Benelux Merkencongres spreker uitgelicht: Tobias Cohen Jehoram

De 25e editie van het Benelux Merkencongres vindt plaats op dinsdag 7 oktober 2025. Onder leiding van dagvoorzitters Tobias Cohen Jehoram (EUR, De Brauw Blackstone Westbroek) en Martin Senftleben (IViR, Bird & Bird) staan tijdens dit congres de actuele ontwikkelingen in het merkenrecht centraal.
Tobias Cohen Jehoram opent het congres met een bespreking van de merkenrechtelijke actualiteiten en een jurisprudentieoverzicht van het afgelopen jaar. Hij is partner bij De Brauw Blackstone Westbroek en hoogleraar Intellectueel Eigendomsrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Cohen Jehoram geldt als een van de meest toonaangevende specialisten in het merken- en auteursrecht. In zijn praktijk procedeert en adviseert hij in complexe en spraakmakende IE-zaken voor (inter)nationale cliënten. Zijn combinatie van academische kennis en strategisch inzicht maakt hem bij uitstek geschikt om de recente ontwikkelingen helder te duiden.
Aanmelden voor het Benelux Merkencongres kan via deze link. Meer informatie over het programma vindt u hier.
Gebruik handelsnaam niet bewezen: vorderingen afgewezen

Rb. Zeeland-West-Brabant 19 februari 2025, IEF 22792; ECLI:NL:RBZWB:2025:3740 (eisende partij B.V. tegen gedaagde partij] B.V.). In deze zaak eist een schilderbedrijf dat een interieurbedrijf stopt met het gebruiken van haar handelsnaam. De twee bedrijven werkten eerder samen, maar die samenwerking is in 2020 beëindigd. Sindsdien zou het interieurbedrijf de handelsnaam van het schilderbedrijf blijven gebruiken, waaronder op zijn website. Volgens eiser leidt dit tot verwarring bij klanten en schade in de vorm van gederfde winst. De kantonrechter oordeelt dat niet is aangetoond dat er nog sprake is van het gebruik van de handelsnaam. De overgelegde printscreens bevatten geen herleidbare datum of bron. Ook staat niet vast dat het handelsnaamgebruik na de sommatie van november 2023 is voortgezet. Gedaagde heeft dat gemotiveerd betwist, en eiseres heeft haar stelling daarover onvoldoende onderbouwd. Daarom wordt niet aangenomen dat het interieurbedrijf op dit moment nog inbreuk maakt. De vordering tot staking van de handelsnaam en de gevorderde dwangsom worden daarom afgewezen. Ook de schadevergoeding wordt niet toegekend, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. De omvang van het gevorderde bedrag is niet toegelicht, en er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat klanten daadwerkelijk zijn afgehaakt of zijn overgestapt. Verder is niet beoordeeld of er sprake is van schending van het auteursrecht op de foto’s, omdat daaraan in de procedure geen rechtsgevolgen zijn verbonden. Alle vorderingen worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van eiser, en worden begroot op € 947,00.
Uitspraak ingezonden door Bram Bogaerts en Marnix van Keulen, Visser Schaap & Kreijger.
Geen merkenrechtelijke bescherming voor Rubik’s Cube
Gerecht EU 9 juli 2025, IEF 22794, IEFbe 3937; ECLI:EU:T:2025:691 (Spin Master Toys tegen EUIPO - Verdes Innovations). De Rubik's Cube wordt niet door het merkenrecht beschermd, omdat alle kenmerken noodzakelijk zijn om een technisch resultaat te bereiken. Dat oordeelde het Gerecht van het Hof van Justitie van de Europese Unie vandaag, in vier verschillende arresten: T-1170/23, T-1171/23, T-1172/23 en T-1173/23. Naast het vormmerk waren er (onder meer) vier merken ingeschreven voor de uiterlijke vormgeving van de Rubik's Cube met verschillende hoeveelheden deelkubussen (2x2, 3x3, 4x4 en 5x5). Het Gerecht oordeelt in huidige procedures dat ook deze merkinschrijvingen nietig zijn wegens de technische bepaaldheid. Het uiteindelijke doel van de Rubik's Cube is het oplossen van de kubusvormige puzzel door dezelfde kleuren aan dezelfde zijden te krijgen door middel van rotaties, hetgeen een technische functie heeft. De kleurvakken en de onlosmakelijk verbonden zwarte lijn ('grid') dragen direct bij aan dat doel. Daarbij maakt het niet uit of het om een 2x2, 3x3, 4x4 of 5x5 kubusvorm gaat, het doel blijft hetzelfde. De vier Rubik's Cube-merken zijn daarom ook nietig op grond van artikel 7 lid 1 onder e sub ii van de Uniemerkenverordening.
Voor een uitgebreide samenvatting klikt u hier.
Verspreiding psychobiografie binnen intieme kring niet in strijd met VSO

Vzr. Rb. Amsterdam 27 mei 2025, IEF 22790; ECLI:NL:RBAMS:2025:4099 (eiseres tegen gedaagde 1, gedaagde 2). De voorzieningenrechter heeft uitspraak gedaan in kort geding tussen eiseres en gedaagde 1 en gedaagde 2, naar aanleiding van een geschil over de verspreiding van een psychobiografie. Eiseres en gedaagde 1 hebben op 7 februari 2024 een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten na het beëindigen van hun relatie, waarin zij onder meer overeenkomen zich te onthouden van negatieve berichtgeving over elkaar en zich in te spannen om elkaars positie naar derden toe respectvol te benoemen, in het bijzonder met betrekking tot de kinderen. In dezelfde VSO zijn ook bepalingen opgenomen over een door gedaagde 1 te schrijven psychobiografie. Eiseres heeft daarbij het recht op voorafgaande inzage, het doen van suggesties en het verstrekken van een naschrift. Indien zij vóór 1 juli 2024 zou instemmen met de gezamenlijke voortzetting, zou zij inspraak hebben over de inhoud en publicatie.
Ferrari behoudt TESTAROSSA-merk: Gerecht EU vernietigt beslissing EUIPO
Gerecht EU 2 juli 2025, IEF 22788, IEFbe 3934; ECLI:EU:T:2025:659 (Ferrari tegen EUIPO - Kurt Hesse (TESTAROSSA)). Ferrari is sinds 2007 houder van het internationale woordmerk TESTAROSSA voor onder meer auto’s en voertuigonderdelen (klasse 12). In 2015 verzocht Kurt Hesse de Nietig- en Vervalverklaringsafdeling van het EUIPO om het merk vervallen te verklaren wegens gebrek aan normaal gebruik in de vijf jaar ervoor. De Nietig- en Vervalverklaringsafdeling van het EUIPO wees het verzoek op 16 december 2016 gedeeltelijk toe. Het merk werd doorgehaald voor vrijwel alle aangeduide waren, met uitzondering van automobielen. Beide partijen gingen hiertegen in beroep. Hesse wilde ook vervallenverklaring voor auto’s; Ferrari betoogde juist dat het merk ook voor voertuigonderdelen en motoren normaal werd gebruikt. Op 29 augustus 2023 (gecorrigeerd op 28 september 2023) verklaarde de Kamer van Beroep van het EUIPO het merk volledig vervallen. Ferrari stelde daarop beroep in bij het Gerecht van de EU en vorderde vernietiging van deze beslissing. Het Gerecht benadrukt dat het materiële geschil wordt beheerst door Verordening nr. 207/2009, terwijl de procedurele regels uit Verordening 2017/1001 van toepassing zijn.
Jasper Klopper benoemd tot counsel

Jasper Klopper is per 1 juli 2025 benoemd tot counsel bij Visser Schaap & Kreijger. Jasper heeft een brede IE-praktijk met een speciale focus op muziekauteursrecht en contractuele geschillen. Jasper is advocaat sinds 2012 en werkte eerder bij onder meer Stibbe. Jasper is actief lid van de Vereniging voor Auteursrecht (VvA) en de International Association for the Protection of Intellectual Property (AIPPI).
G 1/23 verduidelijkt G 1/92: marktproduct behoort tot stand van de techniek, ook zonder reproduceerbaarheid

EOB Grote Kamer van Beroep 2 juli 2025, IEF 22789, IEFbe 3935; G 0001/23 (Borealis tegen Mitsui Chemicals). Procedure T 0438/19 bij de Technische Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau (hierna: EOB) ging over een Europese octrooiaanvraag waarbij ENGAGE® 8400 als meest nabije stand van de techniek werd beschouwd. Dit is een thermoplastisch elastomeer dat wordt gebruikt als inkapselingsmateriaal voor zonnepanelen. ENGAGE® 8400 is een commercieel verkrijgbaar product, maar de exacte samenstelling en interne structuur ervan zijn niet publiek bekend. Wel zijn er technische brochures en monsters beschikbaar. De centrale vraag in die procedure was of een dergelijk product tot de stand van de techniek behoort in de zin van artikel 54 lid 2 EOV, als de gemiddelde vakman het niet zonder onevenredige moeite kan analyseren of exact reproduceren. De octrooihouder stelde dat ENGAGE® 8400 daarom niet tot de stand van de techniek behoort, terwijl de opposant aanvoerde dat dit wel het geval is, omdat het product openbaar verkrijgbaar is en bepaalde eigenschappen ervan bekend zijn. Omdat hierover juridische onduidelijkheid bestond, had de Technische Kamer van Beroep besloten om prejudiciële vragen voor te leggen aan de Grote Kamer van Beroep.
Voorzieningenrechter legt grensoverschrijdend verbod op wegens auteursrechtinbreuk op Tripp Trapp-stoel
Vzr. Rb. Gelderland 30 juni 2025, IEF 22786, IEFbe 3933; ECLI:NL:RBGEL:2025:5090 (Stokke c.s. tegen Cybex c.s., Babypark en Baby-dump). In deze procedure treden Stokke en Opsvik AS (hierna gezamenlijk: Stokke c.s.) op als eiseressen. Stokke is exclusief licentiehoudster en Opsvik rechthebbende van het auteursrecht op de Tripp Trapp-stoel. Gedaagden zijn drie onderling verbonden ondernemingen: Columbus Trading, Cybex en Cybex Retail (gezamenlijk: Cybex c.s.), alsmede de Nederlandse wederverkopers Babypark en Baby-Dump. Op 12 maart 2025 lanceerde Cybex de IRIS Chair in verschillende EU-lidstaten, waaronder Nederland. Babypark en Baby-Dump namen deze stoel op in hun assortiment, naast producten van Stokke. Stokke c.s. stellen dat de IRIS Chair inbreuk maakt op hun auteursrechten en sommeerden Cybex c.s. op 16 maart 2025 om de verhandeling van de stoel te staken. Na het uitblijven van een reactie dagvaardden zij zowel Cybex c.s. als de twee Nederlandse wederverkopers. Cybex c.s. startten vervolgens verklarende procedures in Duitsland en Italië ter vaststelling dat geen auteursrechtinbreuk is gepleegd. Babypark en Baby-Dump staakten de verkoop en annuleerden lopende bestellingen na een tweede sommatie op 26 maart 2025. Op 28 maart 2025 startten Stokke c.s. een kortgedingprocedure, waarin zij onder meer vorderden: (i) een verbod voor Babypark en Baby-Dump om de IRIS Chair in Nederland te verhandelen; (ii) een grensoverschrijdend verbod voor Cybex c.s. binnen de gehele EU; (iii) informatieverstrekking over distributie en promotie van de IRIS Chair; (iv) rectificatie via de websites van alle betrokken partijen; (v) dwangsommen bij overtreding van de verboden; (vi) afgifte van alle door Cybex c.s. in EU-lidstaten ingediende ‘protective letters’; en (vii) veroordeling in de proceskosten. Cybex c.s. voerden een bevoegdheidsverweer, waarna Stokke c.s. de procedure bij de rechtbank Den Haag introkken en opnieuw aanhangig maakten bij de rechtbank Gelderland, de vestigingsplaats van Babypark.
Column van De Telegraaf over advocaat is niet onrechtmatig
Vzr. Rb. Amsterdam 1 juli 2025, IEF 22787; ECLI:NL:RBAMS:2025:4534 (eiser tegen De Telegraaf). Eiser is advocaat en heeft deel uitgemaakt van het laatste team van strafadvocaten dat de hoofdverdachte heeft bijgestaan in het hoger beroep in het zogenoemde Marengo proces. Eiser is gearresteerd op grond van verdenking van deelname aan de criminele organisatie van de hoofdverdachte. In De Telegraaf verschijnt wekelijks een column van een misdaadverslaggever (hierna: de columnist). Voor een column heeft de columnist contact gezocht met de advocaat van eiser. Hij vroeg aan de advocaat van eiser of het klopte dat eiser zich niet hield aan het vier-ogen principe bij het bezoeken van de hoofdverdachte. Dit principe is een instructie van de landelijke Deken van de Orde van Advocaten en houdt in dat er altijd een tweede raadsman bij moet zijn. De advocaat van eiser gaf aan dat de informatie onjuist was en dat eiser zich wel aan dit principe heeft gehouden, behalve tijdens de kennismakingsbezoekjes, maar toen was er nog geen instructie van de Deken. De columnist heeft uiteindelijk in de column geschreven dat rechercheurs ontdekten dat de tweede raadsman meerdere keren uit de bezoekersruimte verdween en dat eiser dan wel één op één kon communiceren met zijn cliënt.
Voorzieningenrechter legt publicatieverbod en gedeeltelijk contactverbod op wegens onrechtmatige uitlatingen
Vzr. Rb. Midden-Nederland 26 juni 2025, IEF 22784, ECLI:NL:RBMNE:2025:3066 (eiseres tegen gedaagde). In deze procedure gaat het om een conflict waarbij de zoon van gedaagde onderwijs volgt aan scholen die onder het gezag van eiseres vallen. Gedaagde heeft eiseres en haar medewerkers herhaaldelijk ernstig beschuldigd, bijvoorbeeld van kindermishandeling, per e-mail en via recensies. Deze uitlatingen zijn actief verspreid naar derden, waaronder diverse overheidsinstanties en via een publiek toegankelijke reviewwebsite. Eiseres is naar aanleiding hiervan naar de voorzieningenrechter gestapt. Zij verzoekt de voorzieningenrechter onder meer om gedaagde te verbieden nog langer negatieve, smadelijke of lasterlijke uitlatingen over haar of haar medewerkers te verspreiden. Daarnaast vordert ze een contactverbod voor iedere vorm van communicatie van gedaagde met eiseres of haar personeel. Ook vordert ze dat gedaagde binnen een termijn van zeven dagen na betekening alle op een specifieke website geplaatste recensies, voor zover deze haar of de betrokken scholen betreffen, verwijdert en verwijderd houdt, en zich in de toekomst onthoudt van soortgelijke online uitlatingen. Ter versterking van deze vorderingen vraagt eiseres om het opleggen van dwangsommen en een veroordeling in de proceskosten.