IEF 22162
29 juli 2024
Uitspraak

Gebruik IGLOO-merken door oud-distributeur is toegestaan voor de verkoop van opgebouwde voorraad

 
IEF 22161
29 juli 2024
Uitspraak

Ziggo is niet langer vergoedingen verschuldigd voor de uitzending van fonogrammen op televisie

 
IEF 22160
29 juli 2024
Uitspraak

Rhedelijk Cultureel maakt inbreuk op auteursrechten fotografe

 
IEF 16939

EHRM: Verbod grootschalige publicatie belastinggegevens is geen schending van vrijheid van meningsuiting

EHRM 27 jun 2017, IEF 16939; Application no. 931/13 (Satakunnan Markkinapörssi Oy en Satamedia Oy tegen Finland), https://ie-forum.nl/artikelen/ehrm-verbod-grootschalige-publicatie-belastinggegevens-is-geen-schending-van-vrijheid-van-meningsuit

EHRM 27 juni 2017, IEF 16939; IEFbe 2243; IT 2316; Application no. 931/13 (Satakunnan Markkinapörssi Oy en Satamedia Oy tegen Finland). Zie eerder [IEF 7414]. De bedrijven Satakunnan Markkinapörssi Oy en Satamedia Oy hadden de persoonlijke belastinggegevens van 1,2 miljoen mensen gepubliceerd. De binnenlandse autoriteiten oordeelden dat dergelijke groothandel onwettig was. De bedrijven deden zonder succes een beroep op schending van hun vrijheid van meningsuiting. Het EHRM stelt dat er geen sprake is van schending van de vrijheid van meningsuiting, artikel 10 EVRM.

IEF 16938

Uitspraak ingezonden door Rutger Stoop en Kurt Stöpetie, Brinkhof.

DIGITAL DONE DIFFERENTLY schept geen verwarring met BUSINESS DONE DIFFERENTLY

Rechtbank Amsterdam 11 jul 2017, IEF 16938; (Conclusion tegen PWC), https://ie-forum.nl/artikelen/digital-done-differently-schept-geen-verwarring-met-business-done-differently

Vzr. Rechtbank Amsterdam 11 juli 2017, IEF 16938; (Conclusion tegen PWC). Onrechtmatige daad. Verwarringsgevaar. Conclusion is zakelijk dienstverlener op het gebied van informatietechnologie en maakt gebruik van de slogan BUSINESS DONE DIFFERENTLY. De onderneming stelt een vordering strekkende tot verwarringsgevaar in tegen PWC, dat gebruik maakt van de slogan DIGITAL DONE DIFFERENTLY. De woordcombinatie DONE DIFFERENTLY is niet uniek. PWC handelt niet onrechtmatig jegens Conclusion. Conclusion heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar slogan voldoende bekendheid geniet of ingeburgerd is. Het verwateringsgevaar leidt niet tot onrechtmatig handelen. Gevraagde voorziening wordt afgewezen.

IEF 16937

Afgewezen vordering onrechtmatige uitingen in familiesferen

Rechtbank Den Haag 1 feb 2017, IEF 16937; ECLI:NL:RBDHA:2017:7197 (Autistisme en familieleden), https://ie-forum.nl/artikelen/afgewezen-vordering-onrechtmatige-uitingen-in-familiesferen

Rechtbank Den Haag 1 februari 2017, IEF 16937; ECLI:NL:RBDHA:2017:7197 (Autistische familieleden) Onrechtmatige uitlatingen in familiesferen. Valse beschuldigingen. Vorderingen worden over een weer afgewezen. De vordering van moeder jegens dochter dat de laatste wordt verboden om tegen derden, inclusief haar eigen familie, beschuldigingen te uiten of verhalen te verspreiden dat zij en/of haar broers tijdens hun kindertijd door hun moeder/ouders fysiek en geestelijk zouden zijn mishandeld en verwaarloosd en dat haar moeder en haar vader aan een geestelijke stoornis of een psychiatrische ziekte zouden lijden. Tevens wordt de vordering van de dochter jegens de moeder dat de moeder wordt verboden tegenover derden, waaronder de politie, artsen en de schoonouders van de dochter, kwaad te spreken over de dochter, onder meer door opzettelijk de onjuiste uitlating te doen dat de dochter en haar broer lijden aan autisme, afgewezen.

 

IEF 16935

Gestelde vragen aan HvJ EU: Is mededeling van carve out aan autoriteit een verzoek tot beperking handelsvergunning?

HvJ EU 4 jul 2017, IEF 16935; ECLI:NL:GHDHA:2017:1935 (CtBG tegen Warner-Lambert), https://ie-forum.nl/artikelen/gestelde-vragen-aan-hvj-eu-is-mededeling-van-carve-out-aan-autoriteit-een-verzoek-tot-beperking-hand

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJEU 4 juli 2017, IEF 16935; LS&R 1476; IEFbe 2330; ECLI:NL:GHDHA:2017:1935; C-423/17 (CtBG tegen Warner-Lambert) Octrooirecht. Zie eerder IEF 15617Via minbuza: Warner-Lambert Company (hierna: WLC) behoort tot een wereldwijd opererend farmaceutisch concern met ondernemingen in verschillende landen (hierna, zowel de afzonderlijke ondernemingen als het concern aangeduid als: Pfizer). WLC is houdster van het Europees octrooi EP 0 934 061 B3 (hierna: octrooi) dat betrekking heeft op de stof pregabaline. Het octrooi is van kracht tot 17.07.2017; het betreft hier een octrooi dat de toepassing van pregabaline voor de bereiding van een farmaceutische samenstelling voor het behandelen van (neuropathische) pijn claimt. Het CBG is een zelfstandig bestuursorgaan dat op grond van de Geneesmiddelenwet tot taak heeft de werkzaamheid, risico’s en kwaliteit van geneesmiddelen te bewaken en te beoordelen. Het CBG is belast met het verstrekken van handelsvergunningen voor geneesmiddelen voor de Nederlandse markt. Bij het verlenen van een handelsvergunning maakt het CBG de vergunning en de samenvatting van de productkenmerken (hierna: SmPC) openbaar via de geneesmiddeleninformatiebank die te raadplegen is op de website van het CBG. Het niet-vermelden in een SmPC en/of bijsluiter van een generiek geneesmiddel van de delen van de SmPC van het referentiegeneesmiddel die verwijzen naar indicaties of doseringsvormen die nog onder het octrooirecht vielen op het tijdstip waarop het generiek geneesmiddel op de markt werd gebracht, wordt hierna aangeduid als 'carve out'. Een SmPC en/of een bijsluiter van een generiek geneesmiddel waarin de verwijzingen naar geoctrooieerde indicaties en/of doseringsvormen wel zijn vermeld wordt hierna aangeduid als 'full label'. Vanaf medio 2009 heeft het CBG een beleid gehanteerd op grond waarvan het, als een aanvrager of houder van de handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel het CBG had meegedeeld een carve out te zullen toepassen, nog altijd de full label versie, dus zonder carve out, van de SmPC en bijsluiter op zijn website heeft gepubliceerd.

IEF 16929

Leestips voor het IE-zomerforum:

Voor een optimale voorbereiding op het IE zomerforum verdient het aanbeveling van de volgende publicaties:
- C.E.F.M. Gielen, Een eigen, oorspronkelijk karakter, Spoorbundel 2007.
- P.G.F.A. Geerts, Over fietsmandjes, My Little Pony-paardjes en X-vormige kauwstokjes voor honden, ook bekend als bescherming tegen nodeloos verwarringsgevaar, Wolters Kluwer 2015.
- D.W.F. Verkade, Bescherming door art. 6:162 BW tegen nabootsing na verval van modelrecht?, Wolters Kluwer 2015.
- F.W. Grosheide, Hoe slaafs mag men nabootsen, IER 2005/64
- A.A. Quaedvlieg, verwarren en onderscheiden. De slaafse nabootsing in een veranderend perspectief, BIE 1992, p. 367.

De eerste drie publicaties zijn hier te vinden.

IEF 16926

Schorsing ex artikel 83 lid 3 ROW tot uitspraak hoger beroep over geldigheid octrooi

Rechtbank Den Haag 28 jun 2017, IEF 16926; ECLI:NL:RBDHA:2017:7109 (VWS tegen Ventraco), https://ie-forum.nl/artikelen/schorsing-ex-artikel-83-lid-3-row-tot-uitspraak-hoger-beroep-over-geldigheid-octrooi

Rechtbank Den Haag 28 juni 2017, IEF 16926; ECLI:NL:RBDHA:2017:7109 (VWS tegen Ventraco) Octrooirecht. Incident. Zie eerder IEF 16155. In dat arrest is het Ventraco verboden indirect inbreuk te maken op het octrooi EP2389415B1 van VWS. Hier is hoger beroep tegen ingesteld. VWS stelt dat Ventraco in de procedure ten onrechte heeft aangevoerd dat RheoFalt HP-AM een vernieuwde samenstelling had. Gebleken is dat RheoFalt HP-AM wel degelijk gebaseerd is op CNSL en waarschijnlijk gelijk is aan RheoFalt HP-EM. Ventraco heeft daarmee de verboden indirecte inbreuk voortgezet. De door het hof te nemen beslissingen in hoger beroep over het octrooigeschil, zijn van belang voor de uitkomst van deze procedure. De beslissing over proceskosten in het incident wordt aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak o.g.v. artikel 83 lid 3 ROW.

Zie ook ECLI:NL:RBDHA:2017:7113.

IEF 16934

Uitspraak ingezonden door Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen Advocaten.

Uitputting Hennessy producten zelfs indien geleverd aan derden buiten de EER gevestigd en het doel niet was te verhandelen binnen de EER

Rechtbank Den Haag 7 jul 2017, IEF 16934; ECLI:NL:RBDHA:2017:7541 (Hennessy c.s. tegen Van Caem Klerks Groep), https://ie-forum.nl/artikelen/uitputting-hennessy-producten-zelfs-indien-geleverd-aan-derden-buiten-de-eer-gevestigd-en-het-doel-n

Rechtbank Den Haag 7 juli 2017, IEF 16934; ECLI:NL:RBDHA:2017:7541 (Hennessy c.s. tegen Van Caem Klerks Groep) Uitputting. Merkenrecht. Eiseressen maken deel uit van het concern Louis Vuitton Moët Hennessy dat zich bezighoudt met de handel in (alcoholhoudende) dranken, waaronder producten voorzien van de merken MOËT & CHANDON, VEUVE CLICQUOT, KRUG, DOM PERIGNON, BELVEDERE, HENNESSY, ARDBERG EN GLENMORANGIE. LB11, JMN, DelicaSea en KFW behoren tot het Van Caem Klerks concern, houdt zich bezig met de groothandel, import en export van (originele) merkgoederen, waaronder alcoholhoudende dranken voorzien van de merken van Hennessy. Hennessy c.s. vordert een bevel om elke inbreuk op diens merken te staken, waaronder begrepen het aanbieden, (doen) invoeren, (doen) verhandelen en ter verhandeling in voorraad (doen) hebben van producten voorzien van bovengenoemde merken. LB11 beroept zich succesvol op uitputting nu de betreffende producten feitelijk door Hennessy c.s. binnen de EER zijn verkocht en geleverd aan derden. Dat deze derden zelf niet statutair gevestigd zijn in de EER staat daar niet aan in de weg. Ook het feit dat de leveringen hebben plaatsgevonden met het doel de producten buiten de EER te in de handel te brengen, staat er evenmin aan in de weg.

 

IEF 16933

Een teken kan geen geografische herkomstaanduiding zijn als het verwijst naar een waar of dienst met hoge waarde en kwaliteit dat in overvloed op eenzelfde plaats kan worden aangetroffen

HvJ EU 6 jul 2017, IEF 16933; ECLI:EU:C:2017:518 (Moreno Marin), https://ie-forum.nl/artikelen/een-teken-kan-geen-geografische-herkomstaanduiding-zijn-als-het-verwijst-naar-een-waar-of-dienst-met

HvJ EU 6 juli 2017, IEF 16933; IEFbe 2242; ECLI:EU:C:2017:518 (Moreno Marin) Nationaal woordmerk La Milla de Oro. Gronden voor weigering van inschrijving of nietigheid. Tekens die de geografische herkomst aanduiden.

1) Een teken als „la Milla de Oro”, dat verwijst naar de kenmerkende eigenschap van een waar of dienst erin bestaande dat die waar of dienst, met een hoge waarde en kwaliteit, in overvloed op eenzelfde plaats kan worden aangetroffen, kan geen aanduiding van een geografische herkomst zijn, aangezien dat teken vergezeld moet gaan van een naam die een geografische plaats aanduidt opdat de fysieke plaats waarmee een sterke concentratie van een waar of dienst van hoge waarde en kwaliteit wordt geassocieerd, kan worden geïdentificeerd.

2) Artikel 3, lid 1, onder c), van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat een teken als „la Milla d’Oro”, dat verwijst naar de kenmerkende eigenschap van waren of diensten erin bestaande dat die waren of diensten, met een hoge waarde en kwaliteit, op eenzelfde plaats in overvloed kunnen worden aangetroffen, kan vallen buiten de kenmerkende eigenschappen waarvan het gebruik als merk een grond voor nietigheid in de zin van die bepaling zou vormen.

IEF 16932

Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde (Houthoff Buruma) en Margriet Koedooder (De Vos & Partners).

Voor opzegging van exploitatieovereenkomst in beginsel wel een voldoende zwaarwegende grond nodig

Hoge Raad 7 jul 2017, IEF 16932; ECLI:NL:HR:2017:1270 (Nanada tegen Golden Earring), https://ie-forum.nl/artikelen/voor-opzegging-van-exploitatieovereenkomst-in-beginsel-wel-een-voldoende-zwaarwegende-grond-nodig

HR 7 juli 2017, IEF 16932 (Nanada tegen Golden Earring) Auteurscontractenrecht. Zie eerder IEF 11451, IEF 13004 en IEF 14826. Nanada vordert in het principaal beroep voor recht te verklaren dat de door verweerders ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de met Nanada gesloten overeenkomsten en de ingeroepen beëindiging, rechtsgevolg missen dan wel nietig zijn en dat Nanada onverminderd beschikt over de overgedragen muziekuitgaverechten ter zake van de muziekwerken. Onderdeel III stelt dat het ongebrijpelijk is dat volgens het hof onvoldoende gronden aanwezig zijn om te oordelen dat opzegging van de overeenkomsten alleen mogelijk is indien voldoende zwaarwegende grond bestaat. Deze klacht slaagt nu volgesn vaste rechtspraak de eisen van r&b kunnen meebregen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat en het niet wenselijk wordt geacht dat exploitatiecontracten zonder meer opzegbaar zijn omdat dit, met het oog op de investeringen waartoe een exploitatnt zich t.b.v. het een werk verbindt, voor deze te veel rechtsonzekerheid zou meebrengen, hetgeen de bereidheid tot investeren en daarmee uiteindelijk ook de makers niet ten goede zou komen. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof Amsterdam en verwijst het geding naar het hof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing.

IEF 16931

Uitspraak ingezonden door Lars Bakers & Marissa Brinks, Bingh Advocaten.

Geen verzet Service-Bund mogelijk nu 2e merk beschouwd wordt als gebruik van het 1e merk in afwijkende vorm

Rechtbank Oost-Brabant 5 jul 2017, IEF 16931; ECLI:NL:RBOBR:2017:3508 (Service-Bund tegen Rodeo Nederland Beheer), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-verzet-service-bund-mogelijk-nu-2e-merk-beschouwd-wordt-als-gebruik-van-het-1e-merk-in-afwijken

Rechtbank Oost-Brabant 5 juli 2017, IEF 16931; ECLI:NL:RBOBR:2017:3508 (Service-Bund tegen Rodeo Nederland Beheer) Merkenrecht. SB is een verband van 30 middelgrote toeleveranciers van levensmiddelen voor de horeca. Houdster van het internationale woordmerk 'Rodeo'. Rodeo exploiteert een franchiseformule voor restaurants in Nederland en België en heeft in dit kader een Benelux woord- en beeldmerken 'Saloon Restaurant Rodeo' en 'Rodeo Latin American Grill Restaurant' gedeponeerd. Rodeo biedt daarnaast op haar menukaart verschillende gerechten aan onder de naam 'Rodeo' en heeft de website: www.restaurant-rodeo.nl. SB verzet zich niet tegen het gebruik van het 1e Rodeomerk. De rechtbank stelt dat haar merk in de Benelux in die periode heeft bloot gestaan aan vervallenverklaring waardoor verzet door SB ook niet mogelijk zou zijn geweest. Nu de meest dominante en onderscheidende bestanddelen (het woord 'Rodeo' en de afbeelding van de stier) aanwezig zijn in beide Rodeomerken, kan het 2e Rodeomerk worden beschouwd als gebruik van het 1e Rodeomerk in afwijkende vorm. Nu SB zich niet kan verzetten tegen het 1e Rodeomerk kan zij dit ook niet t.a.v. het 2e Rodeomerk. Verder ook geen sprake van verwarringsgevaar of inbreuk door gebruik van handelsnaam, domeinnaam en als teken voor vleesproducten. De rechtbank wijst de vorderingen af.