IEF 22169
31 juli 2024
Uitspraak

Vragen aan Grote Kamer EOB over interpretatie van artikel 69 EOV

 
IEF 22168
31 juli 2024
Uitspraak

Niet elk streeppatroon maakt inbreuk op de merken van Adidas, aldus de Duitse rechter

 
IEF 22167
31 juli 2024
Uitspraak

Verzoek tot versnelling beroepsprocedure wordt afgewezen

 
IEF 14972

Skinny labels, tweede medische indicatie en problematiek bij het voorschrijven

Court of Appeal 28 mei 2015, IEF 14972; [2015] EWCA Civ 556 (Warner-Lambert tegen Actavis)
Met samenvatting van Rutger Kleemans, Freshfields Bruckhaus Deringer LLP. Engeland. De Court of Appeal in London (Floyd LJ) heeft een beslissing gegeven in de zaak tussen Warner-Lambert en Actavis (pregabaline). Deze beslissing is van belang omdat – alhoewel het geen bodemzaak is maar het een door Warner Lambert ingesteld hoger beroep betreft tegen een in eerste instantie geweigerde voorlopige voorziening – de Engelse rechter in detail ingaat op (i) het gebruik van zogenaamde skinny labels, (ii) directe en indirecte inbreuk met skinny labels op tweede medische indicatie octrooien, (iii) de constructie en uitleg van Swiss-type conclusies en (iv) de feitelijke problematiek die zich voordoet bij het voorschrijven en vergoeden van geneesmiddelen met een skinny label.

 

De Court of Appeal kan zich niet verenigen met de eerdere beslissingen van Arnold J ([2015] EWHC 72  (Pat) van 21 januari 2015, [2015] EWCH] 223 (Pat) en [2015] EWCH 249 (Pat) van 6 februari 2015) zowel waar het betreft Arnolds motivatie met betrekking tot directe als indirecte inbreuk. Ten aanzien van indirecte inbreuk is interessant dat Floyd drie redenen geeft om de beslissing van Arnold (voorlopig) te herzien en hij verwijst naar lopende procedures betreffende hetzelfde onderwerp in Europa waaronder Nederland (voor de goede orde; ik treed zelf op in de procedure van Novartis tegen Sun waarnaar verwezen wordt – RK):

Indirect infringement

134       It will be seen that courts of two member states have, at least in provisional proceedings, granted relief to prevent what they considered to be indirect infringement of Swiss claims without any express indication of how they considered that the invention would be put into effect.   

135       I agree that there are difficulties with the indirect infringement claim for the reason which the judge gave, namely the absence of a downstream event which, as a whole, can be regarded as putting the invention into effect.   However, for three reasons, each of which is in my judgment sufficient, I would allow the indirect infringement case to go to trial.

136       The first reason is that which I have already given, namely that the courts of two EPC member states considering this same question have held that, at face value, indirect infringement can arise in these circumstances.

137       The second reason is that, if, as I have held, there is a case of  threatened or actual infringement of the process claim under section 60(1)(b), then it follows that dealings downstream in the direct product of the process are also infringements under section 60(1)(c).  Although this may not add anything to the direct infringement case, it is wrong to strike it out as a viable additional cause of action.

138       The third reason is that I consider it is arguable to say that when section 60(2) speaks of “putting the invention into effect”, it may be legitimate to look not just at whether any one person is carrying out the invention in a sense which would give rise to liability of that person for an act of infringement.  It may be that the invention is put into effect if pregabalin is manufactured by one person and supplied to another who intentionally uses it for the treatment of pain.  In those circumstances, a person who supplies pregabalin with the requisite knowledge (i.e. that prescribed in section 60(2) itself) does provide means suitable and intended to put the invention into effect, albeit by the combination of manufacturer and user, rather than by any one person alone.  It may be that this is the reasoning which underlies the decisions in the Dutch and German cases which I have referred to.

139       An analogous problem arises where one step of a two step process is carried out by A and the second step is carried out by B.  Absent a claim of joint tortfeasance, could it not be said that by supplying the result of the first step to B, A is contributing to putting the invention into effect (by A and B together)?

140       It follows that I would allow the appeal against the striking out of the section 60(2) claim.

Niettemin wordt het door Werner Lambert gevorderde voorlopige verbod geweigerd. De belangrijkste reden hiervoor is dat de NHS (National Health Service) in een separate door Warner Lambert ingestelde procedure [2015] EWCH 485 (Pat)] was veroordeeld tot het uitvaardigen van richtlijnen aan voorschrijvers op grond waarvan aannemelijk is dat gebruik van generiek pregabaline voor de geoctrooieerde indicaties voorkomen kan worden en geen inbreuk (meer) plaatsvindt.

Rutger Kleemans

IEF 14971

Alinea vacaturetekst is opsomming van kwalificaties

Rechtbank Zwolle-Lelystad 21 november 2012, IEF 14971; ECLI:NL:RBZLY:2012:2166 (Clafis tegen Orange Engineering)
Auteursrecht. Beide partijen exploiteren een technisch projectenbureau welke zich richten op het aannemen van hooggekwalificeerde technische projecten. Clafis maakt bezwaar tegen diverse beweerdelijk misleidende reclame-uitingen; die wijst de voorzieningenrechter af. Enkel de mededelingen "wij hebben gekwalificeerde technici in dienst" en "ORANGE engineering is een onderdeel van de ORANGE Group" moeten van de website worden verwijderd . De auteursrechtelijke vordering wordt afgewezen. Een deel* van een vacaturetekst is overgenomen, maar dat voldoet niet aan het auteursrechtelijke oorspronkelijkheidsvereiste.

* "Wat vragen wij? MBO/HBO werk- en denkniveau (Civiele Techniek is een pré), kennis van diverse contractvormen en relevante werkervaring binnen het werkveld van civieltechnische projecten. Je bent communicatief vaardig"

Auteursrecht
4.4. De voorzieningenrechter volgt Clafis niet in haar standpunt dat een op de website van Orange gepubliceerde vacaturetekst ten dele rechtstreeks is overgenomen van een op de website van Clafis gepubliceerde vacaturetekst (zie r.o. 2.7 en 2.8). De vacatureteksten komen immers grotendeels niet overeen. Eén alinea die wel ten dele overeenkomt, betreft de alinea "Wat vragen wij? MBO/HBO werk- en denkniveau (Civiele Techniek is een pré), kennis van diverse contractvormen en relevante werkervaring binnen het werkveld van civieltechnische projecten. Je bent communicatief vaardig". Ten aanzien van deze passage wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan het oorspronkelijkheidvereiste voldaan. Op grond van artikel 1 jo. artikel 10 Auteurswet 1912 is het auteursrecht het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtsverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen. Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen moet het werk een oorspronkelijk karakter hebben en moet de maker van het werk bij de vormgeving van het werk keuzes hebben gemaakt die subjectief bepaald zijn en die dus niet uitsluitend op objectieve vereisten van technische of praktische aard zijn gebaseerd. Het werk moet een eigen, oorspronkelijk karakter bezitten en het persoonlijk stempel van de maker dragen (Hoge Raad, 4 januari 1991, NJ 1991,608). Dat van een dergelijk oorspronkelijk karakter sprake is, heeft Clafis niet (gemotiveerd) gesteld. Op zichzelf bevat de alinea niet meer dan een opsomming van kwalificaties die bij een functie in deze sector wenselijk zijn. De alinea komt als zodanig dan ook niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Nu deze alinea naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen auteursrechtelijke bescherming geniet, heeft Orange in dit verband ook niet het auteursrecht van Clafis geschonden en komt de door Clafis gevorderde aanpassing van de tekst niet voor toewijzing in aanmerking.
IEF 14970

Minister BZ over EU-voorstel: Strategie voor een digitale eengemaakte markt

Brief Minister BZ aan Eerste Kamer over EU-voorstel: Strategie voor een digitale eengemaakte markt COM(2015)192, Kamerstukken I 2014-2015, 22 112; 34 211 nr. GZ.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel. a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein. Voor het kabinet is het versterken van de digitale interne markt een prioriteit. Volgens het kabinet ligt er met name op digitaal gebied nog een groot onbenut economisch potentieel. [...] b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel Voor het kabinet is versterking van de digitale interne markt één van de belangrijkste prioriteiten om economische groei en werkgelegenheid in Europa te stimuleren. Juist Nederland, met zijn open economie en state of the art digitale infrastructuur, profiteert in grote mate van het realiseren van een digitale interne markt. De Strategische Agenda, zoals vastgesteld door de Europese Raad op 27-28 juni 2014,5 richt zich ook op het versterken van de digitale interne markt. Het kabinet is dan ook verheugd dat de Commissie met de digitale interne marktstrategie invulling geeft aan deze oproep. [...]

Kernpijler 1: Betere online toegang tot goederen en diensten voor consumenten en bedrijven in heel Europa.
Het kabinet steunt het uitgangspunt om de online toegang tot goederen en diensten te verbeteren. Het kabinet verwelkomt dan ook de aankondiging van maatregelen om het auteursrecht te moderniseren, de e-commerce sector te versterken en de positie van de consument te verbeteren. [...]

Nederland is verheugd dat de Commissie met voorstellen wil komen om het auteursrecht aan te passen aan het digitale tijdperk. Het huidige systeem van uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht is te weinig ingesteld op nieuwe technologische ontwikkelingen en daarmee gepaard gaande gebruiksmogelijkheden. Nederland pleit voor een flexibel en toekomstbestendig systeem van uitzonderingen en excepties. Daarom ziet Nederland het als een goede eerste stap dat de Commissie nu meer rechtszekerheid wil creëren voor gebruik van auteursrechtelijk materiaal voor onderzoek, onderwijs en text- and datamining. Nederland vindt het wel van belang dat er een juiste balans is tussen de gerechtvaardigde belangen van rechthebbenden enerzijds en die van gebruikers anderzijds. Verder moet goed worden onderzocht hoe grensoverschrijdende toegang tot audiovisuele content tot stand kan komen en of het auteursrecht het meest geëigende instrument is om dat te regelen. In deze afweging moeten de belangen van de audiovisuele sector en de consument worden meegenomen. Ten slotte geldt dat bij de handhaving van auteursrecht de balans moet worden gezocht tussen effectieve handhaving en de rechten en behoeften van rechthebbenden en die van anderen. Vooralsnog heeft Nederland een kritische grondhouding ten opzichte van aanpassing van het huidige handhavingsinstrumentarium. [...]

Kernpijler 2: randvoorwaarden bevorderlijk voor digitale netwerken en diensten.

[...]
Verder meent Nederland dat regelgeving inzake de aansprakelijkheid van internetproviders voor illegale activiteiten op internet niet verruimd dient te worden. Het huidig wettelijke kader biedt voldoende mogelijkheden om dergelijke activiteiten aan te pakken. Nederland onderschrijft het belang van het in internationaal en publiek-privaat verband samenwerken aan cybersecurity oplossingen, alsook goede regelgeving rondom dataprotectie. Een brede toepassing van geharmoniseerde standaarden vormt in die samenwerking een belangrijk onderdeel.

Lees het gehele document.

IEF 14969

Onvoldoende voortvarend gehandeld voor een kort geding

Vzr. Rechtbank Den Haag 22 mei 2015, IEF 14969 (Aan Zee tegen Naar Zee)

Uitspraak ingezonden door Denise Hennen, Castelijns Kaandorp Hoekstra. Procesrecht. Spoedeisendbelang. Beide partijen zijn bemiddelaar bij verhuur van vakantiewoningen. Eisende partij heeft lang stilgezeten. Aan Zee heeft in de periode 2012 tot media 2014, ten minste anderhalf jaar, hoewel op de hoogte van de activiteiten van Naarzee.com, tegen de door haar geconstateerde handelsnaaminbreuk  geen actie ondernemen. De kennelijk zakelijke afweging om de ontwikkeling van de activiteiten van Naarzee.com af te wachten alvorens actie te ondernemen, is een belangenafweging die voor risico komt van Aa Zee. Er pas na een half jaar na de eerste sommatiebrief tot dagvaarding overgegaan. Er is onvoldoende voortvarend gehandeld om spoedeisend belang en behandeling in kort geding te rechtvaardigen, terwijl een uitspraak in ongeveer een jaar zou kunnen worden verwacht.

4. 7. Aan Zee heeft verder geen vèrklaring gegeven voor het feit dat het na de sommatiebriefvan21 augustus 2014 nogtot maart 2015 (en dus meer dan een halfjaar) heeft geduurd voordat zij tot dagvaarden is overgegaan. Ervan uitgaande dat Aan Zee na bekend te zijn geworden met Naarzee.com· de ontwikkeling van de activiteiten van Naarzee.com heeft willen afwachten, had het voor de hand gelegen dat Aan Zee vanafhet moment van sommatie dan in elk geval met enige voortvarendheid zou hebben gehandeld als haar belang spoedeisend zou zijn. Dit heeft zij nagelaten.

4.8. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat Aan Zee onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in de handhaving van haar (handelsnaam)rechten om thans nog een behandellog in kort geding van haar vorderingen te rechtvaardigen, terwijl een uitspraak in een bodemprocedure in een geschil als het onderhavige in ongeveer eenjaar zou kunnen worden verwacht.

IEF 14966

Verspreiding illegaal gekopieerde DVD's via Marktplaats.nl

Beschikking Rechtbank Rotterdam 21 mei 2015, IEF 14966 (Stichting BREIN tegen Marktplaatsverkoper)
Beschikking ingezonden door Victor den Hollander, Stichting BREIN. Auteursrecht. Ex parte. Gerekwestreerde biedt via Marktplaats.nl vele honderden illegaal gekopieerde DVD's aan tegen betaling. Deze worden op verzoek van een geïnteresseerde koper op een blanco DVD gebrand en stuurt deze in een DVD-envelop naar aanvrager. Op aanvraag werden lijsten toegestuurt van filmtitels, één lijst bevat 332 filmtitels die kunnen worden geleverd, een andere lijst bevat een verzameling van 330 kinderfilmtitels. De voorzieningenrechter beveelt staking van dit handelen binnen 24 uur na betekening. Er wordt een dwangsom opgelegd van €2.000 per dag(deel), met een maximum van €50.000.

19. Het ongeautoriseerd kopiëren van filmwerken op DVD's en het verspreiden daarvan zonder toestemming van de Belanghebbenden bij wie het auteursrecht rust, moet worden gekwalificeerd als een ongeautoriseerde verveelvoudiging en openbaarmaking in de zin van artt. 1 jo 13 en 12 Aw.

20. Het zonder toestemming van de rechthebbende kopiëren van een filmbestand op een lege gegevensdrager ten behoeve van verkoop geldt als een ongeautoriseerde verveelvoudiging.

21. De ter beschikkingstelling aan een nieuw publiek die plaatsvindt door verspreiding van de ongeautoriseerde verveelvoudigde films via deze illegale DVD's geldt als ongeautoriseerde openbaarmaking.
IEF 14962

Geen auteursrechtbescherming voor kinderkleding

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 20 mei 2015, IEF 14962 (Semtex tegen K c.s.)
Uitspraak ingezonden door Thomas Berendsen, Legal Experience. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Merkenrecht. Semtex is een onderneming in kinderkleding, handeldend onder de naam 'Retour Denim de luxe'. E is bij Semtex uit dienst getreden en is vervolgens met K een eigen bedrijf gestart in kinderkleding (United Brands). Semtex eist het staken van inbreuk op het auteursrecht op kledingontwerpen, het staken van slaafse nabootsing en het staken van oneerlijke concurrentie. Daarnaast eist Semtex de nietigverklaring van een door K te kwader trouw gedeponeerd merk. De voorzieningenrechter acht dat de kledingontwerpen niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, geen sprake is van oneerlijke concurrentie en dat de merkenrechtelijke vordering niet voldoende is gesteld.

Denim shirt Floyd

4.11. Immers, het door Semtex ontworpen denim shirt vormt een combinatie van reed op de markt beschikbare elementen, terwijl die elementen op een voor de hand liggende wijze met elkaar zijn gecombineerd. Hieruit volgt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat die combinatie onvoldoende oorspronkelijkheid bezit om te kunnen spreken van een werk in de zin van de auteurswet.

Girls jeans Feline

4.12. Ten aanzien van de jeans 'Feline' is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat ook ten aanzien van dat ontwerp/kledingstuk heeft te gelden dat er enkel sprake is van elementen die afzonderlijk en in samenhang met elkaar niet origineel zijn en is geen auteursrechtelijke bescherming genieten.

Slaafse nabootsing

4.16. Semtex heet haar vorderingen tevens gebaseerd op de stelling dat Krikke c.s. door het nabootsen van de waistlabel, het denim shirt en de jeans jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld. Vooropgesteld wordt dat nabootsing een onrechtmatige daad kan opleveren jegens degene wiens producten men nabootst, indien die producten een eigenplaats in de markt innemen, degenen die nabootst een andere weg had kunnen inslaan en door dat na te laten verwarring heeft gewicht bij het publiek.

4.18. Wat de gestelde slaafse nabootsing met betrekking van de waistlabels van Semtext betreft moet d vordering worden afgewezen omdat niet is gebleken dat Krikke c.s. deze waistlabels zodanig hebben nagebootst dat di als een product van Semtex zou kunnen worden beschouwd; alleen al door het aanbrengen van een andere merknaam op de waistlabels hebben Krikke c.s. naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende afstand genomen van het product van Semtex. Hierdoor is onvoldoend aannemelijk dat sprake zal zijn van verwarringsgevaar, hetgeen een van de cumulatieve vereisten is voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing. [...]

Ongeoorloofde concurrentie / handelen in strijd met artikel 7:611 BW

    4.22. Dat sprake is van het stelselmatige en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van Semtex is voorshands niet voldoende aannemelijk geworden. De door Semtex in dat kader summiere onderbouwing en aangehaalde voorbeelden, zijn mede gelet op het gemotiveerde verweer op dit punt zijdens Krikke c.s. daarvoor onvoldoende. Reeds op grond hiervan zal de hierop gebaseerde vordering sub 3 worden afgewezen.

Depot te kwader trouw

    4.23. Krikke c.s. hebben ten verwere gesteld dat Semtex niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Dit verweer wordt gehonoreerd. Krikke c.s. hebben onder 6 van de inleidende dagvaarding summier gesteld dat sprake zou zijn van een depot te kwader trouw maar zijn hier in de pleitnota noch bij repliek op teruggekomen, terwijl dit in het licht van het verweer van Krikke c.s. wel van haar had kunnen worden verwacht.

    4.24. Dit deel van de vordering zal als niet voldoende onderbouwd worden afgewezen.

De beoordeling in reconventie

    5.2.Gelet op hetgeen in conventie is overwogen zal de reconventionele vordering, strekkende tot opheffing van de door Semtex ten laste van United Brands gelegde beslagen tot afgifte worden toegewezen, nu daarvoor de grondslag is komen te ontvallen/ nu daarmee summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door Semtex ingeroepen recht.
IEF 14946

Ledenvergadering VvA: wat is een billijke vergoeding?

Vrijdag 5 juni 14:00 - 17:00; KNAW, Het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29; Amsterdam. Twee jaar geleden debatteerde de vereniging in Eye over het wetsvoorstel auteurscontractenrecht. Inmiddels ligt het wetsvoorstel in de Eerste Kamer en is het tijd voor een update. Wat is er sinds het oorspronkelijke voorstel veranderd? Wat zijn de verwachtingen van het wetsvoorstel voor de praktijk? Ook vervolgen wij het debat over het kernbegrip van het wetsvoorstel: de billijke vergoeding.

De presentaties van die bijeenkomst zijn alvast te vinden op de website: www.verenigingvoorauteursrecht.nl.

14:00 - 14:05
Opening wetenschappelijk gedeelte
Jacqueline Seignette
Voorzitter VvA

14:05 - 14:20
Het wetsvoorstel auteursrechtcontractenrecht. De stand van zaken.
Cyril van der Net Raadadviseur/programmamanager auteursrecht, Ministerie van Veiligheid en Justitie

14:20 - 14.30
Update filmauteurscontractenrecht
Hugo Klaassen
Partner Denkk Juristen

14.30 - 14.45
Amendement Open access
Dirk Visser
Hoogleraar Universiteit Leiden, Partner Visser, Schaap & Kreijger

14.45 - 15.00
Discussie

15.00 - 15.30
Pauze

15.30 - 15.50
Non usus
Margriet Koedooder
Partner De Vos & Partners advocaten

15:50 - 16:05
Wat is een billijke vergoeding?
Joost Poort
IVIR, Universitair Hoofddocent Universiteit van Amsterdam

16.05 - 16:20
Wat is een billijke vergoeding?
Mira Herens
Advocaat Nederlandse Vereniging van Journalisten

16:20 - 17:00
Debat aan de hand van stellingen

17:00
Borrel

IEF 14964

Functionele elementen van fietsmand en triviale materiaalkeuze

Rechtbank Den Haag 20 mei 2015, IEF 14964; ECLI:NL:RBDHA:2015:5631 (Basil tegen Burgers Lederwarenfabriek)
Auteursrecht. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Bewijs. 1019g Rv. Onrechtmatig bewijsbeslag. Anders dan de voorzieningenrechter IEF 14060 is er geen auteursrecht op rotan fietsmanden van Basil. De elementen zijn functioneel en de materiaalkeuze is triviaal. Een verbod is niet toewijsbaar aangezien er geen auteursrecht rust op de Basil Denton en het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel reeds is geëxpireerd, zodat er geen spoedeisend belang uit volgt. Burgers Lederwarenfabriek moet bewijzen dat de Dian-mand op de Ambiente Beurs in Frankrijk publiekelijk is getoond.

4.11. Anders dan de voorzieningenrechter, die niet was ingelicht over het bestaan en uiterlijk van de Braxton-mand en de Lio-manden, is de rechtbank van oordeel dat het gebruik van (kunst)leren strips voor de omhulling van het handvat, alsmede de (kunst)leren strips voor de montage van het slot en het bevestigen van het deksel van de mand, welke strips met kruisstekken zijn bevestigd, geen auteursrechtelijk beschermde trekken zijn. Dat het draaislot op een (leren) strip is bevestigd die op zijn beurt op het rotan is bevestigd, is technisch bepaald. Bij afwezigheid van een dergelijke strip is het moeilijk om een dergelijk klein slot deugdelijk op het grove vlechtwerk te bevestigen (zonder dat vlechtwerk te beschadigen). De bevestiging van de deksel aan de mand door middel van (kunst)leren stroken die met grote kruissteken zijn vastgemaakt, is een uit het vormgevingserfgoed bekende bevestigingswijze (vergelijk de Braxton-mand en de [X]-mand); daarnaast is die maatregel ook in hoge mate functioneel. De keuze voor PU-(kunst)leer materiaal voor de stroken is ook functioneel aangezien deze stroken vochtbestendig moeten zijn in verband met gebruik op de fiets in regenachtige omstandigheden.

4.12. Uit het voorgaande volgt dat de afzonderlijke ontwerpelementen van de Basil Denton mand voortvloeien uit de functie (fietsmand) en de materiaalkeuze (rotan), welke materiaalkeuze op zichzelf voor een fietsmand triviaal is, dan wel anderszins triviaal zijn. De combinatie van die elementen is daarmee (ook) niet aan te merken als een eigen intellectuele schepping van Basil. Basil komt dus geen auteursrechtelijke bescherming toe met betrekking tot de Basil Denton. De vorderingen van Basil voor zover gebaseerd op auteursrecht kunnen dus niet worden toegewezen.

4.19. [A] stelt dat de Dian-mand tot het vormgevingserfgoed behoort aangezien de mand in februari 2010 en 2011 aan het publiek is getoond op de Ambiente Beurs in Frankfurt (Duitsland). C.V. Dian Rotan had op deze beurs een stand waar haar assortiment is getoond, waaronder de Dian-mand. [A] heeft de aanwezigheid van C.V. Dian Rotan in Frankfurt onderbouwd middels het overleggen van documentatie van de betreffende beurs. [A] heeft van haar stellingen bewijs aangeboden door middel van het horen van de heer [D] van C.V. Dian Rotan.

4.20. [A] heeft genoemde stellingen ten aanzien van de Dian-mand pas ingenomen, en haar bewijsaanbod pas gedaan bij conclusie na comparitie, die partijen gelijktijdig hebben genomen. Aangezien de zaak na deze conclusieronde in staat van wijzen is geraakt, heeft Basil op de stellingen van [A] niet meer kunnen reageren. De rechtbank gaat er daarom voorzichtigheidshalve van uit dat Basil genoemde stellingen gemotiveerd zou hebben betwist. Aangezien de stelling van [A] feiten betreffen die bepalend zijn voor de toewijsbaarheid van de vorderingen, zal [A] worden toegelaten tot bewijslevering als in het dictum verwoord.

4.23. De rechtbank merkt bij deze procedurele gang van zaken op dat de stellingen van [A] omtrent de Dian-mand en het daartoe gedane bewijsaanbod, alsmede de onderbouwing door Basil van de stelling dat zij rechthebbende is ten aanzien van het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel vanwege het vergevorderde stadium van de procedure normaliter in strijd zouden zijn met de goede procesorde. In dit geval maakt de rechtbank hierop een uitzondering omdat Basil geen spoedeisend belang heeft gesteld bij toewijzing van haar vorderingen. Daarbij komt dat een verbod hoe dan ook niet toewijsbaar is aangezien er geen auteursrecht rust op de Basil Denton en het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel reeds is geëxpireerd, zodat uit de aard van de eventueel toewijsbare vorderingen een dergelijk spoedeisend belang ook niet volgt. [A] heeft ten aanzien van de eis in reconventie ook niet een dergelijk belang gesteld, en dit laat zich ook niet uit de aard van de vorderingen (alleen verklaringen voor recht) afleiden.

4.28. [A] heeft haar vorderingen met betrekking tot de Java-mand ingesteld onder voorwaarde dat in conventie komt vast te staan dat [A] daarmee geen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht of niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel van Basil, en de Basil Denton-mand niet slaafs heeft nagebootst. Omdat een beslissing in conventie omtrent het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt aangehouden hangende bewijslevering door [A] en aktewisseling door partijen, zal de rechtbank een oordeel over de voorwaardelijke vordering in reconventie eveneens aanhouden.
IEF 14963

Voorzitter en leden commissie auteursrecht

Besluit, Stcrt 2015, 13284. Tot voorzitter en lid van de commissie auteursrecht wordt benoemd mw. prof. mr. M. de Cock Buning te Amsterdam. Tot leden van de commissie auteursrecht worden benoemd:
– mr. dr. P.H. Peter Blok te Haarlem;
– mr. B.J. Drijber te ’s-Gravenhage;
– mw. prof. mr. M.M.M. van Eechoud te Eindhoven;
– prof. mr. A. Quaedvlieg te Nijmegen;
– prof. mr. M.R.F. Senftleben te ’s-Gravenhage;
– mw. mr. T.H. Tanja-van den Broek te Wassenaar;
– prof. mr. D.J.G. Visser te Amsterdam.

IEF 14960

Geen bewijs dat Van Katwijk heeft ingestemd met uitkeringen

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 20 mei 2015, IEF 14960, (Van Katwijk tegen Vereniging BUMA)
Uitspraak ingezonden door Ilse Werts en Wim Maas, Deterink. Auteursrecht. Exploitatieovereenkomst. Bij tussenvonnis [IEF 14736] is Buma in de gelegenheid gesteld om de e-mail te overleggen waaruit blijkt dat Van Katwijk heeft ingestemd met de uitbetaling over de periode 2005-2010. Nu blijkt geenszins dat Van Katwijk heeft ingestemd met de uitbetaling zoals deze in 2012 door Buma is gedaan. De rechtbank verklaart voor recht dat Buma toerekenbaar tekort is geschoten in haar inspanningsverplichting en daarmee in de nakoming van de exploitatieovereenkomst. De zaak wordt verwezen naar de schadestaatprocedure.

In de schadestaatprocedure zal het niet gaan over de uitkeringen in de periode 2005, 2006 en 2007 nu Van Katwijk hierover te laat heeft geklaagd, en toepassing van artikel 16 van het Repartitiereglement meebrengt dat het recht om te reclameren is vervallen.

2.1. In hert tussenvonnis van 11 februari 2015 (hierna: het tussenvonnis) is Buma in de gelegenheid gesteld de e-mail te overleggen waaruit naar voren komt dat Van Katwijk heeft ingestemd met de uitbetaling voor optredens in de periode 2005-2010 aan hem in 2012 door Buma gedaan. Buma heeft vervolgens een e-mail van 4 januari 2012 van Van Katwijk aan Wim van Limpt (werkzaam bij Buma) overgelegd.  Uit deze e-mail blijkt echter slechts dat Van Katwijk klaagt over het uitblijven van (een voorstel tot) uitbetaling. In de e-mail wordt voorts well melding gemaakt van afwikkeling in de periode 2005-2008 in de vorm van  een logische aanname, maar volgt niet eruit dat partijen hieromtrent iets hebben afgesproken. Uit de overgelegde e-mail blijkt dan ook geenszins dat Van Katwijk heeft ingestemd me de uitbetaling zoals deze in 2012 door Buma is gedaan.

2.2. Dit betekent dat de mogelijkheid tot schade, zoals omschreven in rechtsoverweging 4.3. van het tussenvonnis, voldoende vaststaat en dat Buma in 2012 mogelijk te weinig heeft uitgekeerd aan Van Katwijk. Voor de verdere bepaling van deze schade zal worden verwezen naar de schadestaatprocedure. Buma heeft in dit kader het verweer gevoerd dat Van Katwijk eerst in 2011 heeft geklaagd over de afrekeningen in de periode 2005-2011 en dat toepassing van artikel 16 van het reglement met zich meebrengt dat hij geen recht meer heeft te reclameren over de afrekeningen gedaan in 2005, 2006 en 2007.