IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 13499

Kanttekening bij arrest HR Ryanair / PR Aviation

Peter Ras, Kanttekening bij arrest HR Ryanair / PR Aviation, IE-Forum.nl, IEF 13499.
Bijdrage ingezonden door Peter Ras, Van Doorne N.V..
1. Deze recente Hoge Raad-zaak heeft als tweeledig onderwerp de bescherming van databanken die mogelijk rust op de vluchtgegevens van Ryanair. Die vluchtgegevens gebruikte PR Aviation via de websites www.wegolo.nl en www.wegolo.com voor haar eigen dienstverlening als goedkope vluchten-vergelijker (zie r.o. 4.1 van Gerechtshof Amsterdam 13 maart 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW0096, IEF 13438 voor een gedetailleerde beschrijving van het betreffende vluchtinformatiesysteem).

2. In het bijzonder gaat de Hoge Raad in dit arrest op een tweetal onderdelen in:
a. de toepassing van de onpersoonlijke geschriftenbescherming op niet-oorspronkelijke databanken, mede in het licht van de Football Dataco/Yahoo-uitspraak , en
b. de 'reflexwerking' van rechten van de 'rechtmatige gebruiker' van een onbeschermde databank in het licht van de Databankenrichtlijn.
Het laatste punt zal ik aan het slot slechts kort bespreken, nu de Hoge Raad daaromtrent prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie.

 

(...)

Conclusie
19. Deze uitspraak zal – in elk geval voor wat betreft Onderdeel 1 – voor menigeen niet als verrassing komen. Dit te meer gelet op de pogingen van de wetgever de geschriftenbescherming in zijn geheel af te schaffen door het woordje 'alle' te verwijderen uit lid 1 onder 1º. Ik vraag mij overigens daarbij hardop af of die zo geringe wijziging nu daadwerkelijk tot gevolg heeft dat de onpersoonlijke (c.q. alle?) geschriften niet langer beschermd worden, of dat die wijziging in het kader van wetgevingstechniek is ingegeven om nieuwe toelichting te kunnen geven bij oude wetgeving.

20. Illustratief zijn de woorden van Dirk Visser: 'Het is al (te) vaak gezegd, maar dit is echt het einde van de geschriftenbescherming (voor gegevensverzamelingen). De wetwijziging is nauwelijks nog van belang. Geen sprake van interpretatie contra legem' (IT1403 / IEF13438).

Peter Ras

IEF 13498

Technische fout nieuwe websitesoftware laat artikel herleven

Hof Amsterdam 28 januari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:170 (Bouwhuis tegen Hearst Magazines Netherlands)
Zie eerder IEF 12102. Geen dwangsommen verbeurd. Onrechtmatig verklaarde publicatie verschijnt door technische fout bij installatie van nieuwe website-software toch weer op het internet. Uitleg van gegeven rechterlijk bevel. Toetsing aan artikel 611d Rv (onmogelijkheid van naleving; voldoende inspanning en zorgvuldigheid betracht). Hearst is door de voorzieningenrechter bij het vonnis van 5 november 2009 bevolen de “publicatie” van het bewuste artikel “te staken” en “gestaakt te houden”. De beschikbaarheid van het artikel op de website is louter en alleen een gevolg is geweest van de gemaakte technische fout bij de verplaatsing van de bestanden naar een nieuwe website-software omgeving.

Reeds een redelijke uitleg van de veroordeling in het vonnis brengt daarom naar het voorlopig oordeel van het hof in het onderhavige geval mee dat op grond van de constateringen die zijn gedaan geen dwangsommen zijn verbeurd.Ten overvloede voegt het hof hieraan toe: dat er sprake is geweest van een technische fout leidt tot de conclusie dat geen sprake is van enig bewust of actief handelen.

Naar het voorlopig oordeel van het hof zou het verbeurd verklaren van een dwangsom in een geval als de onderhavige, het doel van de dwangsom voorbijschieten.

3.6. Door [Y] is uiteengezet hoe het heeft kunnen gebeuren dat het gewraakte artikel na bijna drie jaar toch weer op het internet en haar website kon worden opgevraagd. Volgens [Y] is de oorzaak daarvan een technische fout, die gemaakt is bij de lancering van haar nieuwe website op 4 november 2012. Bij de migratie van de inhoud van haar oude website naar de nieuwe is, aldus [Y], de status “unpublished”, die aan het artikel was gegeven, door het nieuwe CMS-systeem niet als zodanig herkend en is abusievelijk aan het artikel weer een zodanige status gegeven dat het op de nieuwe website uit het archief kon worden opgevraagd. Dat de instelling “unpublished” verloren was gegaan was voor [Y] niet direct kenbaar; zij kreeg daarvan geen (automatische) melding, aldus nog steeds [Y]. [appellant] heeft deze verklaring van [Y] onvoldoende gemotiveerd weersproken. In de procedure in eerste aanleg en in zijn memorie van grieven heeft hij weliswaar de door [Y] gegeven verklaring betwijfeld en deze als “niet aannemelijk” aangemerkt, maar die betwisting heeft hij slechts doen steunen op de door hem (bij pleidooi in hoger beroep) ingetrokken stelling dat het verboden artikel reeds op 29 oktober 2012, dus al vóór de lancering van de nieuwe website van [Y], op de website van [Y] beschikbaar was gekomen. Uitgangspunt voor de beoordeling van de vordering van [Y] is dan ook dat het artikel louter en alleen (via de zoekmachine Google op internet en op de website van [Y] zelf) weer kon worden opgevraagd als gevolg van de door [Y] vermelde technische fout. Op de vraag of deze technische fout uiteindelijk al dan niet is terug te voeren tot menselijk falen, zal hierna nog worden ingegaan.

3.10 Ten overvloede voegt het hof hier nog het volgende aan toe. De voorzieningenrechter heeft tevens overwogen dat de omstandigheid dat sprake is geweest van een technische fout tot de conclusie leidt dat geen sprake is van enig bewust of actief handelen van (medewerkers van) [Y] dat erop was gericht het bevel zoals opgenomen in het vonnis van 5 november 2009 te overtreden en dat [Y] redelijkerwijs voldoende inspanning en zorgvuldigheid heeft betracht om dat vonnis na te komen. De voorzieningenrechter acht het standpunt van [appellant] dat [Y] het artikel destijds van haar server had moeten wissen onjuist en verwerpt ook het standpunt van [appellant] dat [Y] bij het lanceren van haar nieuwe website had moeten controleren of het gewraakte artikel niet weer opvraagbaar was. Het hof deelt deze oordelen van de voorzieningenrechter. De toets of [Y] voldoende inspanning en zorgvuldigheid heeft betracht, zoals door de voorzieningenrechter bedoeld, is tevens de beoordelingsgrond die aan de orde is bij de vraag of [Y] een beroep kan doen op artikel 611d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In casu heeft dat verder geen consequenties, aangezien de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam ook de rechter is die de dwangsom heeft opgelegd en uit dien hoofde ook voor de beoordeling van die vraag de bevoegde rechter is. Met de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat [Y] in de gegeven omstandigheden niet kan worden verweten zich onvoldoende te hebben ingespannen of onvoldoende zorgvuldigheid te hebben betracht om het vonnis van 5 november 2009 na te komen. Het wissen van het artikel van de server (in 2009) had vanzelfsprekend voorkomen dat het artikel niet later nogmaals kon worden opgevraagd. Het hof onderschrijft echter het oordeel van de voorzieningenrechter dat dit in redelijkheid niet van [Y] kan worden verlangd. Nog daargelaten dat het bevel van 5 november 2009 niet zover strekt, moet zij de mogelijkheid behouden in het verleden gepubliceerde artikelen, ook al zijn die door de rechter onrechtmatig bevonden, voor intern gebruik te raadplegen. Aan [appellant] c.s. wordt toegegeven dat de gemaakte technische fout uiteindelijk kan worden teruggevoerd op een menselijk falen. Zouden medewerkers van [Y] zelf al niet moeten hebben kunnen achterhalen dat het artikel weer kon worden teruggevonden, dan heeft [Y] verzuimd de door haar ingeschakelde technici te instrueren dat de in het verleden “onvindbaar” gemaakte artikelen door wijziging van de software van haar website niet toch weer raadpleegbaar zouden kunnen worden. Het hof is desalniettemin van oordeel dat dit, in de gegeven omstandigheden, er niet toe leidt dat [Y] kan worden verweten onvoldoende inspanningen te hebben betracht bij de naleving van het rechterlijk vonnis of dat zij in dat opzicht onvoldoende zorgvuldig is geweest. De omstandigheden die in dit geval tot dat oordeel leiden zijn dat het rechterlijk bevel dateert van 2009 en dat verklaarbaar is dat [Y], die het bevel om de publicatie te staken en gestaakt te houden overigens gedurende drie jaar heeft nageleefd, er niet op bedacht was dat een wijziging van haar website-software ook gevolgen zou kunnen hebben voor het kunnen raadplegen van artikelen die in het verleden voor het publiek ontoegankelijk zijn gemaakt. Naar het voorlopig oordeel van het hof zou het verbeurd verklaren van een dwangsom in een geval als de onderhavige, het doel van de dwangsom voorbijschieten.

Op andere blogs:
MediaReport Ook Hof vindt dat technische fout niet leidt tot verbeuren dwangsom door Quote

IEF 13497

Materieelrechtelijk publicatieverbod beoordeeld naar Amerikaans recht

Hof Amsterdam 26 november 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4178 (naar Amerikaans recht)
Mediarecht. Rechtspraak.nl: Kort geding. Contact- en publicatieverbod, alsmede schadevorderingen. Beoordeling materieelrechtelijk deel van het geschil naar Amerikaans recht. Behandeling in kort geding mogelijk. Geldigheid van Amerikaanse restraining orders niet van belang. Geen threatening of bedrog, wel defamation en identiteitsdiefstal. Niet door Amerikaanse grondwet beschermd Harassment. Art. 7 lid 3 van de (Nederlandse) Grondwet. Materiële schade, immateriële schade en “punitieve” schade. Bekrachtiging behoudens omvang materiële schadevergoeding en afwijzing van eisvermeerderingen in incidenteel appel.

3.1. (b) Vanaf de zomer van 2011 tot (in ieder geval) 15 juni 2012, de datum van het bestreden vonnis, heeft [appellante] via verschillende sites, zoals Livejournal, Twitter Youtube, Wordpress en Toscagate.posterous.com, vele berichten (soms in de vorm van een filmpje) over [geïntimeerden] en/of over hun bedrijven en werkzaamheden op het internet geplaatst. Ook heeft [appellante] [geïntimeerden] gemaild en facebookberichten gestuurd. Zij heeft daarbij gebruik gemaakt van verschillende aliassen en IP-adressen. Ook heeft [appellante] over [geïntimeerden] berichten gestuurd aan (zaken)relaties van hen. Zij heeft bij verschillende berichten ook foto’s van [geïntimeerden] geplaatst. Daarnaast heeft zij op naam van [geïntimeerde sub 2] tweets geplaatst. [geïntimeerden] hebben een groot aantal producties (waaronder dvd’s), die de berichten weergeven, in het geding gebracht. De strekking van de uitlatingen is, kort gezegd:
- dat [geïntimeerde sub 1] [appellante] heeft bedrogen met [geïntimeerde sub 2],
- dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] psychopaten zijn,
- dat [geïntimeerde sub 2] een oplichter (fraud) en leugenaar (liar) is: zij zou onder meer niet haar echte naam gebruiken, liegen over haar leeftijd en liegen over haar functie bij verschillende organisaties.
Verder heeft [appellante] een aantal berichten op internet geplaatst die door [geïntimeerden] als bedreigend zijn ervaren.

( d) Omdat [appellante] niet is gestopt met de negatieve berichtgeving over hen - ook niet na daartoe door hun advocaat te zijn aangeschreven -, hebben [geïntimeerden] [appellante] op 30 november 2011 gedagvaard voor het Superior Court te Los Angeles om op 9 december 2011 gehoord te worden over door hen verzochte verboden (restraining orders). (...) Op 27 december 2011 zijn deze verboden en dit gebod (verder tezamen: de restraining orders) aan [appellante] betekend. Ook daarna is [appellante] doorgegaan met het berichten over [geïntimeerden].

3.15.6. De conclusie ten aanzien van de door [geïntimeerden] gevorderde schadevergoeding is dat deze jegens zowel [geïntimeerde sub 1] als [geïntimeerde sub 2] telkens toewijsbaar is tot bedragen van € 5.000,= wegens materiële schade, € 2.500,= wegens immateriële schade en € 5.000,= wegens “punitieve schade” en dat het door [geïntimeerden] meer gevorderde niet voor toewijzing vatbaar is. Grief 10 in principaal slaagt dus ten dele en faalt voor het overige, terwijl grief II in incidenteel appel op dit punt geen doel treft.

Het hof: vernietigt het bestreden vonnis, voor zover [appellante] daarbij ter zake van de vergoeding van materiële schade is veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] van een hoger voorschot dan ieder € 5.000,= en weigert de te dezen gevorderde voorziening ten aanzien van het meerdere;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor al het overige en weigert de gevorderde voorzieningen, (uitsluitend) voor zover in hoger beroep gewijzigd;
IEF 13496

Europees Octrooiblad voortaan alleen online gepubliceerd

Bijdragen ingezonden door Cees Mulder, Maastricht University.
Sinds 1 januari 2014 verschijnt het Europees Octrooiblad ('Official Journal') niet meer in gedrukte vorm. Het besluit om the stoppen met publiceren op papier werd genomen na een online raadpleging van de gebruikersbehoeften. Op 31 januari 2014 is het januari-nummer van het Europees Octrooiblad in elektronische vorm beschikbaar gekomen op de website van het Europees Octrooibureau. De verschillende artikelen van het Octrooiblad zijn voortaan alleen beschikbaar als HTML-bestand: dit vergemakkelijk lezen op een scherm. Verder worden koppelingen toegevoegd naar zaken waarnaar in een artikel gerefereerd wordt. In principe wordt elk artikel nog maar in één taal op het scherm getoond, maar het is mogelijk het document af te drukken in alle drie de officiële talen van het Europees Octrooibureau (Duits, Engels en Frans). Het is ook mogelijk een officiële (=gecertificeerde) pdf-versie van een maandeditie van het Octrooiblad te verkrijgen (MD5-hash); hiervoor zijn downloadlinks toegevoegd.

Nieuw referentiesysteem
Omdat het Europees Octrooiblad niet meer op papier wordt gedrukt, wordt niet meer naar paginanummers verwezen. Voortaan krijgt elk artikel een referentienummer beginnend met een 'A', bijvoorbeeld OJ EPO 2014, A6. Deze artikelnummers beginnen bij 'A1' voor de eerste bijdrage in het eerste nummer van het jaar en worden opeenvolgend genummerd. Aan het begin van elk kalenderjaar begint een nieuwe reeks: het eerste artikel wordt dan weer met 'A1' aangeduid. In de pdf-bestanden worden wel paginanummer toegevoegd, maar deze mogen niet gebruikt worden om naar te verwijzen.

Op dit moment zijn alleen de nieuwe artikelen beschikbaar als HTML-pagina's, maar het is de bedoeling het hele archief van Europees Octrooiblad elektronisch beschikbaar te maken. Dit zal in etappes gebeuren.

Cees Mulder

IEF 13495

In de tijdschriften januari 2014

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen:


Berichten IE 2013-12

JIPLP February 2014 vol 9 issue 2

Mediaforum januari 2014

Berichten IE 2013-12
Artikel - Frankrijk 2013 – Rein-Jan Prins

Rechtspraak
Octrooirecht
Nr. 1 Hof Den Haag 25 juni 2013, Rovi/Ziggo, IEF 12806, ECLI:NL:GHDHA:2013:CA3887 – met noot van C. Box
Nr. 2 Rechtbank Den Haag 2 oktober 2013, Teva/Sanofi , IEF 13099, ECLI:NL:RBDHA:2013:15067 – met noot van K.M.L. Bijvank

Mediaforum januari 2014
Opinie
ISP of online-uitgever: Delfi naar de Grote Kamer?
Dirk Voorhoof
 
Rechtspraktijk
De ontwerpverordening voor een Connected Continent: Kroes' control?
Feyo Sickinghe en Bart-Jan van Dijk

Jurisprudentie
Nr. 1 EHRM 19 september 2013, Von Hannover/Duitsland (III) m.nt. O.G. Trojan
Nr. 2 HR 4 oktober 2013, Het Parool e.a./X m.nt. M.R. de Zwaan


JIPLP 2014 vol 9 issue 2
Neil Wilkof
The econometrics of IP: The case of patents and innovation

Charles R. Macedo, Michael J. Kasdan, and Reena Jain
Patents: Divided Federal Circuit panel notes the lack of clarity in patent-eligiblity law

Colin Davies
Trade marks: Dilution revisited: a heavy handed approach by the CJEU?

Anthonia Ghalamkarizadeh
Trade marks: Third-party liability for information claims in trade mark infringement cases

Niamh Hall
Trade marks: DIESEL—it's all in the ‘jeans’: vintage dispute stretches on

Ján Lazur and Radovan Pala
Copyright: Significant changes to Slovakian copyright law

Eleonora Rosati
Copyright: Google Books' Library Project is fair use

Birgit Clark
Designs and trade marks: Keeping it clean: invalidity of a registered Community design based on likelihood of confusion with earlier 3D Community trade mark

Martin Husovec
General: ECtHR rules on liability of ISPs as a restriction of freedom of speech

Gary Moss
The Supreme Court in Virgin v Zodiac: whither the fat lady?

Alexander Tsoutsanis
Trade mark applications in bad faith: righting wrong in Denmark and why the Benelux is next

Adrian Spillmann
Transparency obligation for holders of EU IP assets in the pharmaceutical industry

John Syekei, Daniel Mwathe, and Joseph Omwenga
The developing jurisprudence on the protection of well-known marks in Kenya: the Red Bull decision

Jeremy Blum and Tom Ohta
Personality disorder: strategies for protecting celebrity names and images in the UK

Danny Friedmann
Sinking the safe harbour with the legal certainty of strict liability in sight

Michael Fröhlich
The smartphone patent wars saga: availability of injunctive relief for standard essential patents

Alexander von Mühlendahl
European trade mark law: registrable signs, service marks

Ghufran Sukkaryeh
An analytical book with cross-jurisdictional perspective

Bruce Baer Arnold
The troll of Tin Pan Alley: a biography of Ira Arnstein

Riccardo Sciaudone
A fresh and practice-oriented new guide to Italian IP and IT law

Michael Factor
How much is a patent worth?

IEF 13494

De grensoverschrijdende inbreuk na Football Dataco en Pinckney

M.M.M. van Eechoud, De grensoverschrijdende inbreuk: Daad, plaats en norm na Football Dataco & Pinckney, AMI, 2013-6, p. 169-178.
Het corpus uitspraken van het Hof van Justitie EU over grensoverschrijdende inbreuken op intellectuele eigendomsrechten groeit gestaag. Maar een werkelijk samenhangend antwoord op de vraag welke rechter bevoegd is en welk recht toepasselijk is valt nog niet te bespeuren. De arresten Football Dataco en Pinckney – de eersten over databankenrecht en auteursrecht inbreuk op internet – getuigen van twee verschillende benaderingen. Een materieelrechtelijke bij Football Dataco, in het voetspoor van merkinbreukzaak L’Oréal/eBay. En een meer traditionele internationaal privaatrechtelijke aanpak bij Pinckney, in de lijn van Wintersteiger. Waar gaat het Hof heen?

Lees verder

IEF 13493

Misbruik executiebevoegdheid door dwangsommen op te laten lopen bij technische storing

Vzr. Rechtbank Amsterdam 31 januari 2014, KG ZA 14-24 (BNN-VARA tegen Pretium)
Uitspraak ingezonden door Laura Broers, Bas Le Poole, Houthoff Buruma.
Mediarecht. Executievonnis. Bij vonnis [IEF 13273] is VARA veroordeeld tot verwijderen (en verwijderd te houden) en rectificatie op straffe van een dwangsom van € 20.000,- per dag. Door een technische storing bij de NPO heeft VARA niet volledig aan het vonnis voldaan. Pretium maakt aanspraak op het maximaal door VARA te verbeuren bedrag aan dwangsommen van € 500.000,-. VARA heeft bij kort geding primair gevorderd Pretium te gebieden de executie van de dwangsommen te staken, althans te schorsen.

Hele uitzendingen kunnen via de website van KASSA of via UitzendingGemist worden bekeken. Vara maakt verplicht gebruik van UitzendingGemist door deze te 'embedden' van de NPO ICT-dienst. Vara heeft aan het begin van de hergemonteerde fragmenten een still van een interview met directeur van Pretium toegevoegd met als titel "Nog steeds veel klachten over Pretium". De tekst verdwijnt na enige seconden vanzelf, maar verschijnt weer telkens als de muis wordt bewogen. In de Silverlight-player is de oude versie van de gehele uitzending weer beschikbaar gekomen.

Op 6 december - één dag na het verstrijken van de gegunde termijn - heeft Pretium geconstateerd dat de oorspronkelijke uitzending nog was te zien op de KASSA-website, voor deze ene dag kan niet worden gezegd dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Dat de uitzendingen niet meer op UitzendingGemist en YouTube te zien waren, had voor Pretium aanwijzing moeten zijn dat er een vergissing in het spel was. In plaats van VARA hierop aan te spreken, heeft Pretium 27 dagen gewacht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Pretium haar bevoegdheid om dwangsommen te executeren in dit geval gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is verleend (voorkomen reputatieschade). Door geen melding te maken en de dwangsommen op te laten lopen, is er sprake van misbruik van executiebevoegdheid met geen ander doel dan VARA te benadelen (3:13 BW). Voor zover méér dan €20.000 wordt geëxecuteerd wordt de executie geschorst tot de uitkomst van het hoger beroep.

In eis in reconventie heeft Pretium gevorderd VARA te veroordelen om een still van een interview met de directeur van Pretium en de ondertitel "Nog steeds veel klachten over Pretium", behorende bij een fragment van de uitzending over Pretium, verwijderd en verwijderd te houden van de KASSA website.

De keuze voor de still, portret van de directeur en de titel, komt vooralsnog niet onrechtmatig voor. Het is de eerste keer dat de directeur door KASSA is geïnterviewd, zodat dit interview nieuwswaarde heeft.

Leestips: 5.9 en 6.2 - 6.5

IEF 13492

BBIE serie januari 2014

Merkenrecht. We beperken ons tot een tweemaandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 7 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE serie november-december 2013.

24-01
DIDI
Elèna Didi
Gedeelt.
nl
20-01
mini stars
MINISTAR
Toegew.
fr
17-01
DARK
ARHK
Afgew.
nl
17-01
CHALOU
CHALIX
Gedeelt.
nl
14-01
ESCAPE
ESCAPE
Toegew.
nl
09-01
PROFICOLOR
PROCOLOR
Afgew.
fr
09-01
AVIRA
ALVIRA
Gedeelt.
nl

Eerdere oppositiebeslissingen van het BBIE treft u hier aan.

IEF 13491

Teruggave van papieren en digitale versies van dagboek Marianne Vaatstra

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 31 januari 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:480 (Moeder Marianne Vaastra)
Auteursrecht. Zie eerder IEF 13354, waarin het citeren uit het dagboek auteursrechtelijk niet werd toegestaan. Eiseres vordert succesvol teruggave van het dagboek. Gedaagde wordt bevolen opgave te doen van alle personen aan wie het dagboek is verstrekt en een verbod om het dagboek openbaar te maken. De voorzieningenrechter beveelt gedaagde om alle papieren en digitale versies van het dagboek aan (de advocaat van) [eiseres] ter hand te stellen.

4.1. Het gaat in deze zaak, met het oog op een doelmatige bespreking samengevat weergegeven, om het volgende. [eiseres] roept de bescherming in die haar als auteursrechthebbende toekomt tegen een inbreuk op haar auteursrecht met citatie uit en publicatie van haar dagboek. Te beoordelen staat of [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de door haar op grond van die inbreuk gevorderde voorzieningen.

4.2. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] gelet op de door haar gestelde inbreuk op haar auteursrecht, mede in het licht van de door haar gestelde en onweersproken gebleven inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, voldoende spoedeisend belang heeft bij een vordering in kort geding.

De voorzieningenrechter

1. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle papieren en digitale versies van het dagboek aan (de advocaat van) [eiseres] ter hand te stellen,

2. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis per aangetekende post een opgave te doen van alle personen en adressen aan wie hij het dagboek - op welke wijze dan ook - ter beschikking heeft gesteld,

3. verbiedt [gedaagde] om de inhoud van het dagboek of delen daarvan, op enigerlei wijze te openbaren, en beveelt om de reeds gepubliceerde kopieën van (passages uit) het dagboek van zijn websites te verwijderen en verwijderd te houden,

4. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ieder artikel, bericht of melding waaruit het voornemen blijkt om de inhoud van het dagboek, of delen daarvan, te openbaren op zijn websites te verwijderen en verwijderd te houden,

5. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, bovenaan op de ‘homepage’ van de website [naam website], met lettertype Times New Roman, grootte 12, althans duidelijk leesbaar, melding te maken van de inhoud van dit vonnis,

6. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 2.500,-- (zegge: vijfentwintig honderd euro) voor iedere dag dat hij zich niet aan (één van) de hiervoor uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,-- (zegge: vijfentwintig duizend euro) per hoofdveroordeling is bereikt,

7. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 6.375,80 te vermeerderen met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op een bedrag van € 131,-- zonder betekening en, indien en voor zover betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met een bedrag van € 68,-- en te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na de dag waarop dit vonnis is betekend tot de dag waarop volledige betaling plaatsvindt,

8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
9. wijst af wat meer of anders is gevorderd.

IEF 13490

Vroegtijdige verwijdering e-mailinstructie geen reden tot herstel octrooi

Raad van State 15 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:10 (Astion tegen NL Octrooicentrum)
Bij besluit van 23 november 2010 heeft NL Octrooicentrum een verzoek van Astion tot herstel van het op haar naam gestelde Europees octrooi nr. 1560589 voor Nederland - dat per 1 januari 2010 is vervallen - afgewezen. Het aan Astion verleende Europese octrooi is in Nederland krachtens artikel 62 van de Row 1995 van rechtswege vervallen, omdat niet tijdig de verschuldigde taks voor het jaar 2009 is voldaan.

3. Astion heeft een verzoek om herstel van het octrooi in de vorige toestand gedaan op grond van artikel 23, eerste lid, van de Row 1995. Dat verzoek heeft NL Octrooicentrum afgewezen, omdat volgens hem in dit geval niet alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid is betracht. NL Octrooicentrum heeft hierbij in aanmerking genomen dat Astion Plougmann & Vingtoft (hierna: P&V) als octrooigemachtigde in de arm heeft genomen. De aldaar werkzame "patent coordinator", C. Outtrup, heeft een instructie tot betaling van de jaartaks uit een e-mail van 27 oktober 2009, afkomstig van M.S. Weidner namens Astion, niet opgevolgd en de e-mail vroegtijdig verwijderd. Hierdoor zijn de relevante termijnen voor betaling van de jaartaks in het administratieve systeem niet aangemaakt, noch voor controle doorgegeven.
4. De rechtbank heeft overwogen dat NL Octrooicentrum de zorgvuldigheidseis van artikel 23, eerste lid, van de Row 1995 niet onredelijk heeft uitgelegd door te eisen dat het administratieve systeem voorziet in een controle op voorzienbare fouten die ook gemaakt kunnen worden door goed ingewerkte, ervaren en normaliter zorgvuldig werkende medewerkers. Volgens de rechtbank kan niet worden volgehouden dat deze uitleg strijdig is met het EOV. De rechtbank heeft overwogen dat NL Octrooicentrum zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het in dit geval gaat om een normale menselijke fout, die voorzienbaar is. Met dergelijke fouten dient rekening te worden gehouden bij het inrichten van het administratief systeem, aldus de rechtbank. De vergelijking met de door Astion aangehaalde zaak, waarover de Octrooiraad op 17 januari 1985 (BIE 1985, 71) uitspraak heeft gedaan, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Hiertoe heeft zij overwogen dat het verwijderen van de desbetreffende e-mail, nadat enkele maar niet alle instructies in de e-mail zijn uitgevoerd, voor toepassing van artikel 23 van de Row 1995 niet op één lijn is te stellen met het zoekraken van een binnengekomen poststuk.

6.1. Niet in geschil is dat Weidner op 27 oktober 2009 een e-mail naar P&V heeft gestuurd, die drie instructies bevatte die door Outtrup moesten worden opgevolgd. Het betrof één instructie met betrekking tot het Amerikaanse octrooi, één met betrekking tot het Koreaanse octrooi en één met betrekking tot het Nederlandse octrooi. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat Astion haar standpunt dat Outtrup deze e-mail ongezien heeft verwijderd, niet aannemelijk heeft gemaakt. Hiertoe is redengevend dat Astion met dit standpunt zonder nadere motivering is teruggekomen van een eerder, met concrete gegevens onderbouwd, standpunt. In haar beroepschrift betoogde Astion immers nog dat Outtrup de e-mail van 27 oktober 2009 heeft gelezen en naar aanleiding daarvan uitvoering heeft gegeven aan de daarin vervatte instructies ten aanzien van het Amerikaanse en het Koreaanse octrooi. Astion heeft dit standpunt toen onderbouwd met een gedetailleerde beschrijving van de acties die Outtrup heeft ondernomen, als gesteld naar aanleiding van deze e-mail van Weidner van 27 oktober 2009, met vermelding van data.

In de zaak die aan de door Astion aangehaalde uitspraak uit 1985 ten grondslag lag, was het niet in acht nemen van een termijn voor betaling van de jaartaks te wijten aan het zoekraken van een binnengekomen poststuk. Het desbetreffende poststuk is daardoor destijds in het geheel niet gelezen door de verantwoordelijke personen. Op dit punt verschilt die zaak op een wezenlijk punt met de thans aan de orde zijnde zaak. Zoals hiervoor is overwogen, is immers niet aannemelijk dat de e-mail van 27 oktober 2009 ongelezen is gebleven. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de situatie die aan de orde was in de uitspraak van de Octrooiraad uit 1985 niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.

7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.