IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 11949

Invoeren van een flexibel systeem, nieuwe beperking voor User-Generated Content

Commissie Auteursrecht, Advies 'Een flexibele regeling voor user-generated content', 21 maart 2012.

Deel 1 van het advies van de Commissie Auteursrecht over de mogelijkheden van het invoeren van een flexibel systeem van beperkingen op het auteursrecht. (Kamerbrief hierbij)

SEO, Flexible Copyright, The Law and Econo mics of Introducing an Open Norm in the Netherlands, SEO-report nr. 2012-60.

Engelstalige rapport van SEO over de juridische en economische aspecten van het introduceren van een open norm (flexibele uitzondering) in de Nederlandse Auteurswet. Bij het specificeren van de open norm is gekeken naar de mogelijkheden die vallen binnen en buiten de kaders van het Europese recht.

Uit't advies:
I. Adviesaanvraag en werkwijze Commissie Auteursrecht
I.1 Adviesaanvraag
I.2 Beraadslaging Commissie Auteursrecht
I.3 Gevolgde aanpak en opbouw advies
II. Een flexibele regeling voor user-generated content
II.1 Een algemene, op de drie-stappentoets gebaseerde open norm
II.2 De vrije bewerking in de zin van art. 13 Aw
II.3 De parodie-exceptie (art. 18b Aw)
II.4 De citaat-exceptie (art. 15a Aw)
III. Conclusie

Zoals in het inleidende hoofdstuk is uiteengezet gaat de Commissie in dit advies alleen in op de bestaande juridische mogelijkheden tot het opnemen van een flexibele regeling voor usergenerated content in de Nederlandse Auteurswet. Het momentum voor het invoeren van zo’n regeling neemt duidelijk toe. In het ‘Groenboek Auteursrecht in de Kenniseconomie’ uit 2008 heeft de Europese Commissie de wenselijkheid van een beperking voor user-generated content reeds onderzocht.5 En in Canada is momenteel een wetsvoorstel aanhangig waarin een expliciete regeling voor (niet-commercieel) creatief hergebruik van werken is opgenomen.

De Commissie stelt dat de vraag naar de juridische mogelijkheden tot het introduceren van een flexibele regeling voor user-generated content moet worden voorafgegaan door het antwoord op de vraag naar het gebruik dat men wel of niet wil toestaan. Een nieuwe regeling voor user-generated content dient ruimte te bieden voor creatief hergebruik in de niet beroeps- of bedrijfsmatige sfeer. Om als user-generated content te worden aanmerken moet in elk geval aan de volgende criteria zijn voldaan. Het moet gaan om een bewerking van bestaande werken voor niet-professionele doeleinden en er moet een creatieve bewerkingsslag hebben plaatsgevonden. Dat wil zeggen, er moet door de gebruiker iets substantieels aan een bestaand werk worden toegevoegd. De wetgever hoeft het begrip user-generated content overigens niet bij wet te definiëren, maar kan de toegestane handelingen ook duidelijk in een wettelijke bepaling beschrijven. In het Canadese wetsvoorstel komt het begrip user-generated content ook niet als zodanig voor. De term kan eventueel in de Memorie van Toelichting nader worden omlijnd.

Als een bewerking op grond van een nieuwe wettelijke regeling wordt aangemerkt als user-generated content, dan moet de maker ook de bevoegdheid hebben om de creatie online beschikbaar te stellen via platforms zoals YouTube, MySpace, Hyves, etc. Het dient voor de toepassing van de regeling niet uit te maken dat de online beschikbaarstelling geschiedt via een commercieel geëxploiteerd kanaal. Dat betekent niet dat voortgezette exploitatie door derden is toegestaan. Indien een exploitant (zoals een wasmiddelenproducent) een als usergenerated content aangemerkte bewerking wil hergebruiken (bijvoorbeeld in een reclamefilmpje), dan moet daarvoor toestemming worden verkregen van zowel de bewerker als de rechthebbende(n) van het oorspronkelijke werk.

De Commissie onderzoekt daarom of en in hoeverre in Nederland een flexibele regeling voor user-generated content kan worden ingevoerd, waarbij enerzijds zoveel mogelijk ruimte wordt gelaten voor creatief hergebruik, maar anderzijds niet wordt afgedaan aan aanspraken op een eventuele vergoeding voor rechthebbenden voor gebruik dat niet onder de regeling valt. Daarbij wordt nauwlettend in het oog gehouden welk gebruik op grond van de huidige Nederlandse Auteurswet al is toegestaan, welke aanpassingen nodig zijn en in hoeverre deze aanpassingen op grond van de Auteursrechtrichtlijn kunnen worden doorgevoerd.

De Commissie merkt op dat het introduceren van een nieuwe beperking die specifiek ziet op user-generated content vanuit Europeesrechtelijk perspectief problematisch is. De bestaande, limitatieve lijst van beperkingen in de Auteursrechtrichtlijn biedt daarvoor geen ruimte. Ook het invoeren van een nieuwe – op de drie-stappentoets gebaseerde – fair usebepaling die de kaders van de in de Auteursrechtrichtlijn opgesomde beperkingen te buiten gaat, staat op gespannen voet met de bestaande communautaire regelgeving (para. II.1).

Het is wel denkbaar dat voor het introduceren van flexibiliteit om user-generated content mogelijk te maken wordt aangehaakt bij bestaande bepalingen. De Commissie onderzoekt of en in hoeverre het mogelijk is om het gebruik van werken voor user-generated content onder voorwaarden toe te staan door user-generated content aan te merken als ‘vrije bewerking’ in de zin van art. 13 Aw (para. II.2); aan te haken bij de parodie-exceptie van art. 18b Aw (para. II.3); en/of aan te haken bij de citaat-exceptie van art. 15a Aw (para. II.4). Zoals hieronder wordt uiteengezet voelt de Commissie het meest voor deze laatste mogelijkheid.

IEF 11948

Prejudiciële vraag over accijnsschorsing en het invoeren in merkenrechtelijke zin

Hof 's-Gravenhage 30 oktober 2012, LJN BY1494 (Top Logistics voorheen Mevi tegen Bacardi) en (Bacardi tegen Top Logistics voorheen Mevi)

In navolging van IEF 9042. Rechtspraak.nl: Merkenrecht; (geen) uitputting; parallelimport van drank; goederen die door merkhouder buiten de EER op de markt zijn gebracht zijn niet met toestemming van merkhouder fysiek in Rotterdam gebracht; deels T1-status, deels geplaatst onder accijnsschorsingsregeling. Een aantal flessen in gedecodeerd. Beslissing om vragen te stellen aan HvJ EU of goederen die zijn geplaatst onder een accijnsschorsingsregeling ingevoerd zijn in de zin van artikel 5, lid 3, sub c, van de Merkenrichtlijn. Verder oordeel over al dan niet bestaan van verplichtingen van douane-expediteur om informatie te verschaffen over goederen waarmee derden inbreuk (dreigen te) plegen of dreigen onrechtmatig te handelen.

35. Gelet op het bovenstaande is het hof voornemens – zoals door Mevi in haar memorie van antwoord en bij pleidooi in hoger beroep is voorgesteld – op de voet van artikel 267 VWEU de volgende vragen aan het Hof van Justitie EU voor te leggen.

Deze vraag betreft goederen die afkomstig zijn van buiten de EER en die, nadat zij (niet door of met toestemming van de merkhouder) zijn binnengebracht op het grondgebied van de EER, in een lidstaat van de Europese Unie zijn geplaatst onder de regeling extern douanevervoer of onder de regeling douane-entrepot (een en ander als bedoeld in Verordening (EG) nr. 450/2008).
Wanneer dergelijke goederen vervolgens worden geplaatst onder een accijnsschorsings-regeling moeten zij dan
i.   worden aangemerkt als ingevoerd, dan wel
ii.   worden aangemerkt als niet ingevoerd, dan wel
iii.  behoudens tegenbewijs worden vermoed in de EER te zijn (binnengebracht met als doel ze aldaar in de handel te brengen en derhalve) ingevoerd
in de zin van artikel 5, lid 3, sub c, van Richtlijn 89/104/EEG (thans Richtlijn 2008/95/EG), aldus dat sprake is van “gebruik (van het teken) in het economisch verkeer” dat door de merkhouder kan worden verboden op grond van artikel 5, lid 1, van genoemde richtlijnen?

 

Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de houder van een Beneluxmerk (of van een nationaal merk van een van de andere lidstaten) zich in beginsel niet kan verzetten tegen het gebruik van het teken voor waren die onder het merk door of met toestemming van de merkhouder in de EER in het verkeer zijn gebracht (zie artikel 2.23, lid 3 BVIE)(4). Wanneer de waren niet door of met toestemming van de merkhouder binnen de EER op de markt zijn gebracht is pas sprake van inbreuk als de vermeende inbreukmaker het teken gebruikt in het economisch verkeer, bijvoorbeeld door waren onder het teken in te voeren, in een lidstaat, waar de merkhouder merkrechten heeft. Van invoeren is, in het licht van het in de Europese Unie geldende Douanewetboek, geen sprake indien de goederen zijn geplaatst onder douaneregelingen als de regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot. Afhankelijk van de te stellen vraag verschillen de relevante gebieden derhalve.

Citaten ter overweging

27. Het Hof van Justitie EG heeft in het Class-arrest van 18 oktober 2005, C-405/03, IER 2006,8 geoordeeld dat art. 5 lid 1 en 3 sub c van de Eerste Richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB 1989, L 40) – hierna: de Richtlijn(2) – (waarop artikel 2.20 BVIE is gebaseerd) en (het voor het Gemeenschapsmerk geldende gelijkluidende) art. 9 lid 1 en 2 sub c van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11) – hierna: GMV(3) –aldus moeten worden uitgelegd dat de merkhouder zich niet kan verzetten tegen de enkele binnenkomst in de Gemeenschap - onder de regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot - van oorspronkelijke merkgoederen die nog niet door deze houder of met zijn toestemming in de Gemeenschap in de handel zijn gebracht. De merkhouder mag voor de plaatsing van de betrokken goederen onder de regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot niet verlangen dat op het moment waarop de goederen de Gemeenschap binnenkomen reeds een eindbestemming in een derde land is vastgelegd.

29. Nu daarvan geen sprake is bij de beslagen T1-goederen kan niet worden aangenomen dat deze goederen in merkenrechtelijke zin zijn ingevoerd.

30. Bij AGP-goederen, die niet langer de T1-status hebben, moet worden aangenomen dat deze goederen douanetechnisch zijn ingevoerd en geplaatst onder de douaneregeling vrij verkeer. De douanestatus staat er dan niet langer aan in de weg dat sprake kan zijn van invoer in merkenrechtelijke zin. Dat hoeft echter niet te betekenen dat steeds sprake is van invoeren in merkenrechtelijke zin als douanetechnisch is ingevoerd; er zouden andere redenen kunnen zijn om aan te nemen dat geen sprake is van invoer in merkenrechtelijke zin. De in deze procedure te beantwoorden vraag is of AGP-goederen zijn ingevoerd in merkenrechtelijke zin, waarvoor nodig is dat sprake is van gebruik in het economisch verkeer. Partijen twisten over het antwoord op voormelde vraag.

IEF 11947

Symposium uitreiking internetscriptieprijs 2012

Link / Uitreiking Internet Scriptieprijs 2012: Auteursrechthandhaving op Internet

Auteursrechthandhaving op Internet’ in Felix Meritis, Amsterdam. Tijdens het symposium wordt de Internet Scriptieprijs 2012 uitgereikt. Daarnaast komen interessante sprekers aan het woord; Ot van Daalen (directeur Bits of Freedom), Okke Delfos Visser (deputy general counsel bij The Motion Picture Association of America), Joost Poort (senior economisch onderzoeker bij het Instituut voor Informatierecht, UvA) en Marietje Schaake (per video, Europarlementariër D66). Het symposium is voor alle belangstellenden gratis toegankelijk op aanmelding via de website.

Inschrijven: link
Waar Felix Meritis, Amsterdam
Wanneer 22 november, 13:30 – 17:00 uur
Prijs: gratis
Bijlage: pdf

Programma
Tijdens het symposium komen de finalisten van de Internet Scriptieprijs en interessante sprekers aan het woord:

Ot van Daalen is directeur van digitale burgerrechtenbeweging Bits of Freedom. Voorheen was hij advocaat bij advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek en onderzoeker bij het Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam.

Okke Delfos Visser is deputy general counsel bij The Motion Picture Association of America (MPA) in Brussel, de branchevereniging van zes grote Amerikaanse film en tv-studio’s. Bij de MPA houdt hij zich onder andere bezig met de bestrijding van online piraterij.

Joost Poort is senior economisch onderzoeker bij het Instituut voor Informatierecht. Hij was één van de auteurs van de studie Digitale drempels (2012) waarin juridische, economische en technische knelpunten voor een legaal digitaal aanbod van muziek, films, games en boeken worden beschreven. Recent onderzocht hij de reactie van consumenten op de blokkade van The Pirate Bay.

Marietje Schaake (per video) is lid van het Europees Parlement voor D66. Haar werk in het Europees Parlement richt zich onder meer op de volgende onderwerpen: Buitenlandse Zaken, Internationale Handel en Cultuur, Media en Onderwijs. Momenteel is zij rapporteur voor de eerste EU strategie over digitale vrijheid in het buitenlands beleid van de EU.
 

IEF 11946

OHIM: documenten die bestaan bewijzen tezamen

OHIM Board of Appeal 27 september 2012, R 991/2011-3 (BS Studio A/S tegen Naturkram Giot aps) (vloerkleed)

Modellenrecht. Bewijs. BS Studio is houder van het Gemeenschapsmodellenrecht 819 313-0008 voor 'vloerkleden gemaakt van vilten bolletjes'. Naturkram Giot aps heeft met succes de nietigheid van het model verzocht op basis van artt. 4 - 9 CDR. Het bewijs zou onvoldoende zijn om van nieuwheidsschadelijke openbaarmaking te kunnen spreken, omdat de foto's ongedateerd zijn en het niet mogelijk is gelijkenis aan te tonen met het modellenrecht.

Artikel 28(1)(b)(v) CDIR vraagt slechts om bewijs bestaande uit 'documents proving the existence of those earlier designs'.

14. Likewise, there are no provisions as to any compulsory form of evidence that must be furnished the Office, but it is clear from its wording that this list is not exhaustive (‘shall include the following’).

Onder verwijzing naar Heinz flacon T-450/08, worden de afbeelding uit de Sharda-folder, foto's van een expositie en een rekening gedateerd vóór de registratie van het model tezamen als voldoende bewijs aangenomen voor nieuwsheidsschadelijke prior design.

De verschillen in de specifieke rangschikking van de vilten balletjes geeft weinig betekenis aan de overall impression. De geïnformeerde gebruiker zal zich ervan bewust zijn dat de rangschikking het resultaat is van de verschillen in vormen van het uiteindelijke kleed. De beslissing wordt niet vernietigd.

21 Considered in their entirety, D1, D2 and D4 together prove that a rectangular rug made of multicoloured felt balls was disclosed within the meaning of Article 7(1) CDR prior to the filing date of the RCD.

26 The contested RCD is registered for rugs. Therefore, the informed user to be taken into account is he whoever habitually purchases rugs, puts them to their intended use and informs himself about the rugs available on the market by visiting furniture stores and browsing the Internet and the relevant catalogues.

Overall impression produced on the informed user30 The contested RCD and the prior design both show a rug made from a multitude of small, coloured felt balls with a random distribution of the different colours. They differ in that in the RCD the balls are arranged concentrically and in the prior design they are arranged in rows.

31 Both designs coincide in that they show a vividly coloured rug made of hundreds of small coloured felt balls. Taking into account the almost unlimited freedom of the designer in relation to rugs, the difference in the specific arrangement of the balls has only a minor impact on the overall impression produced by the designs. Moreover, the informed user will be aware that the different arrangements are the result of the differences in shape; a rectangular shape can only be obtained by arranging the balls in rows whereas a concentric arrangement will always result in a circular shape. As rightly held by the contested decision, the contested design therefore lacks individual character within the meaning of Article 6 CDR.

Op andere blogs:
Meubelrecht.nl (Wanneer moet je een product als model registreren? En wat zijn de vereisten voor modelbescherming?)

IEF 11945

OHIM: nieuwheidsschadelijke exposure op de Keulenmesse

OHIM Board of Appeal 7 september 2012, R 335/2011-3 (Neves & Filhos tegen PAL Decoração) (deurklink)

Om u volledig te berichten (hoewel slechts in het Spaans beschikbaar): Gemeenschapsmodellenrecht 001008676-0001 van houdster wordt vernietigd vanwege nieuwheidsschadelijke exposure door het model dat is getoond tijdens de Keulenmesse.

Eigen vertaling (r.o. 16): Er is geen bewijs dat de openbaarmaking door de auteur of een opvolger op de Keulenmesse te ondersteunen. Evenmin kan met zekerheid worden geconcludeerd dat de aanvrager de tekening in Keulen heeft getoond nadat hij "informatie door de contractant" heeft ontvangen of na deze actie.
Er staat niets vast om contact aan te tonen tussen de partijen voorafgaand aan de datum van Koelnmesse. Bovendien is de houder is niet gerechtvaardigd geen prioriteit voor de inschrijving van het model, en heeft niet aangetoond dat de oprichting of het bestaan ​​van het ontwerp voor de data van de Keulenmesse.

IEF 11944

OHIM: binnenkant van koekjes is niet beschermd

OHIM Board of Appeal 2 augustus 2012, R 914/2011-3 (Banketbakkerij Merba BV tegen Biscuits Poult Sas) (koekjes)

Modellenrecht. Biscuits Poult SAS is houder van het Gemeenschapsmodellenrecht No 001114292-0001 voor ‘koekjes'.

Banketbakkerij Merba heeft om nietigheid van het model verzocht, maar niet gekregen, omdat het model niet nieuw zou zijn, het ontbreekt het individuele karakter en het gaat om een technische functie wanneer een koekje doorgesneden wordt gepresenteerd. Hiertoe worden prior design aangeboden. Het ontbreekt inderdaad aan een individueel karakter als de eerdere producten worden bekeken, de binnenkant van de koek moet zichtbaar zijn, maar in dit geval is dat slechts wanneer het product gebroken/opengemaakt wordt. De ruwe textuur, de kleur en de ronde vorm wijken niet af van de bekende oudere producten. Het model wordt vernietigd.

14 La titulaire a affirmé dans ses écrits que « la caractéristique principale du modèle [est] la couche de pâte à tartiner fondante étalée sur toute la longueur de l’intérieur du biscuit » et que le modèle de biscuit a été déposé brisé à moitié afin que ladite caractéristique soit « visible » (voir, notamment, la page 8 des observations annexées à la lettre du 28 avril 2010).

15 Ce faisant, la titulaire admet que la caractéristique principale de son modèle de biscuit n’est pas visible lors de l’usage normal puisque le produit doit être cassé pour que l’intérieur en soit révélé à la vue.

28 Si cet utilisateur est « averti », comme l’exige l’article 6 du RDC, c’est parce qu’il connaît ce type de produit pour en offrir ou en manger régulièrement. Il a donc acquis une certaine familiarité avec les produits et en connaît les caractéristiques.

29 Il ne fait guère de doute que le biscuit selon le modèle attaqué produit, sur un tel utilisateur, une impression générale qui ne diffère pas de celle que produirait chacune des antériorités envisagées. En effet, cette impression est largement dictée par la texture rugueuse du biscuit, sa couleur, les pépites et sa forme ronde. Ce sont des caractéristiques qui, on l’a vu précédemment, sont présentes aussi bien dans le modèle de biscuit attaqué que dans les antériorités.

IEF 11943

OHIM: Salesman is geen geïnformeerde gebruiker

OHIM Board of Appeal 12 september 2012, R 172/2011-3 (The Automobile Association Ltd tegen Duncan Petersen Publishing Ltd) (folders)

Modellenrecht. Bewijs door houder van modellenrecht. Salesman is geen geïnformeerde gebruiker. Wandelgids is een specius van folders. Duncan Petersen Publishing is de houder van het Gemeenschapsmodellenrecht No 1121404-001 voor ‘folders'. Bewijs: er is een witness statement ingediend van een salesmen, maar hij is geen geïnformeerde gebruiker (r.o. 30). De aangedragen prior design is een doos met combinatie van kaarten, waarvan een deel overeenstemd, maar er zijn verschillen. Het Gemeenschapsmerk bevat een één- en tweevoudig gevouwen kaart en een doorzichtig mapje en de prior design bevat meerdere eenvoudige kaarten (r.o. 34-35).

Het doorzichtige mapje dat kaarten gemakkelijk mee laat nemen en deze beschermd vallen door hun afwezigheid bij de prior design op en zullen niet over het hoofd gezien worden door de geïnformeerde gebruiker (36).

30 It follows that the ‘witness statements’ submitted by the design holder can have no bearing on the assessment of the overall impression produced on the informed user. Apart from the fact that Peter Clark as a salesman does not qualify as an informed user (see para. 25), the statements refer to walking guides only and  hence to a category of products much narrower than that to which the contested RCD may be applied to.

34 The contested RCD and the prior design show a box with a combination of cards and have the following features in common: − A rectangular box; − A rectangular lid to fit the box; − A single card; − A three-fold card.

35 The differences consist in the following features: − The RCD contains a one-fold card, a two-fold card and a transparent sleeve; − The prior design contains numerous single cards.

36 In the overall impression the differences in the one-fold card, the two-fold card  and the transparent sleeve are noticeable and will attract the informed user’s attention. They are features that are absent from the prior design and will not be overlooked by the informed user. A transparent sleeve to protect the cards makes their transport convenient and protects them from deterioration. Moreover, the contested decision rightly held that the difference between information printed on several cards or printed on a single, a one-fold or a two-fold card will not go  unnoticed because it means dealing with one card instead of several.

IEF 11942

OHIM: applicant gaf geen voorrangsinstructie

OHIM Board of Appeal 7 september 2012, R 2596/2011-3(Dellice Holding Ltd. vs Indowoods S.A.) (traphekje)

Modellenrecht. Procesrecht. Niet tijdig betalen fees. Dellice Holding Ltd. is de houder van het Gemeenschapsmodellenrecht No 469150-0005 voor een ‘traphekje'. De inschrijving was ongeldig door het gebrek aan een individueel karakter van het Gemeenschapsmodel. Het beroep wordt afgewezen vanwege het niet-betalen van proceskosten, noch gaf de applicant een voorrangsinstructie bij meerdere beroepen in geval van een betalingstekort:

17. The appellant’s request that it should be left at its discretion which of its three appeals should be deemed not having been filed is to be rejected. Fees have to be paid separately for each and every appeal and each time the due date and the consequence of non-payment or late payment have to be addressed separately. The Regulation and the President’s Decision proceed from the principle that fees are duly paid and do not provide for a specific order to be maintained where several fees are due at the same time and the funds are insufficient. In the case of several appeals being filed at the same time, the fees are debited in the chronological order in which the appeals are forwarded by the Registry of the Boards of Appeals to the Register & Fees Service. Accordingly, the appellant’s current account was debited first with the appeal fees for appeals R 2594/2011-3 and R 2595/2011-3. Also the appellant itself did not give any instructions in the notices of appeal as to which appeal should be given priority in the case of a deficiency of payment. [red. cursivering]

18. To conclude, no payment of the appeal fee was made within the prescribed timelimit or even later and the present appeal is deemed not to have been filed.
IEF 11941

Kabinetsformatie en de IE/IT-praktijk

Brief van de informateurs Wouter Bos en Henk Kamp in de Kabinetsformatie 2012, Kamerstukken II 2012-2013, nr. 15.

In de bijlage staan wat aardige bulletpoints:

  • Het auteursrecht wordt zo gemoderniseerd dat recht wordt gedaan aan de bescherming van creatieve prestaties zonder dat de gebruiksmogelijkheden voor consumenten in het gedrang komen.
  • Het verdrag ter bestrijding van namaak (ACTA) krijgt in de huidige vorm geen steun.
  • We moderniseren het kansspelbeleid. Online kansspelen, sportweddenschappen en pokerevenementen worden strikt gereguleerd. Het illegale aanbod aan kansspelen dringen we daarmee terug. Op de naleving van de aan de vergunning verbonden voorwaarden wordt strikt toegezien. Het aanbieden van gokspelen is geen kerntaak van de overheid, daarom wordt Holland Casino onder voorwaarden verkocht.
  • We gaan digitaal procederen in het bestuursrecht mogelijk maken.
  • De Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel. Het rechtsprekende gedeelte wordt samengevoegd met de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
  • De privacytoezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens, krijgt meer bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid meer boetes uit te delen. Bij de bouw van systemen en het aanleggen van databestanden is bescherming van persoonsgegevens uitgangspunt. Daar hoort een zogenaamd privacy impact assessment (PIA) standaard bij. Inbreuken door de overheid zijn voorzien van een horizonbepaling en worden geëvalueerd.
  • Bij nieuwe wetgeving wordt netneutraliteit strikt gehandhaafd.
IEF 11940

Negen openbare reacties op internetconsultatie Richtlijn collectief beheer

Uit de VOI©Email nieuwsbrief: De internetconsultatie over de Richtlijn collectieve beheersorganisaties is op 19 oktober jl. gesloten. De reacties zijn inmiddels gepubliceerd. Doel van de internetconsultatie was de standpunten van Nederlandse belanghebbenden over bepaalde onderwerpen in deze richtlijn te inventariseren en zicht te krijgen op de verwachte effecten van de richtlijn voor de praktijk. De inventarisatie zal gebruikt worden om het Nederlandse standpunt voor de onderhandelingen in Brussel nader te bepalen.

De reacties, voor zover ze openbaar zijn, kunt u hieronder nalezen.

Deze standpunten zullen worden gebruikt om de Nederlandse positie voor de onderhandelingen in Brussel nader te bepalen.

Film Producenten Nederland,
RoDAP
,
ABMD
,
Buma/Stemra
,
Platform Makers
,
Consumentenbond
,
FOBID Netherlands Library Forum,
NLkabel
,
Kobalt Neighbouring Rights Ltd.