IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 14295

Superioriteitsclaims van vijfpuntsgordel autozitjes ongeoorloofde vergelijkende reclame

Rechtbank Oost-Brabant 17 oktober 2014, IEF 14295 (Cybex tegen Dorel/Maxi Miliaan)
Artikel 6:194a BW. Ongeoorloofde vergelijkende reclame tussen autozitjes met vijfpuntsgordelsysteem en veiligheidskussensysteem. Dorel/Maxi Miliaan plaatst in haar nieuwsbrief en op haar website een verklaring over de optimale bescherming van peuters in autostoeltje met een vijfpuntsgordelharnas met de suggestie dat dit systeem veiliger is dan een veiligheidskussensysteem. De procedure in Duitsland was niet op tegenspraak, en komt daarom ook geen doorslaggevende betekenis toe. Op een aantal punten heeft Dorel niet voldaan aan het controleerbaarheids- en objectiviteitsvereiste waardoor deze kwalificeert als ongeoorloofde vergelijkende reclame in de zin van artikel 6:194a BW. Een rectificatie wordt bevolen.

Het gaat om de superioriteitsclaims als "veiligere afremming door belasting van sterke lichaamsdelen" en "Stevig vasthouden op de veiligste positie". Het is een feit dat krachten op het buikgebied niet zijn te meten, omdat dummy's geen sensoren in die zone hebben.

4.12 (...) De eerste hoofdreden is “veiligere afremming door belasting van sterke lichaamsdelen”. Door het gebruik van het woord veiligere” maakt Dorel een superioriteitsclaim. Die moet zij ook hard kunnen maken met objectief bewijs. Los van de vraag of zij daartoe in staat is, heeft te gelden dat zij heeft nagelaten om in de Mededeling aan te geven op welke onderzoek(en) zij haar superioriteitsclaim baseert zodat niet is voldaan aan het controleerbaarheidsvereiste en is reeds op die grond sprake van ongeoorloofde vergelijkende reclame. Dat laat onverlet dat het voor partijen van belang is om te weten of de uitingen in de Mededeling wel toelaatbaar zijn indien sprake zou zijn van een deugdelijke bronvermelding. De voorzieningenrechter zal daarom ook ingaan op de vraag of vergelijking berust op objectieve gronden.

4.19. Ook de tweede hoofdreden die Dorel noemt in de Mededeling bevat een superioriteitsclaim. Dorel heeft het immers over stevig vasthouden op de veiligste positie. Met andere woorden op een positie die veiliger is dan van een stoeltje voorzien van een veiligheidskussen. Daarvoor geldt eveneens dat Dorel niet heeft voldaan aan het controleerbaarheidsvereiste omdat elke verwijzing naar een onderbouwing van die stellig in de Mededeling ontbreekt. Dat betekent dat ook die superioriteitsclaim reeds om die reden kwalificeert als ongeoorloofde vergelijkende reclame. Onder verwijzing naar de hierboven behandelde producties ontbreekt het bovendien aan voldoende objectieve onderbouwing van de claim. Ook voor deze stelling ontbreekt het naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan voldoende objectief bewijs. Dorel mag wel stellen dat een kind in een vijfpuntsgordelharnas veilig wordt vastgehouden, maar zij mag op basis van de thans overgelegde stukken niet suggereren dat een kind in een stoeltje voorzien van een veiligheidskussen minder veilig wordt vastgehouden zoals zij wel doet in de Mededeling. Ook om die reden maakt Dorel zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter schuldig aan ongeoorloofde vergelijkende reclame.
IEF 14294

Gematigde contractuele boete voor flitsen in promo 'de 25 meest'

Hof Amsterdam 14 september 2014, IEF 14294 (SBS Broadcasting tegen X)
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap. Mediarecht. Contract. Boete. In een aflevering van 'Peter R. de Vries, misdaadverslaggever' over huurmoorden is X getoond; delen van deze aflevering zijn herhaald in (de promo van) 'De 25 meest schokkende verborgen cameraonthullingen'. Partijen hebben een onthoudingsovereenkomst op straffe van een contractuele boete. De rechtbank oordeelde dat korte flitsen voor jubilem "de 25 meest" leidt tot contractuele boete [IEF 12924]. Het hof gaat niet uit dat een ondergrens van het verbod bestaat in de zin dat er daadwerkelijk inbreuk wordt gemaakt op de privacy van X, zoals door SBS bepleit.

Dat het totaal aan beeldmateriaal slechts 1,5 seconden duurt en dat de beelden zonder vermelding van context of naamsvermelding, baat SBS niet. Alleen al de mogelijkheid dat - ook al is dat in kleine kring - de privacybelangen van X c.s. zijn geschaad, is voldoende voor een beroep op het boetebeding. Het hof matigt de boete tot €15.000 gelet op onder meer het ontbreken van aantoonbare schade.

3.6. Het hof is van oordeel dat, voor zover al sprake zou zijn van een dergelijk ondergrens, SBS in dit geval geen beroep daarop toekomt. Daartoe is het volgende redengevend. SBS heeft aangevoerd dat het in dit geval gaat om beelden waarop [A], [B] en [C] weliswaar voorkomen maar niet herkenbaar zijn, dat het totaal aan beeldmateriaal slechts 1,5 seconden duurt en dat deze beelden zonder vermelding van enige context of naamsvermelding werden uitgezonden. Het is niet aannemelijk, zo stelt SBS, dat zij voor een dergelijk gebeurtenis een zo hoge boete zou accepteren. [geïntimeerde] voert echter aan dat[B] wel degelijk herkenbaar in beeld komt. [geïntimeerde] wijst erop dat naar aanleiding van de uitzending van de fragmenten derden richting [geïntimeerde] c.s. hebben gereageerd en dat zij vervolgens hun raadsman hebben verzocht contact op te nemen met SBS. SBS heeft deze gang van zaken niet uitdrukkelijk betwist zodat deze vast staat. Het hof concludeert daaruit dat herkenning van [B] in elk geval voor zekere personen mogelijk is geweest. Daarbij komt dat de beelden weliswaar zonder vermelding van het oorspronkelijke onderwerp of andere context zijn vertoond, maar dat deze wel zijn uitgezonden als promotiemateriaal voor het (bekende) misdaadprogramma waarin deze oorspronkelijk zijn uitgezonden. Een en ander is voldoende voor het oordeel dat de privacybelangen van [geïntimeerde] c.s. door de uitzending in het geding zijn gekomen.
Hieraan doet niet af dat [B], zoals SBS aanvoert, mogelijk alleen voor direct betrokkenen herkenbaar in beeld is gekomen. Alleen al de mogelijkheid dat - ook al is dat in kleine kring - de privacybelangen van [geïntimeerde] c.s. zijn geschaad, is voldoende voor een beroep op het boetebeding. Voor een dergelijk beroep kan naar het oordeel van het hof niet de eis worden gesteld dat sprake is van herkenbaarheid van [B] of van de andere betrokkenen bij het algemene publiek. In dit verband is evenmin van belang dat slechts één van de betrokkenen in beeld is gekomen, alleen al omdat [geïntimeerde] c.s. nu eenmaal familie van elkaar zijn en zij bovendien in de oorspronkelijke uitzending allen in verband met elkaar in beeld komen. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat [B] slechts (daadwerkelijk) aan de hand van stilstaande beelden kan worden herkend, zoals SBS min of meer erkent (memorie van grieven onder 47), dan is dat naar het oordeel van het hof voldoende voor een beroep op het boetebeding. Voor zover dit al het geval is, hebben derden immers in het vertonen van de beelden aanleiding gezien deze (nogmaals) stilstaand te bekijken en vervolgens [geïntimeerde] c.s. daarover in te lichten. Het is ook geenszins op voorhand uit te sluiten dat derden op enig moment met technische hulpmiddelen stilstaande beelden van de promo’s en de bumper zullen bekijken.

3.17. Het beroep van [geïntimeerde] op het boetebeding is aldus gegrond op de herhaalde uitzending van zeer korte fragmenten zonder dat daaraan, behoudens het verband met het misdaadprogramma, enige context wordt gegeven. In de fragmenten is slechts een van de betrokkenen - zeer kort - herkenbaar in beeld geweest. Dit betekent dat het voor de hand ligt dat de privacybelangen van [geïntimeerde] c.s. slechts in beperkte mate zijn aangetast, ook al is het fragment vijf maal herhaald. SBS voert in verband daarmee aan dat de schade voor [geïntimeerde] c.s. beperkt zal zijn geweest. [geïntimeerde] voert omtrent de door [geïntimeerde] c.s. geleden schade alleen in algemene termen aan dat het ondoenlijk is vast te stellen wat de schade is die hoort bij de opmerkingen, intimidatie, bedreigingen, vernielingen en het steeds lastiger vinden van een baan of school na iedere uitzending. Vast staat, zo stelt [geïntimeerde], dat vrijwel geen van de familieleden door de beelden en de herhalingen daarvan in staat is geweest een normaal leven op te bouwen en een betaalde baan te vinden (memorie van antwoord 100). [geïntimeerde] vermeldt echter geen concrete incidenten die zich hebben voorgedaan na de uitzendingen van 16 en 17 december 2010. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat deze zich niet hebben voorgedaan. Wat [geïntimeerde] zelf betreft heeft voorts te gelden dat hij is veroordeeld tot een vrijheidsstraf in verband met de destijds in de uitzendingen aan de orde gestelde huurmoorden. Hij licht niet toe wat de gevolgen daarvan zijn geweest en welke schade daarnaast specifiek het gevolg is van de uitzendingen van SBS, laat staan dat hij concreet toelicht wat de uitzendingen van de promo’s aan de door hem gestelde gevolgen hebben bijgedragen. Dat had gelet op de omstandigheden wel op zijn weg gelegen. Dit klemt te meer omdat hij zelf niet in beeld is geweest in de uitzendingen van 16 en 17 december 2010. SBS wijst voorts terecht erop dat bij de vaststellingsovereenkomst aan [A] en aan [B], overigens tegen finale kwijting, een bedrag van € 1000,- als vergoeding van de schade wegens het op 11 juni 2008 opnieuw uitzenden van de beelden is toegekend. [geïntimeerde] had mede in verband daarmee nader moeten toelichten waaruit de schade door de uitzending van de promo’s concreet bestaat. De schade door de eerdere uitzendingen is wat [A] en [B] aangaat immers afgedaan terwijl, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet valt in te zien dat de fragmenten die thans te zien zijn geweest, na de eerdere in verhouding daarmee langdurige uitzendingen, daaraan hebben toegevoegd. Het hof gaat dan ook met SBS ervan uit dat de schade voor [geïntimeerde] c.s. als gevolg van de uitzendingen van 16 en 17 december 2010 nihil is geweest en dus niet in verhouding staat tot het thans (bovenop het reeds door SBS betaalde bedrag van € 15.000,-) gevorderde bedrag van € 60.000,-.

3.18. Het Hof let bij haar oordeel tevens op de aard van de overeenkomst. Die houdt geen absoluut verbod in op het herhalen van de beelden. Wat [geïntimeerde] zelf betreft staat het SBS vrij de beelden te herhalen indien deze actualiteitswaarde krijgen omdat zich nieuwe feiten of ontwikkelingen voordoen. In dat geval worden de gezichten van [A], [B] en [C] weliswaar onherkenbaar gemaakt, als zij aan die actualiteitswaarde niet hebben bijgedragen, maar ook wat hen aangaat is geen sprake van een absoluut verbod op het uitzenden van de beelden. Een en ander betekent dat partijen kennelijk niet ervan uit zijn gegaan dat het uitzenden van de beelden onder alle omstandigheden ongeoorloofd is.

3.19. De overeenkomst is gesloten nadat in enkele afleveringen uitgebreid aandacht is besteed aan de huurmoorden en [geïntimeerde] c.s. allen herkenbaar in beeld zijn gekomen. Gelet op de aanleiding om de overeenkomst te sluiten en op de aard van de overeenkomst is te concluderen dat [geïntimeerde] het beding heeft ingeroepen ter zake van een gering te noemen overtreding. [geïntimeerde] bedoelt bovendien, gelet op de omvang van zijn vordering, het beding vijfmaal in te roepen. Het gevolg daarvan, de verschuldigdheid van een bedrag van in totaal € 75.000,-, is gelet op het ontbreken van aantoonbare schade, de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen, is naar het oordeel van het hof een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. Het hof zal de verbeurde boete matigen tot een bedrag van € 15.000,-. Dit komt overeen met het bedrag dat SBS zou hebben verbeurd bij een eenmalige overtreding van het boetebeding. Het hof acht de onderhavige situatie, een geringe overtreding van het beding welke zich vijfmaal heeft voorgedaan binnen een tijdsbestek van vijf uren, daarmee gelijk te stellen, in elk geval voor wat betreft de gevolgen daarvan voor [geïntimeerde] c.s. Het hof neemt bij zijn oordeel tot deze matiging van de boete tevens in aanmerking dat het boetebeding mede tot doel heeft SBS aan te sporen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst en partijen het bedrag dat zij als boete zijn overeengekomen kennelijk passend hebben geacht voor het bereiken van dit doel.

Lees de uitspraak (pdf / HTML)

IEF 14293

Vergoedingen voor kunstuitleen gaan omhoog en thuiskopieheffingen gaan omlaag

Uit het persbericht: Onderhandelingen tussen Stichting Leenrecht en de kunstuitleenbranche zijn met succes afgerond! Stichting Leenrecht heeft overeenstemming bereikt over een hogere vergoeding voor de kunstenaars. Het huidige tarief van € 1,50 per uitlening wordt in jaarlijkse stappen van 0,25 euro verhoogd tot € 2,50! In 2018 wordt het nieuwe tarief bereikt. Lees verder

Uit het persbericht: De thuiskopieheffingen dalen met ingang van 1 januari 2015 met 30%. Dit betekent een heffing van € 3,50 op desktop pc’s, notebooks, smartphones, telefoons met mp-3 spelers, tablets, hdd recorders en settopboxen met harde schijf. Portable audio-/videospelers krijgen een heffing van € 1,40. Voor externe hdd-drives en e-readers geldt straks een bedrag van € 0,70. Bij de aanschaf van een cd-rom of dvd geldt het laagste tarief: 2 eurocent. Lees verder

IEF 14292

HR splitst ambtshalve de beroepskosten

Herstelarrest HR 17 oktober 2014, IEF 14292 (Rubik tegen Beckx trading c.s.)
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek. De Hoge Raad stelt vast dat sprake is van een misslag in het arrest [IEF 14212] en herstelt deze. Blijkens de stukken heeft Rubik het bedrag van €17.996,38 gevorderd als kosten in het principale en incidentele beroep tezamen. De Hoge Raad splitst deze ambtshalve en een derde deel wordt toegerekend aan de behandeling van het incidentele beroep.

1.4. Aan rov 6 wordt toegevoegd:
"Rubik vordert in het principale en incidentele beroep tezamen €17.996,38. Dit bedrag dient gesplitst te worden over beide bereoepen. Nu partijen zich hierover niet hebben uitgelaten, zal de Hoge Raad die splitsing ambtshalve moeten aanbrengen. Op basis van de stukken van het geding rekent de Hoge Raad een derde deel van genoemd bedrag toe aan de behandeling van het incidentele beroep."

1.5 (...) In het incidentele beroep: verwerpt het beroep; veroordeelt Beckx c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rubik begroot op €68,07 aan verschotten en €5.998,79 voor salaris
IEF 14291

Plat printwerk is geen waardetoevoeging zoals door uitgeverij

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 oktober 2014, IEF 14291 (Gigaboek tegen Gigaprint)
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group. Handelsnaamrecht. Gigaboek is een uitgeverij gespecialiseerd in printing on demand (pod). Met TED Gigaprint is samengewerkt, na faillissement heeft de directie Gigaprint BV opgericht. Gigaboek profileert zich nadrukkelijk als uitgeverij die een toegevoegde waarde biedt aan het door de klant geleverde werk: redactie, opmaak binnenwerk, ontwerp omslag, publiciteit. Gigaprint verricht uitsluitend zogenoemd plat printwerk. De activiteiten overlappen elkaar niet, ze lijken eerder complementair. De vermelding op websites dat klanten bij hen terecht kunnen voor printing on demand, maakt het niet anders. Giga is niet onderscheidend, de vordering wordt afgewezen.

4.4. Gigaprint heeft ter zitting verklaard uitsluitend zogenoemd plat printwerk te verrichten, waarbij de klant een pdf-bestand aanlevert dat vervolgen door Gigaprint wordt geprint. Gigaprint stelt zelfs geen spellingscheck over de aangeleverde bestanden te halen, laat staan dat zij verdergaande redactionele - of uitgeefwerkzaamheden verricht. Zij rekent grote uitgevers tot haar klanten, die bij Gigaprint boekwerken - zoals wettenbundels - titel en handleidingen laten printen. Kleinere opdrachten passen volgens Gigaprint niet in haar dienstverlening. Gigaboek onderschrijft dat Gigaprint in ieder geval ten tijde van de eerdere samenwerking met TED Gigaprint niet in staat was de kleine opdrachten op kostenefficiënte wijze uit te voeren. Gigaprint heeft verklaard geen plannen te hebben om de aard van haar onderneming te wijzigen of uit te breiden naar het werkterrein van Gigaboek. Vooralsnog is er geen reden om te twijfelen aan deze verklaring van Gigaprint. Gigaprint heeft onweersproken gesteld dat het door Gigaboek in de dagvaarding genoemde selfpublishing concept "mijnbestseller.nl" niet van haar is, maar van één van haar klanten.

4.5 Dat de activiteiten van de ondernemingen van partijen elkaar overlappen, is vooralsnog niet aannemelijk geworden. De vermelding op beider websites dat de klant bij hen terecht kan voor printing on demand, maakt het voorgaande niet anders. De activiteiten lijken eerder complementair. Onder omstandigheden wordt ook wel inbreuk op handelsnaamrechten aangenomen wanneer de activiteiten van ondernemingen in elkaars verlengde liggen, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarvoor in de onderhavige zaak geen grond. (...)Bovendien is het voorvoegsel niet zodanig onderscheidend dat daarmee de indruk wordt gewekt dat het om gelieerde ondernemingen gaat. Verder wijken de websites van partijen - voor veel mensen het toegangsportaal tot een onderneming - sterk van elkaar af. (...)

Lees de uitspraak (pdf - IEF 14291/ HTML)

IEF 14290

Modekoning pikt graffitikunst

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. De bekende Italiaanse modeontwerper Roberto Cavalli neemt het niet zo nauw met andermans rechten. In maart van dit jaar introduceerde Cavalli met veel lawaai zijn Grafitti-collection, een nieuwe collectie van kleding- en accessoires met een graffitiprint. Wat niemand op dat moment wist is dat Cavalli het design één op één gekopieerd had van een muur in het Mission district in San Francisco.

 

De drie artiesten achter de graffiti, met mooie namen als Revok, Reyes en Steel, hebben de modekoning nu voor de rechter gesleept. Ze zijn niet alleen boos omdat de grote Cavalli hun werk gewoon zonder toestemming heeft overgenomen en nu niet thuis geeft, maar ook omdat de man het in zijn hoofd heeft gehaald de indruk te wekken dat het zijn eigen ontwerp
is. Op de prints heeft hij hier en daar de naam ‘Just Cavalli’ gespoten, de naam van een van Cavalli’s lijnen, en op bepaalde
plekken lijkt er zelfs een soort Cavalli-handtekening te staan. De kunstenaars eisen dat Cavalli onmiddellijk stopt met de verkoop van de spullen en eens na gaat denken over een passende schadevergoeding .

Bas Kist
Eerder in: NRC 15 oktober 2014.

IEF 14289

Auteursrechtdebat: Een nieuw publiek, subjectief of objectief getoetst?

Door: Dennis Scheffers, LinkedIn-profiel. Thema: Hyperlinken & embedden. Het HvJ EU lijkt er in de Svensson zaak geen doekjes om te winden: het plaatsen van een hyperlink zorgt er niet voor dat een nieuw publiek wordt bereikt, waardoor er dus ook geen sprake kan zijn van een openbaarmakingshandeling. De uitspraak van het Hof heeft betrekking op hyperlinks die verwijzen naar content die met toestemming van de rechthebbende, openbaar op internet is geplaatst. De vraag die rijst is of dit dan ook geldt indien een hyperlink verwijst naar content die zonder toestemming is geplaatst?

Deze vraag kan op twee manieren worden beantwoord. De eerste manier is via de subjectieve toets. In dat geval wordt gekeken naar het publiek dat de auteursrechthebbende beoogd heeft te bereiken (deze methode werd gehanteerd door de Haagse rechter in de Buma/Nederland.fm zaak [IEF 12159]). Bij content die zonder toestemming van de rechthebbende wordt geplaatst, wordt overduidelijk een publiek bereikt dat niet beoogd was door de rechthebbende. Ook een hyperlink naar deze content bereikt een publiek dat niet beoogd was en daarmee dus een nieuw publiek.

De subjectieve toets gaat daarnaast uit van ‘impliciete toestemming’. Dit houdt in dat bij een openbare plaatsing op internet, impliciete toestemming wordt gegeven om de content te gebruiken door derden. Hieruit kan worden afgeleid dat het beoogde publiek in het geval van impliciete toestemming het hele internetpubliek omvat.

Aan de hand van deze gegevens kan worden aangetoond dat het ‘beoogd publiek’ criterium niet consequent toepasbaar is. De situatie kan zich namelijk voordoen dat bepaalde content zowel met als zonder toestemming op internet wordt geplaatst. De plaatsing zonder toestemming zorgt er in principe voor dat een publiek wordt bereikt dat niet beoogd is. De plaatsing mét toestemming zorgt er echter voor dat het werk openbaar toegankelijk is voor het hele internetpubliek. In dat geval is, volgens het principe van de impliciete toestemming, het hele internetpubliek beoogd. Hieruit blijkt dat beide plaatsingen feitelijk hetzelfde publiek (kunnen) bereiken. Daardoor kan er onmogelijk een onderscheid worden gemaakt tussen een beoogd en niet beoogd publiek.

Mijns inziens pleit deze inconsequentie dan ook voor toepassing van een objectieve toets. Bij de vraag of een nieuw publiek wordt bereikt dient niet te worden gekeken naar het publiek dat de rechthebbende heeft beoogd, maar of het publiek toegang krijgt tot een werk waartoe het anders geen toegang zou hebben gehad. Hierbij is er sprake van een duidelijke koppeling met het ‘interventie’ criterium (ontwikkeld in SGAE/Rafael Hoteles [IEF 3022]).

De objectieve toets kan dus niet tot de uitkomst leiden dat een hyperlink een nieuw publiek bereikt. Een hyperlink verwijst namelijk naar content die in principe al openbaar toegankelijk op internet geplaatst is en zodoende al door het hele internetpubliek kon worden geraadpleegd. Het maakt daarbij geen verschil of de content met of zonder toestemming wordt geplaatst.

Logischerwijs zorgt een hyperlink die een paywall omzeilt wel voor een nieuw publiek, aangezien er in dat geval toegang wordt geboden tot content waartoe men anders geen toegang zou hebben gehad.

Door de objectieve toets blijft de hyperlink dus beschermd tegen auteursrechtclaims (met uitzondering van het laatstgenoemde geval). Hierdoor wordt er ook geen afbreuk gedaan aan de informatievrijheid en de vrije werking van het internet. Het wil echter niet zeggen dat het auteursrecht zijn werking geheel verliest zodra er gelinkt wordt naar content die zonder toestemming is geplaatst; de rechthebbende heeft namelijk altijd nog de mogelijkheid om zijn claim bij de contentplaatser neer te leggen.

Dennis Scheffers

IEF 10559

Overzicht auteursrechtpraktijk HvJ EU

Dit overzicht zal het komende jaar dienst doen als living document met voor de praktijk relevante rechtspraak van het HvJ EU sinds het voorjaar 2010, inclusief conclusies en aanhangige prejudiciële vragen. Steeds als er arresten zijn gewezen, conclusies zijn genomen of verzoeken zijn neergelegd wordt dit overzicht bijgewerkt (in deze serie: auteursrecht, modellenrecht, merkenrecht, octrooirecht en reclamerecht). 

Inhoudsopgave
A. HvJ EU
B. Gerecht EU
C. Conclusies HvJ EU
D. Aanhangige prejudiciële vragen
E. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)

A. HvJ EU
1. HvJ EU 18 maart 2010, zaak C-136/09; IEF 8924 (Organismos Sillogikis Diacheirisis)
Installeren van tv's en verbinden met centrale antenne is mededeling aan het publiek.
2. HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09 (Pammer en Hotel Alpenhof)
Gerichtheid van een website op een bepaald land. Relevante factoren
3. HvJ EU 22 december 2010, C-393/09, IEF 9306, IT 194 (Softwarová)
Gebruikersinterface is geen computerprogramma maar kan wel auteursrechtelijk beschermd zijn.
4. HvJ EU 27 januari 2011, C-168/09, IEF 9367; Flos
Auteursecht mag niet worden uitgesloten voor modellen van vóór een bepaalde datum
5. HvJ EU 16 juni 2011, C-462/09, IEF 9791 (Thuiskopie/Opus)
Levering blanco CD of DVD uit ander land aan particulier is heffingsplichtig
6. HvJ EU 30 juni 2011, C-271/10, IEF 9864 (Leenrecht België)
Bij leenvergoeding moet rekening worden gehouden met aantal uitleningen
7. HvJ EU 22 september 2011, C-244/10 en C-245/10; IEF 10216  (Mesopotamia Broadcast en Roj TV / Duitsland)
Op eigen grondgebied kan Duitsland doorzending van tv-programma's in het Koerdisch die worden uitgezonden door Roj TV in Denemarken niet verbieden.
8. HvJ EU 4 oktober 2011, C-429/08 en C-403/08, IEF 10286 (Premier League)
Strijd met vrij verkeer van diensten en harmonisatie auteursrecht
9. HvJ EU 13 oktober 2011, C-431/09 en C-432/09, IEF 10332 (Airfield en Canal Digitaal)
Bij nieuw publiek maakt satellietpakket aanbieder (ook) openbaar
10. HvJ EU 25 oktober 2011, C-509/09 en C-161/10; IEF 10395 (eDate)
Slachtoffers van inbreuken op de persoonlijkheidsrechten via internet kunnen zich voor de volledige schade tot de gerechten van hun woonstaat wenden.
11. HvJ EU 24 november 2011, C-70/10, IEF 10551 (Scarlet Extended / SABAM)
Algemeen preventief filtergebod mag niet zonder wettelijke basis
12. HvJ EU 24 november 2011, C-283/10, IEF 10550 (Circul Globus Bucureşti)
Mededeling aan publiek dat niet aanwezig is op de plaats waar de mededeling wordt gedaan, Openbaarmaking ter plaatse geharmoniseerd?
12. HvJ EU 12 april 2011, C-145/10; IEF 10611 (Eva Maria Painer)
Opsporing. Citaatrecht. Bronvermelding. Verveelvoudigingsrecht.
13. HvJ EU 17 januari 2012, C-302/10, IEF 10831; Infopaq II
Wanneer is er sprake van vastlegging van voorbijgaande aard?
14. HvJ EU 9 februari 2012, C-277/10, IEF 10887 (Luksan tegen Van der Let)
Exploitatierecht komen rechtstreeks en oorspronkelijk toe aan de hoofdregisseur (billijke vergoeding o.g.v. 17 EU handvest)
15. HvJ EU 16 februari 2012, C-360/10; IEF 10920 (Sabam tegen Netlog)
Sociale netwerksite/hostingdienstverlener kan door een nationale rechter niet worden gelast een filtersysteem te installeren.
16. HvJ EU 1 maart 2012, zaak C-604/10; IEF 10977 (Football Dataco e.a. tegen Yahoo UK Ltd e.a.)
Databankenrecht of auteursrecht op lijsten met voetbalwedstrijden? Op lijsten van voetbalwedstrijden rust geen auteursrecht wanneer het is gedicteerd door regels of beperkt zonder ruimte voor creatieve vrijheid.
17. HvJ EU 15 maart 2012, C-162/10, IEF 11046; (Phonographic Performance Ireland)
Een hotelexploitant die fonogrammen doorgeeft in zijn gastenkamers dient de producenten een billijke vergoeding te betalen. De lidstaten kunnen deze hotelexploitant niet vrijstellen van de verplichting om een dergelijke vergoeding te betalen.
18. HvJ EU 15 maart 2012, C-135/10; IEF 11045 (SCF Consorzio Fonografici)
Een tandarts die in zijn particuliere praktijk kosteloos fonogrammen uitzendt, verricht geen „mededeling aan het publiek” in de zin van het Unierecht.
19. HvJ EU 19 april 2012, C-461/10; IEF 11204 (Bonnier Audio)
Verhouding tussen de door ISP te verschaffen NAW-gegevens bij gestelde auteursrechtinbreuk en de handhavingsrichtlijn
20. HvJ EU 24 april 2012, C-510/10; IEF 11233 (DR TV2 Danmark)
Wanneer er sprake is van tijdelijke vastlegging door een omroep en uitleg 'eigen middelen'.
21. HvJ EU 2 mei 2012, C-406/10; IEF 11257 (SAS Institute)
Functionaliteit van een computer programma en programmeertaal wordt niet door het auteursrecht bescherming.
22. HvJ EU 21 juni 2012, zaak C-5/11, IEF 11472 (Donner)
Uitleg begrip distributie onder het publiek: wanneer reclame wordt gemaakt om auteursrechtelijk beschermde werken te leveren in een andere lidstaat.
23. HvJ EU 5 juli 2012, C-128/11; IEF 11521 (UsedSoft)
Er is er sprake van uitputting van licenties van gedownloade software. Over de rechten van de rechtmatige verkrijger van tweedehands software
24. HvJ EU 18 oktober 2012, C-173/11; IEF 11885 Football Dataco II
Opvraging en hergebruik, databankenrecht en IPR
25. HvJ EU 22 januari 2013, zaak C-283/11, IEF 12254 (Sky Österreich tegen Österreichischer Rundfunk)
Eigendomsrecht. Unierecht biedt voor sportwedstrijden geen IE-bescherming. Geen aantasting geldigheid audiovisuele mediadiensten.
26. HvJ EU 7 maart 2013, in zaak C-607/11, IEF 12409 (ITV Broadcasting tegen TV Catch Up Ltd) - dossier
Wederdoorgifte via internet is onder omstandigheden 'mededeling aan het publiek'; free-to-air en derde partijen die achter een inlog werken aanbieden.
27. HvJ EU 27 juni 2013, gevoegde zaken C-457/11; C-458/11; C-459/11; C-460/11, IEF 12809 (Verwertungsgesellschaft Wort; VG Wort tegen elektronicafabrikanten) - dossier - persbericht
BGH stelt vragen over auteursrechtelijke heffing op fotokopieerapparaten, printers, scanners en PC’s. Reproductie met behulp van een proces waarbij als tussenstadium een digitale afbeelding wordt opgeslagen op een computer of geheugendrager.
28. HvJ EU 11 juli 2013, zaak C-521/11, IEF 12851 (Amazon.com) - dossier
Billijke vergoeding thuiskopie, mits aantoonbaar gebruikt voor andere handeling
29. HvJ EU 18 juli 2013, zaak C-201/11P, IEF 12885 (UEFA tegen Commissie); zaken C-204/11P C-205/11P (FIFA tegen Commissie)
Beperking financiële vergoeding voor korte (voetbal)fragmenten gerechtvaardigd.
30. HvJ EU 19 december 2013, zaaknr. C‑202/12, IEF 13350 (Innoweb tegen Wegener)  - dossier
Uitleg hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van een dedicated metazoekmachine.
31. HvJ EU 3 oktober 2013, IEF 13101, zaak C-170/12 (Pinckney tegen KDG Mediatech) - dossier
Cd's grensoverschrijdend op internet aangeboden. Bevoegde instantie volgens EEX-vo. : plaats vestiging aanbieder: volledige schade; land waarop site is gericht: alleen schade desbetreffende land. Plaats waar schadebrengende feit (materiële drager branden) zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
32. HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:88, IEF 13438 (Ryan Air tegen PR Aviation)
Hoge Raad schaft geschriftenbescherming af en stelt HvJ EU vraag over bescherming van online databanken en contractuele beperking.
33. HvJ EU 23 januari 2014, zaak C-355/12, IEF 13453 (Nintendo e.a.) - dossier
De omzeiling van het beschermingssysteem van een spelcomputer kan in bepaalde omstandigheden rechtmatig zijn.
34. HvJ EU 6 februari 2014, IEF 13513, zaak C-98/13 (Blomqvist tegen Rolex) - dossier
Bescherming op het ogenblik dat een in China gekocht goed op het grondgebied komt
35. HvJ EU 13 februari 2014, IEF 13540, zaak C-466/12 (Svensson e.a. tegen Retriever)
Hyperlinken naar beschermde werken kan zonder toestemming
36. HvJ EU 27 februari 2014, IEF 13584, zaak C-351/12 (OSA tegen Lécebné lázne Mariánské Lázne)
Kuuroord doet mededeling aan patiënten
37. HvJ EU 27 maart 2014,  IEF 13690, zaak C-314/12 (UPC Telekabel Wien, inzake: Kino.to)
Grondrechten staan websiteblokkade zonder precisering maatregelen niet in de weg
38. HvJ EU 3 april 2014, IEF 13723, zaak C-387/12, (Hi Hotel HCF)
Rechter is bevoegd als schade kan intreden in het rechtsgebied. Heeft het Duitse gerecht heeft jurisdictie over een auteursrechtinbreuk waarbij de medeplichtige handeling in Frankrijk plaatsvond.
38. HvJ EU 10 april 2014, IEF 13741, zaak C-609/12 (ACI Adam e.a. tegen Stichting De Thuiskopie)
Thuiskopie uit illegale bron (en heffen) is niet toegestaan
39. HvJ EU 5 juni 2014, IEF 13913, zaak C-360/13 (Public Relations Consultants Association tegen Newspaper Licensing Agency)
Browsen valt onder tijdelijke-kopie exceptie
40 HvJ EU 3 september 2014, IEF 14169, zaak C-201/13 (Johan Deckmyn en Vrijheidsfonds VZW tegen Helena Vandersteen e.a.)
Ruim baan voor de Europese parodie
41. HvJ EU 4 september 2014, IEF 14142, zaak C-114/12 (EC tegen Raad van de EU)
Nietigverklaring besluit Raad van de EU over verdrag Raad van Europa over bescherming naburige rechten
42. HvJ EU 11 september 2014, IEF 14192, Zaak C-117/13 (TU Darmstadt tegen Eugen Ulmer KG)
Elektronische leesplaatsen; Digitalisatie door bibliotheken toegestaan zonder toestemming van de rechthebbenden
43. HvJ EU 18 september 2014, IEF 14209, zaak C-205/13 (Hauck tegen Stokke)
Tripp Trapp-kinderstoel en de aard van de waar

B. Gerecht EU
1. Gerecht EU 12 april 2013, zaaknr. T-442/08, IEF 12556 (CISAC-European Broadcasting Union tegen Europese Commissie)

C. Conclusies A-G HvJ EU
1. Conclusie AG HvJ EU 18 juni 2014, IEF 13953, zaak C-463/12 (Copydan Båndkopi)
Geen onderscheid thuiskopievergoeding maken in wel/niet verwijderbare telefoongeheugenkaarten

D. Aanhangige prejudiciële vragen
1.Hogere  voorziening gevraagd aan HvJ EU van 2 maart 2011, C-103/11P; Systran / Europese Commissie
Hogere voorziening inzake verkeerd toepassen van intellectuele eigendomsrechtregels betreffende eigendom, inbreuk en uitleg van de excepties [Gerecht EU T-19/07].
4. Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 15 mei 2013, zaak C-279/13, IEF 12808 (C More Entertainment tegen Sandberg) - dossier
6. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 8 november 2013, zaak C-572/13, IEF 13420 (Hewlett-Packard Belgium tegen Reprobel) - dossier.
Billijke vergoeding voor reproducties, forfaitaire vergoeding en bladmuziek.
7. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 11 april 2013, zaak C-516/13,IEF 13252 (Dimensione Direct Sales tegen Knoll) - dossier
Over de omvang van het distributierecht bij werken van toegepaste kunst en het maken van reclame.
8. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 5 augustus 2013, C-441/13, IEF 13169 (Pez Hejduk tegen EnergieAgentur.NRW GmbH) - dossier
Rechterlijke bevoegdheid bij auteursrechtinbreuk bij topleveldomein van een andere lidstaat.
9. Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 9 juli 2013, zaak C-413/13, IEF 13168 (FNV KIEM tegen De Staat) - dossier
Vragen over CAO die ziet op de tarieven die musici minimaal moeten ontvangen.
10. Prejudiciële vraag gesteld aan HvJ EU 22 januari 2014, IEF 13596, zaak C-41/14 (Christie’s France)
Kan van het volgrecht contractueel worden afgeweken?
11. Hof van Beroep Brussel 17 juni 2014, IEFbe 898 (SBS Belgium tegen SABAM)
Over uitzending via directe injectie als mededeling aan het publiek

E. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)
1. BGH 6 februari 2013, I ZR 124/11, IEF 12327 (Videospiel-Konsole) persbericht 25/13
BGH stelt vragen over technische beschermingsmaatregelen voor computerspellen als hybride producten.

IEF 14288

Kop Telegraaf publicatie was juist en werd voldoende genuanceerd in het artikel

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 oktober 2014, IEF 14287 (Curaçaose zakenman c.s. Tegen Telegraaf)
Met samenvatting van Wout Olieslagers, Kennedy Van der Laan. Elk jaar vindt op Curaçao, in de Caraïbische Zee, het North Sea Jazz Festival plaats. Dit evenement wordt georganiseerd door een stichting waar een Curaçaose zakenman aan het roer staat, die het festival ook financieel ondersteunt. Op Curaçao is deze zakenman bekend als bankier en eigenaar van een trustfund. In juni 2014 heeft de Nederlandse reisoperator Does, de zakenman ervan beschuldigd dat hij Does in 2012 met de dood zou hebben bedreigd. Later is deze beschuldiging door Does gerectificeerd.

Op 17 september heeft De Telegraaf een artikel gepubliceerd over de beschuldiging van Does, met als kop: “Rijkste man Curaçao beschuldigd van doodsbedreiging“. Daarin werd ook vermeld dat de beschuldiging inmiddels door Does was gerectificeerd. Twee dagen later, nadat De Telegraaf in het bezit was gekomen van de rectificatietekst, volgde een artikel in De Telegraaf waarin uitgebreid werd ingegaan op de rectificatie van Does.

De Curaçaose zakenman vond dat De Telegraaf in het eerste artikel informatie zou hebben verspreid waarvan zij wist dat die lasterlijk was. In kort geding vordert hij  (samen met de stichting die het festival organiseert, en concertpromotor Mojo) onder meer dat De Telegraaf dit artikel verwijdert of rectificeert. In de rectificatie zou De Telegraaf moeten verklaren dat inmiddels vast staat dat de beschuldiging dat hij iemand met de dood zou hebben bedreigd vals is. Ook wordt een verbod gevorderd om nog over de kwestie te berichten, zonder daarbij te vermelden dat de beschuldiging vals en volledig gerectificeerd is.

De Telegraaf erkende dat het oorspronkelijke artikel op een aantal punten onjuist was. Die onjuistheden zijn in de online publicatie hersteld. Ook is de zakenman onvoorwaardelijk toegezegd dat een rectificatie op dezelfde punten zou volgen in de papieren uitgave van de krant als hij dat zou wensen. Als de zaak voor de rechter komt constateert de voorzieningenrechter dat het artikel op die punten onjuist en onzorgvuldig was, maar dat dit inmiddels is rechtgezet. De rechter gaat in de procedure verder uit van het aangepaste artikel.

De rechter is het met De Telegraaf eens dat het feit dat Does de beschuldiging heeft ingetrokken niet betekent dat de beschuldiging ook vals was en dat dit niet kan worden vastgesteld. De voorzieningenrechter zegt verder dat vast staat dat de zakenman er inderdaad van is beschuldigd dat hij een ander met de dood zou hebben bedreigd, zoals de kop vermeldt. Het volstaat dat de lezer er bij verdere lezing van het artikel kennis van neemt dat de beschuldiging is ingetrokken. De rechter bevestigt dat “een kop ongenuanceerder en kernachtiger mag zijn dan het artikel zelf omdat deze bedoeld is om de aandacht van de lezer te trekken. In het artikel kan de lezer vervolgens de gedetailleerde en genuanceerde berichtgeving lezen. De kop moet in samenhang met de rest van het artikel gelezen worden.” En voor zover andere media alleen de kop hebben overgenomen en niet de nuance verderop in het artikel, is dat hun verantwoordelijkheid, en niet die van De Telegraaf.

De rechter overweegt dat de zakenman een publiek bekende en invloedrijke man is op het eiland. Dat deze persoon beschuldigd is van het doen van een doodsbedreiging door een voormalige zakenpartner is maatschappelijk relevant. De Telegraaf moet zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend kunnen uitlaten over maatschappelijk relevante kwesties.

De zakenman klaagt nog over een aantal andere punten in het artikel, maar volgens de voorzieningenrechter is het artikel in zijn huidige vorm feitelijk juist en zijn de klachten onterecht. De vorderingen van de zakenman werden afgewezen.

De Telegraaf werd in deze procedure bijgestaan door Jens van den Brink.

IEF 14287

Invoering Ageviewer vanwege hard format franchiserelatie afgewezen

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 11 september 2014, IEF 14287 (Super A tegen AH Franchising)
Franchiseverplichtingen. Contract. Eiser is franchisenemer van Albert Heijn en exploiteert een AH-supermarkt. Zij verkoopt daar onder meer alcoholhoudende dranken, tabak en kansspelloten, waarvoor een wettelijke leeftijdsgrens geldt. Albert Heijn hanteert voor de leeftijdscontrole een systeem waarbij de kassamedewerker de leeftijd van de klant moet controleren. Eiser vordert medewerking van Albert Heijn aan het invoeren van een ander systeem, de zogenaamde Ageviewer. De voorzieningenrechter overweegt dat Eiser en AH een zogenaamde ‘hard format franchiserelatie’ hebben, waarbij de samenwerking is gebonden aan strenge regels die vrijwel alle terreinen van de bedrijfsvoering betreffen.

Het al dan niet invoeren van de Ageviewer is een onderwerp waarover Albert Heijn als franchisegever bevoegd is te beslissen, waarbij zij wel is gebonden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. Volgens de voorzieningenrechter is de opstelling van Albert Heijn niet zo onredelijk is dat van een redelijke uitvoering van de franchiseovereenkomst niet meer kan worden gesproken. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat geen sprake is van een wettelijke verplichting om de Ageviewer in te voeren, want de Ageviewer is niet de enige mogelijkheid om de wettelijk verplichte leeftijdscontrole uit te voeren. Het is niet onbegrijpelijk dat Albert Heijn deze kwestie uniform wil regelen. De gevraagde voorzieningen worden geweigerd.