IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 12080

Erfgoedinstellingen hoeven gedigitaliseerde werken niet vrij te geven

Kamerbrief over de Telecomraad van 20 december 2012, onder meer over het hergebruik van overheidsinformatie, Voortgangsrapport van het voorzitterschap, AL-DE / 12370156.

Overheidsinformatie. Tarieven. Reikwijdte van de richtlijn naar erfgoedinstellingen en het auteursrecht. Contractenrecht. Het voornaamste discussiepunt gaat over de tarieven die overheden in rekening mogen brengen voor de informatie die beschikbaar wordt gesteld voor hergebruik. In het voorstel mogen overheden (voor zover ze geen culturele instellingen zijn) alleen afwijken van het uitgangspunt dat alleen maximaal marginale verstrekkingskosten in rekening mogen worden gebracht als ze voor de uitvoering van de publieke taak afhankelijk zijn van tarieven.

Een ander groot discussiepunt was de uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn naar musea, archieven en bibliotheken. Nederland wilde geen dwingende Europese regels voor hergebruik van (digitaal) cultureel erfgoed. Er bleek echter geen blokkerende minderheid van lidstaten om de uitbreiding van de richtlijn tegen te houden, of te beperken tot alleen de grote musea, archieven en bibliotheken. Wel zijn de spelregels voor erfgoedinstellingen mede dankzij Nederlandse beïnvloeding gematigd:

- Erfgoedinstellingen hoeven gedigitaliseerde werken waarop (nog) auteursrecht rust niet vrij te geven voor hergebruik;
- Zij mogen meer rekenen dan de marginale (verstrekkings)kosten;
- En zij mogen voor digitalisering van collecties exclusieve contracten sluiten met bedrijven voor een langer periode dan andere overheidsinstellingen.

Al met is Nederland tevreden met wat tot nu toe is bereikt. Op nationaal niveau wordt hergebruik van digitaal erfgoed al gestimuleerd. De instellingen zullen daarbij straks de Europese regels hanteren.

IEF 12079

Nader verslag beperkte veredelingsvrijstelling

Wijziging van artikel 53b van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling, nader, tweede nader, Kamerstukken II 2012-2013, 33 365 (-R1987), nr. 5.

In navolging van IEF 11759 - wetsvoorstel beperkte veredelingsvrijstelling 53b ROW 1995. Met diverse vragen over afstemming met Curaçao en Sint Maarten. Geheel van octrooihouders afhankelijke kwekers en dwanglicenties. Begrip "nieuw” zoals gebruikt in de Rijksoctrooirecht ook bruikbaar? Zou “onderscheidbaar” niet een betere term zijn?

Inhoudsopgave
Inleiding pp. 1-2
1. Aanleiding en doel pp. 2-3
2. Hoofdlijnen van het westvoorstel pp. 3-5
3. Verhouding tot de TRIPS-Overeenkomst pp. 5-8
4. Verhouding tot Richtlijn 98/44/EG pp. 8-10
5. Administratieve lasten pp. 10
6. Vergelijking met het buitenland pp. 10-11
7. Inwerkingtreding en gevolgen voor al verleende licenties pp. 11
8. Artikelen pp. 11
9. Overig pp. 11

Enkele vragen:
De leden van de VVD-fractie lezen dat de voorgestelde wijziging van artikel 53b van de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: ROW 1995) is afgestemd met Curaçao en Sint Maarten. Betekent dit dat het wetsvoorstel dan ook geldt voor deze landen?

(...) Een kweker die gebruik heeft gemaakt van geoctrooieerd plantmateriaal is na jarenlang veredelen nog steeds geheel afhankelijk van de medewerking van de octrooihouder(s) om tegen billijke voorwaarden een licentie te verkrijgen voor de exploitatie van het ras. Een dwanglicentie is geen serieus alternatief. Hoe ziet de regering dit, en op welke wijze wil zij dit probleem oplossen?

(...)p. 3: De leden vragen in hoeverre het begrip “nieuw” zoals gebruikt in de Rijksoctrooirecht ook bruikbaar is voor plantenveredeling waar gedurende kruising en selectie al diverse rassen ontstaan. Zou “onderscheidbaar” niet een betere term zijn?

3. Verhouding tot de TRIPS-Overeenkomst
De Raad van State is van oordeel dat een uitgebreide veredelingsvrijstelling niet te verenigen is met de TRIPS-Overeenkomst en de Biotechnologierichtlijn. Het internationale advocatenkantoor Hogan Lovells en Plantum stellen echter dat de introductie van een kwekersvrijstelling in het octrooirecht niet in strijd is met de TRIPSOvereenkomst en/of Biotechnologierichtlijn. Kan de regering de verschillen in opvatting nader duiden zo vragen de leden van de VVD-fractie?

4. Verhouding tot Richtlijn 98/44/EG

Is de regering bereid om ervoor te pleiten om de beperkte veredelingsvrijstelling expliciet als uitzondering op te nemen in de Biotechnologierichtlijn, zodat de Europese regelgeving op dit punt voor harmonisatie kan zorgen?

7. Inwerkingtreding en gevolgen voor reeds verleende licenties
De leden van de fractie van de PvdA vragen hoeveel licenties er al gegeven zijn voor plantmateriaal (niet zijnde methoden van ontwikkeling) in Nederland, en welk deel hiervan in handen is van welke Nederlandse bedrijven.

8. Artikelen
De leden van de SGP-fractie vragen waarom in de wettekst de formulering ‘biologisch materiaal’ is gekozen en niet de formulering ‘teeltmateriaal afkomstig van een plantenras’. Kan de gekozen bredere formulering mogelijk onbedoelde effecten hebben?

IEF 12078

Gebruik foutieve firmanaam - verwijzing naar de Grote Kamer van Beroep

Interlocutory decision of Technical Board of Appeal 30 January 2012, T 445/08, OJ 11/2012.

Een bijdrage van Cees Mulder, Maastricht University.

Octrooi(proces)recht. In het Official Journal van het Europees Octrooibureau (OJ EPO) van november 2011 is de interlocutory decision van de Technische Kamer van Beroep (Board of Appeal) gepubliceerd inzake het al dan niet ontvankelijk verklaren van het beroepsschrift. In die interlocutory decision legt de Technical Board een aantal vragen voor aan de Grote Kamer van Beroep (Enlarged Board of Appeal).

Het geval betreft een internationale octrooiaanvrage die op 18 november 1999 is ingediend op naam van de Canadese firma Zenon Environmental Inc. Na verlening is het Europese octrooi EP 1140330 overgedragen aan Zenon Technology Partnership (assignment d.d. 30 mei 2006).

Nadat het Europees octrooi was herroepen (revoked) door de Oppositie Divisie van het EPO op 28 december 2007, is een beroepschrift (notice of appeal) ingediend door de octrooihouder, maar daarbij werd als naam gebruikt “Zenon Environmental Inc.”; de adressering van de firma was verder correct (straat, plaats, land).
De mededeling van het EPO van 7 maart 2008 dat de beroepsprocedure van start ging, bevatte een handgeschreven opmerking:

“The appeal was filed in the name of ZENON ENVIRONMENTAL INC.
The patentee is here registered as ZENON TECHNOLOGY PARTNERSHIP.
Therefore the patentee is asked to clarify the situation.”

Op 13 maart 2008 tekende de Europese octrooigemachtigde van de opponent een niet-ontvankelijkheids bezwaar aan dat het beroepschrift niet door de geregistreerde octrooihouder is ingediend.

Op dezelfde dag heeft de gemachtigde van de octrooihouder een verzoek ingediend voor correctie van de naam van de octrooihouder. Op 16 april 2008 vroeg de Board of Appeal aan de Europese octrooigemachtigde uit te leggen in wiens naam hij handelde en onder welke bepaling van de Europees Octrooiverdrag (EPC) de correctie werd verzocht, wat de correctie precies inhoudt, en wat voor effect dit zou hebben op de procedure. In zijn antwoord verklaarde de gemachtigde te handelen in naam van Zenon Technology Partnership.

Precies VIER jaar na het indienen van het beroepsschrift (notice of appeal) heeft de Board of Appeal besloten de zaak ter beslissing voor te leggen aan de Enlarged Board of Appeal (Artikel 112 EPC) met de volgende vragen:

(1) When a notice of appeal, in compliance with Rule 99(1)(a) EPC, contains the name and the address of the appellant as provided in Rule 41(2)(c) EPC and it is alleged that the identification is wrong due to an error, the true intention having been to file on behalf of the legal person which should have filed the appeal, is a request for substituting this other legal or natural person admissible as a remedy to “deficiencies” provided by Rule 101(2) EPC?
(2) If the answer is yes, what kind of evidence is to be considered to establish the true intention?
(3) If the answer to the first question is no, may the appellant’s intention nevertheless play a role and justify the application of Rule 139 EPC?
(4) If the answer to questions (1) and (3) is no, are there any possibilities other than restitutio in integrum (when applicable)?

Alle documenten inzake EP 1140330 kunnen worden ingezien op weblink.

IEF 12077

Brede interpretatie van evenementen die van aanzienlijk belang worden geacht

Draft opinion of the Committee on Civil Liberties, Justice and Home Affairs on the Implementation of the Audiovisual Media Services Directive, 2012/2132(INI).

Television Icon
Als randvermelding. Brede interpretatie van "evenementen die door die lidstaat van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht" en "niet op een exclusieve basis uitzenden op zodanige wijze dat een belangrijk deel van het publiek in die lidstaat dergelijke evenementen niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze televisie kan volgen", inclusief sport en entertainment. Deze Committee on Civil Liberties, Justice and Home Affairs roept de Committee on Culture and Education, de verantwoordelijke committee, om de volgende suggesties op te nemen in haar motie voor een resolutie:

5. Welcomes the approach taken by the Commission and the European Court of Justice in relation to the interpretation of Article 14 of the AVMS Directive; calls for a continued broad interpretation of the term ‘events which are regarded as being of major importance for society’, including sports and entertainment events that are of general interest, and encourages Member States to draw up lists of such events;

6. Highlights the fact that, in an increasingly digital environment, public media services play a crucial role in ensuring that citizens are able to access information online, and acknowledges in this regard that the provision of internet services by public media services contributes directly to their mission;

(...)
8. Calls on the Commission to maintain, in the EU’s external trade agreements, the definitions of audiovisual media services of the Directive, thus ‘carving out’ those services.
IEF 12076

Novagraaf kerstpuzzel

Wat u ook gaat doen, de kerstpuzzel van Novagraaf mag tijdens kerst niet ontbreken. Wij hebben de logo’s van 25 verschillende landen op een rij gezet, maar een klein stukje ervan weggelaten. Weet u om welke landen het gaat? Vul dan de antwoorden in en maak daarbij kans op de nieuwste e-reader van Sony! Ga naar kerstquiz.novagraaf.nl en vul uw antwoorden in. U kunt deelnemen tot en met 4 januari 2013! Veel plezier!

Ga naar kerstquiz.novagraaf.nl en vul uw antwoorden in. U kunt deelnemen tot en met 4 januari 2013! Veel plezier!

IEF 12075

Publieke EU-consultatie: civiele handhaving van IPRs

DG Internal Market and Services Unit D.3 – Fight against counterfeiting and piracy, consultation document, ´Civil enforcement of intellectual property rights: public consultation on the efficiency of proceedings and accessibility of measures´, 30 november 2012 - 30 march 2013.

Verzoek. This technical survey aims at gathering specific information on the efficiency of proceedings and accessibility of measures used in the context of civil enforcement of intellectual property rights. These data will enable Commission to conduct a comprehensive assessment of the functionality of civil enforcement systems put in place in the Member States in order to improve the situation of all the actors active in the innovative sectors of European economy.

How to submit your contribution
In order to submit your contribution, please follow the procedure below:

This registration procedure is aimed at facilitating the filling in of the survey, as it provides the possibility to save a draft version of your contribution. Please note that the registration is not automatic; once we receive your request for registration, generated by the Registration Form, we will send you an e-mail with a personalised link to the survey.

Received contributions will be published on the Internet. It is important to read the specific privacy statement attached to this consultation for information on how your personal data and contribution will be dealt with. [red. meer informatie]

Period
From 30.11.2012 to 30.03.2013.

 

IEF 12074

Hoge norm voor onderzoek door publiciteitsmedia bij nadelige uitingen verworpen

HR 30 november 2012, LJN BX8441 (Pretium Telecom B.V. tegen Omroepvereniging Vara)

Als randvermelding in navolging van IEF 8528. Kort geding. Persvrijheid; onrechtmatige televisie-uitzending? Art. 6:162 BW, art. 10 EVRM. Art 81 RO: De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Ook in deze zaak gaat het om de uitzendingen die de verweerster in cassatie, Vara, in het televisieprogramma "Kassa" heeft gewijd aan de door de eiseres tot cassatie, Pretium, in praktijk gebrachte telefonische wervingsmethode voor de door Pretium aangeboden diensten op het gebied van de telecommunicatie. Ook in de thans te beoordelen zaak heeft Pretium in kort geding sancties terzake van de Kassa-uitzendingen gevorderd; en ook in deze zaak had Pretium daarbij in de eerste aanleg succes, maar kwam het hof bij de beoordeling in hoger beroep tot een andere uitkomst.

Uit de conclusie P-G Huydecoper

7. Onderdeel I verdedigt in subonderdeel I.1 dat het hof de norm voor "journalistieke" zorgvuldigheid zou hebben miskend. Deze klacht werd ook in de eerdere cassatieprocedure Pretium/Vara aangevoerd; en zoals ik al even opmerkte, legt Pretium hierbij maatstaven aan, die de rechtens geldende maatstaven aanmerkelijk te boven gaan. Deze klachten verdienen dan ook op dezelfde voet te worden beoordeeld, als in de eerdere arresten is gebeurd.

9. Onderdeel II verdedigt in subonderdeel II.1, in het verlengde van de klacht(en) van onderdeel I, een hoge norm als het gaat om het onderzoek dat van publiciteitsmedia verwacht mag worden bij het publiceren van voor derden nadelige uitingen. Klachten op hetzelfde stramien zijn in de eerdere zaak Pretium/Vara verworpen. Ik verwijs naar alinea 13 van de conclusie voor het eerdere arrest Pretium/Vara.

IEF 12073

MagicTwisty.com and the original "worm toy"

WIPO Panel Decision (Wolter Wefers Bettink) 12 november 2012, D2012-1858 (Fun Promotion International B.V. tegen respondent) > magictwistyworm.com

Beslissing ingezonden door Leonie Gerding en Thera Adam-Van Straaten, Kneppelhout & Korthals N.V..

Domeinnaamrecht. Over de bekende magic twisty-worm. Er is sprake van een verwarringwekkende gelijkenis tussen de domeinnaam en het Benelux merk Magic Twisty. De Respondent meent een belang te hebben omdat zij wereldwijd de "original" worm verkoopt en zich niet concentreert op de Benelux, waarvoor het ingeroepen merk is ingeschreven. Het panel doet eigen onderzoek via een Google Search. Dat levert meerdere producenten op, maar geen van hen claimt specifieke IE-rechten. Er is geen sprake van een legitiem belang van Respondent.

Omdat MAGIC TWISTY al sinds 1970 wordt gebruikt en in andere landen is geregistreerd, aldus de Respondent, geeft deze er blijkt van kennis te hebben van de markt van "wormspeelgoed". Een simpele opdracht in het merkenregister had duidelijk gemaakt dat er een merk is geregistreerd. Omdat een worm toy wordt aangeboden die niet van Complainant afkomstig is, Google AdWord "Magic Twisty" wordt gebruikt en een promotievideo van Complainants website werd gebruikt, is er vermoeden van kwader trouw. De overdracht wordt bevolen.

In its Response, the Respondent states that the “worm toy” is sold worldwide under different names and that the Complainant has registered the Trademarks only in the Benelux. The Respondent claims it does not focus on the Benelux area, but worldwide. This is why its website is in the English language.

Onder A:
In the Panel’s view, the use of this descriptive word [red. "worm"] cannot prevent the Domain Name from being confusingly similar to the Trademark MAGIC TWISTY.

Onder B:
The Panel derives from the Response that the Respondent claims to have a legitimate interest because it sells the “original” worm toy and that it offers its products for sale worldwide and does not focus on the Benelux, as the Complainant would do. Apparently the Respondent asserts that it was using the Domain Name prior to notice of the dispute in connection with a bona fide offering of goods or services, as set out in paragraph 4(c)(i) of the Policy. (...) In fact, a Google search has shown the Panel that there are several producers of worm toys and none appear to claim to have any specific intellectual property rights in that product.

Onder C:
(...) By using the Domain Name for a website offering a worm toy not originating from the Complainant, using the AdWord “Magic Twisty” to advertise its website to users of the Google search engine and – at least initially – displaying on its website a promotion video taken from the Complainant’s website, featuring the MAGIC TWISTY Trademark, it is likely that the Respondent is attempting to attract Internet users to its website, by creating a likelihood of confusion with the Trademarks as to the source, affiliation, or endorsement of the Respondent’s website.

The Panel concludes that the Domain Name has been registered and is being used in bad faith.

IEF 12072

BBIE serie november 2012

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van twaalf oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE serie oktober 2012.

21-11
CHACO
CHAKç WEAR
Gedeelt.
fr
20-11
SPIN

SPIN FOR LIFE (IEF 12066)

Afgew.
nl
19-11
DEBORAH

DEBRAH JADE

Toegew.
nl
19-11
LIVEBOX
LIFEBOX
Toegew.
nl
19-11
KEY

KEY LEARNING PASSIE VOOR ONDERWIJS

Gedeelt.
nl
19-11
KEY

KEY LEARNING ORGANISATIEVERBETERING

Gedeelt.
nl
16-11
JAZZ
JAZZ
Afgew.
nl
06-11
CFP
CFD
Gedeelt.
nl
02-11
OMEGA
Omegium
Gedeelt.
nl
01-11

GOSH PROFESSIONAL

POSH FASHIONATION

Toegew.
nl
01-11
FIM
FiMax
Afgew.
nl
01-11
RS
RS TUNING
Toegew.
nl
IEF 12071

Onderscheid tussen hotelkamers en bed and breakfast is niet te maken

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 29 november 2012, zaaknr. 428666 / KG ZA 12-1109 (Stichting Videma tegen Hertog-Inn)

Uitspraak ingezonden door Anneke Stekelenburg, Jacqueline Seignette, Höcker advocaten.

Stichting Videma sluit overeenkomsten met rechthebbenden waarin deze haar te machtigen om namens hen op te treden tegen inbreuk en schadevergoeding te vorderen. In dit geval heeft Videma Hertog-Inn, een bed and breakfast (met vijf kamers), uitgenodigd een licentie te nemen. Zij beschikt niet over een licentie voor de doorgifte van televisieprogramma's. Een deurwaarder heeft zich blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal als gast laten inschrijven en vastgesteld dat op de televisie in de kamer een groot aantal zenders beschikbaar was.

Onder verwijzing naar SGAE/Rafael Hoteles [IEF 3022] en Divani [IEF 8924] wordt een inbreukverbod op de doorgifte aan hotelkamers en vertoning in de gemeenschappelijke ruimten gevorderd. Nu de toestemming ontbreekt, worden de licentievergoedingen van 2009 tot en met 2012, zoals gevorderd, toegewezen. De overwegingen die aan het Rafael Hoteles-arrest ten grondslag liggen lijken dan ook zonder meer van toepassing op het onderhavige geval. Een relevant onderscheid tussen hotelkamers en kamers in een bed and breakfast is niet te maken.

Er is geen reden om Stichting Videma haar eigen kosten te laten dragen, omdat er sprake zou zijn van een proefproces of omdat Stichting Videma op onzorgvuldig wijze zou hebben geprocedeerd. Hertog-Inn is integendeel bij herhaling in de gelegenheid gesteld een licentie te nemen, maar heeft het, naar vooralsnog moet worden vastgesteld op niet houdbare gronden, op een procedure aan laten komen.

4.1.4. Uit het door Stichting Videma aangehaalde arrest inzake SGAE - Rafael Hoteles (LJN BF9316) volgt dat al sprake is van een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1 van richtlijn 2001/29 wanneer het werk op zodanige wijze in een hotelkamer voor het publiek beschikbaar wordt gesteld dat het voor de leden van dit publiek toegankelijk is, ongeacht of daarvan gebruik wordt gemaakt (vergelijk het arrest onder 43). Het Hof van Justitie hecht daarbij belang aan de omstandigheid dat de mededeling een winstoogmerk heeft (overweging 44) en oordeelt dat het privékarakter van hotelkamers niet in de weg staat aan te nemen dat een mededeling aan het publiek plaatsvindt (overweging 54). Het begrip openbaarmaking in artikel 3 Auteurswet moet op overeenkomstige wijze worden uitgelegd (vergelijk H.R. 19 juni 2009, LJN BH7602).

4.1.5. Vooralsnog valt niet in te zien dat het voorgaande zou gelden voor doorgifte van televisieprogramma's in hotelkamers, maar niet van toepassing zou zijn op kamers in een bed and breakfast. Hertog-Inn heeft daarvoor ook geen argumenten aangevoerd, anders dan dat de omvang van het gebruik van de kamers in een bed and breakfast geringer zou zijn en de gast zou verblijven in de huiselijke kring van de gastvrouw. Dat laatste is mogelijk een kwestie van sfeer, maar doet niet af aan het gegeven dat aan het publiek tegen betaling tijdelijk verblijf in een kamer wordt aangeboden. Dat de intensiteit van het gebruik van kamers relevant zou zijn blijkt niet. De overwegingen die aan Rafael Hoteles arrest ten grondslag liggen lijken dan ook zonder meer van toepassing op het onderhavige geval. Een relevant onderscheid tussen hotelkamers en kamers in een bed and breakfast is niet te maken.

Lees de grosse KG ZA 12-1109, afschrift (schone pdf) KG ZA 12-1109.

Op andere blogs:
Novagraaf (Bed & Breakfast in beeld)