DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 1912

Esthetisch bepaald

Rechtbank Zutphen, 11 april 2004, LJN: AW0898. Holtkamper B.V. tegen Gerjak B.V.

Vonnis in de hier al even voorbesproken caravantenttrailerzaak. De Rechtbank Zutphen komt met esthetische variant van het begrip ‘technisch bepaald’: iets kan uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs uit iets anders voortvloeien.

Een tenttrailer is een aanhanger met een uitvouwbare tent. De vormgeving van diverse tenttrailers van Holtkamper bestaat sinds 1982 uit een per model verschillend patroon van driehoekige vlakken, gevormd door tentramen, raamluifel en/of vlakken tentdoek.

Gedaagde Gerjak heeft in haar assortiment onder meer tenttrailers. Najaar 2005 brengt Gerjak een nieuwe uitvoering van haar tenttrailer model Tago Settler op de markt. De tent van deze tenttrailer bestaat uit patronen met driehoekige vlakken.


Door Holtkamper c.s. is echter niet weersproken, dat een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van tenttrailers reeds ruim vóór 1982 is toegepast in door andere fabrikanten vervaardigde tenttrailers. Dit brengt met zich dat - zo er voor tenttrailers al een auteursrecht zou rusten op de driehoeksconstructie - dit auteursrecht niet toekomt aan eiser 1, de directeur van Holtkamper, hetgeen door Holtkamper c.s. ook niet is gesteld.

Uit de keus voor een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van een tenttrailer vloeien driehoekige elementen en patronen uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs voort. Hieruit volgt, dat om voor driehoekige elementen en patronen ten behoeve van tenttrailers auteursrechten te doen ontstaan, vereist is dat de combinaties daarvan een oorspronkelijk werk opleveren en daarmee aan de betreffende tenttrailers een eigen en persoonlijk karakter geven.

Indien en voor zover in rechte al mocht komen vast te staan, dat aan de door Holtkamper B.V. gebruikte combinaties van driehoekige elementen en patronen ten behoeve van haar tenttrailers auteursrechten toekomen aan eiser 1, hetgeen door Gerjak gemotiveerd is bestreden, kan dit Holtkamper c.s. niet baten.

Immers, zoals hiervoor overwogen, is iedere individuele tenttrailer van Holtkamper B.V. door de toegepaste andere combinaties en andere kleurstellingen in zijn totaliteit afwijkend van de Tago Settler tenttrailer. Deze stelling van Holtkamper c.s. moet daarom worden verworpen.

Ook van slaafse nabootsing is geen sprake. Vast staat dat Gerjak met de keus voor het toepassen van een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van de Tago Settler tenttrailer heeft voortgebouwd op ook door andere fabrikanten dan Holtkamper B.V. eerder gebezigde constructies, alsmede dat uit de keus voor die constructie combinaties van driehoekige elementen en patronen uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs voortvloeien.

Lees het vonnis hier.
IEF 1833

De mare Liberum

Rechtbank Leeuwarden, 1 maart 2006, HA ZA 05-36. Imtech Marine & Offshore BV tegen  Alewijnse Noord BV en IP Engineering BV.  (Met dank aan Christel Jeunink, Dirkzwager Advocaten & Notarissen

Over de vraag of Imtech auteursrechten kan inroepen voor hoofdschakelkasten bestemd voor schepen, en zo ja, of Alewijnse Noord en IP Engineering inbreuk hebben gemaakt op deze auteursrechten.

Zowel Alewijnse Noord als Imtech leveren diensten op het gebied van boordautomatisering. Beide partijen vervaardigen in dit kader hoofdschakelkasten. IP Engineering is zowel leverancier van Alewijnse Noord als van Imtech. Royal Huisman Shipyard, een grote scheepswerf voor luxe jachten, heeft Alewijnse Noord een opdracht gegund tot het vervaardigen van een hoofdschakelkast. IP Engineering is door Alewijnse Noord ingeschakeld voor de vervaardiging van het plaatwerk van de betreffende hoofdschakelkast. In de procedure voor de Rechtbank Leeuwarden stelt Imtech dat de geleverde hoofdschakelkast een verveelvoudiging is van eerder door haar vervaardigde hoofdschakelkasten en vordert onder meer een inbreukverbod.

De vorderingen van Imtech stranden op het primaire verweer van Alewijnse Noord en IP Engineering, namelijk dat geen auteursrechten op de hoofdschakelkasten rusten, omdat de uiterlijke kenmerken uitsluitend het resultaat zijn van technische eisen en derhalve objectief bepaald zijn. 

De rechtbank is wel met Imntech van oordeel dat de functionaliteit van een (element van een) product niet per definitie verhindert dat het product een eigen oorspronkelijk karakter heeft. De stelling van Imtech dat de maker subjectieve keuzes heeft gemaakt neemt echter niet weg dat die keuzes grotendeels objectief zijn bepaald, omdat ze voornamelijk gericht zijn op een beoogd technisch effect. Dát er keuzes zijn gemaakt onvoldoende, het gaat erom wat voor soort keuzes er zijn gemaakt.

Lees het vonnis hier.

IEF 1721

Jurkjes

Rechtbank Leeuwarden, 2 maart 2006, KG ZA 06-43. Lucy Locket Ltd tegen Van der Meulen Sneek B.V. / Intertoys Holland. (Met dank aan De Gier & Stam Advocaten)

Hoe oud je ook bent, als meisje wil je natuurlijk nóóit worden gezien in dezelfde jurk als iemand anders. De Rechtbank Leeuwarden heeft daar begrip voor en voegt en passant nog een mooie formulering toe aan het IE-recht:  “De beide jurken lijken opvallend sterk op elkaar, met name ook in de totaalindrukken.”

Lucky Locket brengt in Nederland een kinderjurk van het model Dragonfly op de markt. Van der Meulen brengt een gelijkende jurk op diezelfde Nederlandse markt onder de naam Who’s that Girl? Van der Meulen maakt met die jurk volgens eiseres Lucky Locker inbreuk op het aan haar toekomende auteursrecht.

De ter toelichting overgelegde afbeeldingen tonen meisjesjurken die onderling enige gelijkenis vertonen door het gekozen model met een aansluitende bovenkant en een rokje vanaf het middel. Ook is zichtbaar dat het lijfje vaak, meestal deels, uit smokwerk bestaat en dat gebruik is gemaakt van spaghettibandjes over de schouders. In dit kort geding is naar oordeel van de voorzieningenrechter echter voldoende aannemelijk geworden dat de Dragonfly jurk binnen de genoemde grenzen een zodanig gebruik heeft gemaakt van kleurcombinaties, materialen en vormgeving dat de jurk een eigen karakteristiek uiterlijk heeft, waardoor deze zich onderscheidt van andere meisjesjurken. Aan de Dragonfly jurk komt derhalve voorshands auteursrechtelijke bescherming toe.

De Who’s that Girl?-jurk van gedaagde  stemt in het geheel genomen sterk overeen met de Dragonflysjurk, onder andere door detailleringen als stiksels, afbeeldingen, positie van pailletjes, kraaltjes en vleugelvorm.

In tegenstelling tot wat gedaagde stelt is Lucky Locket wel degelijk auteursrechthebbende, doordat zij opdracht heeft gegeven, de rechten aan haar zijn overgedragen en ‘inzage is verschaft in het schetsontwerp van de jurk’.

De vorderingen woorden grotendeels toegewezen. Intertoys stelt nog dat niet zij in staat is haar franchisenemers te verplichten de jurken te retourneren, maar van haar mag toch minstens worden verlangd dat zij al haar afnemers schriftelijk, met opgaaf van reden, verzoekt om ze terug te leveren onder creditering van het betaalde bedrag. Lees het vonnis hier.

IEF 1692

Proefproces

De Gelderlander bericht heel kort dat "De Taiwanese fabrikant en Nederlandse importeur van de scooter Filly een proefproces hebben aangespannen tegen de Nijmeegse scooterimporteur Brittijn Import BV. Het geding dient volgende week vrijdag. importeur KYBE uit Purmerend verkoopt de Nijmeegse importeur een scooter die erg op de Filly lijkt. Daarmee zou inbreuk worden gemaakt op het auteursrecht van Filly-fabrikant KYMCO. Als het proces succesvol uitvalt voor de Taiwanese fabrikant volgen meer rechtszaken tegen andere scooterimporteurs. Lees hier meer.
IEF 1657

De geest van de waarschuwing (3 & 4)

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 16 februari 2005. Eén kort geding, twee arresten: (1) Goliath B.V. tegen Canenco B.V en (2) Jakks Pacific Inc. tegen Canenco B.V. Het Haagse Hof nuanceert de feiten en vernietigt dit vonnis van de Haagse voorzieningenrechter.
 
De voorzieningenrechter stelde eerder vast dat Goliath en Jakks jegens de afnemers gesteld zouden hebben dat er sprake zou zijn van inbreuk, maar dat er bij marginale toetsing geen sprake is van inbreuk op auteursrecht of (ongeregistreerd) modellenrecht, en dat Goliath en Jakks daarom onrechtmatig gehandeld hebben.

Het hof acht echter aannemelijk dat distributeur Goliath aan Intertoys, Bart Smit en Toys ‘r Us slechts heeft meegedeeld dat Jakks, de producent van Fly Wheel, aan concurrent Canenco heeft laten weten dat zij bezwaar heeft tegen de verkoop van de Rip Racer omdat daarmee intellectuele eigendomsrechten van Jakks geschonden zouden worden. Deze mededeling kan niet als in strijd met de waarheid worden aangemerkt en er is dus geen sprake van onrechtmatig handelen. Of er wel of geen sprake is van inbreuk kan volgens het hof in het midden blijven.

Ook Jakks kan niet worden tegengeworpen dat zij de mededeling aan haar distributeur heeft gedaan. Afgezien van de uiteindelijke rechtsgeldigheid van de aanspraken, is het voor het hof aannemelijk dat de mededeling serieus was bedoeld.

Tussen Jakks en Goliath is over deze zaak overleg geweest en  Goliath beschikte over een (concept-)brief van de Franse advocaat van Jakks. Tussen Jakks en Goliath bestaat daarnaast een contractuele relatie en zij hebben een gezamenlijk en gerechtvaardigd belang bij handhaving van eventuele intellectuele eigendomsrechten op de Fly Wheel. Aan het kan niet worden tegengeworpen dat zij 'samen optrekken'. Niet aannemelijk is geworden dat Jakks en Goliath welbewust hebben samengespannen tegen Canenco met het oogmerk Canenco te schaden en dat de mededeling aan Canenco als een loos dreigement moet worden aangemerkt."

Op hun beurt vorderen Goliath en Jakks Canenco te gelasten een rectificatiebrief te sturen. Zij moesten immers na betekening van het vonnis van de voorzieningenrechter gedwongen rectificatiebrieven sturen met een onjuiste inhoud. Het hof overweegt dat het versturen van een rectificatie - een zuiver feitelijk doen - zich naar haar aard niet leent voor ongedaanmaking. Een eventuele waardevergoeding (art. 6:210 lid 2) dient in een afzonderlijke procedure aanhangig gemaakt te worden. 

Maar eigenlijk hebben Goliath en Jakks onvoldoende belang bij de vordering tot ongedaanmaking. Het staat hen immers vrij na vernietiging van het vonnis zelf een brief sturen aan haar afnemers. Een rectificatie van de wederpartij zou daar weinig aan toevoegen in de ogen van het hof.

Lees arrest 1 hier, arrest 2 hier.

IEF 1641

Niet mokken

Rechtbank ’s-Gravenhage, 15 februari 2006, HA ZA 04-2892. Home Products Benelux B.V. / Atag Etna Pelgrim Home Products B.V. Tegen Boretti B.V.

Nog geen auteursrechtelijke bescherming voor recepten, maar wel alvast voor kookplaten. Atag vordert Boretti te verbieden om inbreuk te maken op haar auteursrechten terzake de gaskookplaat, alsmede terzake de wokdrager en/of pandrager. Alleen de gehele gaskookplaat wordt beschouwd als een ongeoorloofde verveelvoudiging in gewijzigde vorm.

De rechtbank behandelt allereerst de beweerdelijke inbreuk van de losse pan- en wokdragers. "De rechtbank kan er daarbij veronderstellenderwijs van uitgaan dat deze individuele pan- en wokdragers een auteursrechtelijk te beschermen werk opleveren, nu zij van oordeel is dat voor geen van beide dragers van inbreuk sprake is." Ten aanzien van de pan- en wokdragers stelt de rechtbank dat de totaalindrukken onvoldoende overeenstemmen en dat, gezien de relatief eenvoudige ontwerpen, Boretti voldoende afstand heeft gehouden.

Voor de kookplaat als geheel ligt dat anders. Bij dupliek heeft Boretti nog wel genoemd dat de kookplaat van Atag niet in aanmerking komt voor auteursrechtelijk bescherming, maar heeft die stelling niet nader onderbouwd. Integendeel, desgevraagd heeft Boretti zelfs geen concreet voorbeeld kunnen geven van haar stelling dat Atag met haar kookplaat de trend “bestaande uit een strakke vormgeving van zwarte glazen rechthoekige bodemplaten met zwarte branders en knoppen” zouden hebben nagevolgd.

Mede in aanmerking genomen dat aan Atag voor het ontwerp de 'Goed Industrieel ontwerp prijs 1998' heeft gekregen en Boretti onvoldoende heeft weersproken dat tot aan het op de markt komen van de gaskookplaten van Atag niet zozeer individuele pandragers maar roosters werden ingezet, gaat de rechtbank ervan uit dat de kookplaat is te beschouwen als een werk in de zin van de auteurswet.

De totaalindrukken van beide kookplaten vertonen een dusdanige gelijkenis, dat de gaskookplaten van Boretti niet als zelfstandige werken zijn aan te merken. "Bij dit een en ander is verder van doorslaggevend belang dat ook al zouden sommige van eerder genoemde keuzes ieder voor zich een uiting van een stijl/trend (“terughoudend” design) zijn of in zekere mate technisch bepaald (er zouden voor de branderconfiguratie maar drie mogelijkheden zijn: wokbrander links, rechts of in het midden), zoals door Boretti betoogd, door toepassing van juist deze combinatie van voornoemde keuzes, Boretti onvoldoende afstand heeft gehouden." Het grootste verschil tussen de twee kookplaten, te weten de stand van de branders (+-vorm en x-vorm) creëert geen wezenlijk andere totaalindruk. Gelet op de overeenstemming is het vermoeden gerechtvaardigd dat Boretti haar ontwerp aan Atag heeft ontleend.

Lees hier het vonnis.

IEF 1598

Namaakbatterij in namaakverpakking

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 februari 2006,  KG ZA 05-1655.  Nokia Corporation Tegen Erhan Telecom. Namaak Nokia-batterij Gedaagde moet inbreuk op de merk- en auteursrechten Nokia staken en gestaakt te houden, geen toewijzing schadevergoeding (niet spoedeisend) en niet nader genoemde nevenvorderingen (kader van kort geding te buiten gaand).

De Stichting Namaakbestrijding heeft bij gedaagde Erhan een batterij gekocht, verpakt in een blisterverpakking van blauw karton (met delen groen) waarop watervallen of stroomversnellingen staan afgebeeld. Zowel de verpakking, de batterij zelf als het op de batterij bevestigde etiket waren voorzien van het merk “NOKIA” en de aanduiding “BPS-2”. Erhan betwist dat deze batterij daadwerkelijk een namaakbatterij zou zijn. Nokia bewijst afdoende dat dat wel zo is.

Nokia heeft zulks in het kader van dit kort geding evenwel voldoende aannemelijk gemaakt door erop te wijzen dat de in de batterij aanwezige cel niet de gehele behuizing van de batterij vult (zoals blijkt uit een intern onderzoeksrapport), de in reliëf gevormde nummers in het door karton afgedekte gedeelte van de blisterverpakking in elkaar overlopen (waardoor deze zelfs niet meer leesbaar zijn) en de inkoop/verkoopprijs van Erhan beduidend lager ligt dan hetgeen gebruikelijk is (EUR 14,50 respectievelijk EUR 20,- tegenover EUR 40,-).

Deze feiten tezamen genomen maken niet aannemelijk dat de batterij (met verpakking) toch van Nokia afkomstig zou zijn en sprake zou zijn van fabricagefouten zoals Erhan nog heeft gesteld. 

Nu deze namaakbatterij verder voorzien is van het merk Nokia en voorts verpakt was in de beschreven verpakking die (afgezien van eerder genoemde in reliëf gevormde nummers in de blister) niet te onderscheiden valt van een originele Nokia batterij verpakking, is voldoende aannemelijk dat van merk- en auteursrechtinbreuk sprake is. 

Een verbod daartoe kan in dit kort geding worden toegewezen aangezien Nokia – in weerwil van het betoog van Erhan – geacht moet worden een spoedeisend belang bij haar verbodsvordering te hebben, gelet op de (dreiging van) voortschrijdende inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten.

Anders is dit evenwel voor het gevorderde voorschot op schadevergoeding, waarvan niet is toegelicht en ook niet valt in te zien welk spoedeisend belang Nokia thans bij toewijzing zou hebben. De nevenvorderingen zullen als het kader van dit kort geding te buiten gaand worden afgewezen.

De dwangsom is vatbaar is voor matiging door de rechter. Hiermee is ook de door Erhan betoogde verstrekkendheid van het verbod omdat hij verplicht zou worden iedere batterij uit de verpakking te halen en te controleren op technische eigenschappen die bovendien slechts aan Nokia bekend zouden zijn, afdoende geredresseerd te achten. Indien Erhan immers kan aantonen voldoende maatregelen te hebben genomen om de verkoop van namaakbatterijen van Nokia te voorkomen, zal een matiging van een eventueel verbeurde dwangsom in de rede liggen. Lees het vonnis hier.

IEF 1585

Scheepsmodel geen model

Rechtbank Dordrecht, 2 februari 2006, LJN: AV0868. Eisers tegen CRD / MONDO Marine. Scheepsmodel is geen model en ook niet auteursrechtelijk beschermd.

In opdracht van eiser sub 2 heeft eiser sub 1, een ontwerper van schepen, het exterieur en het interieur van een motorjacht met een lengte van 37 meter ontworpen, de "de 3700". Eiser sub 2 heeft met toestemming van eiser sub 1 in december 2002 het model van de 3700 gedeponeerd.

Op de website van gedaagde MONDO Marine wordt een motorjacht, de "MONDO Marine 40 Metri Fast" aangeboden, naar een ontwerp van "gedaagde sub 1 & Sydac". Eiser sub 1 en eiser sub 2 stellen dat MONDO Marine als scheepsontwerper CRD inbreuk maken op het auteursrecht en het modelrecht op de 3700. Rechtbank vindt dat echter niet aannemelijk.

“Naar voorlopig oordeel is het lijnenspel van (bijna volmaakte krommen) waarop eisers zich beroepen terug te vinden in de ontwerpen P15, P17, P65 en P73 van CRD. Voorts is dit lijnenspel te zien in het overgelegde ontwerp van Bill Dickson, gepubliceerd in Yachts International van september 2000, en Tim Saunders, gepubliceerd in The Superyachts, volume 14, 2001, zodat voorshands aannemelijk is geworden dat dit een stijlkenmerk betreft. Naar voorlopig oordeel is evenmin gebleken dat de wijze waarop de stuurhuis is verzonken anders dient te worden aangemerkt dan als een stijlkenmerk.

Dat sprake is van inbreuk op auteursrecht omdat de 40 Metri Fast net als de 3700 de hiervoor genoemde elementen combineert is naar voorlopig oordeel niet gebleken, nu CRD en ook andere ontwerpers eerder een combinatie van (al) deze kenmerken in een ontwerp hebben verenigd.

Het model van de 3700 is gedeponeerd op 20 december 2002, dat wil zeggen voordat het Protocol van 20 juni 2002 per 1 december 2003 in werking trad. Derhalve dient de vraag of sprake is van een onaantastbaar depot c.q. een uitsluitend recht te worden beoordeeld aan de hand van de criteria in de (oude) Eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen (BTMW).

Gedaagde sub 2] en CRD voeren onder meer aan dat het ontwerp van de 3700 is afgeleid van een eerder ontwerp van gedaagde sub 2 of CRD, welk ontwerp deze in maart c.q. in juli 2002 aan eiser sub 2 heeft voorgelegd. Dat verweer wordt gelezen als een beroep op onvoldoende 'nieuw' zijn van het gedeponeerde ontwerp van de 3700 om de beoogde modelrechtelijke bescherming te bieden, althans een recht op voorgebruik als bedoeld in art. 17 (oud) BTMW.

Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van het auteursrecht is overwogen en op de inhoud van productie 3 zijdens CRD en gedaagde sub 2, is het naar voorlopig oordeel niet onaannemelijk dat zodanig verweer in een bodemprocedure zal slagen. Dde vorderingen worden afgewezen." Lees het vonnis hier.

IEF 1553

Groeten uit Haarlem

Rechtbank Haarlem, 25 januar1 2005, LJN: AV0363. Matix Souvenirs B.V. tegen Deco World. Windmolens strijden voor de verandering eens tegen elkaar. Geen auteursrecht, geen slaafse nabootsing. Aardig is dat de windmolens van beide partijen in dezelfde Chinese fabriek worden gemaakt.

Matix stelt dat Deco c.s. inbreuk maakt op de auteursrechten van Matix, dan wel Matix slaafs nabootst omdat Deco c.s. souvernir-molentjes verkoopt die grote gelijkenis vertonen met de souvenir-molentjes van Matix, zowel wat betreft het concept als wat betreft de vormgeving.

In een brief van 15 januari 2004 van Deco c.s. aan Matix is, voor zover van belang, vermeld:

“Op de beurs Regards 2002 heb je een eigen serie kunsthars molens geïntroduceerd, hetgeen je goed recht is. Aangezien jouw molens er gedetailleerder uitzagen en bovendien zeer gunstig in de prijs liggen, waren wij hier zakelijk gezien niet blij mee. That’s business, en wij accepteerden ons verlies resp. nederlaag t.a.v. de kwaliteit en prijs. Het idee echter van Nederlandse kunsthars molens in de vorm zoals wij deze reeds 10 jaar hebben, en jij de imitatie 1 jaar, is van Deco !

We hebben nu op de beurs Regards 2003 onze eigen serie molens ten toon gesteld, die we reeds 10 jaar op de markt brengen. Inderdaad fraaier dan onze oude serie, de techniek verbetert en we zijn nooit te oud om iets te leren. De modellen hebben wij al 10 jaar in de collectie! In principe heb je nu hetzelfde gevoel, dat wij tijdens de beurs Regards 2002 hadden t.a.v. de door jou van ons geïmiteerde serie kunsthars molens! Heet dit “een koekje van eigen deeg” ? Jouw opstelling is kinderachtig te noemen.(...)”

De rechtbank overweegt als volgt:
 
Zoals de rechtbank uit eigen waarneming heeft kunnen constateren staat vast dat geen van de 6 modellen van Deco c.s. identiek zijn aan de 4 modellen van Matix. (…) Op grond van die ontwikkeling is bij de laatste versie van de molentjes van Deco c.s. een stijlbreuk te constateren ten aanzien van haar oudere modellen. Vast staat voorts dat de molentjes van Deco c.s. sinds 2003, nadat Matix in 2002 haar eigen serie van 4 molentjes op de markt heeft gezet, op een soortgelijke voetplaat zijn bevestigd als de molentjes van Matix. Dat de kleurstelling van de molentjes van Deco c.s. van 2003 grote gelijkenis vertonen met Matix, ontkent Deco c.s. op zichzelf niet.

Op zichzelf genomen is het idee om een serie souvenirs van bepaalde molentypes te vormen door Matix noch door Deco c.s. te monopoliseren. Op grond van de constatering dat elk van de 10 verschillende modellen een andere uitvoering van een molen voorstelt waarbij de plaatsing en de vorm van de bijgebouwen, de boompjes en de poppetjes bij elk model verschillend zijn, is de rechtbank van oordeel dat de individuele molentjes van Deco c.s. niet zijn aan te merken als verveelvoudigingen van de molentjes van Matix en dat op grond daarvan geen sprake is van inbreuk op mogelijke auteursrechten ten aanzien van de afzonderlijke modellen.

Matix kan zich ook niet beroepen op bescherming van haar serie molens op grond van de gemeenschappelijke kenmerken van de individuele molentjes. Het auteursrecht geeft geen bescherming aan een bepaalde stijl waarin bepaalde werken zijn gemaakt. Dit geldt temeer waar het hier gaat om souvenir-molentjes die een nogal realistische weergave zijn van molens zoals die het Nederlandse landschap in werkelijkheid sieren.

Dat Deco c.s. voor de versie van 2003 dezelfde rechthoekige wieken voert die Matix ook op haar molens gebruikt, doet aan het voorgaande niet af. In het midden kan dan ook blijven of Deco, zoals zij heeft aangevoerd, al sinds 1990 deze wieken voert voor andere molentjes uit haar collectie en reeds in 2002 deze rechte versie van de wieken los had besteld bij haar fabrikant teneinde alle schuin toelopende wieken op haar oude modellen 12 cm molens te vervangen. Dat zowel bij Matix als bij Deco c.s. de molentjes zijn geplaatst op een bruin-rode voetplaat, met een soortgelijk goudkleurig plaatje met opschrift, kan Matix evenmin baten.

Blijkens de getoonde catalogi komt het gebruik van een voetplaat, al dan niet met een aanduiding met de tekst “Holland” bovendien veelvuldig voor bij andere fabrikanten in de souvenirbranche en ook bij andere artikelen dan molentjes. Matix kan zich ook ten aanzien van de maatvoering van haar molentjes niet beroepen op auteursrechtelijke bescherming. Daarbij verdient nog opmerking dat de molentjes van Deco c.s. weliswaar voorheen 11 cm maten en thans – net als die van Matix – 12 cm meten, maar de rechtbank heeft kunnen constateren dat dit hoogteverschil geheel verklaard wordt door de toegevoegde voetplaat. De conclusie is dat de molentjes van Deco c.s. geen inbreuk maken op enig auteursrecht van Matix.

Evenmin is sprake van slaafse nabootsing door Deco c.s. van de molentjes van Matix. De serie molentjes van Matix vertoont weliswaar grote gelijkenis met de serie molentjes van Deco c.s. van 2003, maar die borduren op hun beurt overduidelijk voort op de eerdere versies van de door haar op de markt gebrachte modellen. Deco c.s. heeft, onder meer door plaatsing van poppetjes die bij Matix niet aanwezig zijn, haar modellen verder gedetailleerd.

Het enkel navolgen van een bepaalde stijl brengt nog niet met zich dat sprake is van nabootsing. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de overeenkomsten mede het gevolg zijn van het feit dat Matix haar molentjes kennelijk laat vervaardigen door dezelfde Chinese producenten waarvan Deco c.s. haar molentjes al vele jaren betrekt. De rechtbank komt daarom op grond van de ontwikkeling die de Deco-molentjes hebben doorgemaakt en waarbij de afzonderlijke modellen van Deco c.s. in essentie steeds dezelfde basisvormen en compositie van gebouwen hebben behouden, tot het oordeel dat geen sprake is van nabootsing van Matix door Deco c.s. De vorderingen van Matix zullen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1403

De geest van de waarschuwing (2)

Rechtbank Utrecht 29 november 2005, Sem Trading - Wesco (met dank aan Leo Kooy, Octrooibureau Vriesendorp & Gaade B.V.)

In navolging van dit vonnis wederom een vonnis over de waarschuwing van wederverkopers. 
Wesco brengt sedert geruime tijd een pedaalemmer op de markt onder de naam Kickboy. Sem Trading brengt sinds kort een pedaalemmer op de markt, onder andere bij Gamma-bouwmarkten, die tussen partijen bekend is als de Bigfoot. Wesco heeft naast een sommatiebrief aan Sem Trading tevens Gamma verzocht en zonodig gesommeerd de verkoop van de pedaalemmer van Sem Trading te staken. Gamma heeft de bestelling geblokkeerd.

"De rechtmatigheid van een waarschuwing als voornoemd hangt niet alleen af van de waarheid daarvan, dus de vraag of Sem Trading daadwerkelijk inbreuk maakt op de rechten van Wesco, maar wordt met name bepaald door de vraag of Wesco een verwijt kan worden gemaakt, dat wil zeggen dat zij handelt in strijd met geldende zorgvuldigheidsnormen. Slechts wanneer tegen beter weten in, of al te lichtvaardig is aangenomen en doorgegeven dat er van inbreuk sprake is, kan een verwijt worden gemaakt. De beantwoording van de inbreukvraag moet in dit kort geding derhalve wel aan de orde komen, zij het marginaal.

Naar voorlopig en marginaal oordeel heeft Wesco niet al te lichtvaardig aangenomen dat van inbreuk sprake is. Hiertoe wordt overwogen dat voorshands voldoende aannemelijk wordt geacht dat de Kickboy een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt en dat niet aannemelijk is geworden dat dit oorspronkelijk karakter mede is bepaald door een noodzakelijk technisch effect. [...] Vervolgens dient beoordeeld te worden of van inbreuk door Sem Trading sprake is. Hiertoe zal moeten worden nagegaan in hoeverre de totaalindrukken tussen de Kickboy en de Bigfoot overeenstemmen. Deze totaalindrukken tussen de Kickboy en de Bigfoot stemmen naar voorlopig en marginaal oordeel dusdanig overeen dat Wesco in redelijkheid auteursrechtelijke bescherming heeft kunnen inroepen.

[...] Gelet op het voorgaande handelt Wesco niet onrechtmatig door Sem Trading en haar afnemers te waarschuwen gelijk zij heeft gedaan."

Lees hier het vonnis (met dagvaarding).