IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 11943

OHIM: Salesman is geen geïnformeerde gebruiker

OHIM Board of Appeal 12 september 2012, R 172/2011-3 (The Automobile Association Ltd tegen Duncan Petersen Publishing Ltd) (folders)

Modellenrecht. Bewijs door houder van modellenrecht. Salesman is geen geïnformeerde gebruiker. Wandelgids is een specius van folders. Duncan Petersen Publishing is de houder van het Gemeenschapsmodellenrecht No 1121404-001 voor ‘folders'. Bewijs: er is een witness statement ingediend van een salesmen, maar hij is geen geïnformeerde gebruiker (r.o. 30). De aangedragen prior design is een doos met combinatie van kaarten, waarvan een deel overeenstemd, maar er zijn verschillen. Het Gemeenschapsmerk bevat een één- en tweevoudig gevouwen kaart en een doorzichtig mapje en de prior design bevat meerdere eenvoudige kaarten (r.o. 34-35).

Het doorzichtige mapje dat kaarten gemakkelijk mee laat nemen en deze beschermd vallen door hun afwezigheid bij de prior design op en zullen niet over het hoofd gezien worden door de geïnformeerde gebruiker (36).

30 It follows that the ‘witness statements’ submitted by the design holder can have no bearing on the assessment of the overall impression produced on the informed user. Apart from the fact that Peter Clark as a salesman does not qualify as an informed user (see para. 25), the statements refer to walking guides only and  hence to a category of products much narrower than that to which the contested RCD may be applied to.

34 The contested RCD and the prior design show a box with a combination of cards and have the following features in common: − A rectangular box; − A rectangular lid to fit the box; − A single card; − A three-fold card.

35 The differences consist in the following features: − The RCD contains a one-fold card, a two-fold card and a transparent sleeve; − The prior design contains numerous single cards.

36 In the overall impression the differences in the one-fold card, the two-fold card  and the transparent sleeve are noticeable and will attract the informed user’s attention. They are features that are absent from the prior design and will not be overlooked by the informed user. A transparent sleeve to protect the cards makes their transport convenient and protects them from deterioration. Moreover, the contested decision rightly held that the difference between information printed on several cards or printed on a single, a one-fold or a two-fold card will not go  unnoticed because it means dealing with one card instead of several.

IEF 11942

OHIM: applicant gaf geen voorrangsinstructie

OHIM Board of Appeal 7 september 2012, R 2596/2011-3(Dellice Holding Ltd. vs Indowoods S.A.) (traphekje)

Modellenrecht. Procesrecht. Niet tijdig betalen fees. Dellice Holding Ltd. is de houder van het Gemeenschapsmodellenrecht No 469150-0005 voor een ‘traphekje'. De inschrijving was ongeldig door het gebrek aan een individueel karakter van het Gemeenschapsmodel. Het beroep wordt afgewezen vanwege het niet-betalen van proceskosten, noch gaf de applicant een voorrangsinstructie bij meerdere beroepen in geval van een betalingstekort:

17. The appellant’s request that it should be left at its discretion which of its three appeals should be deemed not having been filed is to be rejected. Fees have to be paid separately for each and every appeal and each time the due date and the consequence of non-payment or late payment have to be addressed separately. The Regulation and the President’s Decision proceed from the principle that fees are duly paid and do not provide for a specific order to be maintained where several fees are due at the same time and the funds are insufficient. In the case of several appeals being filed at the same time, the fees are debited in the chronological order in which the appeals are forwarded by the Registry of the Boards of Appeals to the Register & Fees Service. Accordingly, the appellant’s current account was debited first with the appeal fees for appeals R 2594/2011-3 and R 2595/2011-3. Also the appellant itself did not give any instructions in the notices of appeal as to which appeal should be given priority in the case of a deficiency of payment. [red. cursivering]

18. To conclude, no payment of the appeal fee was made within the prescribed timelimit or even later and the present appeal is deemed not to have been filed.
IEF 11941

Kabinetsformatie en de IE/IT-praktijk

Brief van de informateurs Wouter Bos en Henk Kamp in de Kabinetsformatie 2012, Kamerstukken II 2012-2013, nr. 15.

In de bijlage staan wat aardige bulletpoints:

  • Het auteursrecht wordt zo gemoderniseerd dat recht wordt gedaan aan de bescherming van creatieve prestaties zonder dat de gebruiksmogelijkheden voor consumenten in het gedrang komen.
  • Het verdrag ter bestrijding van namaak (ACTA) krijgt in de huidige vorm geen steun.
  • We moderniseren het kansspelbeleid. Online kansspelen, sportweddenschappen en pokerevenementen worden strikt gereguleerd. Het illegale aanbod aan kansspelen dringen we daarmee terug. Op de naleving van de aan de vergunning verbonden voorwaarden wordt strikt toegezien. Het aanbieden van gokspelen is geen kerntaak van de overheid, daarom wordt Holland Casino onder voorwaarden verkocht.
  • We gaan digitaal procederen in het bestuursrecht mogelijk maken.
  • De Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel. Het rechtsprekende gedeelte wordt samengevoegd met de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
  • De privacytoezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens, krijgt meer bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid meer boetes uit te delen. Bij de bouw van systemen en het aanleggen van databestanden is bescherming van persoonsgegevens uitgangspunt. Daar hoort een zogenaamd privacy impact assessment (PIA) standaard bij. Inbreuken door de overheid zijn voorzien van een horizonbepaling en worden geëvalueerd.
  • Bij nieuwe wetgeving wordt netneutraliteit strikt gehandhaafd.
IEF 11940

Negen openbare reacties op internetconsultatie Richtlijn collectief beheer

Uit de VOI©Email nieuwsbrief: De internetconsultatie over de Richtlijn collectieve beheersorganisaties is op 19 oktober jl. gesloten. De reacties zijn inmiddels gepubliceerd. Doel van de internetconsultatie was de standpunten van Nederlandse belanghebbenden over bepaalde onderwerpen in deze richtlijn te inventariseren en zicht te krijgen op de verwachte effecten van de richtlijn voor de praktijk. De inventarisatie zal gebruikt worden om het Nederlandse standpunt voor de onderhandelingen in Brussel nader te bepalen.

De reacties, voor zover ze openbaar zijn, kunt u hieronder nalezen.

Deze standpunten zullen worden gebruikt om de Nederlandse positie voor de onderhandelingen in Brussel nader te bepalen.

Film Producenten Nederland,
RoDAP
,
ABMD
,
Buma/Stemra
,
Platform Makers
,
Consumentenbond
,
FOBID Netherlands Library Forum,
NLkabel
,
Kobalt Neighbouring Rights Ltd.

 

IEF 11939

AIPPI World Congres Seoul Resoluties en bijzondere resolutie Unified Patent Court

Een bijdrage van Koen Bijvank, Voorzitter Nederlandse Groep van AIPPI.

Van 20 - 23 oktober vond het 43e World Congress van AIPPI plaats in Seoul. Ruim 25 leden van de Vereniging voor Intellectuele Eigendom (VIE), de Nederlandse groep van AIPPI, reisden daarvoor af naar Zuid-Korea.

De Nederlandse groep van AIPPI heeft in Seoul geprobeerd om het 47e Congres, dat in 2020 gehouden zal worden, naar Amsterdam te krijgen. Alle lobbypogingen van onze leden in Seoul ten spijt is dat niet gelukt. Het Congres in 2020 zal in Hangzhou in China plaatsvinden. Het bestuur dankt alle Korea-gangers voor hun steun voorafgaand en tijdens de stemming.

Tijdens het Congres zijn er vier nieuwe resoluties aangenomen naar aanleiding van de zgn. working questions:
Q229: The use of prosecution history in post-grant patent proceedings
Q230: Infringement of trademarks by goods in transit
Q231: The interplay between design and copyright protection for industrial product
Q232: The relevance of traditional knowledge to intellectual property law.
De teksten van deze resoluties zijn tot stand gekomen op basis van de rapporten die door de diverse nationale groepen zijn opgesteld en op basis van de debatten die in Seoul hebben plaatsgevonden.

Verder is er in Seoul een bijzondere resolutie aangenomen in verband met de vergaande ontwikkelingen naar een Unified Patent Court in Europa. AIPPI wil hiermee graag haar steentje aan de discussie bijdragen en proberen ervoor te zorgen dat het Europees Parlement zal meewerken aan een oplossing waarbij artikelen 6-8 uit de Verordening zullen blijven. Een en ander sluit mooi aan bij de discussiebijeenkomst die op 21 september jl. door de leden van de VIE is gevoerd bij OCNL.

In 2013 zal er weer een ExCo/FORUM zijn. Dit zal plaatsvinden in Helsinki van 5 – 11 september. Daar zullen wederom delegates van alle nationale groepen discussiëren over vier nieuwe vragen met de bedoeling daarvoor resoluties aan te nemen. De vragen die in Helsinki aan de orde zullen komen zijn:
Q233: Grace period for patents
Q234: Relevant public for determining the degree of recognition of famous marks, well-known marks and marks with reputation
Q235: Term of copyright protection
Q236: Relief in IP proceedings other than injunctions or damages

Leden van de VIE kunnen zich nu vast bij het secretariaat aanmelden voor deelname aan een werkgroep voor één of meer van de vragen. Zodra de working guidelines door het Bureau van AIPPI in Zwitserland zijn opgesteld, zullen de werkgroepen aan het werk kunnen.

Koen Bijvank
voorzitter
Secretariaat AIPPI Nederland

IEF 11938

Over tweets, privacy en auteursrecht

Can You Copyright a Tweet?Een bijdrage van Raymond Snijders, Linkedln

Een paar maanden geleden vroeg een Bekende Nederlander (dat moet je met hoofdletters schrijven zodat duidelijk wordt dat het wel wat meer gewicht in de schaal legt natuurlijk) via twitter zich af of het zo maar kon dat een krant enkele van zijn tweets overnam. Had hij geen auteursrecht op zijn tweets en moest die krant eigenlijk niet toestemming vragen voordat deze overging tot het zo maar overnemen ervan in een artikel?

Ook als ik de beginselen van de Auteurswet uitleg aan de hand van artikel 1, dan is het iedereen wel duidelijk dat zelf geschreven boeken of artikelen onder de definitie van een auteursrechtelijk beschermd werk vallen maar krijg ik wel af en toe de vraag hoe dat zit met zelf geschreven content op sociale netwerken of blogs. Voor blogs en de meeste sociale netwerken geldt dat het meestal gewoon onder de bescherming van de Auteurswet zal vallen maar dat, specifiek bij sociale netwerken zoals Facebook, de algemene voorwaarden waarschijnlijk al een brede licentie omvatten zodat Facebook jouw content mag hergebruiken. Zij hebben dan weliswaar niet het auteursrecht op jouw content -dat kun je alleen maar met een akte of overeenkomst overdragen- maar ze kunnen het wel hergebruiken voor eigen doeleinden, zoals reclame en promotie. Altijd die voorwaarden lezen dus.

Auteursrechtelijk beschermde tweets?
Tweets vallen in beginsel ook hieronder -en in de voorwaarden van twitter vind je bepalingen die een brede gebruikslicentie voor bepaalde doeleinden opeist- maar hebben wel last van het feit dat ze extreem kort zijn, namelijk maximaal 140 tekens. Om iets als (auteursrechtelijk beschermd) werk te kwalificeren is het criterium is dat het werk oorspronkelijk is (dus niet overgenomen of geretweet van een ander) en het stempel van de maker draagt (HR 4 januari 1991, NJ 1991, 608, Van Dale/Romme). Dat is bijzonder lastig om in 140 tekens te doen. Zakelijke en feitelijke tweets als ‘ik ga nu #bzv kijken’ of ‘ik moet echt aan de gang met die presentatie van volgende week’ vallen definitief niet onder het auteursrecht.

Citeren
Maar ja, ook al zou je al je creativiteit uit de kast halen en super originele tweets produceren aan de lopende band, dan nog zouden ze zonder problemen hergebruikt mogen worden onder het citaatrecht. Artikel 15a van de Auteurswet regelt dat een relevant deel van een werk overgenomen mag worden en voor een korte tekst als een tweet van max. 140 tekens betekent het gewoon dat de volledige tweet als citaat gebruikt mag worden. Zolang je dat met de vereiste bronvermelding doet natuurlijk.

Privacy
Heb je dan geen privacy met je tweets dan? Ja en nee. Hoewel tweets absoluut persoonsgegevens zijn en onder de Wet Bescherming Persoonsgegevens vallen (ze zeggen namelijk wat over jou en dan wordt er geen onderscheid gemaakt tussen feitelijke gegevens zoals je naam en de meningen die je er op nahoudt zoals je tweets), gaat die bescherming van die wet echt niet op als je zelf die gegevens publiceert. Iedereen kan een twitteraccount nemen en jou volgen waarmee je zelf dus al je tweets openbaar maakt. Bescherming van je privacy hoef je van de wet in ieder geval dan niet te verwachten en hergebruik van je tweets is dan ook geen enkel probleem.

Slotje, of bezint eer gij begint
Wil je maximale controle over je privacy en je tweets, dan heb je bij twitter de optie om een slotje te zetten op je account en je tweets af te schermen. Tweets verschijnen dan niet meer in de publieke timeline en goedgekeurde volgers zullen dan je privacy (moeten) respecteren en niet zo maar je tweets herpubliceren. Gebeurt dat echter alsnog dan heb je nog steeds weinig middelen bij de hand om hier wat aan te doen. Schending van de privacy is dan wel onrechtmatig maar het is geen strafbaar feit waardoor je zelf naar de rechter moet gaan om aan te tonen dat je schade hebt geleden. Die je wilt verhalen op diegene die je tweets geherpubliceerd heeft. Tenzij je echt hele gevoelige informatie gedeeld hebt zal dat extreem moeilijk blijken.

En daar zit nou net de grens en het criterium van het gezond verstand want als je je zorgen maakt over je privacy en je rechten op je tweets, dan kun je je beter afvragen wat je op twitter te zoeken hebt. Deel geen informatie op twitter en doe daar geen uitspraken die je ook niet tijdens een familiefeestje zou doen. Als je iets vertrouwelijks wilt houden, zet die informatie dan niet op een sociaal netwerk. Doe net alsof de hele wereld mee kan lezen met wat je op zo’n sociaal netwerk zet want dat is precies wat er kan gebeuren.

Achteraf discussiëren over privacy of auteursrecht heeft weinig zin, daar kun je zelf beter vooraf aan denken.

@ foto: mecredis via photopin cc
Verder lezen: Auteursrechtelijk beschermde Twitterberichten (Arnoud Engelfriet) // Werken en het auteursrecht erop (Iusmentis.com)

IEF 11937

Handeling in België, inbreuk op Duits merk en/of octrooi?

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 31 juli 2012, in zaak C-360/12 (Coty Prestige Lancaster Group/First Note Perfumes NV)

Prejudiciële vragen gesteld door het Duitse Bundesgerichtshof, Duitsland.

IPR. EEX. Merkenrechtvariant: Als resultaat van een handeling in België, kan dat als een inbreuk op een merk in Duitsland gelden?

1. Dient artikel 93, lid 5, van verordening (EG) nr. 40/942 aldus te worden uitgelegd dat in een lidstaat (lidstaat A) een inbreuk is gepleegd in de zin van artikel 93, lid 5, van verordening (EG) nr. 40/94 wanneer door een handeling in een andere lidstaat (lidstaat B) is deelgenomen aan de in eerstgenoemde lidstaat (lidstaat A) gepleegde inbreuk?

2. Dient artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 aldus te worden uitgelegd dat het schadebrengende feit zich in een lidstaat (lidstaat A) heeft voorgedaan wanneer de onrechtmatige daad waarop de procedure betrekking heeft of waarop aanspraken worden gebaseerd in een andere lidstaat (lidstaat B) is verricht en in de deelneming aan de in eerstgenoemde lidstaat (lidstaat A) gepleegde onrechtmatige daad (basisdelict) bestaat?

Vraag aan HvJ EU 15 augustus 2012, in zaak C-387/12 (Hi Hotel HCF SARL tegen Uwe Spoering)
BGH 28 juni 2012, I ZR 35/11 (Hi Hotel HCF SARL tegen Spoering)

Prejudiciële vraag gesteld door het Duitse Bundesgerichtshof, Duitsland.

IPR. EEX. Onrechtmatige daad/Octrooirechtvariant: Als resultaat van een handeling in België, kan dat als een inbreuk op een octrooi in Duitsland gelden? Ook op PatLit, 1709blog.

Dient artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 aldus te worden uitgelegd dat het schadebrengende feit zich in een lidstaat (lidstaat A) heeft voorgedaan wanneer de onrechtmatige daad waarop de procedure betrekking heeft of waarop aanspraken worden gebaseerd, in een andere lidstaat (lidstaat B) is gesteld en in de deelneming aan de in eerstgenoemde lidstaat (lidstaat A) gepleegde onrechtmatige daad (basisdelict) bestaat?

IEF 11936

Whatsappening met WhatsApp?

M. Arnoldus, 'Whatsappening met WhatsApp?', IE-Forum IEF 11936.

Een bijdrage van Merel Arnoldus.

Anno 2012 word je raar aangekeken als je niet aan whatsappen doet. Voor de digibeten onder ons; WhatsApp, afkomstig van WhatsApp Inc., is een gratis applicatie op smartphones waarmee je elkaar onderling berichten, foto-, video-, en audiomateriaal kan verzenden. Het heeft de afgelopen drie jaren een dusdanige populariteit verworven, dat het werkwoord 'whatsappen' recentelijk is opgenomen in de Van Dale [whatsappen.nl]. Voor WhatsApp Inc. een hele eer. Werkwoorden als youtuben, facebooken en twitteren zijn haar immers voorgegaan.

Nu de verbastering van WhatsApp is opgenomen in het woordenboek, valt er wat voor te zeggen dat het een algemeen bekend [red. Gemeenschaps]merk is geworden. Een voordeel is dat het hiermee een grote beschermingsomvang geniet. Daarnaast hoeven in een procedure feiten van algemene bekendheid niet meer bewezen te worden.

Toch zit er een risico aan voor het merk 'WhatsApp'. Verwatering ligt op de loer bij dergelijke bekende merken. In dit geval wordt de merknaam gebruikt als werkwoord. Het is aan de merkhouder om verwatering en een eventuele verval- of nietigheidsverklaring van het merk tegen te gaan. WhatsApp zal hierdoor zijn merkenrechten verliezen en niet kunnen optreden tegen derden die de (soortgelijke) benaming willen gebruiken. Een situatie welke WhatsApp waarschijnlijk niet voor ogen heeft. Waarom heb je anders zowel Internationale, Europese, alsook Benelux merkregistraties?

WhatsApp kan een voorbeeld nemen aan Spa, Jacuzzi en Walkman. Door herhaaldelijk optreden van de merkhouder zijn deze merken, ondanks verwording tot soortnaam, nog steeds merkenrechtelijk beschermd. Daarentegen is het Paracetamol, Bikini en Hagelslag niet gelukt. WhatsApp moet er vanuit merkenrechtelijk oogpunt alles aan doen om het niet zo ver te laten komen.

Men kan opteren dat whatsappen een algemene benaming is geworden voor een dergelijke dienst omdat het in het woordenboek is opgenomen. De Van Dale benadrukt nadrukkelijk in haar beleid dat dit niet het geval hoeft te zijn. Het feit dat een merknaam is opgenomen in de Van Dale wil niet zeggen dat er op die naam (of in dit geval, op de verbastering) niet langer rechten zouden rusten. Wel is het voor de gebruikerswaarde van WhatsApp aan te raden om te benadrukken dat whatsappen afkomstig is van een merknaam. Een merkhouder moet zelf het initiatief nemen om een merkmarkering te verkrijgen bij het desbetreffende woord in de Van Dale. Tot op heden heeft de merkhouder van WhatsApp dit nagelaten. Daarnaast staat het, blijkens de website van WhatsApp, een ieder vrij om het intellectueel eigendom van WhatsApp te gebruiken. Doordat het een ieder vrij staat, kan het de merkhouder verweten worden dat hij er niet alles aan doet om het verloop van WhatsApp in de gaten te houden.

Al met al heeft de merkhouder van Whatsapp de schijn tegen adequaat bezig te zijn om verwatering tegen te gaan. De merkhouder zal consequenter moeten optreden tegen een ieder die zijn merk gebruikt ter algemene aanduiding om niet de volgende Bikini te worden.

Merel Arnoldus

IEF 11935

Distributie luxe horloges

Hof Amsterdam 16 oktober 2012, zaaknr. 200.111.819/01 SKG (Martinshof tegen Raymond Weil en S. Weisz-Uurwerken)
Vzr. Rechtbank Haarlem 18 juli 2012, LJN BX7238 (Martinshof B.V. tegen Raymond Weil S.A. en S.Weisz-Uurwerken B.V.)

Uitspraak ingezonden door Michiel Ellens, Teurlings & Ellens.

Als randvermelding. Internationaal Procesrecht. Arbitrage. Distributie van een luxe merk. Het Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.

Geschil over beëindiging exclusieve distributieovereenkomst (van het merk Raymond Weil in het luxe marktsegment). Gedaagde is in Zwitserland gevestigd en partijen hebben in de distributieovereenkomst een arbitrage-clausule opgenomen, inhoudende dat alle uit de overeenkomst voortvloeiende geschillen voor een Zwitsers scheidsgerecht zullen worden beslecht. Voorts hebben partijen in die overeenkomst een rechtskeuze voor Zwitsers recht gedaan. Gevolg hiervan is dat de bevoegdheid tot het treffen van voorlopige of bewarende maatregelen met betrekking tot die overeenkomst slechts haar grond kan vinden in artikel 24 EEX.

Het gevorderde voorschot op de schadevergoeding is niet een voorlopige maatregel in de zin van artikel 24 EEX, tenzij is voldaan aan de in het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 17 november 1998 (Van Uden/Deco; LJN: AD2958) genoemde voorwaarden. Aan deze voorwaarden is niet voldaan, nu door eiseres geen garantie is gegeven dat een eventueel toegewezen bedrag door haar zal worden terugbetaald en niet is gebleken dat de geldvordering betrekking heeft op vermogensbestanddelen van gedaagde die zich binnen Nederland (zullen) bevinden. De vordering tot het betalen van een voorschot op de schadevergoeding is derhalve niet als een voorlopige maatregel in de zin van artikel 24 EEX is aan te merken, zodat de voorzieningenrechter niet bevoegd is van het de vordering tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding kennis te nemen.

Het feit dat gedaagde in de procedure is verschenen zonder de bevoegdheid van de voorzieningenrechter te betwisten doet aan het voorgaande niet af, nu een dergelijke verschijning niet volstaat om op grond van artikel 18 EEX een dergelijke bevoegdheid aan te nemen (zoals overwogen in het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 27 april 1999 (Mietz/Intership; LJN: AD 3042, r.o. 52).

5.4.  Partijen hebben hun geschillen met betrekking tot de Overeenkomst door middel van een arbitraal beding onttrokken aan de overheidsrechter. Gevolg hiervan is dat de bevoegdheid tot het treffen van voorlopige of bewarende maatregelen met betrekking tot die overeenkomst slechts haar grond kan vinden in artikel 24 EEX. Anders dan de vordering tot nakoming is het door Martinshof gevorderde voorschot op de schadevergoeding niet een voorlopige maatregel in de zin van artikel 24 EEX, tenzij is voldaan aan de in het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 17 november 1998 (Van Uden/Deco; LJN: AD2958) genoemde voorwaarden. Deze voorwaarden houden in dat a) moet zijn gegarandeerd dat het toegewezen bedrag aan de gedaagde wordt terugbetaald en b) de gevorderde maatregel slechts betrekking heeft op bepaalde vermogensbestanddelen van gedaagde die zich in de territoriale bevoegdheidssfeer van de aangezochte rechter (zullen) bevinden. Nu in de onderhavige zaak door Martinshof geen garantie is gegeven dat een eventueel toegewezen bedrag door haar zal worden terugbetaald en niet is gebleken dat de geldvordering betrekking heeft op vermogensbestanddelen van Raymond Weil die zich binnen Nederland (zullen) bevinden, is niet aan voormelde voorwaarden voldaan. Dit betekent dat de vordering van Martinshof tot het betalen van een voorschot op de schadevergoeding niet als een voorlopige maatregel in de zin van artikel 24 EEX is aan te merken, zodat de voorzieningenrechter niet bevoegd is van het onder III door Martinshof gevorderde kennis te nemen. Het feit dat Raymond Weil in de procedure is verschenen zonder de bevoegdheid van de voorzieningenrechter te betwisten doet aan het voorgaande niet af, nu een dergelijke verschijning niet volstaat om op grond van artikel 18 EEX een dergelijke bevoegdheid aan te nemen (zoals overwogen in het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 27 april 1999 (Mietz/Intership; LJN: AD 3042, r.o. 52).

5.5.  De vraag naar het toepasselijke recht dient te worden beantwoord aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). De door partijen gedane rechtskeuze voor Zwitsers recht is in overeenstemming met artikel 3 van voormelde verordening en daarmee rechtsgeldig, zodat Zwitsers recht van toepassing is op het onderhavige geschil.

Dictum:
De voorzieningenrechter in conventie
7.1.  verklaart zich onbevoegd ten aanzien van de vordering tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding door Raymond Weil,
7.2.  weigert de overige gevraagde voorzieningen,

IEF 11934

Zinspeling op de handelsnaam van klager

RCC 19 oktober 2012, dossiernr. 2012/00852 (Hans Anders tegen Beter Horen)

Hans Anders TV Commercial - Oost Indisch doof.

Handelsnaam/merkgebruik in reclame. Reclamerecht. Ongeoorloofde vergelijkende reclame. De bestreden reclame-uiting komt voor in een televisiecommercial van Hans Anders, waarin een man voor een winkel staat waar een oranjekleurige poster hangt met de afbeelding van een hoortoestel en de tekst “gratis hoortest”. De man zegt, op verontwaardigde toon: “Ik wil gewoon niet te veel betalen voor een goed hoortoestel. Maar volgens mij zijn ze hier (de man wijst op de winkel achter zich) zelf Oost-Indisch doof. Beter horen kost nou eenmaal geld, zeggen ze.”

De gemiddelde consument zal begrijpen dat het onderdeel van de commercial, waarin de man een afkeurend gebaar maakt naar de winkel achter hem en zegt “Ik wil gewoon niet te veel betalen voor een goed hoortoestel. Maar volgens mij zijn ze hier zelf Oost-Indisch doof. Beter horen kost nou eenmaal geld, zeggen ze”, humoristisch en niet serieus is bedoeld, en dat met een knipoog een verwijzing wordt gemaakt naar ‘Hollandse krenterigheid’. Niet kan worden geoordeeld dat Hans Anders zich hierdoor kleinerend uitlaat over Beter Horen of de goede naam van Beter Horen schaadt.

Voor zover al wordt geoordeeld dat in de commercial sprake is van een verwijzing naar of zinspeling op de handelsnaam van klager, dan betreft dit een speelse verwijzing die toelaatbaar is.

Beter Horen voert echter ook zodanig geprijsde hoortoestellen in het assortiment dat bijbetaling niet nodig is. Door de onjuiste presentatie in de commercial krijgt de consument een verkeerd beeld. Hans Anders verweert zich door te stellen dat met een knipoog een verwijzing wordt gemaakt naar ‘Hollandse krenterigheid’. Niet kan worden geoordeeld dat Hans Anders zich hierdoor kleinerend uitlaat over Beter Horen of de goede naam van Beter Horen schaadt. De Commissie vindt dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie. De Commissie beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

3. Op grond van het voorgaande is sprake van vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC (onder a t/m h) genoemde voorwaarden is voldaan. De eerste voorwaarde luidt dat de vergelijking niet misleidend is in de zin van de NRC. Naar het oordeel van de Commissie wordt aan deze voorwaarde niet voldaan.

In de commercial wordt gesuggereerd dat voor hoortoestellen bij Beter Horen en andere concurrenten altijd geld betaald moet worden, terwijl bepaalde hoortoestellen bij Hans Anders voor 0 euro verkrijgbaar zijn. Vast staat dat met de in de commercial aangeboden “nul euro hoortoestellen” wordt gedoeld op de hoortoestellen waarvan de aanschafprijs niet boven de (tot 1 januari 2013 geldende) vergoedingslimieten van de Rzv uitkomen, zodat de (verzekerde) consument geen eigen bijdrage hoeft te betalen. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat ook Beter Horen en andere concurrenten zodanig geprijsde hoortoestellen in het assortiment voert dat deze onder de vergoedingslimiet van de Rzv vallen en bijbetaling dus niet nodig is.

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (TV-Spot Hans Anders: "Beter horen kost nou eenmaal geld" in strijd met reclamecode)