IEF 22175
1 augustus 2024
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke openbaarmaking

 
IEF 22173
1 augustus 2024
Uitspraak

Uitzending Noordkaap onrechtmatig

 
IEF 22170
1 augustus 2024
Uitspraak

WAMCA-procedure door Stichting Farma Ter Verantwoording

 
IEF 15283

BMM Najaarsvergadering 2015

BMM Najaarsvergadering, 12 en 13 november, EYE Amsterdam; Uitnodiging/ Invitation
EU Trademark Package uitgelicht: de (komende) hervormingen van het merkenrecht.
De bijeenkomst staat geheel in het teken van de (komende) hervormingen van het merkenrecht, beter bekend als de EU Trademark Package. Niet alleen zullen de nieuwe merkenrichtlijn en -verordening worden toegelicht door een aantal eminente sprekers, er zal ook gedebatteerd worden over de praktische implicaties van deze hervormingen door een panel van advocaten, gemachtigden en vertegenwoordigers van het BBIE.

De bijeenkomst start traditiegetrouw op donderdagnamiddag met een sociaal programma. Deze keer hebben wij gekozen voor een vrolijke en informatieve rondleiding over de Wallen, de welbekende rosse buurt van Amsterdam. Na de rondleiding wordt u verwacht voor de welkomstreceptie en het diner in de 15e eeuwse St.-Olofkapel van het NH Hotel Barbizon Palace, alwaar kan worden genoten van een door chef-kok Chris Naylor (Restaurant Vermeer) samengesteld menu. De avond wordt afgesloten met een dansfeest.

Vrijdag is er de academische zitting in het prachtige gebouw van filmmuseum EYE, aan de achterzijde van het Centraal Station aan het IJ. Verdere details over de bijeenkomst vindt u in het bijgaande programma.

Inschrijven: www.bmm.nl/aanmelden
Waar: EYE Amsterdam
Wanneer: 12 en 13 november
Prijzen
□ donderdag en vrijdag voor leden 340 €
□ donderdag en vrijdag inclusief rondleiding over de Wallen voor leden 340 €
□ uitsluitend vrijdag voor leden 290 €
□ deelname donderdag en vrijdag voor niet-leden 370 €
□ deelname vrijdag voor niet-leden 320 €

Ordepunten: certificaat met netto gevolgde uren
Bijlage: pdf

Programma
Donderdag 12 november 2015
Het programma start in het NH Hotel Barbizon Palace, Prins Hendrikkade 59-72, 1012 AD Amsterdam, Nederland
Uitsluitend voor bestuurs- en commissieleden:
12.00u Ontvangst en registratie (check-in hotel is vanaf 15.00)
12.00 - 13.00u Bestuursvergadering.
Locatie: NH Hotel Barbizon Palace
13.00 – 14.30u Vergadering van alle statutaire en niet-statutaire commissies.
Locatie: NH Hotel Barbizon Palace
Voor alle leden:
Vanaf 15.00u Check-in NH Hotel Barbizon Palace (op basis van beschikbaarheid kamers kan er mogelijk al eerder ingecheckt worden / uw bagage kan in ieder geval voor 15.00 afgegeven worden)
15.15u Verzamelen in de lobby van het NH Hotel Barbizon Palace voor het sociaal programma namelijk een rondleiding over de Wallen onder het thema: “de Wallen als merk”. De rondleiding duurt ongeveer tot 17u.
17.45u Receptie met de nieuwe BMM-leden
Locatie: NH Hotel Barbizon Palace
18.00u Receptie alle deelnemers
Locatie: NH Hotel Barbizon Palace
19.30 – 22.00u Diner in de 15de -eeuwse St-Olofkapel van het NH Hotel Barbizon Palace
22.00 – 24.00u Dansfeest met DJ in de St-Olofkapel van het NH Hotel Barbizon Palace
Dress code: Business Casual


Programma vrijdag 13 november 2015
Het academische gedeelte vindt plaats in EYE, IJpromenade 1, 1031KT Amsterdam. Vanuit het hotel loopt u door het Centraal Station naar de achterkant van het station. Daar kunt u veerboot “Buiksloterweg” nemen naar EYE. Houd rekening met een totale reistijd (te voet) vanaf het Barbizon Palace hotel naar EYE van 15 à 25 minuten.
07.00 – 9.00u Ontbijt in NH Hotel Barbizon Palace (de gasten worden verzocht uit te checken vóór de start van de vergadering)
08.30 – 09.15u Aankomst en registratie bij EYE
09.15 – 09.30u Introductie door Michiel Haegens, voorzitter BMM en algemene inleiding van de TM Package door dagvoorzitter Tanguy de Haan, advocaat bij Nauta Dutilh in Brussel
09.30 – 10.15u Invoering van nietigheids- en vervalprocedures bij de nationale bureaus door Camille Janssen van het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom
10.15 – 11.00u IP Translator problematiek en (andere) praktische implicaties van de TM Package door Franc Enghardt, Europees merkengemachtigde bij Novagraaf Nederland in Amsterdam
11.00 – 11.15u Koffiepauze
11.15 – 12.00u Collectieve merken en keurmerken door Adonna Alkema, advocaat bij Hofhuis Alkema Groen in Amsterdam
12.00 – 12.45u Algemene Ledenvergadering
12.45 - 14.15u (Walking) lunch in EYE
14.15 – 15.00u Optreden tegen transitgoederen door Olivier Vrins, advocaat bij Altius in Brussel
15.00 – 15.45u Beschermingsomvang en beperkingen door Professor Antoon Quaedvlieg, Klos Morel Vos & Reeskamp, Amsterdam
15.45 – 16.30u Nieuwe gTLD’s – de stand van zaken door Robert Lamb, Digital Brand Consultant bij CSC Digital Brand Services, Nederland
16.30 – 17.00u Paneldiscussie met alle sprekers o.l.v. dagvoorzitter Tanguy de Haan
17.00 - 18.00u Afsluiting en borrel

Aanmelden via www.bmm.nl/aanmelden

IEF 15282

Prime Sportsgear moet slogans verwijderen van website

Rechtbank Den Haag 23 september 2015, IEF 15283 (Eiser tegen Prime Sportsgear)
Auteursrecht. Tussen eiser en Prime bestond een overeenkomst tot het bouwen van een website, die door Prime is opgezegd. In kort geding is geoordeeld dat eiser de website offline moest halen en de data niet zelf mocht gebruiken. Eiser vordert nu wettelijke rente, hostings- en indexeringskosten en verzet op het gebruik van de slogans en foto's waarop het auteursrecht bij eiser zou rusten. De rechtbank oordeelt dat rente verschuldigd is. De gewerkte uren van eiser zijn per kwartaal gefactureerd en daar vallen de jaarlijkse hostingskosten niet onder. De indexeringskosten zijn wel verschuldigd. Auteursrechtelijke bescherming op de foto's ontbreekt omdat er geen sprake is van creatieve maar functioneel en technische keuze's. Eiser is wel auteursrechthebbende van de slogans en kan zich ook tegen het gebruik verzetten. Prime moet wettelijke rente betalen en de slogans verwijderen.

4.9 Vaststaat dat [eiser] zijn gewerkte uren van meet af aan per kwartaal factureerde en de hoogte van deze facturen met het aantal uur per kwartaal varieerde. Het in de Overeenkomst genoemde jaarlijkse bedrag voor hostingkosten betreft een andersoortige en in beginsel vaste vergoeding, die aanvankelijk jaarlijks en in ieder geval nooit per kwartaal werd gefactureerd. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg daarom mee dat de nieuw overeengekomen vaste kwartaalbedragen slechts dienden ter vervanging van de eerdergenoemde variabele kwartaalbedragen voor werkzaamheden van [eiser] en niet tevens van het vaste bedrag van € 350,- aan hostingkosten.

4.10. Met betrekking tot de indexering komt de rechtbank tot een ander oordeel. De in de Overeenkomst genoemde indexverhoging van (jaarlijks) 5% is gekoppeld aan de in die Overeenkomst genoemde vaste bedragen. Het in de Overeenkomst genoemde vaste uurtarief
van € 25,- voor werkzaamheden van [eiser] hebben partijen per 2010 losgelaten. In plaats daarvan is - ongeacht de hoeveelheid gewerkte uren - een gemaximeerd (kwartaal)budget vastgesteld, dat voor 2011 ten opzichte van 2010 bovendien is verlaagd. De indexeringsregeling uit de Overeenkomst verdraagt zich daarmee niet. Gezien het vorenstaande brengt een redelijke uitleg van de nieuwe afspraken mee dat de indexering niet van toepassing is op de kwartaalbedragen voor ná 1 januari 2010 verrichte werkzaamheden.

4.24. (...)De rechtbank is wel met Prime van oordeel dat geen sprake is van zodanig creatieve keuzes dat de foto’s als auteursrechtelijk werk moeten worden beschouwd. Gezien de foto’s en gegeven het gebruiksdoel gaat het veeleer om functioneel en technisch bepaalde keuzes en niet om vrije, creatieve keuzes waarmee [eiser] zijn werk een persoonlijke noot heeft weten te geven. (...)

4.32. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] zich als auteursrechthebbende kan verzetten het gebruik van Prime op haar website van de uitingen “Voor mij is er alleen Grays”; “Grays is mijn keuze”; “Ik stop ze allemaal met Grays” en “Mijn Grays passeer je echt niet”. Het gevorderde verbod komt daarom op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.

 

IEF 15281

Journalist, doe het: sue them!

Door Anthon Keuchenius, Freelance journalist. Een half jaar geleden berichtte ik hier [Auteursrechtdebat] in een columnpje over de diefstal van 235 letters van mij door Distrifood, nota bene een betaalsite van Reed/Elsevier; ze hadden een artikeltje gejat, op klaarlichte dag, inclusief een tikfout. De bescheiden factuur die ik hun daarop toezond -gemotiveerd met de gekopieerde tikfout- betaalden ze niet. Ook op de herinnering hoorde ik niets. Daarna zond ik hun in al mijn onnozelheid nog een kopie van de boze column toe, in de hoop op berouw. Hadden ze er met €80 van af geweest. Weer niets.

Acht IE-advocaten reageerden wel op de oproep verstopt in de column, hulde. Minder hulde voor mijn beroepsvereniging Lira, die -dacht ik- pal zou staan voor hun raison d’être: het auteursrecht. Mis gedacht. Omdat de kosten de baten wel eens zouden kunnen overstijgen durfden ze het opnieuw niet aan.

De koene IE-advocaat die ik uitkoos -Margriet Koedooder, what's in a name- durfde Reed/Elsevier wel een strenge brief te schrijven. En ontving daarop per kerende elektronische post bericht van de bedrijfsjurist, die zich uitputte in excuses. De factuur had allang betaald geweest, zou die niet zijn zoekgeraakt in de administratie. Jokkebrokken.

Daarop volgde nog een halfhartige, en toch weer deels geslaagde poging het bedrag op de gemotiveerd verhoogde factuur te laten zakken, daar het gat tussen €80 en €750 zo groot was. Reed bood €500, we gingen akkoord met €600, zodat de kosten van mijn onbaatzuchtige advocaat -tussen twee haakjes met een uurtarief waar een journalist dagen voor werkt- nog bijna gedekt zijn.

De overwinning smaakt zoetzuur. Zoet omdat we als een David -niet met de katapult maar met de pen- reus Reed/Elsevier eerst op het schavot en toen nog op de knieën dwongen. Maar ook zuur, omdat het akkefietje uren, zoniet dagen gekost heeft en een schamele €160 opbracht. Anderzijds, je hoeft niet alles te kwantificeren, in geld.

Want misschien is het een illusie, maar ik heb toch het idee dat ze nu bij Reed iets beduchter zijn voor dat schavot en de aan diefstal verbonden kosten. Daarom is de boodschap aan de collega’s; go for it, sue them. Zolang je kruimeldiefstalletjes onbestraft laat, blijven de dieven toeslaan. Als kinderhandjes in de koektrommel.

Anthon Keuchenius

IEF 15280

Onrechtmatig met mede-auteursrecht op add-on software wapperen

Hof Den Haag 22 september 2015, IEF 15280; ECLI:NL:GHDHA:2015:2592 (SDC tegen Femto)
Auteursrecht op software. Wapperverbod anders dan de rechtbank [IEF 13683]. SDC geeft technisch ontwerp en advies voor werktuig-, machine- en apparatenbouw en heeft een add-on software genaamd SDC Verifier. Het programmeren is deels feitelijk uitbesteed aan Femto in Oekraïne. Femto laat brieven uitgaan via naar wederverkopers in Japan, Oostenrijk, de VS en Oekraïne waarin IE-rechten op de software wordt geclaimd. Er wordt aangeknoopt bij het recht van het land van oorsprong, de lex originis: Nederlands recht, nu sprake is van een ontwerp van en leiding en toezicht door een Nederlander, aldus SDC. Het wapperen is onrechtmatig, en zijn geen opinies of louter informatief en moet worden gerectificeerd.

24. Voor het geval dat zou moeten worden aangenomen dat sprake is van gemeenschappelijk auteursrecht van SDC en (onder meer) Femto Ltd heeft SDC gesteld dat Femto Ltd onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij als medegerechtigde niet bevoegd was eenzijdig de onderhavige stappen te ondernemen tot handhaving van de auteursrechten en zij, SDC, bovendien als medegerechtigde gerechtigd was de software te gebruiken en te exploiteren nu Femto Ltd als medegerechtigde verplicht was SDC toestemming te geven voor gebruik en exploitatie van de software en omdat dat voortvloeit uit de relatie tussen partijen.

34. Nu voormelde omstandigheden meebrachten dat Femto SDC (op wier, al dan niet (pre)contractuele, relatie hetzij Oekraïens, hetzij Nederlands recht van toepassing is) niet mocht weerhouden, bemoeilijken en/of verbieden de software te exploiteren, is naar het voorlopig oordeel van het hof het wapperen door Femto Ltd in alle betrokken landen, naar het op de gestelde onrechtmatige gedragingen van toepassing zijnde Nederlandse recht, onrechtmatig. Gelet op voormelde omstandigheden wist [geïntimeerde 3] c.s ook dat zij SDC niet mocht weerhouden, bemoeilijken en/of verbieden om de software te exploiteren, althans moet zij dit redelijkerwijs hebben begrepen.

Het hof acht voorshands de stelling van Femto Ltd dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld omdat zij 1.) zich heeft laten adviseren door advocaten en 2.) omdat haar wapperbrieven geen sommatie, maar slechts informatie zouden bevatten, onjuist.
Ad 1.) In de opinies wordt niet, althans onvoldoende ingegaan op bovenomschreven relatie tussen partijen, terwijl overigens een (onjuiste) visie van een advocaat zijn cliënt niet disculpeert.
Ad 2.) Deze stelling acht het hof voorshands onjuist, gelet op de in rechtsoverweging 1.6. tot en met 1.8 geciteerde tekst van de wapperbrieven, waaruit de bedoeling blijkt de wederverkopers te waarschuwen dat hun leverancier inbreuk maakt, terwijl in de brief van Siemens nog is toegevoegd dat derden (wederverkopers en afnemers) ook inbreuk maken. Dat de offensieve brief aan de Oekraïense wederverkoper een sommatie bevat behoeft geen betoog.
Ook de omstandigheid dat [geïntimeerde 3] Siemens op 5 oktober 2012 informeerde dat nog zou worden uitgezocht “waar het intellectual property van SPD ligt” (prod. 19 […]), doet aan het bovenstaande niet af; door daarop een jaar later met de waarschuwing dat op de IE-rechten van Femto Ltd inbreuk wordt gemaakt, terug te komen, wordt juist de indruk gewekt dat het gaat om een serieuze waarschuwing.
IEF 15279

KitKat - a break voor het vormmerk

Bijdrage ingezonden door Antoon Quaedvlieg, Klos Morel Vos & Reeskamp. Lang hebben vormmerken voor hun bestaansrecht een uitputtingsslag moeten leveren tegen onwil van het Luxemburgse Hof, dat merkbescherming voor deze categorie kennelijk niet erg zag zitten. Maar nu is er een uitspraak die goede uitgangspunten kan scheppen voor althans één icoontje onder de 3D-merken, het KitKat ‘viervingermerk’.

Als bekend zijn vormen van waren van merkbescherming uitgesloten als ze uitsluitend bestaan uit de vorm die door de aard van de waar wordt bepaald, die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen of die een wezenlijke waarde aan de waar geeft.

De examiner van het Britse merkenbureau vond drie wezenlijke kenmerken in de vorm van de Kitkat, maar hij achtte daarop verschillende uitsluitingen van toepassing. Op de rechthoekige tabletvorm paste hij de uitsluiting van de aard van de waar toe. Technisch bepaald daarentegen achtte hij de uitsparingen in de lengterichting van het tablet en het aantal van die uitsparingen.

Het Hof van Justitie herhaalt de uitspraak van het Hauck-arrest (C-205/13): een vorm is alleen uitgesloten van bescherming als één enkele weigeringsgrond volledig van toepassing is op het teken (rov. 47). Bescherming mag daarentegen niet ontzegd worden op grond van een ‘optelling’ van verschillende gronden. Dat vestigt een gunstig uitgangspunt voor het KitKat vormmerk: op grond van de feiten zoals die in Engeland zijn vastgesteld valt het buiten de uitsluitingsgronden.

Een nog mooiere steun voor Kitkat, die echter ook voor andere vormmerken betekenis heeft, is dat het Hof bevestigt dat alleen die vorm technisch noodzakelijk is, die bepaalt hoe de betrokken waar functioneert (en dus oorzaak is van een technisch effect). Een vorm die slechts het gevolg is van de (technische) wijze waarop de waar wordt vervaardigd, en geen betekenis heeft voor de functie ervan, is dus niet uitgesloten van bescherming (rov. 57).

Opluchting: er komt evenmin een ‘reliance’-eis voor merken. De Britse rechter had het graag gewild. Hij vroeg of enkel nodig was dat de betrokken kringen het teken herkenden en associeerden met de waren en de aanvrager identificeerden als de herkomst daarvan, dan wel dat een aanzienlijk deel van de betrokken kringen ‘afging’ op (“relied on”) het teken (en niet op eventuele andere aanwezige merken) als aanduiding van de herkomst van de waren. In de Britse rechtspraak werpt de ‘reliance’-eis een hoge barrière op tegen (vorm-)merkbescherming1.

Het Hof gaat uit van de situatie dat het merk dat onderscheidend vermogen heeft verkregen door het gebruik dat ervan is gemaakt hetzij als deel van een ander ingeschreven merk, hetzij in samenhang daarmee. Het oordeelt dat de merkaanvrager dan moet bewijzen dat de betrokken kringen de waar of de dienst wanneer deze uitsluitend wordt aangeduid met dit merk, in tegenstelling tot eventuele andere aanwezige merken, percipiëren als afkomstig van een bepaalde onderneming. Geen woord over ‘reliance’. Die Britse toets wordt uit het Europese merkenrecht gehouden.
Maar ook ten aanzien van de ‘andere aanwezige merken’ komt het Hof met een andere formule. De Britse rechter vroeg ook of de betrokken kringen moesten afgaan op het teken (en niet op eventuele andere aanwezige merken) als aanduiding van de herkomst van de waren. Die formule kan ten onrechte de indruk wekken, dat het teken als enige moet onderscheiden. Het Hof maakt er nu van: “de merkaanvrager moet bewijzen dat de betrokken kringen de waar of de dienst wanneer deze uitsluitend wordt aangeduid met dit merk, in tegenstelling tot eventuele andere aanwezige merken, percipiëren als afkomstig van een bepaalde onderneming.”

In de formulering van het Hof verschijnt echter weer een nieuwe ongerijmdheid: wanneer de waar of dienst uitsluitend wordt aangeduid met ‘dit merk’ kunnen er toch geen ‘eventuele andere aanwezige merken’ zijn? Maar dat blijkt een makke van de Nederlandse vertaling. De originele Franse versie spreekt van: “cette seule marque, par opposition à toute autre marque2 » Het Hof bedoelt dus slechts dat het ingeschreven merk alléén (cette seule marque), los van3 eventuele andere aanwezige merken, (zelfstandig) in staat moet zijn de herkomst van de waar te identificeren.

Antoon Quaedvlieg

1 Dat moet althans worden aangenomen, maar het blijft vaag wat ‘reliance’ nu precies behelst. Ik verwijs naar de uitspraak van de verwijzende rechter (High Court of Justice of England and Wales, Chancery Division, 17 januari 2014, [2014] EWHC 16 (Ch), rov. 46, 47: https://www.bailii.org/ew/cases/EWHC/Ch/2014/16.html. Eenduidig uitsluitsel vind ik echter ook daar niet, zodat er hier niet verder over wordt gespeculeerd.
2 Eu égard à ces considérations, il convient de répondre à la première question que, afin d’obtenir l’enregistrement d’une marque ayant acquis un caractère distinctif après l’usage qui en est fait au sens de l’article 3, paragraphe 3, de la directive 2008/95, que ce soit en tant que partie d’une autre marque enregistrée ou en combinaison avec celle-ci, le demandeur à l’enregistrement doit apporter la preuve que les milieux intéressés perçoivent le produit ou le service désigné par cette seule marque, par opposition à toute autre marque pouvant également être présente, comme provenant d’une entreprise déterminée.
3 ‘par opposition à’ wordt hier dus gebruikt in de betekenis van ‘tegenover’: het merk alléén, als beschouwd tegenover alle andere merken die eventueel aanwezig zijn.

IEF 15278

Groen achthoekig kader is een (te) eenvoudige geometrische vorm

Gerecht EU 25 september 2015, IEF 15278; ECLI:EU:T:2015:701; T-209/14 (achthoekige groene lijst)
Merkenrecht. Carsten Bopp heeft een gemeenschapsmerkaanvraag gedaan. Ook volgens de kamer van beroep is de achthoekige vorm een eenvoudige geometrische vorm, gebruikelijk voor etiketten. De kamer van beroep merkte op dat verzoekster het teken zelf in de beschrijving als een "kader" van andere items noemde. Het beroep wordt verworpen.

IEF 15277

Zou VW octrooi hebben aangevraagd voor het manipuleren van emissietesten?

Bijdrage ingezonden door Cees Mulder, Maastricht University. Volkswagen heeft imagoschade opgelopen door het manipuleren van emissietesten van dieselmotoren. Manieren die genoemd worden om vast te stellen of er sprake is van een 'test-modus' omvatten: de auto staat stil; de wielen draaien maar het stuur staat stil (rollenbank); de GPS unit pikt geen signaal op (in garage); de traction-control is uitgeschakeld (dat laatste gebeurt standaard tijdens testprocedures). De vraag kan worden gesteld of VW dit proces van het beïnvloeden van emissiewaarden geoctrooieerd heeft. Immers dit is, in principe, een technische oplossing voor een technisch probleem, en dus, in principe, octrooieerbaar.

Een simpele search in espacenet, waarbij als applicant "Volkswagen" en als keywords "Emission" en "Diesel" worden opgegeven, levert ongeveer 10 ingediende octrooiaanvragen op.

Een Europese octrooiaanvrage EP-A 0839823 (ingediend in 1997) met als titel: "Process for reducing NOx emission from exhaust gases" heeft het in de claims over "storage of NOx" under "primary operating conditions" en over "release the stored NOx" under "secondary operating conditions". In de onderconclusies is te zien dat de "secondary operating conditions" worden bereikt bij "a low charge, in shift phase or in idle phases" van de motor.

Zie voor de Europese octrooiaanvrage EP-A 0839823. Het Europees octrooi is verleend op 9 september 2003 als EP-B 0839823. In het European Patent Register is te zien dat niemand oppositie ingesteld.

Als het de bedoeling van deze octrooiaanvrage was om fraude met emissie van uitlaatgassen van dieselmotoren mogelijk te maken, is dat niet direct af te lezen uit de octroooiconclusies (claims) noch uit de beschrijving van de uitvinding in de octrooiaanvrage.

Uiteraard is het niet zeker of VW met dit doel de octrooiaanvrage heeft ingediend, maar het komt wel 'verrassend' dichtbij.

Artikel 53(a) van het Europees Octrooiverdrag (EOV) stellende dat Europese octrooien niet worden verleend voor "uitvindingen waarvan de commerciële toepassing strijdig zou zijn met de openbare orde of met de goede zeden" had wellicht als grond voor oppositie kunnen worden gebruikt (Artikel 100(a) EOV). Maar dan had iemand de creatieve alternatieve toepassing van het octrooi moeten doorzien.

Cees Mulder

IEF 15272

Frauderende, zelfstandig franchisenemer heeft imagoschade toegebracht

Hof Arnhem-Leeuwarden 8 september 2015, IEF 15272; ECLI:NL:GHARL:2015:6582; ECLI:NL:GHARL:2015:6591 (Super de Boer tegen Kippersluis)
Franchise. Tekortkoming overeenkomst. Kippersluis handelt als zelfstandig franchisenemer van Super de Boer (nu Jumbo). Ze is tekortgeschoten in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst en dit geldt ook als tekortkoming in de huurovereenkomst. Kippersluis heeft jarenlang gefraudeerd door het achterhouden van franchisefees en heeft daarbij imagoschade toegebracht aan Jumbo. De onderhuurovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden en Kippersluis wordt veroordeeld tot terugbetaling van al hetgeen Jumbo aan haar heeft voldaan.

3.16 (…) De franchisenemer exploiteert immers als zelfstandig ondernemer de supermarkt. De franchisegever heeft weinig mogelijkheden voor toezicht en inzicht in de bedrijfsvoering. Een en ander leidt het hof tot het oordeel dat Kippersluis toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst (en de daaraan gerelateerde formuleovereenkomst). Deze toerekenbare tekortkoming geldt als een toerekenbare tekortkoming in de huurovereenkomst (artikel 1.3 van de onderhuurovereenkomst) en levert dus een grond op voor ontbinding van de huurovereenkomst.
3.17 Kippersluis heeft zich erop beroepen dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. Zij heeft erop gewezen dat leidinggevenden van Super de Boer ervan op de hoogte waren dat vele franchisenemers frauderen, dat 125 van de 150 franchisenemers fraudeerden en Jumbo met hen nog steeds een contractuele relatie onderhoudt en dat de fraudebedragen die Jumbo aan het FIOD dossier heeft ontleend, niet kloppen. De werkelijke fraudebedragen zijn verwaarloosbaar op het totaal aan omzet en de afgedragen franchisefees, aldus Kippersluis.
3.18 Het hof verwerpt het verweer.
3.21 De conclusie luidt dat Kippersluis door het achterhouden van franchisefees, de toegebrachte imagoschade en het geschonden vertrouwen toerekenbaar tekortgeschoten is in de samenwerkingsovereenkomst. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de onderhuurovereenkomst.
IEF 15276

Geen bewijs openbaarmaking eerder model Blompot

OHIM 16 september 2015, IEF 15276 (Desch tegen Blom)
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel advocaten.
Vergelijk met IEF 13524. Gemeenschapsmodel. Desch vordert de nietigverklaring van twee geregistreerde gemeenschapsmodellen (Blompot) op grond van slaafse nabootsing van zijn eerder model. De bewijslast van algemene publicatie van een model is voor de eiser. Desch heeft niet kunnen bewijzen dat zijn model reeds openbaar was gemaakt waardoor de eis van nietigheidsverklaring wordt afgewezen.

(16) The Invalidity Division will carry out an overall assessment of such evidence by taking account of all the relevant factors in the particular case. Disclosure cannot be proven by means of probabilities or suppositions, but must be demonstrated by solid and objective evidence of effective and sufficient disclosure of the earlier design.
(26) To sum up, there is no evidence to prove that a prior design was made available to the public within the meaning of Article 7(1) CDR prior to the date of filing of the contested RCD. Specifically, even if the catalogues display the pots, which are also mentioned in the sale figures, there is no additional evidence to confirm the disclosure. To establish disclosure on the basis of these two pieces of evidence without confirmation by additional independent documents would amount to a guess hazarding. The Office must ground its evaluation of the evidence on the procedural truth and in the case at issue it is impossible to establish truthfully or at least with a reasonable certainty that the prior design was disclosed. The burden of proof when disclosure is involved is on the applicant and in this case the applicant did not back up its claim with enough evidence.
IEF 15275

(Rechts)personen uit de VS vrijgesteld van waarborgsom proceskosten

Rechtbank Den Haag 23 september 2015, IEF15275 (Piloxing tegen Californian)
Incident. Merkenrecht. Piloxing vordert staking inbreuk op Gemeenschapswoordmerk PILOXING. Aangezien Piloxing geen woonplaats of verblijfplaats in Nederland heeft, doet zij een beroep op artikel V en het protocol bij het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen Nederland en de VS, zodat zij is vrijgesteld van de zekerheid die ex 224 lid 1 Rv dient te worden gesteld voor de proceskosten.

Zekerheidstelling
4.2. Piloxing c.s. heeft geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland, zodat zij ex artikel 224 lid 1 Rv in beginsel zekerheid dient te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij kan worden veroordeeld. Er bestaat op grond van artikel 224 lid 2 sub a Rv echter geen verplichting tot het stellen van zekerheid indien dit voortvloeit uit een verdrag.

4.3. Piloxing c.s. heeft een beroep gedaan op het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart (Tractatenblad 1956, 40) tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika, meer specifiek artikel V lid 1 van dit verdrag in verbinding met artikel 5 van het bij het verdrag behorend Protocol. Zoals Piloxing c.s. terecht aanvoert, vloeit uit deze verdragsbepalingen voort dat onderdanen en vennootschappen van de Verenigde Staten van Amerika in Nederland vrijgesteld zullen zijn van het storten van een waarborgsom voor proceskosten. Op grond van deze verdragsbepalingen hoeven Amerikaanse vennootschappen en onderdanen derhalve geen zekerheid te stellen voor de proceskosten1. Nu Piloxing LLC en Piloxing Academy beide in de Verenigde Staten van Amerika gevestigde vennootschappen zijn, zijn deze verdragsbepalingen op hen van toepassing. De incidentele vordering zal daarom worden afgewezen.