IEF 22169
31 juli 2024
Uitspraak

Vragen aan Grote Kamer EOB over interpretatie van artikel 69 EOV

 
IEF 22168
31 juli 2024
Uitspraak

Niet elk streeppatroon maakt inbreuk op de merken van Adidas, aldus de Duitse rechter

 
IEF 22167
31 juli 2024
Uitspraak

Verzoek tot versnelling beroepsprocedure wordt afgewezen

 
IEF 15191

Parfumswinkel heeft geen spoedeisend belang bij haar vordering

Rechtbank Den Haag 20 augustus 2015, IEF 15191; ECLI:NL:RBDHA:2015:9836 (Parfumswinkel tegen ANS Trading)
Inbreuk IE-recht. Kort geding. Geen spoedeisend belang. Parfumswinkel houdt zich bezig met de verkoop van parfums en verzorgingsmiddelen in Nederland onder de handels- en domeinnaam "Parfumswinkel.nl". ANS verkoopt ook online parfums en verzorgsmiddelen en registreert in augustus 2010 handels- en domeinnaam "parfumswebwinkel.nl". Parfumswinkel legt aan haar vordering ten grondslag dat beide ondernemingen dezelfde activiteiten gericht op hetzelfde publiek uitoefenen, en daardoor gevaar voor verwarring groot is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Parfumswinkel onvoldoende voortvarend heeft gehandeld (zonder steekhoudende reden) door 1,5 jaar te laten verstrijken tussen haar eerste sommatie en het instellen van het kortgeding. In die periode had Parfumswinkel een bodemprocedure kunnen voeren tegen AMS. De voorziengenrechter is dan ook van oordeel dat Parfumswinkel niet ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat het vereiste van spoedeisend belang ontbreekt.

4. De beoordeling
Spoedeisend belang
De redenen die Parfumswinkel voor haar stilzitten heeft gegeven acht de voorzieningenrechter niet steekhoudend. Immers, het verzamelen van meer bewijzen van verwarring was redelijkerwijs niet noodzakelijk aangezien slechts gevaar voor verwarring hoeft te worden gesteld in het kader van handelsnaaminbreuk en een aantal ‘bewijzen’ daarvoor voldoende kan zijn (in de dagvaarding noemt Parfumswinkel 5 gevallen in 2013). Niet duidelijk is geworden waarom Parfumswinkel in de situatie waarin zij haar zaak in beginsel ‘op orde’ had zo lang heeft gedaan over de beslissing om over te gaan tot het instellen van een kort geding. Dat die beslissing nogal wat voeten in de aarde voor haar heeft gehad verklaart hoogstens een korte periode van talmen, maar niet de anderhalf jaar na de eerste sommatie. Het door Parfumswinkel gestelde onrechtmatig voeren door ANS van het Thuiswinkel Waarborg-logo, hetgeen door verwarring schade zou toebrengen aan Parfumswinkel, was door Parfumswinkel overigens reeds in 2013 geconstateerd, zodat die omstandigheid ook niet het vereiste spoedeisend belang aan de vorderingen kan verlenen.

4.6.
De conclusie uit dit alles is dat Parfumswinkel in de gegeven omstandigheden onvoldoende voortvarend heeft gehandeld doordat zij (zonder steekhoudende reden) relatief veel tijd heeft laten verstrijken tussen haar eerste sommatie en het instellen van dit kort geding, te weten anderhalf jaar (vergelijk Hof Den Haag, 27 mei 2014 inzake Digital Revolution en Maxperian/ Samsung, IEPT20140527). In die periode had Parfumswinkel (ruimschoots) een bodemprocedure kunnen voeren tegen ANS.

4.7.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat Parfumswinkel niet ontvankelijk is in haar vorderingen omdat, mede gelet op de relevante belangen van partijen, het vereiste spoedeisend belang aan de zijde van Parfumswinkel ontbreekt. De overige verweren van ANS behoeven daarom geen nadere bespreking.

 

 



IEF 15190

Oordeel over persoonlijkheidsrechten op Naturalis-gebouw niet in incident

Rechtbank Den Haag 19 augustus 2015, IEF 15190; ECLI:NL:RBDHA:2015:9669 (Eiser tegen Stichting Naturalis Biodiversity Center)
Uitspraak mede ingezonden door Aimée van Hattum, Hofhuis Alkema Groen. Persoonlijkheidsrechten. Auteursrecht. Eiser vordert een verklaring voor recht dat NBC met de voorgenomen verbouwing en uitbreiding van het Naturalis-gebouw inbreuk maakt op art. 25 Aw (aantasting en misvorming). De rechtbank wijst de vorderingen af. De stelling dat eiser geen persoonlijkheidsrechten heeft is niet het verweer waarop in dit incident beslist dient te worden voor een tussen- of eindbeslissing in de hoofdzaak. Er kan niet vanuit worden gegaan dat eiser de overeenkomsten gesloten tussen Mabon en VVKH voor (het ontwerp van) het Naturalis-gebouw en het Darwin House te zijner beschikking heeft, op grond van art. 843a Rv.

4. De beoordeling
4.1. De stelling van NBC dat [eiser] geen persoonlijkheidsrechten heeft ter zake van het Naturalis-gebouw en het Darwin House, is geen verweer waarop gezien de belangen van partijen en het belang van een doelmatige procesvoering voorafgaand aan een tussen- of eindbeslissing in de hoofdzaak incidenteel dient te worden beslist.1Dit verweer dient in de hoofdzaak te worden onderzocht en indien daarvoor aanleiding bestaat kan daarop, zoals NBC verzoekt, allereerst worden beslist.
4.2.
NBC veronderstelt slechts dat de onder 3.4 genoemde documenten in bezit van [eiser] zijn. [eiser] heeft dat gemotiveerd weersproken. Onder die omstandigheden kan er in dit incident niet vanuit worden gegaan dat [eiser] de betreffende documenten te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. De op artikel 843a Rv gebaseerde vordering tot inzage in die documenten stuit al daarop af. Het beroep op artikel 22 Rv kan evenmin leiden tot toewijzing van de incidentele vordering.
4.3.
De incidentele vorderingen dienen derhalve te worden afgewezen. De rechtbank houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan tot de beslissing in de hoofdzaak.
IEF 15188

Panasonic had licentie voor IQonn Software

Rechtbank Den Haag 15 juli 2015, IEF 15188 (World Wide Technical Services tegen Panasonic)
Auteursrecht. Octrooirecht. Software. WWTS voert aan dat Panasonic auteursrechtinbreuk heeft gemaakt op de IQonn Software, versie 4, door openbaarmaking en verveelvoudiging van 7121 exemplaren. Daarnaast eist WWTS staking van o.a. de verkoop en levering van exemplaren van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur. Panasonic brengt met succes er tegen in dat zij een licentie hadden voor de IQonn Software die meegeleverd zat bij de Toughbooks. Ook het octrooi (dat ziet op het updaten van "data") is voor nietig te houden volgens de rechtbank, zodat de daarop gebaseerde vorderingen afgewezen moeten worden.

In conventie:
3.1. WWTS vordert in conventie - samengevat- dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

Ten aanzien van het auteursrecht:
- voor recht verklaart dat met de openbaarmaking en verveelvoudiging van 7.121 exemplaren van de IQonn Software, versie 4, gedaagden ieder voor zich en/of afzonderlijk inbreuk hebben gemaakt op de bij WWTS berustende auteursrechten met betrekking tot de IQonn software, versie 4,
- gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot afdracht van de met de inbreuk genoten winst aan WWTS, dan wel voldoening aan haar van de schade ter zake van deze inbreuk op auteursrechten tot een bedrag ad 534.074 euro te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot voldoening van de schade aan de zijde van WWTS ter zake van deze inbreuk op auteursrechten, welk bedrag der zake is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

Ten aanzien van het octrooi:
- voor recht verklaart dat gedaagden gezamenlijk en/of ieder afzonderlijk met de productie, het aanbieden, het in voorraad hebben, de verkoop en de levering van exemplaren van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur inbreuk hebben gemaakt en maken op EP 882,
- gedaagden, gezamenlijk en/of ieder afzonderlijk, gelast de productie, het aanbieden, het in voorraad hebben, de verkoop en de levering van exemplaren van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur, in Nederland te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom,
- gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de schade, die te rekenen vanaf de datum van octrooiverlening is veroorzaakt door de op EP 882 inbreuk makende handelingen, en tot afdracht van de winst die door gedaagden gezamenlijk en/of ieder afzonderlijk is behaald met de productie, het aanbieden, de verkoop en de levering van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur, in Nederland, zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- gedaagden gelast om opgave, voorzien van een goedkeurende verklaring van een registeraccountant, te doen aan WWTS van het aantal geproduceerde en verkochte, althans in Nederland geleverde typen computerapparatuur, waarin de inbreukmakende connection management methoden werden toegepast, de duur waarbinnen en de tijdstippen waarop deze productie, verkoop en leveringen hebben plaatsgevonden en de productiekosten en de verkoopprijs van geproduceerde, verkochte en geleverde exemplaren van de inbreukmakende typen computerapparatuur, eveneens op straffe van een dwangsom,

Ten aanzien van de proceskosten:
- met veroordeling van Panasonic in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv.

3.2. WWTS stelt daartoe -kort gezegd- dat Panasonic 7.121 Toughbooks heeft voorzien van IQonn Software, versie 4, zonder dat zij daartoe een licentie had van WWTS. Panasonic had slechts een licentie voor versie 3 gekregen. Bij gebruik van de Toughbooks van Panasonic wordt voorts door de daarop geïnstalleerde software de werkwijze van (conclusie 1 van) het octrooi toegepast, zodat sprake is van indirecte inbreuk door Panasonic.

3.3. Panasonic voert hiertegen gemotiveerd verweer, onder meer stellende dat zij wel degelijk versie 4 een licentie had gekregen en betaald. Verder is er volgens haar geen sprake van een octrooi-inbreuk, niet alleen omdat geen sprake is van toepassing van alle maatregelen uit de conclusie maar voorts omdat sprake is van een nietig octrooi, omdat het toegevoegde materie bevat en niet inventief is.

4. De beoordeling
Auteursrecht

4.2. WWTS stelt dat sprake is van inbreuk op haar auteursrechten ter zake de IQonn software. Panasonic bestrijdt dat met de stelling enerzijds dat zij de verspreiding van de software heeft gestaakt en anderzijds dat zij voordien toestemming daartoe had krachtens een licentie van Diginext. De rechtbank overweegt als volgt.
4.3. WWTS heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat Panasonic thans nog de software verspreidt of anderszins software zou hebben verspreid waarvoor zij geen afdracht heeft gedaan van een licentievergoeding aan Diginext dan wel WWTS. De zaak spitst zich dan ook toe op de vraag of de TC V4 die Panasonic bij 7121 Toughbooks heeft meegeleverd, onder de licentie viel of niet. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, waarbij zij de volgende omstandigheden in aanmerking heeft genomen.
(...)
Octrooirecht
(...)
4.25. Zodoende zou de gemiddelde vakman zonder inventieve denkarbeid komen tot de in conclusie 1 van het octrooi neergelegde maatregelen, ook als deze wordt gelezen in de beperkte zin als door WWTS voorgestaan.

Slotsom en proceskosten
4.26. De slotsom luidt dat conclusie 1 van het octrooi voor nietig is te houden, zodat de daarop gebaseerde vorderingen afgewezen moeten worden. Voorts doet Panasonic wat betreft de auteursrechten terecht een beroep op het bestaan van OEM Licentie, waarmee ook die grondslag van de vorderingen niet kan opgaan. Het in conventie gevorderde moet om die reden worden afgewezen. Gelet op de voorwaarden waaronder de reconventie is ingesteld, komt de rechtbank daaraan niet toe.

IEF 15186

Staking van wekelijkse uploads muziekcollectie via Usenet

Beschikking Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 juni 2015, IEF 15186 (Stichting BREIN tegen X)
Beschikking ingezonden door Thomas Kriense, Stichting BREIN. Auteursrecht. Ex parte. Gerekwestreerde uploadt wekelijks op Usenet een collectie van de nieuwe Nederlandstalige muziekproducties van onder meer Gerard Joling, Wolter Kroes, Ali B en Nick & Simon. Dit gebeurt via NZB-bestanden die via "spots" naar een bestand leiden die via nieuwsgroepen gedownload kunnen worden. Er volgt een dwangsom van 2.000 per dag(deel), met een maximum van 50.000 [red. inzender meldt dat een schikking is getroffen].

IEF 15185

Katy Perry in gestolen ontwerp

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Zouden die grote internationale modehuizen nu echt denken dat voor graffiti de regels van het auteursrecht niet gelden en dat je deze werken gewoon zonder toestemming in je collectie kunt opnemen? Na modekoning Roberto Cavalli, die al ruim een jaar een juridische strijd voert met drie graffiti-artiesten over het gebruik van hun muurschilderingen voor een Cavalli-kledinglijn, is het nu de beurt aan kledinglabel Moschino.


KLACHT TEGEN MOSCHINO
Vorige week diende graffiti -kunstenaar Joseph Tierney, alias ‘Rime’, bij de rechtbank in Californië een klacht in waarmee hij bezwaar maakt tegen het nieuwe ontwerp van Moschino-designer Jeremy Scott. Op de kleding is de muurschildering Scandal Eyes, die Rime in 2012 in Detroit maakte, in zijn geheel overgenomen.

KATY PERRY
In mei van dit jaar trok de collectie veel media-aandacht toen zangeres Katy Perry, gesponsord door Moschino, samen met ontwerper Scott tijdens het Metropolitan Museum of Art gala in New York in de nieuwe look verscheen. Rime eist nu dat de kleding uit de handel wordt gehaald en dat Moschino hem een schadevergoeding betaalt.

GEPAINTBRUSHTE ROLLS ROYCE
Uit de aanklacht blijkt overigens dat het de kunstenaar niet alleen om het geld gaat. Hij is vooral nijdig dat Moschino zo schaamteloos de indruk wekt dat het bedrijf zelf verantwoordelijk is voor designwerk op de kleding. Om die reden schoot met name ook het optreden van Perry en Scott bij het gala in New York Rime in het verkeerde keelgat. De twee maakten hun entree in een gepaintbrushte Rolls Royce en toonden aan de uitgelopen journalisten spuitbussen voorzien van het Moschino-merk, alsof ze net zelf de laatste hand hadden gelegd aan het graffiti-werk op de kleding.

NIET DE EERSTE KEER
Voor ontwerper Jeremy Scott is het overigens niet de eerste keer dat hij verwikkeld raakt in een conflict over copyrights. De gevierde ontwerper, die ook voor adidas en Britney Spears werkt, laat zich wel vaker ‘inspireren’ door werk van anderen en wordt regelmatig door rechthebbenden op het matje geroepen.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Katy Perry in gestolen ontwerp NRC 14-08-2015

IEF 15184

Petroleumkachel niet soortgelijk aan bio-ethanol haard

Rechtbank Noord-Holland 11 februari 2015, IEF 15184; ECLI:NL:RBNHO:2015:7078 (Essegé tegen Ruby Décor)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Verwarmingsinstallaties. Essegé is merkhouder van ouder merk RUBY en vordert staking van het gebruik door Ruby Décor van RUBY, RUBY FIRES en/of RUBY DÉCOR en de domeinnaam www.rubyfires.nl. Het merk RUBY is tussen 2003 en 2008 niet normaal gebruikt voor sfeerhaarden en bio-ethanol haarden. Er is geen soortgelijkheid omdat de consument die op zoek is naar een petroleum- of elektrische kachel, radiator, terrasverwarmer of ontvochtigingsapparaat, niet thuiskomt met een sfeer- en/of bio-ethanolhaard. Essegé kan zich ex 2.27 lid 3 BVIE niet verzetten tegen het merkgebruik door Ruby Décor, noch de nietigheid of het verval inroepen.

4. De beoordeling
Inbreuk.
4.8. (...) De rechtbank volgt Essegé niet in dit betoog. De waren waarvoor Essegé haar merk RUBY in de periode van vijf jaar voorafgaande aan het merkdepot Ruby Décor heeft gebruikt en de waren waarvoor Ruby Décor haar merk RUBY FIRES heeft gedeponeerd en toendertijd gebruikte, zijn naar het oordeel van de rechtbank immers bepaald niet soortgelijk. Weliswaar geven de producten van beide partijen warmte af, maar iemand die op zoek is naar een petroleum-of elektrische kachel dan wel een radiator, terrasverwarmer of ontvochtigingsapparaat, komt niet met een sfeer-en/of bio-ethanol haard thuis of andersom. (..). Het feit dat de producten naast elkaar in de bouwmarktkrantjes worden afgeprijsd, doet hier niet aan af, nu bouwmarkten juist veel diverse niet soortgelijke producten verkopen. Dat de producten niet soortgelijk zijn ondanks dat beide een verwarmingsfunctie hebben, blijkt ook uit het feit dat zij lange tijd naast elkaar hebben bestaan zonder enige verwarring. Ruby Décor heeft haar eerste bio-ethanol haard in 2001 op de markt gebracht. Pas 7 jaar daarna zijn ze van elkaars bestaan op de hoogte geraakt.
4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Essegé het merk RUBY in de periode tussen februari 2003 en februari 2008 niet normaal heeft gebruikt voor sfeerhaarden en bio-ethanol haarden (of daaraan soortgelijke waren), zodat het depot van het merk RUBY voor deze waren in februari 2008 vervalrijp was.
4.11. Ingevolge artikel 2.27 lid 3 BVIE kan Essegé zich in de gegeven omstandigheden niet verzetten tegen het gebruik dat Ruby Décor van haar merk maakt, en evenmin kan zij de nietigheid of het verval van het merk van Ruby Décor inroepen. Een en ander neemt niet weg dat Essegé inmiddels haar merk is gaan gebruiken voor soortgelijke producten als waarvoor Ruby Décor haar merk gebruikt en Ruby Décor in beginsel evenmin het verval van het merk van Essegé kan inroepen voor sfeer- of bio-ethanol haarden of zich tegen dit gebruik door Essegé kan verzetten. Artikel 2.27 lid 3 BVIE brengt met zich dat twee dezelfde merken voor dezelfde waren naast elkaar hebben voortbestaan (co-existentie).
 
IEF 15183

Geldig Gemeenschapsmodelrecht op Asscher tafel

Vzr. Rechtbank Den Haag 14 augustus 2015, IEF 15183; ECLI:NL:RBDHA:2015:9643 (Eichholtz B.V. tegen gedaagde)
Modelrecht. Inbreuk op Gemeenschapsmodellen tafels. Eichholtz is een meubelgroothandel dat meubels en interieuraccessoires ontwerpt, produceert en verkoopt onder meer in Europa, waaronder haar "Asscher tafels". Eichholtz vordert met succes dat de "Kimberley" tafels van gedaagde worden verboden op grond van artikel 19 GModVO. De "Asscher" tafels verschilt wat betreft hun karakteristieke en specifieke kenmerken voldoende van het door gedaagde aangevoerde vormgevingserfgoed (namelijk een tafel bij meubelzaak 'Beymen' in Istanbul) en er is een geldig Gemeenschapsmodelrecht. De nevenvorderingen worden afgewezen vanwege gebrek aan spoedeisend belang.

2. De feiten
2.1. Eichholtz is een meubelgroothandel, die zich onder meer bezighoudt met het ontwerpen en produceren van meubels en interieuraccessoires. Zij verkoopt haar meubels en accessoires onder meer in Europa.

3. Het geschil

3.2. Daartoe heeft Eichholtz het volgende gesteld. De verhandeling van de Kimberley-tafels door [gedaagde] maakt inbreuk op de auteursrechten en gemeenschapsmodelrechten van Eichholtz en de Kimberley-tafels zijn daarnaast een slaafse nabootsing van de Asscher-tafels. Vermoedelijk heeft [gedaagde] de Asscher-tafels gezien op de M & O in september 2014 en de tafels vervolgens nagemaakt. Eichholtz heeft een spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorzieningen teneinde de inbreuk, die blijkens het aanbod van Landhuys nog altijd voortduurt, te beëindigen. Daarnaast heeft zij een spoedeisend belang bij de door haar gevorderde opgaven, aangezien zij direct actie wenst te ondernemen teneinde de verdere fabricage en verhandeling van de inbreukmakende tafels tegen te gaan. Van Eichholtz kan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure of zelfs schadestaatprocedure moet afwachten voordat zij de onrechtmatig door [gedaagde] verkregen winst, of althans een voorschot daarop, ontvangt.

3.3. [gedaagde] voert de volgende verweren. Eichholtz heeft geen spoedeisend belang bij haar vorderingen, aangezien [gedaagde] slechts in het totaal 12 monsters heeft laten maken van de Kimberly-tafels en zij er geen enkele van heeft verkocht. De offerte – die was aangevraagd door iemand uit de kringen van Eichholtz – is niet gevolgd door een (koop)overeenkomst. Eichholtz had daarom genoegen dienen te nemen met de toezegging van [gedaagde] om de tafels ook in de toekomst niet te verhandelen en met haar aanbod aan Eichholtz de administratie te komen inzien. De Asscher-tafel is bovendien niet nieuw en heeft geen eigen karakter, aangezien het model is ontleend aan de Asscher-geslepen diamant en er andere tafels bestaan met een vergelijkbare vormgeving.

4. De beoordeling. Modelrechtelijke grondslag
4.6. Naar aanleiding van dit vormgevingserfgoed overweegt de voorzieningenrechter als volgt met betrekking tot de nieuwheid en het eigen karakter van de modellen van de Asscher-tafels.

4.6.1. Het bestaan van de Asscher-geslepen diamant staat niet in de weg aan de nieuwheid en het eigen karakter van de Asscher-tafels. Bij de vergelijking dient immers ook de aard van het voortbrengsel waarop het model wordt toegepast of waarin het is verwerkt en in het bijzonder van de bedrijfstak waarmee het verbonden is in acht te worden genomen, waarbij in dit geval grote verschillen zijn te constateren. Meubels, en tafels in het bijzonder zijn duidelijk van edelstenen te onderscheiden, terwijl bovendien niet aannemelijk is gemaakt door [gedaagde] dat edelsteenvormen als Asscher voor bijvoorbeeld tafels gemeengoed waren. Daarbij heeft de Asscher-geslepen diamant geen goud- of nikkelkleurig frame en is het model van de tafel aan de zijkanten, in tegenstelling tot een diamant, open.

4.6.2. [gedaagde] heeft zich voorts beroepen op de ‘Diamant Acrylic Table’. Deze achthoekige tafel maakt evenwel naar voorlopig oordeel een andere algemene indruk dan de modellen van Eichholtz, aangezien deze tafel langwerpiger (kenmerk a) is (de verhouding tussen de zijden is verschillend), welk langwerpiger karakter versterkt wordt door de rechthoekige bovenblad en bodemplaat , tegenover de achthoeken van het model. De Diamant Acrylic Table is verder geheel rondom (kennelijk) van acrylaat voorzien, tegenover de open zijkanten van de modellen van Eichholtz.

4.6.3. Voor zover [gedaagde] in dit verband heeft verwezen naar de tafel van Beymen – indien al zou blijken dat deze tafel binnen de Europese Unie beschikbaar was voor het publiek op de relevante datum, hetgeen door Eichholtz is betwist – geldt dat ook deze tafel een andere algemene indruk wekt. Weliswaar heeft deze tafel een achthoekig bovenblad en bodemplaat, maar de zijden daarvan zijn alle gelijk, terwijl die van het model voor de bijzettafel ongelijke zijden heeft. Dit vertaalt zich ook in een geheel regelmatig frame, tegenover een onregelmatiger frame bij het model. Bovendien is bij deze tafel het bovenblad van marmer of in elk geval ondoorzichtig (kenmerken b en c). Ten slotte heeft de Beymen-tafel een bodemplaat die juist groter is dan het bovenblad. Al met al maakt deze tafel een duidelijk andere (ruimtelijke) indruk (kenmerk b, c en e) dan de Asscher-tafels.

4.7. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de modellen in aanmerking genomen de in 4.4 vermelde karakteristieke en specifieke kenmerken voldoende verschillen van het door [gedaagde] aangevoerde vormgevingserfgoed, zodat voorshands is aan te nemen dat de modellen van de Asscher-tafels nieuw zijn en dat deze een eigen karakter hebben, zodat is aan te nemen dat Eichholtz daarop geldige geregistreerde Gemeenschapsmodelrechten heeft.

4.9. Door [gedaagde] is niet aangevoerd dat haar tafels een andere algemene indruk wekken dan de modellen van Eichholtz zodat voorshands sprake is van inbreuk. Op grond van artikel 19 GModVo kan Eichholtz derhalve aan [gedaagde] het gebruik van de Kimberly-tafels verbieden, zodat de vordering onder A in beginsel toewijsbaar is. Nu [gedaagde] op dit punt geen zelfstandig verweer heeft gevoerd, zal het verbod worden toegewezen voor alle landen van de Europese Unie.

Nevenvorderingen
4.13. Eichholtz heeft niet onderbouwd waarom van haar niet gevergd kan worden dat zij met betrekking tot afdracht van door [gedaagde] met de inbreukmakende tafels behaalde winst de uitkomst van de bodemprocedure afwacht, terwijl deze evenmin eenvoudig te begroten is. De betreffende delen van haar vordering (B. onder b en F) missen daarmee het voor kort geding vereiste spoedeisende belang3 en zullen daarom worden afgewezen.4.15.
De gevorderde afgifte tot vernietiging van (teruggehaalde of op voorraad zijnde) inbreukmakende producten en brochures, prijslijsten en/of ander promotiemateriaal zal worden afgewezen, nu dit een onomkeerbare maatregel betreft en Eichholtz niet heeft gesteld dat er specifieke omstandigheden zijn die een dergelijke maatregel, naast het met een dwangsom versterkte in 4.9 vermelde verbod, noodzakelijk en spoedeisend maken.

Slotsom en kosten
4.16. Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van Eichholtz op de hierna te vermelden wijze worden toegewezen.

4.17. Oplegging van een dwangsom als stimulans tot nakoming van het op te leggen inbreukverbod en de geboden is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.

4.18. Nu de vorderingen op de modelrechtelijke grondslag worden toegewezen, heeft Eichholtz geen belang meer bij een oordeel over de overige door haar ingeroepen grondslagen voor haar vorderingen (te weten auteursrecht en slaafse nabootsing).

 
IEF 15110

Symposium Wet Auteurscontractenrecht met IE-zomerborrel

Donderdag 3 september, Tolhuistuin, Amsterdam, 13.00 - 17.30 uur
Op 1 juli 2015 is de nieuwe Wet Auteurscontractenrecht in werking getreden: Wat betekent dat in de rechtspraktijk concreet? Tijdens het symposium wordt diep ingegaan op de deelonderwerpen middels vier thematisch gespecialiseerde panels. Het symposium staat onder leiding van Dirk Visser. Het is niet de bedoeling (weer) te debatteren over de wenselijkheid van het nieuwe auteurscontractenrecht, maar over wat het in de rechtspraktijk concreet gaat betekenen nu het in werking getreden is...

Hier aanmelden

Programma
13.00 uur Inleiding dagvoorzitter Dirk Visser
13.30 uur Panel Billijke vergoeding: Thijs van Aerde (Houthoff Buruma), Bas Le Poole (Le Poole & Bekema), Vincent van den Eijnde (Pictoright), Paul Kreijger (Visser Schaap & Kreijger)
14.15 uur Panel Bestseller en toekomstige technologie: Vivien Rörsch (De Brauw Blackstone Westbroek), Douwe Linders (Bureau Brandeis), Lotte Anemaet (VU), Mira Herens (NVJ)
15.00 uur Koffie- en theepauze
15.30 uur Panel Niet-gebruik en onvoldoende exploitatie: Stef van Gompel (IViR), Wirt Soetenhorst (BJu), Jan Willem van Dijk (Universal Music Group), Margriet Koedooder (De Vos & partners)
16.15 uur Panel Filmauteurscontractenrecht: Jochem Donker (Cedar), Nadine van Herten (RTL), Jacqueline Schaap (Visser Schaap & Kreijger), Roland Wigman ( Versteeg Wigman Sprey)
17.30 uur IE-zomerborrel met IE-DJ
19.00 uur Einde programma

Opleiding/accreditaties

4 Punten voor de Permanente Opleiding (Nederlandse Orde van Advocaten)

Locatie
Tolhuistuin, IJpromenade 2 te Amsterdam.
Route, openbaar vervoer en parkeren.

Kosten deelname
€ 450,00 Per persoon
€ 350,00 Sponsors IE-Forum
€ 125,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, incl. boek Auteurscontractenrecht (na het symposium) met commentaar en parlementaire geschiedenis, waarin ook de bevindingen van het symposium zullen worden verwerkt.
Uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van koffie, thee en documentatie.

Hier aanmelden

Photocredits CC-BY: Basking Ridge Historical Society

IEF 15182

AG zoekt voor kwekersrecht aansluiting bij octrooirechtelijk begrip te koop aanbieden

Conclusie AG HR 14 augustus 2015, IEF 15182; ECLI:NL:PHR:2015:1664 (Anti-Infringement Bureau for IPR on Plant Material tegen Novisem)
Conclusie ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff Buruma en Wim Maas, Charlotte Garnitsch, Deterink. Kwekersrecht. "De kortgedingzaak ging aanvankelijk over exhibitie van IE-bewijsbeslag en in de slipstream daarvan over de reikwijdte van kwekersrechtelijke "te koop aanbieden". [red. Hof, zie IEF 13639: Toesturen prijslijst en ter sprake komen van rassen is geen inbreuk, en Rb Limburg, zie IEF 12594: Opheffing bewijsbeslag, geen redelijk vermoeden van inbreuk kwekersrechten]. Te koop aanbieden mag niet, maar van toezenden van prijslijsten en later intrekken voor Nederland van een aanvankelijk ongeclausuleerd aanbod, lijkt uitholling van kwekersrechtelijk voorbehouden handelingen. De AG concludeert tot vernietiging en verwijzing in principate beroep en verwerping incidentele cassatieberoep.

In citaten:

Uit de inleiding: "Ik heb geen aarzeling dat het toesturen van een prijslijst aan een kweker met de mondelinge mededeling dat de kwekersrechtelijk beschermde gewassen nog niet beschikbaar zijn voor Nederland, maar waarbij interesse is gewekt voor levering na afloop, inbreuk vormt. Datzelfde geldt voor het eerst ongeclausuleerd aanbieden, gevolgd door de beperking enkele weken later dat dat nog niet voor Nederland kan gelden vanwege kwekersrechtrestricties. Het hof taxeert dat anders en laat de zaak stranden op het niet zijn aangetoond van een redelijk vermoeden van inbreuk. Dat lijkt mij geen stand kunnen houden."

Ten aanzien van de maatstaf voor toewijzing van een inzagevordering in IE-zaken overweegt de A-G onder meer (§ 2.6):
"Het hof heeft volgens mij in het voetspoor van het Haagse hof (en net als het Amsterdamse hof eerder al deed) de juiste drempel van gerechtvaardigd vermoeden van (dreigende) inbreuk aangelegd. Dat is een lichtere maatstaf dan het kort geding inbreukverbod-criterium (prognose uitkomst bodemzaak) en komt in de buurt van de maatstaf voor toestaan van lE-bewijsbeslag uit art. 1019b lid 1 Rv van voldoende aannemelijk maken van dreigende inbreuk, maar ligt daar volgens mij weer net iets boven (omdat anders de maatstaf voor lE-bewijsbeslagverfo/gelijk zou zijn aan die voor exhibitie in een lE-zaak en strikt genomen een nadere exhibitietrap nauwelijks nodig zou zijn, althans niet zou verschillen met de beslagverloftoets, een stelsel dat zou doen denken aan het Franse saisie contrefagon, als ik dat goed taxeer.".

Ten aanzien van de vraag of "te koop aanbieden" als bedoeld in art. 57 lid 1 eng of ruim moet worden uitgelegd (rov 2.21-2.22):
2.21 Ik kom hierna tot een uitleg die aansluit bij octrooirechtelijk te koop aanbieden, een ruime uitleg dus.

2.22 (...) gewaakt moet worden voor uitholling van kwekersrechtelijk voorbehouden handelingen. Te koop aanbieden mag niet. Daar moet niet van kunnen worden "afgeknabbeld" met gewiekst opereren in de vorm van gemodereerd aanbieden voor de toekomst, opereren met prijslijsten (mede) voor Nederland, later voor Nederland intrekken van een aanvankelijk ongeclausuleerd aanbod en dergelijke.

Lees de conclusie (pdf/html)

IEF 15181

Gebruiksklaar urinekathetersamenstel mogelijk nietig

Vzr. Rechtbank Den Haag 14 augustus 2015, IEF 15181; ECLI:NL:RBDHA:2015:9655 (Coloplast tegen Medical4You)
Uitspraak mede ingezonden door Paul Reeskamp en Marijn van der Wal, Klos Morel Vos & Reeskamp. Europees octrooirecht. Katheters. Coloplast vordert inbreukverbod op EP1145729 voor een Gebruiksklaar urinekathetersamenstel. Er is een serieuze, niet te verwaarlozen kans dat de gewijzigde conclusie in een bodemprocedure of in het (inmiddels ingestelde) beroep tegen de beslissing van de Oppositie Afdeling wordt vernietigd wegens gebrek aan inventiviteit. Dat twee opeenvolgende stappen nodig zijn om tot de geclaimde uitvinding te komen, staat in casu aan het verwerpen van uitvinderswerkzaamheid niet in de weg. De vorderingen worden afgewezen.

4.14. Naar voorlopig oordeel bestaat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans dat conclusie 1 van EP 729 zoals gewijzigd in stand gehouden, in een bodemprocedure of in het (inmiddels ingestelde) beroep tegen de beslissing van de Oppositie Afdeling wordt vernietigd wegens gebrek aan inventiviteit. De voorzieningenrechter wijkt hiermee af van het recente oordeel van de Oppositie Afdeling (vgl. 2.4.), waarop hierna wordt ingegaan.

4.28. Dat er twee opeenvolgende stappen nodig zijn om tot de geclaimde uitvinding te komen, staat aan het verwerpen van uitvinderswerkzaamheid niet in de weg. Het is vaste rechtspraak van de Technische kamers van Beroep van het EOB dat het nemen van opeenvolgende niet-inventieve stappen, zoals in casu, evenmin inventiviteit oplevert.6 Bovendien volgt als gezegd na de ene stap (het nat verpakken van de katheter) zonder meer dat maatregelen worden getroffen aan de verpakking om uitdroging te voorkomen (tweede stap).

4.30. Ten slotte heeft Coloplast nog betoogd dat er op de relevante prioriteitsdatum de nodige vooroordelen bestonden ten aanzien van het gedurende langere tijd aan een vloeistof blootstellen van (de coating van) een hydrofiele urinekatheter (vgl. paragraaf 5.47 van haar pleitnota). Hier wijst Medical4You er echter terecht op dat Coloplast dan in het mes valt van de nawerkbaarheidsbezwaren die Medical4You tegen de geldigheid van EP 729 heeft aangedragen, waaronder de stelling dat het octrooi niets leert over het voorzien in een hydrofiele coating die zijn eigenschappen behoudt ook na langdurige blootstelling aan vocht en evenmin over hoe nat verpakte katheters gesteriliseerd moeten worden. Volgens Medical4You zijn die problemen pas opgelost in het zogenaamde ‘sterilisatie’- octrooi (vgl. 2.13.). Met Coloplast wordt aangenomen dat de vakman geen enkele moeite zal hebben met het verkrijgen van een kathetersamenstel volgens gewijzigde conclusie 1 van EP 729 reeds omdat een specifieke coatingstabiliteit niet door die conclusie wordt vereist evenmin als de wijze van sterilisatie. De keerzijde van diezelfde medaille is dan wel dat het octrooi eventuele problemen dienaangaande niet oplost en bijgevolg deze ook geen gewicht in de schaal kunnen leggen voor de contribution to the art van EP 729 en niet bijdragen aan de beweerde inventiviteit van het octrooi.

4.31. De slotsom is dat conclusie 1 van EP 729 zoals gewijzigd in stand gehouden naar voorlopig oordeel nietig is omdat een inventieve stap ontbreekt.

4.29. Coloplast heeft nog aangevoerd dat er verschillende mogelijkheden zijn om de katheter nat te verpakken, zoals het meeleveren van de vloeistof in een afzonderlijk zakje in de verpakking, zodat het niet volgens haar niet voor de hand ligt om een hydrofiele katheter op de in EP 729 geclaimde wijze ‘nat’ te verpakken. Dit verweer wordt voorshands verworpen. Terecht heeft Medical4You erop gewezen dat andere uitvoeringsvarianten alle als een oplossing van het gestelde probleem moeten worden beschouwd. Een willekeurige keuze uit alternatieven verleent geen inventiviteit.