderzoeken.

Merk. De rechtbank heeft in tussenvonnissen overwogen dat niet afdoende bewijs is geleverd dat de aanduiding 'Eurocommerce' als merknaam in de Benelux is ingeburgerd en ECH toegelaten tot bewijs dat deze aanduiding bij het relevante publiek een dusdanige bekendheid geniet als merknaam, dat zij fungeert als teken om de waren en diensten van ECH van die van andere ondernemingen te onderscheiden. Hiertoe is een marktonderzoek met specifieke vragen in de Benelux bevolen.

In verband met de door de deskundige gesignaleerde kwesties, namelijk of het marktonderzoek al dan niet moet worden beperkt tot Nederland, alsmede het tijdstip waarop het publiek met dit merk bekend kan zijn geraakt, overweegt de rechtbank dat in beginsel het merk in het gehele Beneluxgebied deugdelijk dient te zijn. In verband hiermee dient ook een onderzoek naar de inburgering betrekking te hebben op het gehele Beneluxgebied.

Gelet op de inhoud van de brief van de deskundige, voorafgaand aan het eventuele onderzoek, en de gewisselde akten, "(...) kan echter niet langer worden aangenomen dat het mogelijk zal zijn met behulp van een marktonderzoek door een deskundige de vereiste duidelijkheid te kunnen verkrijgen." Immers, ECH heeft (nagenoeg) geen activiteiten in België en Luxemburg onder de aanduiding Eurocommerce ontplooit en bovendien lijkt het niet mogelijk om nu nog anno 2006 bij het relevante publiek na te gaan of genoemde aanduiding reeds medio 2002 bij dit publiek bekend was. Er zal aldus aan de hand van de akte van ECH moeten worden nagegaan of de aanduiding Eurocommerce geschikt is geworden om medio 2002 in de Benelux de waren en diensten van ECH van andere ondernemingen te onderscheiden. De rechtbank komt tot de slotsom dat ECH er niet in is geslaagd aan te tonen dat sprake is van inburgering medio 2002 van de aanduiding Eurocommerce binnen de Benelux, "(...) in die zin dat door een intensief, frequent, wijdverbreid en exclusief gebruik deze aanduiding zich toen en aldaar tot een onderscheidend teken heeft ontwikkeld." Evenmin is aangetoond dat het teken in 2002 de waren en diensten van ECH kan onderscheiden. ECP maakt met het gebruik van de aanduidingen 'Eurocommercial' of 'Eurocommercial Properties' geen inbreuk. "Het afwachten van de antwoorden van het Benelux Gerechtshof op de prejudiciële vragen in de 'Europolis-zaak' zal bovenstaande uitkomst naar het oordeel van de rechtbank niet anders kunnen maken."

Handelsnaam. Verder stelt ECH dat zij zich als houder van de oudste handelsnaam mag verzetten tegen het gebruik door ECP van een overeenstemmend en verwarringstichtend jonger beeldmerk. Het logo van ECH, (in hoofdzaak het woord) 'Eurocommerce', wordt volgens haar door het publiek opgevat als handelsnaam van ECH en ook als zodanig gebruikt. ECP verweert zich door onder meer te stellen dat het in aanmerking komend (deskundig) publiek de handelsnamen niet door elkaar zal halen, nu beide partijen altijd de volledige handelsnamen voeren (te weten Eurocommercial Properties en Eurocommerce Robex Groep) en dat ECH zich niet op grond van art. 6:162 BW kan verzetten tegen het gebruik van het ECP-logo, nu de handelsnaam 'Eurocommerce' jonger is dan het gebruik van dit logo. Bovendien kan voor beschrijvende aanduidingen dit artikel niet worden ingeroepen.

De rechtbank stelt allereerst vast dat het gebruik van de handelsnaam 'Eurocommerce' door ECH ouder is dan het gebruik van de handelsnaam 'Eurocommercial Properties' door ECP. Ten aanzien van het gebruik van de handelsnaam 'Eurocommerce' komt de rechtbank op grond van feiten en omstandigheden tot de conclusie "(...) dat niet alleen niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een méér dan summier en incidenteel gebruik door ECH van de enkele aanduiding 'Eurocommerce', maar dat voorts evenmin is komen vast te staan dat ECH reeds vóór 31 mei 2001, toen ECP haar handelsnaam heeft gewijzigd in 'Eurocommercial Properties', gebruik heeft gemaakt van de enkele aanduiding 'Eurocommerce'". Ook acht de rechtbank ten aanzien van de volledige handelsnamen geen gevaar voor verwarring en nu de precieze activiteiten in belangrijke mate van elkaar verschillen, valt ook hier niet onmiddellijk gevaar voor verwarring te duchten. Ook deze vordering wordt aldus afgewezen. Tevens wordt de vordering tot nietigverklaring van het depot van het door ECH geregistreerde merk 'Eurocommerce' toegewezen.
 
Lees het vonnis hier.

IEF 2159

Landmark

Persbericht EC: "Anti-Contraband and Anti-Counterfeit Agreement between PMI and the European Community and Member States: twenty-four Member States are now Parties.

Since July 2004 fourteen Member States have joined the Community and the initial ten Member States in their fight against cigarette smuggling and have signed the Anti-Contraband and Anti-Counterfeit Agreement with Philip Morris International, Inc, bringing the total number to twenty-four. This landmark agreement, which calls for substantially enhanced cooperation on many fronts in the fight against the shared problem of illegal trade in cigarettes, has proved to be highly effective in practice."

Lees hier meer.

IEF 2158

Nieuwe oogst

Onlangs verschenen bij de bij Oxford University Press: "European Community Plant Variety Protection", een nieuw handboek op het gebied van het kwekersrecht, van de hand van Gert Würtenberger, Paul van der Kooij, Bart Kiewiet en Martin Ekvad. Nadere info treft de potentiële lezer hier aan.