IEF 22924
16 september 2025
Uitspraak

Gerecht: geen link tussen ZARA en pastaZARA

 
IEF 22920
16 september 2025
Uitspraak

Geen vreedzame co-existentie voor merken CFA en CEFA

 
IEF 22918
16 september 2025
Uitspraak

Toch verwarringsgevaar tussen beeldmerk 'Crax' en 'Krax'

 
IEF 22909

Conclusie A-G Szpunar: auteursrechtelijke bescherming toegepaste kunst

HvJ EU 8 mei 2025, IEF 22909; ECLI:EU:C:2025:330 (Mio AB e.a. tegen Galleri Mikael & Thomas Asplund AB / konektra GmbH & LN tegen USM U. Schärer Söhne AG), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-a-g-szpunar-auteursrechtelijke-bescherming-toegepaste-kunst

Conclusie AG HvJ EU 8 mei 2025, gevoegde zaken C-580/23 en C-795/23, IEF 22909; ECLI:EU:C:2025:330 (Mio AB e.a. tegen Galleri Mikael & Thomas Asplund AB / konektra GmbH & LN tegen USM U. Schärer Söhne AG). Zaken gaan over de auteursrechtelijke bescherming van toegepaste kunst, in deze gevallen ging het om meubels. In het auteursrecht van de Unie is voor werken van toegepaste kunst het beginsel van bescherming zonder bijzondere vereisten verankerd. In deze gevoegde zaken wordt het Hof verzocht zijn rechtspraak te verfijnen. Zaak C-580/23 ging over een tafel, zaak C-795/23 over een modulair meubelsysteem. De zaken zijn gevoegd en er zijn vier vragen aan het Hof gesteld. Deze vragen hebben betrekking op het begrip "werk" in de zin van het auteursrecht van de Unie. Szpunar behandeld verschillende aspecten in zijn conclusie. Als eerst behandelt hij de verhouding tussen auteursrechtelijke en modelrechtelijke bescherming (eerste vraag in zaak C-795/23). De verwijzende rechter in essentie te vernemen of er een regel-uitzondering-relatie bestaat tussen modelrechtelijke en auteursrechtelijke bescherming waardoor bij het onderzoek van de oorspronkelijkheid van werken van toegepaste kunst hogere eisen moeten worden gehanteerd dan bij andere soorten werken (r.o. 25-38). Daarna bespreekt Szpunar de criteria voor de beoordeling van de oorspronkelijkheid van een werk (eerste en tweede vraag in zaak C-580/23 en tweede en derde vraag in zaak C-795/23). Moet er bij beoordeling van de oorspronkelijkheid rekening worden gehouden met factoren die verband houden met het scheppingsproces en de bedoeling van de maker, dan wel alleen met elementen die zichtbaar zijn in het werk zelf? Ook vragen deze rechters zich af welke rol bij deze beoordeling is weggelegd voor bijkomende factoren zoals het gebruik van gangbare modellen bij het scheppen van het werk, het feit dat de maker zich heeft laten inspireren door bestaande voorwerpen, de mogelijkheid dat gelijkaardige voorwerpen onafhankelijk worden gecreëerd of de erkenning van het ontwerp in vakkringen (r.o. 39-62) Tenslotte de criteria voor de beoordeling van de inbreuk op beschermde auteursrechten (derde en vierde vraag in zaak C-580). Hoe moet een eventuele inbreuk op de uitsluitende auteursrechten van artikel 2, onder a), artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 worden beoordeeld? Moet het betrokken werk herkenbaar zijn of is eenzelfde algemene indruk voldoende? (r.o. 63-73). 

IEF 22911

EU-Gerecht bevestigt werkelijk gebruik Benelux-merk VINITES

Gerecht EU (voorheen GvEA) 10 sep 2025, IEF 22911; ECLI:EU:T:2025:852 (Vinatis SAS tegen EUIPO, Vinites BV), https://ie-forum.nl/artikelen/eu-gerecht-bevestigt-werkelijk-gebruik-benelux-merk-vinites

Gerecht EU 10 september 2025; IEF 22911; IEFbe 3968; ECLI:EU:T:2025:852 (Vinatis SAS tegen EUIPO, Vinites BV). Het Gerecht bevestigt dat EUIPO’s Kamer van Beroep terecht heeft aangenomen dat het oudere Benelux-woordmerk VINITES daadwerkelijk is gebruikt voor (i) importdiensten in klasse 35 (“import van goederen, incl. die van klasse 33, ook in het kader van groothandel en detailhandel”) en (ii) diverse onderwijs- en evenementendiensten in klasse 41 (o.a. wijnproeverijen, cursussen over wijn/vinologie en culturele/educatieve events rond eten en drinken). Nieuwe bewijsstukken die Vinites pas bij het Gerecht indiende (bij de incidentele vordering over exportdiensten in klasse 35) zijn onontvankelijk; hetzelfde geldt voor aanvullend gebruiksbewijs in de hoofdzaak dat pas in beroep werd overgelegd. De grief van Vinatis dat de Kamer van Beroep haar motiveringsplicht (art. 94(1) UMVo) schond, faalt: de beslissing behandelt expliciet het “secundaire” karakter van de diensten in klasse 41 en past de relevante rechtspraak toe. Evenmin slaagt de klacht dat de Kamer het dienstenbegrip in klasse 35 te ruim uitlegde: “import” en “export” mogen, gelet op doel en gebruik, als afzonderlijke subcategorieën worden beoordeeld.

IEF 22910

Gerecht EU: “OSPW System” beschrijvend voor fietsonderdelen; geen onderscheidend vermogen

Gerecht EU (voorheen GvEA) 11 jun 2025, IEF 22910; ECLI:EU:T:2025:584 (CeramicSpeed Sport A/S tegen EUIPO, Marcin Golec), https://ie-forum.nl/artikelen/gerecht-eu-ospw-system-beschrijvend-voor-fietsonderdelen-geen-onderscheidend-vermogen

Gerecht EU 11 juni 2025, IEF 22910; IEFbe 3967; ECLI:EU:T:2025:584 (CeramicSpeed Sport A/S tegen EUIPO, Marcin Golec). Het Gerecht verwerpt het beroep van CeramicSpeed Sport A/S tegen EUIPO en bevestigt de beslissing van de Kamer van Beroep dat het internationale woordmerk OSPW System (met EU-aanwijzing, aangevraagd op 30 juni 2017) voor het grootste deel nietig is wegens beschrijvend karakter (art. 7(1)(c) UMVo / Vo. 207/2009). Het merk was ingeschreven voor waren in de klassen 7 en 12, waaronder lagers en fietsonderdelen. Volgens het Gerecht vormt het relevante publiek van fietsers en professionals met een gemiddeld tot hoog aandachtsniveau de maatstaf. Dat publiek begrijpt “OSPW” als afkorting van “oversized pulley wheels”, terwijl “System” verwijst naar een geheel van samenwerkende onderdelen (zoals derailleurkooien, pulleys en lagers). Daarmee bestaat een rechtstreeks en concreet verband tussen het teken en de kenmerken van de betrokken waren. Dat CeramicSpeed zelf de afkorting heeft geïntroduceerd of dat er alternatieve afkortingen mogelijk waren, doet niet af aan het beschrijvende karakter. Bewijs dat van na de depotdatum of buiten de EU afkomstig is, mag bovendien worden gebruikt om te laten zien dat de term in 2017 al die betekenis had of in de EU doordrong.

IEF 22908

Visuele verschillen voorkomen verwarring IMPOSSIBLE/IMPOSSIBLE BAKERS

Gerecht EU (voorheen GvEA) 23 jul 2025, IEF 22908; ECLI:EU:T:2025:755 (Impossible Foods Inc. tegen EUIPO, Impossible Foods SL), https://ie-forum.nl/artikelen/visuele-verschillen-voorkomen-verwarring-impossible-impossible-bakers

Gerecht EU 23 juli 2025, IEF 22908; IEFbe 3966; ECLI:EU:T:2025:755 (Impossible Foods Inc. tegen EUIPO, Impossible Foods SL). Het Gerecht bevestigt op 23 juli 2025 dat geen verwarringsgevaar bestaat tussen het oudere Uniewoordmerk IMPOSSIBLE (EU-merk nr. 017924675; kl. 30) van Impossible Foods Inc. en het aangevraagde beeldmerk IMPOSSIBLE BAKERS van Impossible Foods SL voor waren in klasse 30 en diensten in klasse 35. De Opposition Division had de oppositie nog toegewezen op art. 8(1)(b) UMVo; de Kamer van Beroep vernietigt dat besluit wegens gebrek aan verwarringsgevaar, en het Gerecht bekrachtigt dat oordeel. Het relevante territorium is de EU; voor klasse 30 is het relevante publiek de algemene consument met een laag tot gemiddeld aandachtsniveau; voor klasse 35 is dat idem bij detailhandel en boven gemiddeld bij groothandel (professionals). Waren in kl. 30 zijn (deels) identiek; de diensten in kl. 35 zijn gemiddeld soortgelijk.

IEF 22917

Hof ’s-Hertogenbosch bekrachtigt faillissement na geschil over octrooiovereenkomst

Hof 's-Hertogenbosch 22 mei 2025, IEF 22917; ECLI:NL:GHSHE:2025:1443 ([B.V. 1] B.V. tegen [B.V. 2] B.V. en [geïntimeerde 2]), https://ie-forum.nl/artikelen/hof-s-hertogenbosch-bekrachtigt-faillissement-na-geschil-over-octrooiovereenkomst

Hof 's-Hertogenbosch 22 mei 2025, IEF 22917; ECLI:NL:GHSHE:2025:1443 ([appellant] tegen [geïntimeerden]). Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bekrachtigt op 22 mei 2025 het vonnis van de rechtbank Limburg van 25 maart 2025, waarbij het verzet van [B.V. 1] B.V. tegen haar faillietverklaring ongegrond wordt verklaard. De rechtbank verklaart [appellant] eerder, op 25 februari 2025, failliet op verzoek van [geïntimeerde 2], nadat [appellant] een eerdere veroordeling van 2 oktober 2024 niet nakomt. Die veroordeling vloeit voort uit een geschil over de nakoming van een overeenkomst tot overdracht van octrooirechten, waarin is bepaald dat [appellant] 4% van de netto-opbrengst per verkochte machine aan [geïntimeerde 2] moet betalen. De rechtbank oordeelt dat [appellant] tekortschiet in de nakoming, dat de ontbinding door [geïntimeerde 2] terecht is en veroordeelt [appellant] tot betaling van in totaal € 78.272,55, vermeerderd met rente en kosten.

IEF 22905

Entertainment & Recht 2025 was een geslaagde middag

Op 10 september 2025 vond Entertainment & Recht plaats.

Het was een leuke middag in Café Vertigo waarin Marijn Kingma en Michiel Odink een update gaven over de top 10 actualiteiten binnen de entertainmentwereld. De zaal ging actief met elkaar in gesprek, en met name het vonnis in Sena/VCR en de vraagstukken rond deepfakes leverden veel discussies op. Daarna gaf Rob Zimmermann ons een kijkje in de keuken van Netflix. Ook heeft Denis Doeland onze kennis over AI en de invloed op het digitale vermogen bijgespijkerd. We sloten af met een panel over het ONB-arrest, waarbij Peter Marx dit arrest inleidde vanuit Belgisch perspectief. Tijdens het panel bespraken we de gevolgen op de Nederlandse praktijk en rees de vraag of we niet beter af zijn zonder artikelen 7 en 8 van de Auteurswet, en wat mogelijke consequenties daarvan zijn.

Dank aan Marijn Kingma, Michiel Odink, Rob Zimmermann, Denis Doeland, Peter Marx, Vera Nederpelt, Victor den Hollander en Anne Roest Crollius.

IEF 22902

Staat maakt geen inbreuk op auteursrecht SDL

Hof Den Haag 15 jul 2025, IEF 22902; ECLI:NL:GHDHA:2025:1751 (SDL tegen de Staat), https://ie-forum.nl/artikelen/staat-maakt-geen-inbreuk-op-auteursrecht-sdl

Hof Den Haag 15 juli 2025, IEF 22902; IT 4948; ECLI:NL:GHDHA:2025:1751 (SDL tegen de Staat). SDL heeft aan de Staat licenties verleend voor gebruik van door haar ontwikkelde software. Het gaat om software die de mogelijkheid biedt om een blauwdruk te creëren voor website-publicaties zodat deze er eenduidig uitzien. In deze zaak vordert SDL schadevergoeding omdat de Staat haar software heeft gebruikt op een wijze die volgens SDL buiten de scope van de verleende licenties valt en daarmee inbreukmakend is. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen (IEF 21901). SDL was het hier niet mee eens en is in hoger beroep gegaan. SDL vordert nog steeds een schadevergoeding in verband met de auteursrechtinbreuk wegens het zonder toestemming gebruik van de dubbele Blueprint Foundation BPI en BPII en de SSO Foundation naast de RWS Foundation. De vraag is i.c. of de Staat bevoegd was om de in licentie verkregen software meer dan één keer te installeren. Het antwoord hangt af van hetgeen partijen bij de licentieovereenkomst hebben afgesproken, dit moet door uitleg worden bepaald. Bij de uitleg van een overeenkomst komt het aan op de zin die partijen daaraan over en weer redelijkerwijs in de gegeven omstandigheden mochten toekennen. Het gaan om een schriftelijke overeenkomst waarbij niet is onderhandeld.  

IEF 22904

Uitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap en Bram Bogaerts, Visser Schaap & Kreijger.

Uitlatingen over financiële steun niet onrechtmatig

Rechtbank Noord-Holland 10 sep 2025, IEF 22904; ECLI:NL:RBNHO:2025:10332 (De stichting tegen [gedaagde]), https://ie-forum.nl/artikelen/uitlatingen-over-financiele-steun-niet-onrechtmatig

Rb. Noord-Holland 10 september 2025, IEF 22904; ECLI:NL:RBNHO:2025:10332 (De stichting tegen [gedaagde]). De Rechtbank Noord-Holland buigt zich over een geschil tussen de stichting Famula Boni en [gedaagde] naar aanleiding van uitlatingen in HP/De Tijd (30 oktober 2023) over de relatie tussen [betrokkene 1] (oud-VVD-leider) en [betrokkene 2]. [gedaagde], een neef van [betrokkene 1], verklaart dat [betrokkene 2] in een periode waarin zijn oom oud, ziek en kwetsbaar is op pijnlijke wijze financieel van hem profiteert en hem in drie jaar tijd €85.000 aan bankbetalingen en circa €20.000 contante opnames heeft “ontfutseld”. De stichting vordert een verklaring voor recht dat dit onrechtmatig is, rectificatie en schadevergoeding, zowel wegens aantasting van de reputatie van [betrokkene 1] als van [betrokkene 2]. De rechtbank verklaart de stichting echter niet-ontvankelijk voor zover de vorderingen de eer en nagedachtenis van [betrokkene 1] betreffen: de stichting is pas na de publicatie opgericht, is geen nabestaande en treedt ook niet namens nabestaanden op, zodat van een onrechtmatige daad jegens haar geen sprake kan zijn. Alleen de namens [betrokkene 2] ingestelde vorderingen worden inhoudelijk beoordeeld.

IEF 22903

Eiseres onvoldoende voortvarend opgetreden tegen merk- en modelinbreuk

Rechtbank Den Haag 27 aug 2025, IEF 22903; ECLI:NL:RBDHA:2025:16047 (Eiseres tegen MP), https://ie-forum.nl/artikelen/eiseres-onvoldoende-voortvarend-opgetreden-tegen-merk-en-modelinbreuk

Rb. Den Haag 27 augustus 2025, IEF 22903; ECLI:NL:RBDHA:2025:16047 (Eiseres tegen MP). Eiseres drijft een onderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie en verhandeling van voorgerold sigarettenpapier en aanverwante producten. Zij verkoopt jointhulzen die worden geleverd in een cones-vormige verpakking die is vormgegeven volgens het model van Eiseres met daarop het merk 'THE ORGINAL CONES'. Multiple Products (hierna: MP) is een onderneming die zich bezighoudt met de import, export en groothandel in voedings- en genotmiddelen. Zij bieden o.a. voorgerold vloeipapier (cones) aan waarop het teken 'ORIGINAL DUTCH CONES' staat. Eiseres vordert een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis waarin MP verboden wordt inbreuk te maken op de merken en modellen van eiseres. Ook vordert ze een recall en vernietiging van het inbreukmakende materiaal. Eiseres stelt dat MP inbreuk maak door cones te ontwikkelen, produceren, aan te bieden en/of te verkopen in verpakkingsmateriaal waarop het teken ‘ORIGINAL DUTCH CONES’ is afgebeeld en waarvan het uiterlijk een (nagenoeg) identieke vormgeving heeft als de modellen van eiseres. MP maakt hiermee inbreuk op de merken in de zin van artikel 2.20 lid 2 aanhef en sub b en c BVIE en artikel 9 lid 2 sub b en c UMVo. Het teken stemt volgens eiseres in hoge mate overeen met de merken en wordt gebruikt voor dezelfde waren als waarvoor de merken zijn ingeschreven, te weten (verpakt) sigarettenpapier, waardoor bij het publiek verwarring kan ontstaan. Ook stelt eiseres dat het gaat om een bekend merk. 

IEF 22906

Geheimhoudingsbeding negen keer geschonden

Rechtbank Oost-Brabant 13 aug 2025, IEF 22906; ECLI:NL:RBOBR:2025:5016 (Eiser tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/geheimhoudingsbeding-negen-keer-geschonden

Rb. Oost-Brabant 13 augustus 2025, IEF 22906; ECLI:NL:RBOBR:2025:5016 (Eiser tegen gedaagde). Partijen zijn publieke figuren die na beëindiging van hun relatie een vaststellingsovereenkomst met geheimhoudingsbeding hebben ondertekend. Partijen twisten o.a. over de uitleg van het geheimhoudingsbeding, over de vraag of het beding nietig is vanwege strijd met de goede zeden en/of vernietigbaar is vanwege wilsgebreken. Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat gedaagde het geheimhoudingsbeding heeft geschonden en daardoor een boete is verschuldigd. Gedaagde betwist dit omdat zij vindt dat het raad recht op vrijheid van meningsuiting prevaleert boven het privacybelang van eiser. Voordat de rechter hierover kan oordelen moet er eerst onderzocht worden wat partijen hebben bedoeld met het beding. Bij deze uitleg komt het aan op wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De redelijkheid en billijkheid spelen hierbij een rol. Eiser beroept zich op de overtreding en moet dit dus ook bewijzen.