IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 1490

Niet verjaard

Rechtbank Haarlem, 28 december 2005, LJN: AU9273. Euromedica tegen MSD. Executiegeschil in de parallelimportzaak over het merk RENITEC (eerder bericht hier).

Euromedica en MSD zijn overeengekomen dat ter afwending van executiemaatregelen in verband met de inning van verbeurde dwangsommen, ten behoeve van MSD een bankgarantie wordt gesteld. Onder de bankgarantie zal worden uitgekeerd indien bij onherroepelijke uitspraak komt vast te staan dat Euromedica de dwangsommen daadwerkelijk verschuldigd is. De rechtbank is van oordeel dat MSD op grond van deze overeenkomst redelijkerwijs mocht verwachten dat Euromedica tot het moment dat bij onherroepelijke uitspraak komt vast te staan of de dwangsommen verschuldigd zijn, afstand heeft gedaan van het recht om een beroep te doen op verjaring van de dwangsommen ex artikel 611g Rv. Lees het vonnis hier.

IEF 1489

Diffamerende effect

Rechtbank Amsterdam, 13 december 2005, LJN: AU9606. Eiser tegen de TROS / Opgelicht. Acteur wil liever niet in beeld.

Eiser vordert, kort gezegd, de Tros te veroordelen om in het programma Opgelicht het portret van eiser niet te tonen dan wel op zodanige wijze dat de onherkenbaarheid is gegarandeerd en de naam eiser in het programma niet te noemen behoudens indien dat geschiedt met de initialen S.B., alles op straffe van een dwangsom. Eiser stelt hiertoe dat hij een redelijk belang als bedoeld in artikel 21 van de Auteurswet heeft om zich tegen openbaarmaking van zijn portret te verzetten, omdat hij als acteur niet herkenbaar in beeld wenst te komen betreffende zaken die in het verleden in de publiciteit hebben gespeeld.

De Tros heeft verklaard dat zij in het programma Opgelicht van 13 december 2005 bepaalde feiten over het betalingsgedrag van eiser aan de orde wil stellen en dat zij daaruit de conclusie wil trekken dat er een patroon van oplichting in zit. Voorts wil zij mensen tegen eiser waarschuwen. Eiser ontkent niet dat hij schulden heeft gemaakt, zowel in het verleden als ook nog in dit jaar, maar ontkent wel dat er sprake is van een bepaald patroon en dat hij de opzet heeft mensen op te lichten.

De vrijheid van meningsuiting van de Tros brengt mee dat zij op basis van bepaalde feiten conclusies mag trekken, mits zij hierbij de nodige zorgvuldigheid betracht. De door haar in het onderhavige geval te trekken conclusies zijn niet van elke grondslag ontbloot. Voorstelbaar is dat de Tros een bepaald patroon in de handelingen van eiser ziet. Eiser ontkent de door de Tros gestelde feiten niet, wel de door haar daaraan verbonden conclusies. Nu de Tros ter zitting wederom de mogelijkheid aan eiser heeft gegeven om een weerwoord in het programma naar voren te brengen, kan voorshands niet gezegd worden dat zij niet de nodige zorgvuldigheid heeft betracht en het programma, zoals ter zitting door de Tros is toegelicht, onrechtmatig is jegens eiser.

Verder heeft eiser een beroep gedaan op zijn portretrecht. In beginsel mag de Tros het portret van eiser tonen, tenzij een redelijk belang van eiser zich tegen de openbaarmaking verzet. eiser heeft een dergelijk belang, gezien het diffamerende effect dat van het tonen van zijn foto in het programma Opgelicht uitgaat. Het tonen van de foto is derhalve in beginsel in strijd met artikel 21 van de Auteurswet, tenzij het belang van de Tros zwaarder weegt.

De Tros heeft aangevoerd dat zij in het programma, dat misstanden zoals oplichting aan de kaak stelt, een waarschuwing jegens eiser wil doen uitgaan. Nu, zoals hiervoor overwogen, de waarschuwing niet van elke grondslag is ontbloot, heeft de Tros belang bij het op de een of andere manier bekend maken van de identiteit van eiser. Door dat te doen met een portret en de aanduiding eiser dient de Tros dit belang op een niet onredelijke wijze. De belangenafweging valt daarom uit in het voordeel van de Tros.

Onder de gegeven omstandigheden kan niet gesproken worden van een dusdanige inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van eiser, dat dit een beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting van de Tros rechtvaardigt.  De vorderingen worden dan ook afgewezen. Lees het vonnis hier.

IEF 1488

Te lang laten huilen

Rechtbank Amsterdam, 4 januari 2006,  LJN: AU9567, Prinses Maxima tegen de De Telegraaf Tijdschriften Groep (Privé). Informatierecht: nog even het vonnis in de zaak van het getikte kindermeisje.

In de editie van het weekblad Privé van 8 juni 2005 staat een bericht met de strekking dat drie kindermeisjes voor prinses Amalia zorgen, dat één van hen Prinses Amalia te lang heeft laten huilen, dat Prinses Máxima het verantwoordelijke kindermeisje een tik zou hebben gegeven en, tenslotte, dat dit kindermeisje zou zijn ontslagen.

“Tussen partijen is niet in geschil dat door de publicatie de eer en goede naam van eiseres is aangetast en dat de inhoud van het artikel een ernstige inbreuk vormt op haar privé-leven. Gedaagden betogen ten onrechte dat deze inbreuk in dit geval, gelet op de positie van eiseres gerechtvaardigd is. Zij voeren wel terecht aan dat eiseres een publiek figuur is als echtgenote en moeder van de beoogde troonopvolgers in Nederland. Een dergelijk publiek figuur zal enige tolerantie hebben te betrachten naarmate privé-aangelegenheden het karakter van de huiselijke kring overstijgen, hetgeen in ieder geval aan de orde kan zijn indien eiseres zich anders gedraagt dan naar algemene maatschappelijke normen passend is voor iemand in haar positie. Dat gaat echter niet zover dat eiseres zich de onderhavige, ernstige beschuldiging, waarvan bij voorbaat vaststond dat de juistheid niet kan worden aangetoond wegens het beroep van gedaagden op toegezegde anonimiteit van de bron, moet laten welgevallen.”

De rechtbank beveelt gedaagden o.a. op de rechter bovenzijde van bladzijde 3 van voornoemde editie van Privé in zwarte letters op een witte ondergrond in een kader ter grootte van een kwart van de gehele pagina op duidelijk leesbare wijze en in zodanig formaat dat voornoemd vlak volledig is gevuld de volgende tekst te plaatsen:

“In Privé van 8 juni 2005 stond dat HKH Máxima, Prinses der Nederlanden, drie kindermeisjes in dienst zou hebben, één ervan een tik zou hebben gegeven en haar vervolgens zou hebben ontslagen. 

In werkelijkheid heeft Prinses Máxima één kindermeisje in dienst vanaf het najaar van 2004, dat niet is ontslagen en geen tik heeft gehad.

De Rechtbank te Amsterdam heeft bij vonnis d.d. 4 januari 2006 vastgesteld dat de aantijging in Privé onrechtmatig is jegens Prinses Máxima.” Lees het vonnis hier.

IEF 1487

Afneembaar ondoorzichtig laagje

Hoge Raad, 13 januari 2006, Nr. C04/252HR, LJN: AU3256, Eiser / Prepaid Cards Bvba (België) tegen Gnanam Telecom Center B.V. c.s.

Eiser is houder van een EP voor een werkwijze voor het bewerken van vooruit betaalde telefoonoproepen. In de woorden van AHG Huydecoper: “Op gevaar af, dat mij met recht wordt verweten dat ik de zaken te eenvoudig weergeef: het gaat er bij dit octrooi om, dat men kan telefoneren door een persoonlijk toegangsnummer te "draaien". Het systeem controleert dan of dat nummer geldig is en of daar een beltegoed voor is opgeslagen. Daarna kan het nummer van de persoon die men wil opbellen worden verwerkt (dat nummer kan, afhankelijk van het gekozen systeem, tegelijk met het toegangsnummer worden gedraaid, of nadat de verificatie heeft plaatsgehad), en wordt de verbinding gemaakt. De verbinding wordt afgebroken als het beltegoed verbruikt is. Gegadigden krijgen hun toegangsnummers (die van tevoren in een centrale zijn opgeslagen) door een telefoonkaart te kopen waarop het (vertrouwelijke) nummer achter een afneembaar ondoorzichtig laagje, bijvoorbeeld een "kraslaag", is voorgedrukt.”

Gedaagden Gnanam c.s., zijn als "groep van bedrijven" - iedere vennootschap in de eigen rol - betrokken bij het op de relevante Europese markten brengen van prepaid telefoonkaarten.

De vorderingen van eiser c.s. zijn in de eerste aanleg afgewezen op de grond dat, kort gezegd, de door Gnanam c.s. toegepaste maatregelen niet beantwoordden aan de in het octrooi beschermde uitvinding. In het namens eiser c.s. ingestelde appel heeft het hof deze beslissing bekrachtigd. Hoge Raad verwerp het beroep.

Daarbij heeft het hof zich vooral laten leiden door de vaststelling dat Gnanam c.s. maatregelen zouden toepassen die beantwoordden aan een Amerikaans octrooi van welk octrooi de uitvinding uit het eiser-octrooi in het laatstgenoemde octrooi wordt "afgebakend". Als belangrijkste verschil tussen de vindingen volgens het Amerikaanse octrooi en het eiser-octrooi heeft het hof aangemerkt, dat volgens het Amerikaanse octrooi het publiek eerst contact moet zoeken met (dat wil zeggen: moet bellen naar) een externe organisatie, en pas dan de (geheime) toegangscode en het nummer van de andere partij met wie men wil bellen kan ingeven; terwijl volgens het eiser-octrooi met de twee laatste stappen kan worden volstaan, en de eerste stap - het leggen van contact met een externe organisatie - dus overbodig is. In het door Gnanam c.s. toegepaste systeem zou de bedoelde ("extra") stap wèl noodzakelijk zijn. Daarom beantwoordde het systeem van Gnanam c.s. wel aan het Amerikaanse octrooi, en (dus) niet aan het eiser-octrooi.

Het cassatiemiddel bestrijdt vooral de voor zijn beslissing door het hof gebezigde motivering, al worden op enkele punten ook rechtsklachten aangevoerd.

Alle klachten falen en de Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep. Wellicht nog het vermelden waard is r.o. 3.4.3: De rechtsklacht van dit onderdeel houdt in dat het hof ten onrechte zijn oordeel over de uitleg van het Amerikaanse octrooi heeft gebaseerd op de beschrijving van dat octrooi, in plaats van op de conclusies, verstaan in het licht van die beschrijving, althans in zijn beoordeling die beschrijving zwaarder heeft laten wegen dan de conclusies. Deze klacht mist feitelijke grondslag en kan reeds daarom niet tot cassatie leiden. Het hof heeft geoordeeld dat de conclusies van het Amerikaanse-octrooi, waarvan het in rov. 12 de eerste met zoveel woorden heeft besproken, geen dwingende chronologische volgorde voorschrijven van de beschreven handelingen en heeft zich, overeenkomstig hetgeen art. 69 EOV en art. 53 lid 2 ROW 1995 voor de bepaling van de beschermingsomvang voorschrijven, vervolgens georiënteerd op de beschrijving van dat octrooi, waarin het evenmin een dwingende volgorde van de handelingen heeft gelezen.” (AG Huydecoper stelt hierover in zijn conclusie: Het verschil dat ik bedoel wordt misschien het best geïllustreerd wanneer men zich voorstelt dat niet een octrooi, maar een tijdschriftpublicatie als onderdeel van de "bekende stand van de techniek" had moeten worden beoordeeld. Tijdschriftpublicaties hebben geen conclusies (althans: niet in de daarvoor in de octrooipraktijk gebruikelijke betekenis), en voor tijdschriftpublicaties bevat de octrooirechtelijke regelgeving ook geen regels van uitleg.  Bij beoordeling van een octrooi als onderdeel van de bekende stand van de techniek, moet dat niet anders worden uitgelegd dan een tijdschriftpublicatie: als bron van informatie, ongeacht de met het oog op de beschermingsomvang gekozen opbouw of redactie.”) Lees het arrest hier.

IEF 1486

Objecten van siersmeedkunst

Kamerstuk 29912, nr. B, 1e kamer, 16 januari 2006. Aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van de Volgrecht Richtlijn. Memorie van antwoord.

Antwoord van minister Donner op vragen van de eerste kamer. Over de toepassselijkheid op objecten van siersmeedkunst, over de onvervreemdbaarheid en uitsluiting van afstand van het recht door de maker, over rechten die toekomen aan de werkgever, over in consignatie gegeven kunstwerken, over huurkoop, over werken ondergebracht in een BV, over verjaringstermijnen, over rechthebbenden uit derde landen en over geharmoniseerde drempelbedragen en collectieve beheersorganisaties. Lees hier meer.

IEF 1485

De 21e Eeuw

Programma VVA Ledenvergadering van  27 januari 2006,  13.15 – 17.00, KNAW, Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29, Amsterdam.

Thema voor het wetenschappelijk gedeelte:  'Thuiskopie in de 21e eeuw'. De vraag is verder of de komst van Digital Rights Management systemen de heffing niet overbodig maakt? Of hebben hardware en software producenten hun zaken eigenlijk nog onvoldoende voor elkaar? Kunnen DRM en een systeem van heffingen naast elkaar bestaan? Deze zaken en meer zullen uitvoerig worden bediscussieerd door de inleiders en panelleden.

De ledenvergadering begint om 13.15 met eerst het huishoudelijk gedeelte en vanaf 13.30 het wetenschappelijk gedeelte. Het wetenschappelijk gedeelte eindigt rond de klok van 17.00 uur. Lees het volledige programma hier.

IEF 1484

Flexibel collectief

Naar aanleiding van de groeiende kritiek van auteursrechthebbenden op collectief beheer waarbij alle rechten dienen te worden overgedragen, heeft Buma/Stemra onlangs het project Flexibel Collectief Beheer gelanceerd. Rechthebbenden krijgen de keuze om muziek op eigen websites ter beschiking te stellen zonder geld voor de rechten aan Buma/Stemra af te dragen. In het project zal ook aandacht worden besteed aan creative commons en technische beschermingsmaatregelen die wellicht door Buma/Stemra ter beschikking worden gesteld om muziek te beveiligen. Lees hier meer.

IEF 1483

Het beste?

Vandaag gaat de site 'HetBesteProduct.nl' officieel van start. Op de site worden vergelijkingen getoond van elektronicaproducten door gebruik te maken van testresultaten van vakbladen. De consumentenbond gaat onderzoeken of de site hiermee inbreuk maakt op auteursrechten en indien het antwoord bevestigend is eventueel stappen ondernemen.

“HetBesteProduct.nl maakt gebruik van gegevens van onder meer de Consumentenbond. Het is zo dat de leden van de vereniging die onderzoeken betalen. Het is op voorhand niet te zeggen of de  site inbreuk maakt op auteursrechten. Dat moeten we goed bekijken", aldus woordvoerder Ewald van Kouwen van de Consumentenbond.

Niels Willems van HetBesteProduct.nl: “We hebben nog niet met de bladen gesproken over ons initiatief, maar ik verwacht geen problemen. We gebruiken slechts één onderdeel van de onderzoekjes die in bladen staan, namelijk de cijfers, en daar passen we weer een correctie op toe. Wij verwerken informatie, en dat is toegestaan.” De vergelijkingssite vermeldt volgens Willems altijd welke vakbladen testresultaten hebben ‘geleverd’. Lees hier iets meer (Emerce).

IEF 1482

Hoge bomen

HvJ EG, 12 januari 2006, zaak C-361/04, Picaro - Picasso. Succession Picasso (de erven van de schilder Picasso) verzet zich met haar merk PICASSO in hoogste instantie tegen het volgens haar verwarringwekkende merk Picaro van DaimlerChrysler, beide (o.a.) ingeschreven voor automobielen en hun onderdelen. Helaas niet zo lyrisch, maar de strekking is hetzelfde als die van de conclusie van de AG.

Eerder oordeelde het Gerecht: "Daaruit volgt dat de twee tekens visueel en fonetisch overeenstemmen, maar dat de mate van auditieve gelijkenis zwak is. Begripsmatig is het woordteken PICASSO bij het relevante publiek bijzonder goed bekend als zijnde de naam van de beroemde schilder Pablo Picasso. Het woordteken PICARO kan door Spaanstalige personen worden opgevat als de aanduiding van onder meer een personage uit de Spaanse literatuur, terwijl het geen semantische inhoud heeft voor het (overwegend) niet-Spaanstalige deel van het relevante publiek. Begripsmatig stemmen de tekens dus niet overeen. Daaruit volgt dat de begripsmatige verschillen tussen de betrokken tekens in casu opwegen tegen de hiervoor in punt 54 genoemde visuele en fonetische overeenkomsten." Geen gevaar voor verwarring.

Picasso stelt dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat, aangezien een beroemde familienaam als PICASSO een duidelijke en vaste betekenis heeft, die het relevante publiek dus onmiddellijk kan begrijpen, een dergelijk groot begripsmatig verschil tussen de twee tekens kan ontstaan dat de visuele en fonetische gelijkenissen die eveneens tussen deze tekens bestaan, erdoor worden geneutraliseerd. Zij stelt dat het begripsmatige verschil tussen de twee tekens er niet groter op kan worden doordat een teken een duidelijke en vaste betekenis heeft, die het relevante publiek dus onmiddellijk kan begrijpen.

Deze omstandigheid is bijgevolg niet relevant voor de beoordeling of dat begripsmatige verschil kan opwegen tegen de visuele en fonetische gelijkenissen tussen de betrokken tekens. Bovendien moet het belang van eventuele visuele, fonetische of begripsmatige verschillen tussen twee merken worden beoordeeld met inachtneming van de categorie van de waren waarop het merk betrekking heeft, en van de omstandigheden waaronder zij in het economisch verkeer worden gebracht (Lloyd). Bijgevolg is de betekenis die de naam van een beroemd persoon los van deze waren kan hebben, niet relevant voor deze beoordeling. Het Gerecht heeft derhalve ten onrechte op basis van deze betekenis geconcludeerd dat de tussen de betrokken tekens vastgestelde visuele en fonetische gelijkenissen worden geneutraliseerd, zonder daarbij rekening te houden met de categorie van de waren en met de marktsituatie.

Het Hof gaat met het Gerecht mee en stelt dat "wanneer ten minste een van de twee betrokken tekens voor het relevante publiek een duidelijke en vaste betekenis heeft, die dit publiek dus onmiddellijk kan begrijpen, de tussen deze tekens vastgestelde begripsmatige verschillen kunnen opwegen tegen de visuele en fonetische gelijkenissen ervan."

"Daarna heeft het Gerecht zich uitgesproken over de door deze tekens opgeroepen totaalindruk en, na een feitelijke beoordeling geconcludeerd dat het in casu bijzonder uitgesproken en voor de hand liggende begripsmatige verschil opwoog tegen de visuele en fonetische gelijkenissen. Daarbij heeft het Gerecht bij zijn globale beoordeling van het verwarringsgevaar met name rekening gehouden met de bijzonder grote mate van oplettendheid van het relevante publiek bij de aankoop van waren zoals personenauto’s."

"Aldus is het Gerecht in punt 62 van het bestreden arrest, pas na onderzoek van verscheidene elementen op basis waarvan het het verwarringsgevaar globaal heeft kunnen beoordelen, tot de slotsom gekomen dat de mate van overeenstemming van de betrokken merken onvoldoende groot is om te concluderen dat het relevante publiek kan menen dat de betrokken waren van dezelfde onderneming of, in voorkomend geval, van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn, zodat er geen gevaar van verwarring bestaat.

Voor het overige behoeft slechts te worden opgemerkt dat waar rekwiranten stellen dat het Gerecht bij zijn beoordeling van de overeenstemming van de betrokken tekens geen acht heeft geslagen op de categorie van betrokken waren, zij het bestreden arrest verkeerd lezen. Blijkens de punten 55 en 57 van dat arrest heeft het Gerecht, eveneens na feitelijke beoordelingen die het Hof in het kader van een hogere voorziening niet mag toetsen, immers geoordeeld dat wanneer het relevante publiek wordt geconfronteerd met het woordteken PICASSO, het daarin onvermijdelijk een verwijzing naar de schilder ziet, en dat, gelet op het feit dat deze schilder bij dat publiek bekend is, deze bijzonder nadrukkelijke begripsmatige verwijzing de pregnantie van dit teken als merk – naast andere – voor personenwagens grotendeels kan temperen." Hieruit volgt dat het eerste onderdeel van het middel ongegrond is.

Verder stelt Picasso dat het Gerecht artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 onjuist heeft toegepast door te oordelen dat bij de beoordeling van het verwarringsgevaar in het kader van een oppositieprocedure tegen een inschrijvingsaanvraag rekening dient te worden gehouden met de mate van oplettendheid van de gemiddelde consument wanneer hij zijn keuze tussen verschillende waren of diensten voorbereidt of maakt. Volgens rekwiranten is deze uitlegging te restrictief, aangezien ze voorbijgaat aan de regel die het Hof in punt 57 van het reeds aangehaalde arrest Arsenal Football Club heeft geformuleerd, namelijk dat het merk niet alleen tegen eventuele verwarring op het tijdstip van aankoop van de betrokken waar, maar ook tegen eventuele verwarring ervoor of erna moet worden beschermd.

Het Hof oordeelt: "Bijgevolg heeft het Gerecht in punt 59 van het bestreden arrest terecht geoordeeld dat bij de in artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 bedoelde beoordeling van een eventueel gevaar van verwarring van merken voor personenauto’s rekening dient te worden gehouden met het feit dat, gelet op de aard van de betrokken waren en met name op de prijs en de sterk technologische aard ervan, de mate van oplettendheid van het relevante publiek bij de aankoop van dergelijke waren bijzonder groot is.

Zodra feitelijk is aangetoond dat de gemiddelde consument een bepaalde waar wegens de objectieve eigenschappen ervan pas na een bijzonder aandachtig onderzoek aankoopt, dient immers rechtens ermee rekening te worden gehouden dat hierdoor het gevaar van verwarring van de merken voor dergelijke waren kleiner kan worden op het beslissende moment waarop de consument tussen deze waren en merken kiest.

Met betrekking tot het feit dat het relevante publiek dergelijke waren en de daarop betrekking hebbende merken ook kan waarnemen los van de aankoop ervan en, in voorkomend geval, in deze situaties minder oplettend kan zijn, heeft het Gerecht [...] eveneens terecht opgemerkt dat deze mogelijkheid niet in de weg staat aan de inaanmerkingneming van de bijzonder grote mate van oplettendheid van de gemiddelde consument wanneer hij zijn keuze tussen verschillende waren van de betrokken categorie voorbereidt en maakt."

De hogere voorziening wordt afgewezen. Lees hier het arrest.

IEF 1481

Vrijdagmiddagberichten

1- Je zou Fall Out Boy een moderne variant op Bad Religion kunnen noemen, lekker rocken en goede liedjes. Meest opvallend is de humor, die vooral in de idiote songtitels van hun eerste cd is te bewonderen. Wat dacht je van Our Lawyer Made Us Change The Name Of This Song So We Wouldn't Get Sued. Zie hier meer.

2- Volkswagen heeft donderdag een rechtszaak om zijn wereldberoemde VW-logo gewonnen. De zaak was aangespannen door een Oostenrijker die meende dat hij het originele logo in 1939 had ontworpen, maar daar nooit erkenning voor heeft gekregen. De indmiddels 86-jarige Nikolai Borg beweert dat hij het logo heeft ontworpen in opdracht van de toenmalige naziminister van Arbeid, Fritz Todt. Hij stelt dat VW hem aan het lijntje hield door te zeggen dat er iets zou worden geregeld na de Duitse 'eindoverwinning'. Borg ontdekte het logo echter al in 1943 op een VW-auto van het Duitse leger. Lesen Sie mehr hier.

3- De kunstwebsite Galeries.nl is veroordeeld tot een schadevergoeding vanwege het zonder toestemming en naamsvermelding plaatsen van een foto. Het betreft een foto van Peter van Rijswijk, die in opdracht van Wieteke van Dort foto’s van haar kunstwerken had gemaakt. De rechtbank in Den Bosch veroordeelde de provider uiteindelijk tot een schadevergoeding van negenhonderd euro. Daarnaast moet Galeries.nl de proceskosten, duizend euro, betalen. Lees meer hier en hier.