IEF 22135
19 juli 2024
Artikel

Memes in een juridische notendop: EU vs Amerika

 
IEF 22138
18 juli 2024
Uitspraak

Birkenstock auteursrechtzaak wordt opgesplitst in vier hoofdzaken

 
IEF 22141
18 juli 2024
Uitspraak

Waste Vision maakt geen inbreuk op merken van Routevision

 
IEF 21274

Hombli vs HOMBLE

BBIE 28 feb 2023, IEF 21274; (Hombli tegen HOMBLE), https://ie-forum.nl/artikelen/hombli-vs-homble

Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom 28 februari 2023, IEF 21274; Beslissing oppositie 2017544 (Hombli tegen HOMBLE) Het betreft hier een merkgeschil waarbij een nieuw merk, genaamd HOMBLE, wordt betwist door oudere merken, hierna: Hombli. Het geschil draait om de vraag of er verwarringsgevaar bestaat tussen de oudere merken en het nieuwe betwiste merk voor identieke of soortgelijke waren en diensten. Het Bureau heeft vastgesteld dat de waren en diensten van het betwiste merk deels identiek of overeenstemmend zijn met die van de oudere merken, en deels niet-overeenstemmend. Het Bureau is van oordeel dat voor de niet-overeenstemmende waren en diensten in de klassen 5, 7, 11 en 35 de oppositie niet kan slagen omdat er geen sprake kan zijn van verwarringsgevaar als er geen overeenstemming is tussen de waren en diensten. Voor de identieke en overeenstemmende waren en diensten in de klassen 9 en 35 ('Detailhandeldiensten met betrekking tot smartwatches') gaat het Bureau over tot een globale beoordeling van het verwarringsgevaar aan de hand van andere relevante factoren. Het Bureau is van oordeel dat de merken visueel en auditief sterk overeenstemmen. Het aandachtsniveau van de gemiddelde consument moet worden aangenomen als normaal, en het verwarringsgevaar is des te groter naarmate de onderscheidingskracht van het oudere merk sterker is. Op basis van deze factoren en hun onderlinge samenhang, is het Bureau van oordeel dat er voor een deel van de identieke en overeenstemmende waren en diensten sprake is van verwarringsgevaar tussen de oudere merken en het betwiste merk.

IEF 21276

Actualiteiten Privacyrecht | woensdag 8 maart

Let op: aanmelden is nog mogelijk voor het actualiteitenoverzicht Privacyrecht op woensdag 8 maart! U wordt o.a. meegenomen in de eerste Nederlandse vonnissen over collectieve claims. De uitkomst van deze uitspraken is relevant voor bijvoorbeeld de actuele massaclaim tegen Twitter [zie IT 4145]. Hierin wordt onder meer schadevergoeding gevorderd op grond van de AVG. Op 6 oktober 2022 heeft A-G Campos Sánchez-Bordona namelijk heel stellig geconcludeerd dat een enkele schending van de AVG niet voldoende is voor het recht op schadevergoeding. Dient het Hof zijn conclusie te volgen?

Dit onderwerp wordt komende woensdag samen met andere uitspraken besproken door Vita Zwaan (bureau Brandeis) en Quinten Kroes (Brinkhof). Zij nemen de belangrijkste privacy-uitspraken van de afgelopen 18 maanden met u door. Zo krijgt u in slechts twee uur tijd een helder en actueel overzicht van relevante rechtspraak, aan de hand van de volgende thema's:

  • Openbare registers en informatieverstrekking in het algemeen belang, met o.a. de uitspraken van het HvJ EU over openbare registers ter bestrijding van witwassen (UBO) en corruptie, de verstrekking van PNR-gegevens en de toetsing van nationale wetten die telecom-aanbieders en advocaten verplichten om persoonsgegevens te verstrekken
  • Schadeclaims en collectieve acties, met de eerste Nederlandse vonnissen over collectieve claims en de opinie van AG Campos Sánchez-Bordona over het AVG-schadebegrip
  • Grondslagen, de VoetbalTV- en KNTLB-zaken over het gerechtvaardigd belang, de Facebook en WhatsApp-boetes van de Ierse toezichthouder over de grondslag van de uitvoering van de overeenkomst)
  • Rechten van de betrokkene, de nadere uitleg van het HvJ EU van het inzagerecht en het verwijderrecht

Datum: woensdag 8 maart 2023
Tijd: 15.00 - 17.15 uur (met afsluitend borrel)
Accreditatie: 2 opleidingspunten NOvA
LocatieCircl, Gustav Mahlerplein 1B, Amsterdam
Ook op de hoogte blijven: meteen aanmelden kan via deze link

 

IEF 21273

TikTok versus fikfok

EUIPO - OHIM 1 mrt 2023, IEF 21273; (TikTok tegen fikfok), https://ie-forum.nl/artikelen/tiktok-versus-fikfok

EUPIO 1 maart 2023, IEF 21273; Oppositie nummer B 3 160 450 (TikTok tegen fikfok) Dit gaat over een oppositie die is ingediend tegen een aanvraag voor een Europees Unie-woordmerk 'fikfok' op basis van twee eerdere merken 'TikTok' en 'TIK TOK'. Er wordt een beroep gedaan op artikel 8 (1) (b) EUTMR met betrekking tot het eerdere merk 'TikTok'. Er zal eerst worden gekeken naar de oppositie met betrekking tot het eerdere handelsmerk 'TikTok'. De oppositie heeft betrekking op goederen die in klasse 20 zijn vermeld, waaronder meubels, tijdschriftenrekken en kledingkasten. De betwiste goederen zijn ook in klasse 20 en omvatten bagagerekken, kantoormeubilair, bankstellen, tafels, kledingkasten, planken, opslagplanken, opblaasbaar meubilair en matrassen. In deze zaak wordt onderzocht of er sprake is van verwarringsgevaar tussen de woordmerken 'TikTok' en 'fikfok' in een oppositieprocedure voor de registratie van het laatstgenoemde merk. De gemiddelde consument van de betreffende goederen wordt geacht redelijk geïnformeerd en oplettend te zijn, en de mate van aandacht kan variëren afhankelijk van de gespecialiseerde aard, frequentie van aankoop en prijs van de goederen. Onder het Duitstalige deel van het publiek van de Europese Unie is sprake van een risici op verwarring. Het feit dat dit slechts voor een deel van het publiek verwarrend is, is voldoende om het betwiste merk af te keuren. De oppositie is daarom succesvol op basis van artikel 8 (1) (b) van de EU-handelsmerkverordening. Er is sprake van een risico op verwarring; de oppositie slaagt.

 

 

IEF 21271

Logistiek dienstverlener en bestuurder behoorden te weten dat zij inbreuk faciliteerden

Rechtbank Den Haag 25 jan 2023, IEF 21271; ECLI:NL:RBDHA:2023:630 (Converse tegen Alpi c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/logistiek-dienstverlener-en-bestuurder-behoorden-te-weten-dat-zij-inbreuk-faciliteerden

Rechtbank Den Haag 25 januari 2023, IEF 21271; ECLI:NL:RBDHA:2023:630 (Converse tegen Alpi c.s.) Dit is een eindvonnis in twee procedures, één tussen Converse en Alpi International en één tussen Converse en dertien gedaagden over vermeende inbreuk op Converse-merken. De procedures betreffen de vraag of de gedaagden inbreuk hebben gemaakt op de Converse-merken door schoenen te verhandelen, in te voeren, aan te bieden en/of in voorraad te hebben voorzien van Converse-tekens, met name schoenen van het model Chuck Taylor All Star. In de zaak tussen Converse en Alpi International is in een tussenvonnis van 15 oktober 2014 beslist dat Alpi International (beperkt) merkinbreuk heeft gemaakt op de Converse-merken. Voor de beoordeling of Alpi International merkinbreuken door derden heeft gefaciliteerd, is in de eerste plaats van belang of die derden merkinbreuk hebben gemaakt. In dit vonnis beslist de rechtbank dat 57 zendingen aan schoenen waarop bewijsopdrachten betrekking hadden, inbreuk maken op de Converse-merken. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat Alpi International en Bestuurder 1 onrechtmatig hebben gehandeld door die inbreuken te faciliteren. Deze twee gedaagden moeten hebben geweten van de merkinbreuken door een groep van personen die hen opdrachten gaf (de Baccarat-groep) en hebben hen daarbij actief geholpen. Alpi International en Bestuurder 1 hebben ook niet goed voldaan aan het aan hen opgelegde rechterlijk bevel om opgave te doen van alle transacties waarvan zij behoorden te vermoeden dat daarmee inbreuk werd gemaakt op de Converse-merken. Ten aanzien van Alpi Netherlands, Bestuurder 2 en de medewerker kan niet worden vastgesteld dat zij de merkinbreuken op een onrechtmatige manier hebben gefaciliteerd. De vorderingen tegen hen worden daarom afgewezen. 

IEF 21270

Gebrek aan onderscheidend vermogen van slogan

Gerecht EU (voorheen GvEA) 15 feb 2023, IEF 21270; (Applicant vs defendant), https://ie-forum.nl/artikelen/gebrek-aan-onderscheidend-vermogen-van-slogan

Gerecht EU 15 februari 2023, IEF 21270; Case T‐ 204/22 (applicant vs defendant) Een aanvrager heeft een EU-handelsmerkregistratie aangevraagd voor de zin 'other companies do software we do support' voor computer software adviesdiensten en technische ondersteuningsdiensten met betrekking tot computer software. Het Europees Bureau voor intellectuele eigendom (EUIPO) heeft de aanvraag afgewezen omdat de zin geen onderscheidend vermogen had en daarom niet als handelsmerk kon worden geregistreerd. De aanvrager ging in beroep, maar het Bureau van Beroep van EUIPO handhaafde de beslissing en oordeelde dat de zin geen onderscheidend vermogen had en slechts een promotionele slogan was. De aanvrager ging vervolgens in beroep bij het Gerecht EU, waarbij hij betoogde dat de zin onderscheidend was en dat het Bureau van Beroep geen blijk gaf van een juiste rechtsopvatting. Het Gerecht EU heeft de zaak onderzocht en heeft uiteindelijk de beslissing van het Bureau van Beroep bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de zin geen onderscheidend vermogen had en niet als handelsmerk kon worden geregistreerd. Het Gerecht EU legde uit dat de zin een duidelijke boodschap aan het relevante publiek overbracht en slechts een promotieformule of slogan was. Het Gerecht EU verwierp ook de argumenten van de aanvrager met betrekking tot de grammaticale structuur en opstelling van de zin, waarbij werd geoordeeld dat deze niet bijdroegen aan het onderscheidend vermogen.

IEF 21269

Heatbooster BV maakt zich schuldig aan slaafse nabootsing

Rechtbank Noord-Holland 7 feb 2023, IEF 21269; ECLI:NL:RBNHO:2023:1725 (SpeedComfort BV tegen Heatbooster BV), https://ie-forum.nl/artikelen/heatbooster-bv-maakt-zich-schuldig-aan-slaafse-nabootsing

Rechtbank Noord Holland 7 februari 2023, IEF 21269; ECLI:NL:RBNHO:2023:1725 (SpeedComfort BV tegen Heatbooster BV) In deze zaak staat centraal de vraag of Heatbooster BV (hierna: Heatbooster) zich schuldig maakt aan slaafse nabootsing of auteursrechtinbreuk met hun product dat sterk lijkt op de SpeedComfort van SpeedComfort BV (hierna: SpeedComfort). De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de SpeedComfort voldoende onderscheidend vermogen heeft en dat de vormgeving van Heatbooster verwarring bij het publiek kan veroorzaken. Het feit dat Heatbooster haar logo en patroon op haar producten heeft aangebracht, is niet voldoende om het verwarringsgevaar weg te nemen. De thermostaatschakelaar van Heatbooster is ook een exacte kopie van die van SpeedComfort en kan dus ook tot verwarring leiden. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat Heatbooster BV gebruik mag maken van de technische oplossingen die zich binnenin de SpeedComfort bevinden. De locatie van de zwarte connectoren aan de buitenzijde van de SpeedComfort worden niet als bepalende elementen van de vormgeving beschouwd. Heatbooster heeft voldoende aangetoond dat de kleur, afmeting en het aantal ventilatoren van haar producten niet kunnen worden aangepast zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid daarvan. Toch is de voorzieningenrechter van oordeel dat Heatbooster nodeloos verwarring heeft veroorzaakt door haar producten niet te voorzien van een opvallende kleur of een logo op een niet-zichtbare plek op het product, om zo verwarring te voorkomen wanneer de producten op internet worden aangeboden.

IEF 21267

Artikel ingezonden door Prof. mr. D.J.G. Visser, Visser Schaap & Kreijger

Doorontwikkeld design doorgezaagd

Het onderwerp van deze bijdrage is ‘doorontwikkeld design’. Daarmee wordt bedoeld productvormgeving die in de loop der jaren geleidelijk is aangepast. De aanleiding voor deze bijdrage laat zich voor de auteursrechtelijk ingevoerde lezer raden: de Philips/Lidl-zaak over het doorontwikkelde driekoppige scheerapparaat van Philips met ‘welhaast zwevende kop’ tegen een vergelijkbaar apparaat van Lidl. Deze zaak ligt momenteel bij de Hoge Raad en A-G Van Peursem heeft er op 23 december 2022 in geconcludeerd. Die conclusie vormt een belangrijke inspiratie voor deze bijdrage.

Over het onderwerp 'Doorontwikkelde productvormgeving / seriewerken' zal ook worden gedebatteerd door Antoon Quaedvlieg en Dirk Visser onder leiding van Hugo van Heemstra tijdens het IE Symposium in Zeist op 15 maart 2023.

IEF 21266

Gedaagde heeft inbreuk gemaakt op het auteursrecht van eiser

Rechtbank Rotterdam 21 okt 2022, IEF 21266; ECLI:NL:RBROT:2022:11978 (eiser01 tegen gedaagde01), https://ie-forum.nl/artikelen/gedaagde-heeft-inbreuk-gemaakt-op-het-auteursrecht-van-eiser

Rechtbank Rotterdam 21 oktober 2022, IEF 21266; ECLI:NL:RBROT:2022:11978 (eiser01 tegen gedaagde01) Eiser01 is auteursrechthebbende op de foto 'hockey' (hierna: 'De Foto') en gedaagde01 heeft De Foto op de website van zijn webshop geplaatst zonder bronvermelding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser01 de maker is van De Foto en dat gedaagde01 dit zonder toestemming op haar website heeft geplaatst, wat een inbreuk op het auteursrecht van eiser01 oplevert en onrechtmatig is. De kantonrechter oordeelt dat zelfs als de inbreuk niet opzettelijk was, er nog steeds sprake is van een inbreuk op het auteursrecht. Daarom is gedaagde01 schadevergoedingsplichtig. De kantonrechter stelt dat de schadevergoeding minimaal gelijk moet zijn aan de licentievergoeding die de gedaagde had moeten betalen als zij toestemming had gevraagd voor het gebruik van De Foto. Eiser01 heeft gesteld dat hij een vergoeding van € 350 per jaar per website hanteert voor het gebruik van De Foto met naamsvermelding. Dat gedaagde01 De Foto korter dan een jaar op zijn website heeft geplaatst, leidt er niet toe dat hij niet de gehele licentievergoeding zou zijn verschuldigd. Ook heeft eiser01 (immateriële) schade geleden door het ontbreken van een naamsvermelding bij De Foto.

IEF 21265

Zekere mate van visuele en auditieve overeenstemming tussen ‘AIR MAX’ en ‘MAX 1’

BBIE 27 feb 2023, IEF 21265; (AIR MAX tegen MAX 1), https://ie-forum.nl/artikelen/zekere-mate-van-visuele-en-auditieve-overeenstemming-tussen-air-max-en-max-1

BBIE 27 februari 2023, IEF 21265; Beslissing oppositie 2017842 (AIR MAX tegen MAX 1) In deze zaak heeft de opposant oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het merk 'MAX 1' door de verweerder, omdat dit merk te veel lijkt op de merken 'AIR MAX' die de opposant al bezit. Het Bureau beoordeelt of er sprake is van verwarringsgevaar bij het relevante publiek (de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken waren of diensten). Er wordt rekening gehouden met het feit dat de gemiddelde consument vaak geen mogelijkheid heeft om merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken en dat het aandachtsniveau kan variëren per soort waren of diensten. Het Bureau concludeert dat er sprake is van een zekere mate van visuele en auditieve overeenstemming tussen de tekens en dat het publiek kan menen dat de waren van dezelfde onderneming of economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn. Er is volgens het Bureau sprake van verwarringsgevaar en de inschrijving van het merk door de verweerder wordt geweigerd.

IEF 21264

Uitspraak ingezonden door Maarten Russchen, Coda Advocaten

Weduwe behoudt voorlopig intellectuele eigendomsrechten van André Hazes

Rechtbank Midden-Nederland 23 feb 2023, IEF 21264; ECLI:NL:RBMNE:2023:709 (Eisers tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/weduwe-behoudt-voorlopig-intellectuele-eigendomsrechten-van-andre-hazes

Rechtbank Midden-Nederland 23 februari 2023, IEF 21264; ECLI:NL:RBMNE:2023:709 (eisers tegen gedaagde) Er spelen in deze zaak een aantal aspecten met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten van wijlen André Hazes. De rechten zijn niet meegenomen bij de verdeling tussen zijn ex-echtgenote en de erfgenamen (de kinderen). Wel zijn de aandelen van twee BV's toebedeeld aan de ex-echtgenote die stelt dat de IE-rechten waren ingebracht in deze BV's en zodoende wel zijn betrokken bij de verdeling. De vraag is of de auteursrechten, naburige rechten en merkrechten, die privé van André Hazes sr. waren, bij leven werden ingebracht in één van zijn vennootschappen. Een akte tot overdracht is door gedaagde niet overgelegd. Gedaagde stelt dat de rechten economisch zijn ingebracht in één van de BV's en aldus wel betrokken zijn bij de verdeling. Gedaagde wordt veroordeeld tot afgifte van o.a. het PWC-rapport waaruit dit volgens gedaagde zou moeten blijken.