DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 4110

Dubbelgestikte houdt het prima

fby.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch,  6 juni 2007, HA ZA 06-718. Fatboy the Original B.V./Setälä tegen H.M.G. Bedtextiel B.V., Woonboulevard Poortvliet B.V. en Bouman-Potter B.V.

De Fatboy Original is wèl een auteursrechtelijk beschermd werk. Het kussen-argument van de illustere Haagse rechter Du Pon vindt geen weerklank in Den Bosch. Onlening, inbreuk en met die (slordige) inbreuk weer inbreuk op de persoonlijkheidrechten van de ontwerper van de Fatboy.

Fatboy en ontwerper Setälä maken bezwaar tegen door H.M.G. geproduceerde en aan Poortvliet en Bouman geleverde zitzakken. Naar mening van eisers is er sprake van inbreuk. De rechtbank deelt die mening.

“(…) dat het hier niet gaat om een hoofdkussen waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen, maar om een zitzak van 1.80 m. x 1.40 m.. De combinatie van het grote formaat, de rechthoekige vorm, de Engelse naad die zorgt voor een brede rand om de zitzak, de glanzende nylon stof en het opvallende label levert een werk op dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De combinatie van juist deze elementen is naar het oordeel van de rechtbank niet louter ingegeven door eisen van functionaliteit. Het is immers, gelet op de grote hoeveelheid in het geding gebrachte afbeeldingen, zeer wel mogelijk dezelfde functionaliteit op andere wijzen te verkrijgen.” (4.1.4)

“Bij vergelijking van de Sit & Joy XLarge met de Fatboy the Original is de totaalindruk van de beide producten vrijwel hetzelfde. De rechtbank heeft dit kunnen constateren door vergelijking van de door Fatboy c.s. gedeponeerde Fatboy the Original met de eveneens gedeponeerde Sit & Joy XLarge. (…) H.M.G. c.s. hebben niet te bewijzen aangeboden dat geen sprake is van ontlening, hetgeen op hun weg had gelegen. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat H.M.G. de Sit & Joy XLarge aan de Fatboy the Original heeft ontleend.”(4.2)

Setlälä heeft op grond van artikel 25 lid 1 aanhef en onder d Aw het recht zich te verzetten tegen deze aantasting van zijn werk, die nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of naam of aan zijn waarde als maker. H.M.G. c.s. weerspreken niet dat het door hen gebruikte vullingsmateriaal gerecycled is en dat de naden van de Sit & Joy XLarge slordig zijn gestikt, zoals Fatboy c.s. stellen. De stellingen van Fatboy c.s. dat het door H.M.G. c.s. gebruikte nylonmateriaal gekreukt en minder glanzend is en dat één en ander afbreuk doet aan de strakke uitvoering van het ontwerp, zoals het door de heer Setlälä  bedoeld is, worden evenmin door I-LM.G. c.s. weersproken. Daarmee is de inhoud van die stellingen vast komen te staan. Deze wijzigingen van het werk van Setlälä brengen naar het oordeel van de rechtbank inderdaad inbreuk op zijn persoonlijkheidsrechten met zich, zoals Setala heeft aangevoerd. (4.3)

“Een en ander leidt dan ook tot de conclusie dat H.M.G. c.s., door de Sit & Joy
XLarge te produceren en op de markt te brengen, inbreuk maken op de auteursrechten van
Fatboy c.s., waaronder ook de persoonljkheidsrechten van SetAlâ, en daannee tevens
onrechtmatig handelen jegens Fatboy c.s.” (4.4)

Over de slaafse nabootsing van de Fatboy Island en de Fatboy Point door H.M.G. c.s. stelt de rechtbank vervolgens:

“(…) Zoals Fatboy c.s. terecht aanvoeren is bij de beoordeling van de vraag of sprake is van gevaar voor verwarring het criterium of sprake is van “gelijkheid van de producten”. H.M.G. c.s. kunnen zich niet vrijpleiten enkel en alleen omdat zij de litigieuze nabootsingen onder de naam Sit & Joy op de markt brengen. De rechtbank is van oordeel dat de gelijkenis tussen de Sit & Joy XLarge, Round en Kiddo en respectievelijk de Fatboy the Original, Island en Point zo groot is, dat wel degelijk gevaar voor verwarring bestaat. Als gezegd, weerspreken H.M.G. c.s. niet dat Poortvliet in haar advertentie refereert aan de prijs die Fatboy voor haar Fatboy the Original zitzakken hanteert. Door aan de prijs van cle Fatboy the Original te refereren wordt het gevaar voor verwarring vergroot.” (4.5.4)

“(…) H.M.G. c.s. hebben geenszins de noodzaak aangetoond voor het gebruik van vrijwel exact dezelfde combinatie van vormen én kleuren én materialen als die van de Fatboy-producten. H.M.G. c.s. hadden even goed een andere combinatie van vorm, kleur en materiaal kunnen kiezen voor hun producten zonder dat aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk zou worden gedaan. De nabootsing is wel degelijk vermijdbaar. (4.5.5)

“Nu vast staat dat de nagebootste producten van Fatboy een eigen plaats innemen op de markt, de nabootsing verwarring sticht bij het publiek én de nabootsing vermijdbaar was, zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product afbreuk te doen, levert de slaafse nabootsing door H.M.G. c.s. onrechtmatig handelen op jegens Fatboy c.s.” (4.5.6)

De vorderingen, waaronder verbod, schadevergoeding en winstafdracht, worden grotendeels toegewezen.

Lees het vonnis hier. Genoemd eerder Fatboy-vonnis van de rechtbank Den Haag: IEF 988 (30 september 2005).

IEF 4066

Jas, aangehouden

gss.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land maakt inbreuk op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Auteursrechtelijk beschermde combinatie. Rechtenvrije kledingmonsters bestaan niet.Geen verbod, wel schadevergoeding. Beslissing aangehouden.

G-Sus heeft in de ‘women’s collection winter 2003’ van G-Sus is een jas genaamd ‘Rubber Boot’ opgenomen. Het betreft een korte jas met rits, capuchon en vier houtje-touwtje sluitingen. Low Land heeft in juli 2004 in opdracht van YaYa een partij korte jassen met rits, capuchon en houtje-touwtje sluitingen doen produceren. Begin september 2004 heeft Low Land 2.400 stuks van de jassen aan YaYa geleverd. Afbeeldingen van de jassen zijn opgenomen in vonnis.

In dit geding stelt G-Sus dat Low Land inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht en/of niet-ingeschreven gemeenschapsmodelrecht dan wel onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, door jassen te verhandelen die vrijwel identiek zijn aan de door G-Sus ontworpen ‘Rubber Boot’ jas.

Low Land dat de jas niet vatbaar is voor auteursrechtelijke bescherming. De rechter komt, zorgvuldig redenerend, tot een ander oordeel.

"Low Land heeft volstaan er in algemene zin op te wijzen dat houtje-touwtje sluitingen al sinds jaar en dag worden gebruikt, terwijl ook het afbiezen van mouwen met enigszins volumineus materiaal reeds op grote schaal in de confectie wordt toegepast. Wat de belijning van de jas en de capuchon betreft heeft Low Land aangevoerd dat zij niet inziet waarin het oorspronkelijke van dat element schuilt. Dat betoog faalt. Dat een of meer van de gecombineerde elementen op zichzelf reeds bekend waren, is niet van belang. Bij de voor het auteursrecht noodzakelijke oorspronkelijkheid gaat het er immers om of de maker subjectieve keuzes heeft gemaakt bij de creatie van het werk. Die keuzes kunnen – zoals hier – ook bestaan in het op een bepaalde manier combineren van al bekende elementen. De stelling van Low Land dat de elementen ook indien zij gezamenlijk worden beschouwd niet oorspronkelijk zijn, heeft zij niet onderbouwd, zodat die stelling wordt verworpen. Het ter zake gedane bewijsaanbod wordt mitsdien gepasseerd." (4.4)

Het gevraagde verbod wordt niet opgelegd. Het belang hierbij ontbreekt nu Low Land een onthoudingsverklaring getekend heeft die voldoende duidelijk en niet dubbelzinnig is. Hier komt bij dat gesteld noch gebleken is dat overtreding van die onthoudingsverklaring nadien heeft plaatsgevonden.

Met betrekking tot de toerekenbaarheid aan Low Land,stelt Low land dat er geen enkele reden had om te vermoeden dat het door YaYa aan haar ter beschikking gestelde kledingmonster inbreukmakend was.

"In het kader van haar vergewissingsplicht heeft Low Land niet mogen volstaan met het enkel afgaan op de verklaring van YaYa dat het kledingmonster vrij was van rechten. Als professional in de confectiebranche had zij immers dienen te begrijpen dat die verklaring eraan voorbij ziet dat rechtenvrije kledingmonsters niet bestaan. Daartoe geldt dat het in casu niet gaat om schetsen of ontwerpaanwijzingen van een nog te fabriceren kledingstuk, maar om een daadwerkelijk bestaand model, dat dus door iemand ontworpen en vervaardigd is en derhalve een auteursrechtelijke maker zal hebben."

Low Land is gehouden de door de door G-Sus ten gevolge van de auteursrechtinbreuk geleden schade te vergoeden, dan wel de daarmee behaalde winst aan G-Sus af te dragen.

Bij de vaststelling van de winstafdracht, overweegt de rechtbank dat de inkoop/productieprijs van de vervaardigde jassen vooralsnog niet te bepalen is, nu die prijs in de door Low Land overgelegde factuur van haar Chinese fabrikant onleesbaar is gemaakt. Low Land zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld de integrale factuur, d.w.z. zonder dat daarin enig onderdeel onleesbaar is gemaakt, bij akte alsnog in het geding te brengen, waarna G-Sus daarop bij antwoord-akte mag reageren.

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 4024

Slechts variaties op hetzelfde thema

ib.gifVoorzieningenrechter Zwolle-Lelystad, 22 mei 2007, KG ZA 07-126. Çak Textile B.V. tegen SHR Fashion B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof)

Vonnis over vermeende inbreuk op auteursrecht Ibiza spijkerbroek. Beschermbaarheid van (sier)stiksels, achterzakken, kleingeldzakje en vier spijkerknoopjes met daarop een logo?

Çak stelt dat de door haar gevoerde spijkerbroek van het merk LTB type Ibiza een auteursrechtelijk beschermd werk is en dat SHR inbreuk maakt op haar auteursrechten door een spijkerbroek van het merk Blackburn type Anna Strike Wash op de markt te brengen. SHR betwist dat de Ibiza spijkerbroek van Çak een auteursrechtelijk beschermd werk is.

De voorzieningenrechter overweegt dat een spijkerbroek een veel voorkomend kledingsstuk is ‘(het straatbeeld lijkt er hier te lande in het huidige tijdsgewricht zelfs vrijwel geheel door bepaald te worden)’ en dat (vrijwel) alle spijkerbroeken mede afhankelijk van de mode bepaalde kenmerken gemeen hebben. De elementen die volgens Çak tezamen het eigen, oorspronkelijk karakter aan de Ibiza spijkerbroek geven, leveren niet een kenmerkende en/of opvallend creatieve combinatie op en betreffen volgens de voorzieningenrechter ‘slechts variaties op hetzelfde thema’ zoals dat bij andere spijkerbroeken te zien is.

De volledige (door gedaagde) gevorderde proceskosten worden afgewezen, omdat de vordering niet voldoende zou zijn onderbouwd.

Lees het vonnis (helaas zonder plaatjes) hier.

IEF 3984

Zig-zag

zig-zag.bmpRechtbank Haarlem, 16 mei 2007, HA ZA 06-1399. Cassini Spa tegen Loods 5 Zaandam B.V. c.s. (met dank aan Helen Maatjes, Intellectueel Eigendom Advocaten)

Geschil over Rietvelds Zig-Zag stoel, verkocht in Loods 5, maar niet door Loods 5, de beheerder van de loods/ woonfactory outlet, maar door een zelfstandige deelnemer in de loods. Overeenkomst met de al dan niet vertegenwoordigingbevoegde Stichting Beeldrecht.

Cassini is sinds 1927 een meubelfabrikante en verkoopt onder meer de Zig-Zag stoel van Rietveld, op basis van een overeenkomst tussen Stichting Gerrit Th. Rietveld, Stichting Beeldrecht en Cassini.

Stichting Beeldrecht heeft Halola, een van de deelnemers die door Loods 5 in de gelegenheid wordt gesteld om hun producten te verkopen, aangesproken op het zonder toestemming van Beeldrecht nabootsen van Rietvelds zig-zag stoel.

Bij brief van haar directeur laat Halola weten alle stoelen uit de winkel zijn gehaald en de verkoop te hebben gestaakt. Inmiddels waren 188 stoelen verkocht. Beeldrecht laat weten alsnog een vergoeding te ontvangen voor het ongeautoriseerd vermarkten van plexiglazen reproducties van de zizagstoel. Halola betaalt het voorgestelde bedrag. Twee maanden later worden Loods 5 en Halola door Cassina gesommeerd haar inbreukmakend en onrechtmatig handelen te staken. In deze procedure vordert Cassina onder meer dat Loods 5 en Halola wordt verboden inbreuk te maken op verschillende Rietveld meubelen.

Loods 5 en Halola betwisten de gestelde inbreuk niet. Zij beroepen zich erop dat zij reeds op de inbreuk op de auteursrechten van Rietveld zijn aangesproken door Beeldrecht en een minnelijke regeling ter zake hebben getroffen. Cassina stelt dat de minnelijke schikking uitsluitend namens de auteursrechthebbende is getroffen voor wat betreft de door haar geleden schade, te weten de gederfde royalty's.

De rechtbank overweegt dat onder omstandigheden geen beroep kan worden gedaan op de onbevoegdheid van de vertegenwoordiger, met name indien schijn van bevoegdheid is gewekt door verklaringen of gedragingen van de vertegenwoordigde, dan wel door andere feiten. In het onderhavige geval oordeelt de rechtbank dat het gerechtvaardigd vertrouwen van Loods 5 en Halola bescherming verdient, onder meer door de gevoerde correspondentie door (de advocaat van) Beeldrecht, waarin uitsluitend de term 'vergoeding' is gebruikt, en geen onderscheid is gemaakt tussen gederfde royalty's en schadevergoeding. De getroffen regeling tussen Halola en Beeldrecht geldt ook voor Loods 5, aangezien de eerste sommatiebrief van Beeldrecht aan Loods 5 was gericht. De vorderingen van Cassina worden afgewezen en Cassina wordt veroordeeld in de proceskosten.

Lees het vonnis hier (niet geheel scherpe verveelvoudiging).

 

IEF 3972

Paletti Collections tegen Shoeby-Shop

Rechtbank ‘s-Gravenhage 7 mei 2007, KG 07-280 (Paletti tegen Shoeby)

Auteursrecht en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht op kinderkleding. Ontlening is aannemelijk. Volgens de Voorzieningenrechter moet er in dit kort geding vanuit worden gegaan dat bij alle drie ingeroepen ontwerpen van Paletti sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk en van een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel.

Het gaat in deze zaak om drie ontwerpen voor meisjeskledingstukken uit de zomercollectie 2006 van eiseres Paletti. Deze kledingstukken zijn in het voorjaar van 2005 ontworpen door Paletti en vanaf voorjaar/zomer 2005 aangeboden aan de detailhandel. Tot de zomercollectie 2007 van gedaagden Shoeby Shop c.s. behoren onder meer 3 meisjeskledingstukken uit de Jilly & Mitch lijn. Deze zijn op zijn vroegst in januari 2006 door Shoeby Shop ontworpen. Paletti vordert – samengevat – een auteursrechtinbreukverbod, alsmede een verbod tot het maken van inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, voorts een verbod tot onrechtmatig handelen door Shoeby Shop cs met diverse nevenvorderingen. Lees hier verder.

IEF 3955

Loveseats

mickey.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch, 27 april 2007, KG ZA 07-170. Baxter SRL. Tegen De Jong Holding B.V. c.s. (met dank aan Mr.  Leo van Osch, KZO Advocaten).

Geen auteursrecht op stoelen. Zitmeubelen worden in belangrijke mate door de gebruiksbehoeften van de consument bepaald en onafhankelijk tot hetzelfde resultaat komen is daarom denkbaar. Geen slaafse nabootsing. “De geringe impact van de door Baxter gestelde inbreuk” verhindert een werkelijke proceskostenveroordeling.

Tot het assortiment van meubelproducent Baxter behoort een zitmeubel met de modelnaam “Mickey Extra Armstoel” (afbeelding). De Mickey heeft de vorm van een extra brede/oversized armstoel, welk model door partijen ook wel wordt aangeduid als eenzitsbank” of love-seat”. Er bestaan exclusieve Baxter-shops in diverse landen, waaronder Nederland. Gedaagden, De Jong c.s. hebben een groothandel in antiek en in huiden, hebben door een derde onderneming enkele zitmeubels laten vervaardigen, die net als voornoemd model Mickey de vorm hebben van een oversized armstoel. Baxter stelt dat er sprake is van auteursrechtinbreuk.

De voorzieningenrecht stelt echter: “Technische objectieve inventiviteit valt in het algemeen niet onder de creativiteit die het auteursrecht beschermt; het moet gaan om het subjectieve persoonlijk karakter dat in het werk tot uitdrukking wordt gebracht. Van een dergelijk karakter is ten aanzien van de Mickey-arrnstoel naar het voorlopig oordeel van de rechter geen sprake. De rechter stelt daarbij voorop dat de voorwerpen waar het in dit kort geding om gaat, zitmeubelen en dus gebruiksvoorwerpen zijn, waarvan de vorm en afmeting in belangrijke mate door de gebruiksbehoeften van de consument worden bepaald. Het is daarom alleszins denkbaar dat een derde, onafhankelijk van Baxter, bij het maken van een armstoel tot nagenoeg hetzelfde resultaat als de Mickey komt. De vormgeving is immers voornamelijk het resultaat van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten. die daarom niet in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming.” (4.3)

” Echter, ook wanneer de vorm van een werk tot stand is gekomen in een met het oog op het behalen van een technisch of gebruiksvoordeel beperkte keuzevrijheid. kan sprake zijn van een werk dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijke stempel van de maker draagt. Er is echter door Baxier voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een zodanige creatieve, bijzondere en afwijkende toepassing van een element of onderdeel van (de vormgeving van) haar armstoel, dat auteursrechtelijke bescherming daarvan is gerechtvaardigd. Gegeven de min of meer vaststaande en gebruikelijke vorm van een armstoel, bezit de Mickey om tot die conclusie te kunnen komen onvoldoende bijzondere kenmerken. Het gebruik van een bepaald type en bepaalde kleur bekleding voor de armstoel - in casu koeienhuid - geniet op zichzelf naar vaste rechtspraak geen auteursrechtelijke bescherming. Verder is de grote. “oversized” afmeting van de Mickey-armstoel niet uniek en daarom in dit kader van onvoldoende gewicht. Van een extreme vorm” - zoals door Baxter bepleit - is geen sprake.”(4,4)

”Voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing, is primair vereist dat de Mickey in uiterlijke zin een onderscheidend vermogen heeft ten opzichte van soortgelijke armstoelen op de markt. Het gaat daarbij om het totaalbeeld dat die producten oproepen bij een gemiddeld (kopers-)publiek. De rechter is voorshands van oordeel dat de Mickey voormeld onderscheidend vermogen mist. Ook in dit kader is van belang - zoals hiervoor reeds is overwogen - dat de vormgeving van een armstoel voornamelijk wordt bepaald door de gebruikseisen die de consument aan dat soort stoelen stelt. Verder wordt door De Jong c.s. op geen enkele wijze aandacht gevraagd voor de herkomst van hun armstoel als zijnde afkomstig van Baxter. Bovendien is er sprake van een aanzienlijk prijsverschil tussen de Mickey en de armstoel van De Jong c.s.. Onder deze omstandigheden valt verwarringsgevaar niet te vrezen.“ (4,5)

“Een veroordeling in de daadwerkelijk gemaakte kosten conform de Handhavingsrichtlijn zoals door De Jong c.s. verzocht, acht de rechter in het onderhavige geval niet billijk. De impact van de door Baxter gestelde inbreuk en - in het verlengde daarvan - van deze kortgedingprocedure op De Jong c.s., is voor een dergelijke veroordeling te gering.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3936

Kledingvoorschrift

kleding.bmpRechtbank ‘s-Gravenhage 7 mei 2007, KG 07-280. Paletti Collections B.V. tegen Shoeby-Shop c.s.

Auteursrecht en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht op kinderkleding. Ontlening is aannemelijk.

Het gaat in deze zaak om drie ontwerpen voor meisjeskledingstukken uit de zomercollectie 2006 van eiseres Paletti. Deze kledingstukken zijn in het voorjaar van 2005 ontworpen door Paletti en vanaf voorjaar/zomer 2005 aangeboden aan de detailhandel. Tot de zomercollectie 2007 van gedaagden Shoeby Shop c.s. behoren onder meer 3 meisjeskledingstukken uit de Jilly & Mitch lijn. Deze zijn op zijn vroegst in januari 2006 door Shoeby Shop ontworpen.

Paletti vordert – samengevat – een auteursrechtinbreukverbod, alsmede een verbod tot het maken van inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, voorts een verbod tot onrechtmatig handelen door Shoeby Shop cs met diverse nevenvorderingen.

Volgens de Voorzieningenrechter moet er in dit kort geding vanuit worden gegaan dat bij alle drie ingeroepen ontwerpen van Paletti sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk en van een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel.

Shoeby Shop c.s. hebben volgens de rechter geen relevant overzicht verschaft van het vormgevingserfgoed van dit soort kinderkleding. Hetgeen zij in dit verband naar voren hebben gebracht bevat naar eigen zeggen uitsluitend materiaal dat stamt van ná het uitbrengen van de dagvaarding, te weten overzichten van diverse thans gevoerde (kinder)kledingcollecties die in brochures en op internet zijn te vinden in maart 2007: “Shoeby Shop c.s. verliezen daarmee evenwel de datering van de Paletti ontwerpen uit het oog, die voorshands auteursrechtelijk moet worden bepaald in het voorjaar van 2005 en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrechtelijk in de zomer van 2005, althans in januari 2006.

Het verweer van Shoeby Shop c.s. dat geen sprake is van werken of modellen van Paletti, omdat beweerdelijk alle toegepaste kenmerkende vormgevingselementen zouden worden bepaald door de huidige mode, trend of stijl of door eisen van functionaliteit, kan volgens de rechter evenmin doel treffen vanwege het ontbreken van enige steekhoudende onderbouwing. Overigens komt volgens de rechter geen van de door Shoeby Shop c.s. overgelegde (maar ontijdige) afbeeldingen van ontwerpen naar voorlopig oordeel ook maar in de buurt van de ontwerpen van Paletti: “Zodoende dient er in dit kort geding van te worden uitgegaan dat de ontwerpen van Paletti origineel zijn. In die optiek is bovendien bij alle drie ontwerpen auteursrechtelijk sprake van een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Ook moet zodoende worden aangenomen dat de Paletti ontwerpen modelrechtelijk nieuw zijn, dus dat er geen identieke modellen (waarmee is bedoeld: ontwerpen waarvan de kenmerken slechts in onbelangrijke details van die van de Paletti ontwerpen verschillen) voor het publiek ter beschikking waren voor de zomer van 2005, althans januari 2006. En tenslotte moet zodoende worden aangenomen dat deze ontwerpen Gemeenschapsmodelrechtelijk een eigen karakter hebben, dus bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken, dan die van modellen voorafgaand aan de zomer van 2005, althans januari 2006.”

De totaalindruk van het ontwerpen van Paletti worden voorshands niet voldoende afwijkend geoordeeld van die van Shoeby Shop c.s.. Voorshands wordt dan ook geoordeeld dat Shoeby Shop c.s. ten aanzien van alle drie de ontwerpen inbreuk maken op de ontwerpen van Paletti: “Dat Shoeby Shop c.s. zelfstandig in alle drie gevallen onafhankelijk van de Paletti ontwerpen en zonder daaraan te ontlenen tot hun ontwerpen zouden zijn gekomen, zoals zij stellen, maar geenszins onderbouwen, is voorshands bij deze stand van zaken, alleen al gelet op het verschil in ontstaan in de tijd van de ontwerpen van Paletti en Shoeby Shop c.s. en de niet betwiste positie van (…) [Paletti’s] kleding op de markt, onaannemelijk en moet worden verworpen.” De vorderingen van Paletti worden dan ook grotendeels toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3892

Bouwdrogers

bdrgrs.gifRechtbank Arnhem, 7 april 2006 KG ZA 05-776. Calorex Heat Pumps Ltd. Tegen  Jako Bouwmachines B.V. en Airned B.V. (met dank aan Françoise Alsters, Poelmann van den Broek).

Geen auteursrechtinbreuk op en geen slaafse nabootsing van een bouwdroger. De belangrijkste overeenkomsten tussen de bouwdrogers van technische aard en het relevante publiek let niet primair op de vormgeving.

Calorex vervaardigt diverse klimaatbeheersingsproducten die temperatuur en vocht reguleren in gebouwen en industriële processen. Zij heeft een bouwdroger ontwikkeld, die in de bouw onder andere wordt gebruikt om het drogen van betonnen muren en vloeren te versnellen en om huizen en andere gebouwen te drogen als er waterschade is opgetreden. Airned is actief op het gebied van de luchtbehandeling en koudetechniek en heeft recentelijk ook een bouwdroger ontwikkeld (de BT800S). Jako is exclusief distributeur in Nederland.

Calorex vordert een verbod met nevenvorderingen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het belangrijkste onderdeel van de bouwdroger van Calorex - zoals zij zelf ook heeft betoogd - de gekantelde toestand betreft, welke toestand mogelijk wordt gemaakt door aan de achterzijde van de bouwdroger een beugelstandaard aan te brengen. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze standaard onmiskenbaar een constructie is die is gericht op het bereiken van een functioneel resultaat:

“De vormgeving wordt in dit opzicht dus bepaald door technische eisen. De keuze voor een beugelstandaard, die maakt dat de bouwdroger in een diagonale stand kan worden geplaatst, is derhalve niet een uiting van datgene wat de maker, Calorex in dit geval, tot zijn arbeid heeft bewogen.’ Ook de beugel aan de voorzijde is niet beschermd, omdat deze ‘het immers mogelijk maakt dat de bouwdroger rechtop kan worden gezet en dat deze makkelijk kan worden getransporteerd.”

Het glooiende oppervlak van de beugel is sterker en beschermd beter tegen aantasting door de omgeving waarop deze is geplaatst. Ook de ronding van de bouwdroger en de beugel aan de voorzijde komt dus niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking.

De voorzieningenrechter oordeelt vervolgens dat de voorgaande kenmerken echter in combinatie met de overige kenmerken van de bouwdroger van Calorex toch een eigen oorspronkelijk karakter geven aan de bouwdroger, ‘zij het dat de reikwijdte van de auteursrechtelijke bescherming zeer gering wordt geacht en zich slechts uitstrekt tot identieke of nagenoeg identieke werken, waarbij de totaalindruk overeenstemmend is.’ De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de BT800S verschilt van de bouwdroger van Calorex en dat Calorex daarmee geen bescherming aan haar bouwdroger kan ontlenen.

Slaafse nabootsing wordt ook niet aangenomen, omdat onvoldoende duidelijk is wanneer Calorex haar bouwdroger op de markt heeft gebracht en vooralsnog niet kan worden gezegd dat de verschijningsvorm van de bouwdroger van Calorex zich in zijn verschijningsvorm duidelijk onderscheidt van soortgelijke producten. Bovendien zijn de belangrijkste overeenkomsten tussen de bouwdrogers van technische aard en hebben zij met de vormgeving van de bouwdrogers als zodanig niets van doen. Tenslotte gaat het volgens de voorzieningenrechter bij het publiek op de relevante markt (de bouwvakkers) primair om de kwaliteit en functionaliteit van de bouwdroger en niet om de uiterlijke verschijningsvorm.

Calorex wordt veroordeeld in de forfaitaire proceskosten van Jako en Airned.

Lees het vonnis hier.

IEF 3887

Eerst even voor jezelf lezen

- HvJ EG, 26 april 2007, in zaak C-348/04. Prejudiciële vragen in procedures Boehringer Ingelheim KG & diverse farmaceuten.

Het HvJ spreekt zich uitgebreid uit over het ompakken van geneesmiddelen.

Lees het arrest hier.

- HvJ EG, 26 april 2007, In zaak C-412/05 P. Alcon Inc tegen OHIM/ Biofarma SA.

Oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvrage voor het woordmerk TRAVATAN, oppositie door houder van ouder nationaal woordmerk TRIVASTAN.

Lees het arrest hier.

-Rechtbank Amsterdam, 26 april 2007, KG ZA 07-480 OdC/SK. Jensen tegn Google (met dank aan Madeleine de Cock Buning, De Brauw Blackstone Westbroek).

Het is de eigenaar van de website die de inhoud van de website bepaalt en ook invloed kan uitoefenen op het resultaat van de zoekopdracht. Dat wellicht de eigenaar van de websites onrechtmatig handelt jegens Jensen  door haar naam ten onrechte aan de sekswebsites te verbinden, brengt niet mee dat Google een daarvan afgeleide onrechtmatige daad jegens Jensen pleegt en daarom de plicht jegens Jensen zou hebben om tot verwijdering van de zoekresultaten over te gaan.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank Arnhem, 7 april 2006 KG ZA 05-776. 7 april 2006 is gewezen tussen Calorex Heat Pumps Ltd. Tegen  Jako Bouwmachines B.V. en Airned B.V. ( met dank aan Françoise Alsters, Poelmann van den Broek).

Bouwdroger. Geen auteursrecht en slaafse nabootsing.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank Amsterdam, 25 april 2007, HA ZA 06-3272. Stichting Brein en 123 anderen tegen gedaagde (met dank aan Hanneke Holthuis, Höcker).

Markthandelaar is al drie keer betrapt op het handelen in illegale cd's en dvd's met muziek, films en videogames en heeft  daardoor een fors bedrag aan boetes verbeurd. Krijgt nu een verbod opgelegd op straffe van lijfsdwang of dwangsom, naar keuze van BREIN

Lees het vonnis hier. Persbericht Brein hier.

- Rechtbank Utrecht, 27 april 2007, KG ZA 07-254. Heering Kunststof Profielen B.V. tegen Milin B.V.(met dank aan Evert van Gelderen en Michael Gerrits, De Gier & Stam).

Vonnis over slaafse nabootsing. Verkoop valt niet onder “slaafse nabootsing”, maar verkoop van onrechtmatig nagebootst product kan toch onrechtmatig zijn tegenover degene van wie het product is nagebootst. Geen volledige proceskostenveroordeling.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 april 2007, KG ZA 07-0382. ID/FARMA B.V. tegen KNMP.

ID/farma stelt o.a.  dat dreigt dat KNMP met haar nieuwe product de KNMP Kennisbank inbreuk zal maken op het auteursrecht dat ID/farma toekomt.

Lees het vonnis hier.