IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 13962

Gebruik afwijkend merk zonder verlies onderscheidend vermogen

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 mei 2014, IEF 13962 (Matra tegen Lagardère)
Uitspraak ingezonden door Fleur Folmer, NautaDutilh. Merkenrecht. Toepassing HvJ EU Rintisch. Matra vordert vervallenverklaring van MATRA-SPORTS en beeldmerk voor klasse 12; gedaagde verklaart het merk niet tegen Matra (of rechtsopvolgers) in te roepen in verband met de gebezigde rijwielactiviteiten. Voor het beeldmerk heeft Lagardère het normaal gebruik gedurende vijf jaar aangetoond met brochures, handleidingen, reclamemateriaal en gerealiseerde verkoop via exclusief gelicentieerde partij, Matra M&S. Het gebruikte merk is in de loop der tijd marginale aangepast. Het gebruik van het merk in een op onderdelen afwijkende vorm is gebeurd zonder verlies van haar onderscheidend vermogen. Vordering wordt afgewezen.

3.8.1. (...)Ten slotte is de totaalindruk van het ingeschreven MATRA Merk ten opzichte van de nadien gebruikte varianten is niet dusdanig gewijzigd, dat de ingeschreven vorm van het MATRA Merk een wezenlijke verandering heeft ondergaan. Op grond van het vorenstaande luidt de conclusie dan ook dat de variaties in de nadien gebruikte vorm van het MATRA merk ten opzichte van de ingeschreven vorm daarvan, slechts marginale wijzigingen betreffen, teneinde beter in te kunnen spelen op de eisen van het in de handel brengen en promoten van de betreffende waren, zonder dat het onderscheidend vermogen ervan is aangetast. Het feit dat de nadien door Lagardère logo's eveneens als merk zijn geregistreerd, brengt - anders dan Matra Trading lijkt te betogen -  niet met zich mee dat geen sprake is van niet normaal voortgezet gebruik van het MATRA merk, zoals blijkt uit het hiervoor aangehaalde arrest van het Hof van Justitie van 25 oktober 2012 C-553/11 (Rintisch)".
IEF 13961

Dealerverzekering wordt als product en niet als handelsnaam gebruikt

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 29 april 2014, IEF 13961 (Dealerdiensten tegen Dealer Verzekerd)
Uitspraak ingezonden door Marlies Wiegerinck, Arnold + Siedsma. Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Eiser houdt zich bezig met bemiddeling auto- en werkmateriaalverzekeringen en heeft een omkaderde afbeelding als Gemeenschapsbeeldmerk DEALER Verzekering. Dealer Verzekerd biedt aan autodealers verzekeringsproducten voor aanbod aan klanten. Met enkele schermafdrukken van eigen website toont Dealerdiensten niet het handelsnaamgebruik van 'Dealerverzekering', het is eerder een productnaam. Evenmin is niet gebleken van zodanig gebruik om door te dringen tot het publiek als handelsnaam. De totaalindrukken van het door eiser gedeponeerde Gemeenschapsmerk en de door gedaagde gebruikte afbeeldingen tonen geen gelijkenis die tot (in)directe verwarring leidt.

4.5. (...) De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat Dealerdiensten er niet in is geslaagd aan te tonen dat zij zich onder de handelsnaam "Dealerverzekering" aan het publiek presenteert. Evenmin is gebleken van zodanig gebruik door Dealerdiensten van het woord "Dealerverzekering" in het handelsverkeer dat voldoende is om door te dringen bij het publiek als gebruik als handelsnaam. Dit heeft tot gevolg dat het beroep op artikel 5 van de Handelsnaamwet niet kan slagen.

4.6. Voor zover Dealerdiensten heeft gesteld dat Dealer Verzekerd onrechtmatig handelt door gebruik te maken van afbeeldingen die lijken op de afbeelding die zij als Gemeenschapsmerk heeft gedeponeerd overweegt de voorzieningenrechter als volgt: Vergelijking van de totaalindrukken van de door Dealerdiensten gedeponeerde afbeelding met de door Dealer Verzekerd gebruikte afbeeldingen wijst uit dat geen sprake is van gelijkenis die tot gevolg heeft dat (in)directe verwarring tussen de onderneming van partijen te duchten valt. De afbeelding van Dealer Verzekerd zijn niet voorzien van een kader, de woorden "Dealer Verzekering" zijn in dezelfde kleur zwart en in een kleine drukletters afgebeeld. De afbeelding van Dealerdiensten wijkt daarvan af omdat die afbeelding omkaderd is door een zwart kader, het woord Dealer is afbeeld in hoofdletters en in oranje kleur, terwijl het woord verzekering in kleine letters en in zwart is weergegeven. Daar komt bij dat partijen ieder een ander lettertype gebruiken en dat de door Dealer Verzekerd gebruikte "v" in het woord "verzekerd" er qua vormgeving uitspringt en in oranje is weergegeven.
IEF 13960

Verwarringsgevaar beeldmerk Nobel

Gerecht EU 19 juni 2014, IEF 13960, zaak T-382/12 (Nobel) - dossier
Gemeenschapsmerk. Door aanvrager van het beeldmerk in de kleuren zwart, goud en rood met het woordelement „Nobel” voor waren van de klassen 10 en 24 ingesteld beroep tot vernietiging van beslissing van het BHIM, houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling, waarbij de inschrijving van dat merk in het kader van de oppositie van de houder van het woordmerk „Nobel” voor waren van klasse 20 is geweigerd. Het beroep is afgewezen.

110. The error made by the Board of Appeal in categorising the degree of visual similarity of the signs at issue as high cannot result in the annulment of the contested decision, because the likelihood of confusion may be established even on the basis of an average degree of visual similarity (see, to that effect, Case T‑99/01 Mystery Drinks v OHIM — Karlsberg Brauerei (MYSTERY) [2003] ECR II‑43, paragraph 36).

Op andere blogs:
Marques

IEF 13959

HvJ EU: Individueel karakter niet bepaald door amalgaam kenmerken van eerdere ontwerpen

HvJ EU 19 juni 2014, IEF 13959, zaak C-345/13 (Karen Millen Fashions) - dossier
Zie prejudicieel verzoek IEF 12946. Perscommuniqué. Uitlegging van de artikelen 6 en 85, lid 2, van Gemeenschapsmodellenverordening. Beoordeling van het eigen karakter van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel en van de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt. Vergelijking van het betrokken model met de kenmerken van verschillende, voor het publiek beschikbaar gestelde modellen of met een bepaald model – Bloes met blauwe en bruine strepen – Zwarte gebreide top. Het hof verklaart voor recht:

1) Artikel 6 van [de Gemeenschapsverordening] moet aldus worden uitgelegd dat een model slechts kan worden geacht een eigen karakter te hebben indien de algemene indruk die dat model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij diezelfde gebruiker wordt gewekt niet door een combinatie van afzonderlijke kenmerken van meerdere oudere modellen, maar door een of meer individueel beschouwde oudere modellen.

2) Artikel 85, lid 2, van verordening nr. 6/2002 moet aldus worden uitgelegd dat de houder van niet-ingeschreven een gemeenschapsmodel, opdat een rechtbank voor het gemeenschapsmodel dit model als rechtsgeldig beschouwt, niet behoeft te bewijzen dat dit model een eigen karakter in de zin van artikel 6 van deze verordening heeft, maar enkel moet aangeven in welk opzicht dat model een eigen karakter heeft, dat wil zeggen dat hij moet aangeven welk kenmerk of welke kenmerken van het betrokken model, volgens hem, dat model een eigen karakter geven.

Gestelde vragen:

1. Moet in verband met het eigen karakter van een model waarvan wordt gesteld dat het bescherming geniet als een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel voor de toepassing van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen, voor de beoordeling van de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt in de zin van artikel 6 van die verordening, ervan worden uitgegaan of deze verschilt van de bij een dergelijke gebruiker gewekte algemene indruk door
a) één willekeurig afzonderlijk model dat eerder voor het publiek beschikbaar is gesteld, of
b) een willekeurige combinatie van bekende modelkenmerken van meer dan één ouder model?
2. Moet een rechtbank voor het gemeenschapsmodel ervan uitgaan dat een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel rechtsgeldig is in de zin van artikel 85, lid 2, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen, wanneer de houder slechts aangeeft in welk opzicht het model een eigen karakter heeft, of moet de houder bewijzen dat het model een eigen karakter heeft als bedoeld in artikel 6 van die verordening?

Op andere blogs:
NLO

IEF 13958

HvJ EU: Inschrijving kleurmerk wanneer herkenningsgraad minstens 70 procent is

HvJ EU 19 juni 2014, IEF 13958, gevoegde zaken C-217/13 en C-218/13 (Oberbank en Banco Santander) - dossier
Zie prejudicieel verzoek IEF 12772. Kleurmerk. Uitlegging van artikel 3, leden 1 en 3 van merkenrichtlijn. Inschrijving van een kleur („rood”) als merk voor bankdiensten – Aan het onderscheidend vermogen van een merk te stellen eisen. Het Hof van Justitie verklaart voor recht:

1) Artikel 3, leden 1 en 3, van [Merkenrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een uitlegging van het nationale recht volgens welke in procedures waarin de vraag aan de orde is of een contourloos kleurmerk door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen, in ieder geval uit een opinieonderzoek een herkenningsgraad van dit merk van minstens 70 % moet blijken.

2) Wanneer een lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 3, lid 3, tweede volzin, van richtlijn 2008/95 geboden mogelijkheid, moet artikel 3, lid 3, eerste volzin, van deze richtlijn aldus worden uitgelegd dat in het kader van een nietigheidsprocedure die betrekking heeft op een merk dat intrinsiek onderscheidend vermogen mist, bij de beoordeling of dit merk door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen, dient te worden onderzocht of een dergelijk vermogen is verkregen vóór de datum van indiening van de aanvraag tot inschrijving van dit merk. In dit verband is niet van belang dat de houder van het litigieuze merk aanvoert dat dit in ieder geval na de indiening van de inschrijvingsaanvraag, maar vóór de inschrijving ervan door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen.

3) Wanneer een lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 3, lid 3, tweede volzin, van richtlijn 2008/95 geboden mogelijkheid, moet artikel 3, lid 3, eerste volzin, van deze richtlijn aldus worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat het litigieuze merk in het kader van een nietigheidsprocedure nietig wordt verklaard wanneer het intrinsiek onderscheidend vermogen mist en de houder ervan er niet in slaagt om aan te tonen dat dit merk vóór de datum van indiening van de inschrijvingsaanvraag onderscheidend vermogen had verkregen als gevolg van het gebruik dat ervan was gemaakt.

Gestelde vragen:

1. Verzet artikel 3, leden 1 en 3, van de richtlijn zich tegen een uitlegging van het nationale recht, volgens welke in het geval van een abstract kleurmerk (in casu: rood HKS 13) waarop aanspraak wordt gemaakt voor financiële diensten, uit een consumentenenquête een gecorrigeerde inburgeringsgraad van ten minste 70 % moet blijken om ervan te kunnen uitgaan dat het merk als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt onderscheidend vermogen heeft verkregen?
2. Moet artikel 3, lid 3, eerste volzin, van deze richtlijn aldus worden uitgelegd dat het tijdstip van de aanvraag van de inschrijving van het merk – en niet het tijdstip van de inschrijving zelf – eveneens beslissend is indien de merkhouder als verweer tegen een verzoek om nietigverklaring van het merk aanvoert dat het merk in elk geval meer dan drie jaar na de inschrijvingsaanvraag, maar nog vóór de inschrijving zelf, als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt onderscheidend vermogen heeft verkregen?
3. Mocht ook onder de hiervoor genoemde voorwaarden het tijdstip van de inschrijvingsaanvraag doorslaggevend zijn: Moet het merk reeds dan nietig worden verklaard, wanneer niet duidelijk is en niet meer opgehelderd kan worden of het merk op het tijdstip van de inschrijvingsaanvraag als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt onderscheidend vermogen heeft verkregen? Of is voor nietigverklaring vereist dat degene die om nietigverklaring verzoekt, aantoont dat het merk op het tijdstip van de inschrijvingsaanvraag geen onderscheidend vermogen heeft verkregen als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt?
IEF 13957

HvJ EU: Beschermstof kan product zijn in de zin van de ABC-Verordening

HvJ EU 19 juni 2014, IEF 13957, zaak C-11/13 (Bayer CropScience) - dossier
Zie prejudicieel verzoek IEF 12410. Uitlegging van de begrippen "product" en "werkzame stof" in de artikelen 1, punten 3 en 8, alsook 3, lid 1, van ABC-verordening nr. 1610/96. Isoxadifen eventueel daaronder begrepen. Het HvJ EU verklaart voor recht:

Het begrip „product” in artikel 1, punt 8, en artikel 3, lid 1, van [ABC-verordening], en het begrip „werkzame stoffen” in artikel 1, punt 3, van deze verordening, moeten aldus worden uitgelegd dat een stof die bestemd is voor gebruik als beschermstof daaronder kan vallen, mits deze stof een eigen toxische, fytotoxische of gewasbeschermende werking heeft.

Gestelde vraag:

Moeten de begrippen product in artikel 3, lid 1, en artikel 1, punt 8, en werkzame stof in artikel 1, punt 3, van verordening nr. 1610/96 aldus worden uitgelegd dat ook een beschermstof daaronder valt?
IEF 13956

Inschrijving woordmerk RIPASSA afgewezen

Gerecht EU 18 juni 2014, IEF 13956, zaak T-595/10 (Ripassa) - dossier
Gemeenschapsmerk. Beroep door de aanvrager van het woordmerk „RIPASSA” voor waren van klasse 33 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing van het BHIM houdende vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie die door de houder van het Italiaanse woordmerk „VINO DI RIPASSO” voor waren van klasse 33 is ingesteld. Het beroep is afgewezen.

 

25. En effet, d’une part, l’OHMI ne saurait affirmer que la similitude entre les signes en conflit était évidente, dans la mesure où la division d’opposition avait considéré que les différences visuelles, phonétiques et conceptuelles entre les signes en conflit suffisaient à écarter le risque de confusion. D’autre part, la requérante ignorant les motifs pour lesquels la chambre de recours a conclu à l’existence d’une similitude entre les signes en conflit, elle présente seulement dans sa requête les motifs pour lesquels elle considère que ces signes ne sont pas similaires. Elle ne pouvait contester de manière efficace la position de la chambre de recours selon laquelle la conclusion de la division d’opposition sur ce point était erronée. Même à supposer que la similitude entre les signes en conflit soit évidente, la chambre de recours ne pouvait se dispenser de procéder à leur comparaison ni se dispenser d’expliquer en quoi le raisonnement de la division d’opposition était manifestement erroné.

IEF 13955

Geen octrooiinbreuk versnellingssysteem met verzamelingen van pallen

Rechtbank Den Haag 18 juni 2014, IEF 13955 (MBI tegen Shimano c.s.)
Octrooirecht. MBI is een bedrijf dat naafversnellingssystemen ontwikkelt en is houdster van het EP 1 240 074, waarbij het gaat om een inrichting voor het wijzigen van de snelheid van fietsen. Shimano houdt zich bezig met het vervaardigen van onder meer fietsonderdelen en -benodigheden, waaronder versnellingsnaven en is houdster van het EP 1 323 627. MBI vordert een inbreukverbod tegen Shimano en ieder onrechtmatig handelen jegens haar te staken. De rechtbank wijst de vorderingen af, omdat Shimano geen inbreuk maakt. De beschermingsomvang van EP 074 op de eerste datum is beperkt tot inrichtingen met ‘tenminste twee verzamelingen pallen’, inhoudende dat iedere verzameling moet bestaan uit ten minste twee pallen en die bescherming niet mede omvat ‘tenminste twee verzamelingen van één of meer pallen’.

4.23. Uit het vorenstaande volgt dat de beschermingsomvang van EP 074 op de eerste datum beperkt is tot inrichtingen met ‘tenminste twee verzamelingen pallen’, inhoudende dat iedere verzameling moet bestaan uit ten minste twee pallen en die bescherming niet mede omvat ‘tenminste twee verzamelingen van één of meer pallen’. Uitgaande van deze beschermingsomvang vallen de versnellingssystemen van Shimano c.s. daar buiten. Nu het in deze zaak gaat om een op de eerste datum kenbaar equivalent welke reeds bij de contextgebonden uitleg is betrokken, ziet de rechtbank geen aanleiding om nadien opgekomen kennis bij de vakman bij het vaststellen van de beschermingsomvang te betrekken, nog daargelaten dat MBI over een op de eerste datum niet voorzienbaar equivalent ook niets heeft gesteld.

Slotsom
4.26. De slotsom luidt dat naar het oordeel van de rechtbank Shimano c.s. met haar 8- speed en 11-speed versnellingssystemen geen (directe) inbreuk maakt op conclusie 1 van het octrooi. Datzelfde geldt dan voor de gestelde inbreuk op de van conclusie 1 afhankelijke conclusies 6 en 12. Het gevorderde verbod op (betrokkenheid bij) indirecte inbreuk wordt reeds afgewezen nu MBI daarover niets heeft gesteld. MBI heeft evenmin gemotiveerd gesteld dat en waarom Shimano c.s. onrechtmatig jegens haar zou handelen, zodat het gevorderde bevel en de verklaring voor recht ter zake ook worden afgewezen. Daarmee valt het doek voor alle vorderingen van MBI in conventie.
IEF 13954

AUTEURSRECHTDEBAT: Een downloadverbod is zinloos, want het is niet te handhaven

Arnoud Engelfriet, 'Een downloadverbod is zinloos, want het is niet te handhaven', Auteursrechtdebat 19 juni 2014 - IEF 13954. Thema: Downloadverbod & thuiskopie. Door Arnoud Engelfriet, ICTRecht. In mijn studententijd reed iedereen zonder licht. Ook reed iedereen rechtsaf door rood als het zo uitkwam. Beiden leken geen enkel probleem; auto's hebben prima verlichting, ik ben wettelijk de zwakke partij als fietser en bovendien het is de grote stad, word eens modern. En een rood licht is gewoon irrelevant als je rechtsaf wil, er kan voor een fietser geen verkeer zijn dat dan in gevaar komt. Oké, voetgangers maar die weten wel dat ze uit moeten kijken en anders moeten ze maar een nieuw businessmodel ontwikkelen, pardon een bril kopen. Bovendien, geen agent te zien toch?

Met vergelijkbare redeneringen werd downloaden uit illegale bron altijd rechtgepraat. Er waren geen legale bronnen, de muziek- en filmindustrie opereert met een zwaar achterhaald businessmodel, kopieerbeveiligingen op dvd's zijn zó triviaal te kraken en men neemt het internet niet serieus. Bovendien is het onzin dat wij in Nederland maanden moeten wachten tot de industrie het zich verwaardigt een serie op dvd uit te brengen. En er was natuurlijk het mooie juridische argument dat het nergens stáát in de Auteurswet, dat je alleen mag downloaden uit legale bron.

Nou blijken we dus die wet altijd verkeerd gelezen te hebben. Alle juridische experts, alle politici die in de Kamer hebben verdedigd dat thuiskopiëren uit illegale bron eigenlijk gewoon past binnen de wet: ze zaten er allemaal naast. Een thuiskopie mag alleen uit een legale bron, aldus de hoogste Europese rechtbank. Het staat niet letterlijk zo in de wet maar een andere uitleg is in strijd met een doeltreffend auteursrecht.

Nu gaat iedereen natuurlijk direct naar Netflix en Spotify, zou je denken. De wet is de wet.

Eh, nee. De maatschappij is volledig gewend geraakt aan downloaden van films en series, wanneer ze maar willen. Series bingen is de normaalste zaak van de wereld; je gaat toch niet wáchten op de volgende aflevering. En torrenten is allang geen moeizaam proces voor nerds meer. Loop de Media Markt binnen en je vindt zo een mediaspeler met televisie-aansluiting die direct afspeelt wat u van Usenet of the Pirate Bay plukt. Wilt u er een netwerkserver bij van twee terabyte? Of heeft u liever een apparaatje met ingebouwde harddisk én Bittorrentclient, die u vanaf uw telefoon kunt bedienen? Uiteraard is het gebruik van Bittorrent geheel op eigen risico, aldus de handleiding.

Is deze houding te veranderen? Misschien. Ook die twee fietssituaties overtraden natuurlijk de wet. En in beide situaties had die wet geen enkel draagvlak bij de doelgroep. Werd er eens een fietser aangehouden, dan werd die boos over de onzinnige boete. En de rest fietste vrolijk illegaal verder. Precies hetzelfde zie je nu bij auteursrechtinbreuken: de enkeling die wordt aangeklaagd, voelt zich 'gepakt' en ten onrechte eruit gelicht. En de rest gaat vrolijk verder.

Die twee illegale fietssituaties zijn nu goeddeels opgelost. Maar de manier waarop dat gebeurde, verschilde nogal. Fietsen zonder licht is gevaarlijk, dus daar blijft handhaving gewenst. Maar eerst moest draagvlak gecreëerd worden. Met reclamecampagnes en flyers werden fietsers herinnerd aan het fietsenzonderlichtverbod, en vaak werden ook gratis lampjes uitgedeeld. Vanaf oktober werd men staande gehouden en gewaarschuwd, en in de donkere maanden daarna kon je daadwerkelijk 55 euro aftikken voor fietsen zonder licht. Hoewel de wet wel werd aangepast: fietsverlichting mag ook op de bestuurder bevestigd zijn (art. 35 RVV).

Ook voor het rechtsaf door rood werd een wettelijke oplossing gevonden: toegestaan mits met een bord aangegeven (art. 68 RVV). Hier werd dus de feitelijke situatie gelegaliseerd. De schade voor de maatschappij door dit handelen was beperkt, en daarom was hard handhaven hier zinloos.

Zoiets moet ook te bedenken zijn voor downloaden. Vanzelf gaat er niets gebeuren. Hard handhaven gaat niet werken. Het gaat om het draagvlak, de maatschappelijke houding moet veranderen. Maar wat is het equivalent van de gratis lampjes en de flyers? Wat zetten we op de borden op de digitale snelweg? En vooral: hoe érg vinden we downloaden, oftewel is dit een fietsen-zonder-licht of een rechtsaf-door-rood?

Arnoud Engelfriet

IEF 13950

Auteursrechtdebat - Discussies met een eigen, oorspronkelijk karakter

Over Auteursrechtdebat
Bij IE-Forum gaat het debat wél door

Auteursrechtdebat op www.IE-Forum.nl is gestart in het voorjaar 2014 met als doel het auteursrecht beter op de kaart te zetten en samen na te denken over de toekomst van het auteursrecht. Dit is nodig vanwege de grote veranderingen die het internet ons heeft gebracht. Auteursrechtdebat wil daarom een platform bieden waarin problemen aan de kaak worden gesteld en waar een goed debat over het auteursrecht mogelijk is. Auteursrechtdebat biedt de plek om samen te discussiëren over allerlei actuele onderwerpen over het auteursrecht, zoals de status van het hyperlinken en de toekomst van de thuiskopie. Verschillende thema’s worden hier gelanceerd met prikkelende stellingen. Daarnaast fungeert Auteursrechtdebat als archief, zodat u hier ook terecht kunt voor informatie over het auteursrecht.

Doet u ook mee? Heeft u een mening over de opgeworpen discussiepunten? Stuur dan uw reactie (van maximaal 600 woorden) per e-mail naar l.anemaet@vu.nl.

Contact

Auteursrechtdebat staat voor kwaliteit en discussies met inhoud. De redactie ziet erop toe dat het forum neutraal blijft en een open platform is dat voor iedereen toegankelijk is. Auteursrechtdebat wil graag een platform van goede kwaliteit blijven aanbieden. Daarom kan de redactie ingezonden documenten voorzien van passend bijschrift of besluiten een inzending aan te passen of niet te plaatsen. Bij plaatsing melden we altijd de naam van de inzender. Wilt u dat niet? Geeft u dat dan aan. U kunt uw reactie sturen naar l.anemaet@vu.nl.

Redactie

De hoofdredacteur van Auteursrechtdebat is Lotte Anemaet (Vrije Universiteit Amsterdam): l.anemaet@vu.nl.

De redactiecommissie van Auteursrechtdebat.nl bestaat onder meer uit de volgende leden:
Paul Keller (Kennisland)
Aad Verkade (vz commisie auteursrecht VNO-NCW / MKB Nederland):
Alfredo dos Santos Gil (NPO)
Joost Poort (IvIR)
Arda Gerkens (Lid Eerste Kamer SP)
Olga Scholcz (Stichting SURF)
Cyril van der Net (teamleider auteursrecht Veiligheid & Justitie)
Willem Wanrooij (Federatie Auteursrechtbelangen)

Bij het samenstellen van de database wordt zorgvuldig te werk gegaan. Heeft u bezwaar tegen publicatie van een bericht, neemt u dan contact op met de uitgever Claudia Zuidema: czuidema@delex.nl.

Onderwerpen
Hyperlinken & embedden
Downloadverbod & thuiskopie

Nuttige links
Auteursrecht.nl
thecontentmap.nl